Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar"

Transcriptie

1 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Rapportage Individuele Voorzieningen Wmo & Rapportages SGBO Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Ten behoeve van een adequate informatievoorziening over de uitvoering van prestatieveld 6 van de Wmo brengen we periodiek de halfjaarrapportage Individuele Voorzieningen uit. In deze rapportage wordt ingegaan op het aantal verstrekte voorzieningen en de kosten daarvan. Bij deze bieden we de rapportage aan de raad aan. Teneinde ons Wmo beleid te evalueren, de klanttevredenheid te meten en onszelf te kunnen vergelijken met andere gemeenten voert SGBO daarnaast jaarlijks de Basisbenchmark Wmo en het Klantonderzoek Wmo uit. Dit jaar is er daarnaast ook specifiek op het onderdeel Individuele Voorzieningen een stedenvergelijking uitgevoerd. Ook deze drie stukken evenals de door SGBO opgestelde samenvatting van dit alles bieden we middels deze brief aan de raad aan. BW-nummer N.v.t. Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. MO10, Jan Marten de Hoop, 2541 Datum ambtelijk voorstel 15 oktober 2013 Registratienummer Ter besluitvorming door het college 1. De brief aan de raad over de halfjaarrapportage Individuele Voorzieningen Wmo en de SGBO-benchmark Wmo vast te stellen. Paraaf akkoord Datum Programmamanager E. van Aalzum Programmadirecteur R. van Wuijtswinkel Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad Besluit B&W d.d. 19 november 2013 nummer: 3.12 Conform advies Aanhouden Anders, nl. Bestuursagenda Paraaf akkoord Datum Gemeentesecretaris Portefeuillehouder Cvs raadsbrief SGBO benchmarks Wmo

2 Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Aan de gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat PP Nijmegen Telefoon Telefax (024) gemeente@nijmegen.nl Postadres Postbus HG Nijmegen Datum 19 november 2013 Ons kenmerk MO10 / Contactpersoon Jan Marten de Hoop Onderwerp SGBO benchmarkrapporten Wmo 2012 Datum uw brief N.v.t. Doorkiesnummer (024) Geachte leden van de raad, Ten behoeve van een adequate informatievoorziening over de uitvoering van prestatieveld 6 van de Wmo heeft het college besloten tot het uitbrengen van halfjaarlijkse rapportages over de Individuele Voorzieningen. In bijgaande rapportage over de eerste helft van 2013 (bijlage 1) wordt ingegaan op de aantallen verstrekte voorzieningen en de uitgaven hiervoor. SGBO voert daarnaast jaarlijks een basisbenchmark Wmo uit (bijlage 2). In deze landelijke benchmark worden resultaten vergeleken op alle negen prestatievelden die we kennen in het kader van de Wmo. Door middel van onze deelname aan de benchmark voldoen we als gemeente aan onze horizontale verantwoordingsplicht zoals neergelegd in artikel 9, lid 1 van de Wmo. Naast de basisbenchmark Wmo heeft SGBO ook een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd ten aanzien van onze Wmo-voorzieningen (bijlage 3). In deze rapportage wordt ingegaan op de tevredenheid van Wmo-klanten in Nijmegen ten aanzien van het contact met de gemeente, de hulp bij het huishouden, de overige Wmo-voorzieningen en onderwerpen als mantelzorg, vrijwilligerswerk en participatie. Ten slotte heeft SGBO in opdracht van de gemeente Rotterdam een benchmark specifiek ten aanzien van Individuele Voorzieningen in grote steden uitgevoerd (bijlage 4). Bij deze bieden we u dit SGBO rapport ter kennisgeving aan. SGBO heeft voor ons ook een samenvatting opgesteld ten aanzien van het gehele pakket aan benchmarks en monitoren. Ook dit document bieden wij u ter kennisgeving aan in bijlage 5. We sluiten de brief af met een korte uiteenzetting van de ontwikkelingen bij de afdeling Zorg op het gebied van dienstverlening. Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

3 Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 1 Halfjaarrapportage Individuele Voorzieningen Wmo en prognose 2013 In de rapportage over het eerste half jaar van 2013 (bijlage 1) wordt uitgebreid ingegaan op het aantal verstrekte Wmo-voorzieningen. We hebben enkele conclusies uitgelicht: Totaal aantal voorzieningen In totaal zijn in de eerste zes maanden van 2013 bijna Wmo-voorzieningen verstrekt. De Hulp bij het Huishouden is hierin in omvang de belangrijkste voorziening (bijna verstrekkingen); Huishoudelijke Hulp (HH) We verwachten in 2013 in totaal uur Hulp bij het Huishouden te leveren. Dit is een daling van 3% ten opzichte van Daarnaast indiceren we naar verhouding steeds meer HH1 in plaats van HH2; Uitgaven De uitgaven voor Hulp bij het Huishouden in natura laten in de periode een stijgende lijn zien. In 2013 verwachten we uit te geven. Dit is minder dan in Dit heeft te maken met de verdere doorvoering van de kanteling en het gunstige prijseffect van de nieuwe aanbesteding. Een meerjaren prognose voor de huishoudelijke hulp in natura is lastig. Vanaf 2015 voert het Rijk immers grote bezuinigingen op de zorg door en verandert de regelgeving in het kader van de omvorming van de Wmo en de AWBZ. Hiervoor hebben we een onderzoeksopdracht geformuleerd. Lagere uitgaven op de andere onderdelen dan de HH hebben daarnaast voor een groot deel te maken met de invoering van de eigen bijdragen en het algemeen gebruikelijk verklaren van een aantal voorzieningen. Basisbenchmark Wmo (alle prestatievelden) De basisbenchmark Wmo biedt op hoofdlijnen een Wmo-breed beeld van onze gemeente over alle prestatievelden heen. In het rapport (bijlage 2) wordt uitgebreid ingegaan op alle afzonderlijke prestatievelden. We hebben enkele conclusies uitgelicht: Beleidsparticipatie Op het onderdeel beleidsparticipatie scoren we onder gemiddeld. De belangrijkste reden is dat veel klanten hebben aangegeven nog nooit van de Wmo-raad gehoord te hebben. In Nijmegen kennen wij echter diverse adviescommissies, zoals de Seniorenraad en de adviescommissie Jeugd, Maatschappelijke opvang en Gehandicapten (JMG), die in feite gezamenlijk de Wmo-raad vormen. Een formele Wmo-raad kennen we dus niet in Nijmegen. We gaan er van uit dat de Nijmeegse inrichting van functie Wmo-raad invloed heeft gehad op de score; Leefbaarheid Ten aanzien van leefbaarheid scoren we boven gemiddeld. Leefbaarheid betreft volgens SGBO een schone, veilige en prettige leefomgeving, waar burgers weinig te kampen hebben met verloedering en overlastgevend gedrag en zich veilig voelen, zowel op straat als in huis; Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

4 Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 2 Jeugd Ook op het onderdeel Jeugd scoren we boven gemiddeld. We bieden als gemeente veel faciliteiten voor opvoedondersteuning en we hebben ook inzicht in het gebruik ervan; Individuele Voorzieningen Wmo Op het gebied van Individuele voorzieningen Wmo zien we een positief resultaat. Door de invoering van de Sociaal Wijkteams, de keukentafelgesprekken, de training van medewerkers en de nieuwe verordening zien we dat de kanteling in 2012 voor het eerst serieus vorm heeft gekregen. Cliënten geven ook aan dat deze werkwijze prettig is, dat de gesprekken positief zijn en dat men in de meeste gevallen tevreden is met de geboden oplossing. Er valt nog winst te behalen door de Sociaal Wijkteams in de gehele stad in te voeren; Mantelzorg De score voor mantelzorg is gemiddeld. Het aantal geregistreerde mantelzorgers in Nijmegen is klein. We hebben daarentegen wel goed zicht op het gebruik van de ondersteuning; Vrijwilligerswerk Ook op het gebied van vrijwilligerswerk ligt onze score tussen het landelijke gemiddelde en het gemiddelde van de referentiegemeenten in. We vervullen vele functies zoals bemiddeling van vrijwilligers, belangenbehartiging, promoten vrijwilligerswerk en verminderen regeldruk. We hebben daarentegen volgens de uitkomsten van dit onderzoek relatief weinig zicht op het gebruik van de ondersteuning. Recentelijk hebben we hier echter beter zicht op gekregen en het aantal vrijwilligers in Nijmegen is relatief hoog; Wonen, zorg en toegankelijkheid Op het onderdeel wonen, zorg en toegankelijkheid scoren we boven gemiddeld. Er is in Nijmegen een groot aanbod van algemene voorzieningen. Ook wordt er ingezet op de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties. Daarnaast zetten we actief in op levensloopbestendig bouwen en een fysiek toegankelijke openbare ruimte; Opvang en kwetsbare doelgroepen Ten aanzien van opvang en kwetsbare doelgroepen komt uit de basisbenchmark naar voren dat de beschikbare plaatsen maatschappelijke- en vrouwenopvang in Nijmegen voortdurend bezet zijn. Ons aanbod is echter zeker niet kleiner dan in andere steden en de voorzieningen zitten doorgaans weliswaar vol, maar ook daarin verschilt Nijmegen niet van andere steden en de belangrijkste oorzaken daarvan zijn de vastzittende woningmarkt en de afbouw van zorg met verblijf in de AWBZ. Nazorg bieden we via het Meldpunt Bijzondere Zorg. Het is dus niet helemaal helder waarom we onder gemiddeld scoren. Er wordt overigens wel aangegeven dat er in Nijmegen sprake is van een goed functionerend lokaal zorgnetwerk en heldere afspraken met woningcorporaties. Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

5 Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 3 Klantonderzoek Wmo In het kader van het klanttevredenheidsonderzoek Wmo heeft SGBO 495 ingevulde vragenlijsten ontvangen van Wmo-klanten in Nijmegen. In het rapport (bijlage 3) wordt uitgebreid ingegaan op een aantal onderdelen. We hebben enkele conclusies uitgelicht: Contact met de gemeente Respondenten geven gemiddeld een 7,1 voor het contact. In de referentiegroep is dit cijfer een 7,4. Mensen zijn tevreden met de tijd die er voor hen wordt uitgetrokken. 86% is (zeer) tevreden met de voorgestelde oplossing. In de referentiegroep is dit 89%; Aanvraagprocedure We krijgen een 7,0 voor de aanvraagprocedure (referentiegroep: 7,2). 92% van de cliënten geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de wachttijd tussen de aanvraag en het verkrijgen van de voorziening (referentiegroep: 89%); Hulp bij het huishouden Respondenten met zorg in natura geven gemiddeld een 7,7 (referentiegroep: 7,8) en respondenten met een pgb geven gemiddeld een 8,0 (referentiegroep: 8,1); Individuele voorzieningen overig Ten aanzien van de totale tevredenheid over de Wmo-voorziening(en) geven de respondenten gemiddeld een 7,5 (referentiegroep: 7,5); Participatie algemeen 86% van de respondenten geeft aan dat de ondersteuning / het hulpmiddel veel of redelijk bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen (referentiegroep: 83%). 74% geeft aan dat de ondersteuning hen helpt om mee te doen in de maatschappij (referentiegroep 76%). Benchmark Rotterdam Individuele Voorzieningen De gemeente Rotterdam heeft SGBO gevraagd haar Individuele Voorzieningen te vergelijken met enkele andere grote gemeenten. Nijmegen is daar één van. In het rapport (bijlage 4) wordt uitgebreid ingegaan op de ontwikkeling van uitgaven. We hebben enkele conclusies uitgelicht: Ontwikkelingen nieuwe toekenningen Het is opvallend dat het aantal nieuwe toekenningen woonvoorzieningen in Nijmegen relatief fors daalt. Dit heeft voor een deel te maken met de keuze in 2012 om bepaalde (kleine) aanpassingen algemeen gebruikelijk te verklaren. Daarnaast heeft het te maken met de invoering van de eigen bijdragen en het verder doorvoeren van de kanteling. Wat verder opvalt is dat het aantal nieuwe toekenningen voor individuele vervoerskosten ook in Nijmegen relatief fors is gedaald. Behalve het verder doorvoeren van de kanteling is niet helder welke oorzaak hieraan ten grondslag ligt; Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

6 Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 4 Uitgaven hulp bij het huishouden We geven in Nijmegen gemiddeld per inwoner 97 uit aan hulp bij het huishouden. De gemiddelde uitgaven per cliënt zijn Deze cijfers wijken niet opvallend veel af van de referentiegemeenten; Uitgaven individueel vervoer Wij geven relatief veel uit aan individuele vervoerskostenvergoedingen. Dit ligt voor de hand, omdat wij als enige van de referentiegroep werken met een individuele vervoerskostenregeling middels een forfaitair bedrag. De andere gemeenten zetten een individuele vergoeding slechts in zeer uitzonderlijke gevallen in. In principe kiezen zij voor (korting op) collectief vervoer; Woonvoorzieningen: We verrichten in Nijmegen relatief weinig woningaanpassingen. De kosten per inwoner zijn dan ook het laagst van alle referentiegemeenten. De (vermoedelijke) redenen hiervoor zijn de invoering van de invoering van de eigen bijdrage en het algemeen gebruikelijk verklaren van een aantal voorzieningen; Collectief vervoer We besteden slechts 1 per inwoner aan collectief vervoer en dat betreft onze generieke bijdrage aan de Stadsregiotaxi. In feite kennen wij in Nijmegen momenteel geen collectieve Wmo vervoerssystematiek en dat is dan ook de verklaring waarom we hier weinig kosten voor maken; Dienstverlening afdeling Zorg Zoals we in de inleiding hebben aangegeven sluiten we de brief af met een korte uiteenzetting van de ontwikkelingen op het gebied van dienstverlening vanuit de afdeling Zorg het afgelopen jaar. In maart 2012 is de afdeling Zorg namelijk gestart met een traject in het kader van het programma Dienstverlening. Na een aftrap met cliënten en medewerkers is een verbeterprogramma gestart. Hieronder volgen de meest in het oog springende verbeteringen: Samen met Publieksinformatie is de telefonische bereikbaarheid van het bureau Wmo sterk verbeterd; Medewerkers van welzijnsinstellingen hebben via een aparte box (en bij spoed via aparte mobiele nummers) direct toegang tot bureau Wmo; Het aanvraagformulier is sterk vereenvoudigd. Dit is in overleg met cliënten gebeurd. Ook zijn de eerste 20 beschikkingen en brieven in het kader van het project Algemeen Begrijpelijk Nijmeegs herschreven. Herhaalaanvragen Wmo worden nu telefonisch afgehandeld. Cliënten hoeven dus niet meer onnodig aanvraagformulieren en bijlagen in te leveren; Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

7 Gemeente Nijmegen Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsontwikkeling Vervolgvel 5 Drie maanden na de levering van hulpmiddelen bellen we klanten steekproefgewijs, om na te vragen of het geleverde hulpmiddel bevalt en of omtrent gebruik alles duidelijk is; We hebben het proces van het aanvragen van de gehandicaptenparkeerkaart opnieuw tegen het licht gehouden en een aantal verbeteringen doorgevoerd; We bieden cliënten meer transparantie in het proces van aanvragen, door binnen drie weken na datum aanvraag cliënten te informeren over de stand van zaken; De website is up to date gemaakt en houden we up to date. Eén van de concrete resultaten van dit alles is dat het aantal klachten en bezwaarschriften in de laatste drie jaren stelselmatig is afgenomen. Met al het bovenstaande heeft u een beeld van de meest opvallende uitkomsten van de halfjaarraportage Individuele Voorzieningen Wmo, de drie rapportages van SGBO en de ontwikkelingen op het gebied van dienstverlening door afdeling Zorg. Wilt u meer informatie dan kunt u de bijlagen raadplegen. Hoogachtend, college van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De Gemeentesecretaris, drs. H.M.F. Bruls drs. B. van der Ploeg Aantal Bijlagen: 5 1. Halfjaarrapportage Individuele Voorzieningen Wmo 2. SGBO Basisbenchmark Wmo SGBO klantonderzoek Individuele Voorzieningen Wmo 4. SGBO benchmark grote steden Individuele Voorzieningen 5. SGBO Samenvatting rapporten Raadsbrief SGBO benchmarks Wmo 2012

8 Rapportage Individuele voorzieningen Wmo September 2013 Rapportage Individuele voorzieningen Wmo 1

9 Inhoudsopgave Inleiding Samenvatting 1 Aantal verstrekkingen 2 Hulp bij het huishouden uitgelicht 2.1 Geleverde uren 2.2 Leveringspercentages 3 Uitgaven per voorziening 3.1 Hulp bij het Huishouden 3.2 Persoonsgebonden budgetten 3.3 Woonvoorzieningen en bouwkundige aanpassingen 3.4 Rolstoelen 3.5 Vervoersvoorzieningen 4 Conclusie 2

10 Inleiding Deze rapportage gaat in op de individuele voorzieningen die verstrekt worden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Naast de aantallen verstrekte voorzieningen in het eerste half jaar van 2013 (hoofdstuk 1) wordt specifiek ingegaan op ontwikkelingen rond de Hulp bij het Huishouden (hoofdstuk 2). Tot slot worden de uitgaven per voorziening voor 2013 in beeld gebracht. Samenvatting Voorzieningen In totaal zijn in de eerste zes maanden van 2013 bijna voorzieningen verstrekt. De Hulp bij het Huishouden is hierin in omvang de belangrijkste voorziening. Huishoudelijke Hulp We verwachten in 2013 in totaal uur Hulp bij het Huishouden (HH) 1 te leveren. Dit is een daling van 3% ten opzichte van We indiceren naar verhouding steeds meer HH1. Voor de eerste zeven zorgperioden in 2013 blijkt dat deze verhouding al is uitgekomen op 73% : 27%. Uitgaven De uitgaven voor Hulp bij het Huishouden in natura laat in de periode een stijgende lijn zien. In 2013 verwachten we uit te geven. Dit is minder dan in Een meerjaren prognose voor de huishoudelijke hulp in natura is lastig. Vanaf 2015 voert het Rijk grote bezuinigingen op de zorg door en verandert de regelgeving in het kader van de omvorming van de Wmo en de AWBZ. Hiervoor hebben we een onderzoeksopdracht geformuleerd. De uitgaven voor PGB s zijn redelijk stabiel. Ook bij de vervoersvoorzieningen zien we na een aanzienlijke daling vanaf 2012 een stabiel verloop. Voor de rolstoelen en woningaanpassingen verwachten we dat de kosten zicht op het niveau van 2013 voortzetten. 1 Huishoudelijke Hulp, niveau 1 (HH-1). Medewerkers HH-1 verrichten huishoudelijke werkzaamheden. Schoonmaken, wassen, strijken, koken, afwassen, opruimen en beperkte verzorging van huisdieren. Huishoudelijke Hulp, niveau 2 (HH-2). Medewerkers HH-2 doen hetzelfde huishoudelijke werk als de medewerkers HH-1. Daarnaast zorgen ze ook o.a. nog voor de organisatie van het huishouden en het tijdelijk verzorgen en opvangen van kinderen. 3

11 1 Aantal verstrekkingen Wmo voorzieningen We verstrekken individuele voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aan cliënten om hen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en te leven: hulp bij het huishouden; rolstoelen. op het gebied van vervoer: een vervoerskostenvergoeding, autoaanpassingen,scootmobiels; op het gebied van wonen: bouwkundige aanpassingen en woonvoorzieningen; Alle hulpvragen/verzoeken om een voorziening, ontvangen per aanvraagformulier, per mail, telefoon dan wel digitaal, worden per maand geregistreerd. De aanvragen worden na een intake vastgelegd. Op elke aangevraagde voorziening en op eventueel additioneel te verstrekken voorzieningen wordt een indicatiebesluit genomen door het bureau voorzieningen Wmo. Het indicatiebesluit is de juridische afhandeling van de aangevraagde voorziening. De juridische afhandeling van een aanvraag wordt middels een besluit aan de klant kenbaar gemaakt. Dit kan een toekenning dan wel afwijzing van een aanvraag inhouden. Op een positieve besluitvorming volgt de uiteindelijke verstrekking van de voorziening. In onderstaande tabel zijn het aantal nieuwe verstrekkingen gerelateerd aan het kwartaal weergegeven. Aantal Verstrekkingen 2013 Kw 1 Kw 2 Totaal Hulp bij het huishouden Rolstoel Vervoersvoorziening incidenteel Vervoersvoorziening periodiek Bouwkundige aanpassingen Woonvoorzieningen Totaal

12 2 Hulp bij het huishouden 2.1 Geleverde uren Hulp bij het Huishouden in natura In de eerste zeven zorgperioden van 2013 is uur hulp bij het huishouden geleverd (ten opzichte van in dezelfde periode in 2012). Na een aantal jaren van stijging laat het aantal uren hulp dit jaar een lichte daling zien. Grafiek 2.1: Aantal uren Hulp bij het Huishouden per jaar ( ) Uren huishoudelijke hulp per jaar HH2 HH Prognose 2013 Bij de huishoudelijke hulp zien we na een aantal jaren van stijging een lichte daling van het aantal uren hulp dat we verstrekken. De afgelopen jaren was er sprake van een toename van het aantal cliënten en de geleverde zorguren. Nijmegen heeft in deze periode een snellere groei doorgemaakt dan het landelijk gemiddelde. In 2012 was er landelijk een omslag van stijging naar daling, voor Nijmegen afzwakken van de stijging. Voor 2013 verwachten we een stabilisering of lichte daling. Sinds vorig jaar werken we gekanteld via keukentafelgesprekken in de sociaal wijkteams. We nemen in het gesprek nadrukkelijk mee wat de mogelijkheden zijn om het probleem te verhelpen met behulp van het eigen netwerk. Hierdoor leidt een aanvraag HH niet altijd tot een verstrekking HH; We indiceren naar verhouding steeds meer de goedkopere hulpsoort HH1. Voor de eerste zeven zorgperioden in 2013 blijkt dat deze verhouding tussen HH1 en HH2 is uitgekomen op 73%: 27%. Een indicatie voor HH2+ komt niet meer voor. Voor die situaties waarvoor extra begeleiding noodzakelijk is, wordt thuisbegeleiding (TBG) ingezet. Dit is apart ingekocht bij de ZZG. Klanten kunnen een keuze maken tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget. Voor de zorg in natura is met de nieuwe aanbesteding in mei 2013 met vijf zorgleveranciers een contract gesloten voor de levering van huishoudelijke hulp. In onderstaande grafiek is de verdeling van het aantal uren geleverde uren in 2013 naar zorgleverancier weergegeven. In deze grafiek staan zowel de voormalige (Axxicom, Inis, VDA) als de huidige leveranciers (TSN, Vérian, T-zorg, Oud Burgeren Gasthuis, Huize Rosa). Aan het einde van het jaar zal de verdeling er anders uitzien. Grafiek 2.2: Aantal geleverde uren per zorgleverancier (januari - juli 2013) 5

13 Geleverde uren per zorgleverancier 5,6% 24,8% 3,3% 0,2% 3,1% 2,2% 21,0% Axxicom INIS OBG Rosa T zorg TSN VDA Verian 39,8% 2.2 Leveringspercentages Met het leveringspercentage meten we het verschil tussen het aantal uren zorg waar een klant recht op heeft (op basis van de indicatie) en het aantal uren zorg dat hij/zij daadwerkelijk ontvangt. Een verschil ontstaat door het niet vervangen bij ziekte of vakantie van de hulp en door wachttijden voor de hulp gestart werd. Door interne maatregelen bij de zorgleveranciers (ziekteverzuimbeleid, efficiencyverbetering) is de afgelopen jaren een kleinere afstand ontstaan tussen geleverde en maximale zorg. Bij de zorgleveranciers in Nijmegen bedraagt het aantal geleverde uren bij zowel de HH1 als de HH2 rond de 91% van de geïndiceerde uren. Grafiek 2.3: Leveringspercentages per zorgleverancier (2013) % uren geleverd Axxicom INIS OBG Rosa T zorg TSN VDA Verian Gemiddeld HH1 96% 95% 88% 81% 85% 90% 96% 90% 91% HH2 95% 100% 88% 73% 89% 89% 96% 87% 91% Gemiddeld 95% 97% 88% 77% 87% 90% 96% 89% 91% 6

14 3. Uitgaven per Wmo voorziening De verstrekking van individuele hulpmiddelen op basis van de Wmo heeft een zogenaamd openeinde karakter. Dit betekent dat indien de noodzaak voor een voorziening wordt vastgesteld, deze voorziening ook toegekend moet worden. Dit vloeit voort uit onze gemeentelijke compensatieplicht. In de zorg rekenen we met 13 perioden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende voorzieningen : Hulp bij het huishouden in natura Hulp bij het huishouden via persoonsgebonden budgetten (PGB) Woonvoorzieningen & bouwkundige aanpassingen Rolstoelen Vervoersvoorzieningen 3.1 Hulp bij het huishouden (in natura) De uitgaven voor huishoudelijke hulp in natura laten tussen 2009 en 2012 een stijgende lijn zien. In 2013 is er sprake van een trendbreuk. In de eerste zeven zorgperioden van 2013 zijn de uitgaven en daarmee lager dan in dezelfde periode in 2012 ( ). In onderstaande grafiek is het verloop van de uitgaven voor de periode weergegeven. Het gaat hier om de uitgaven per jaar. Grafiek 3.1: Uitgaven Hulp bij het Huishouden in natura per jaar Kosten huishoudelijke hulp per jaar HH2 HH Prognose 2013 Bij de huishoudelijke hulp zien we na een aantal jaren van stijging een daling van de kosten. De dalende kosten zijn een direct gevolg van de afname van het aantal uren huishoudelijke hulp. Daar komt nog bovenop dat we vanaf 2013 een voordelig prijseffect hebben door de lagere uurtarieven die in de nieuwe contracten zijn afgesproken (voor ). 3.2 Hulp bij het huishouden via persoonsgebonden budgetten (PGB) De uitgaven voor de PGB s voor huishoudelijke hulp zijn nagenoeg constant gebleven. We verwachten in uit te geven aan PGB s ten opzichte van in In onderstaande grafiek zijn de uitgaven voor PGB s per jaar weergegeven over de jaren 2009 tot en met Grafiek 3.2: Uitgaven PGB per jaar 7

15 PGB Het aantal mensen dat een PGB voor huishoudelijke hulp heeft is redelijk stabiel. Ook de kosten die daarmee gepaard gaan liggen op een vergelijkbaar niveau. 3.3 Woonvoorzieningen en bouwkundige aanpassingen Onder woonvoorzieningen wordt een diversiteit aan voorzieningen verstaan: douche- en toiletvoorzieningen en verhuis- dan wel inrichtingskosten. Onder bouwkundige aanpassingen vallen de woningaanpassingen, installatie van trapliften, aanpassingen aan sanitaire voorzieningen etc. De verwachte uitgaven voor woonvoorzieningen en bouwkundige aanpassingen zijn ten opzichte van 2012 gedaald. In 2012 is uitgegeven aan woonvoorzieningen en woonaanpassingen. Voor 2013 verwachten we uit te geven. Grafiek 3.3: Uitgaven woningaanpassingen per jaar Woning aanpassingen Zowel het aantal mensen dat een vergoeding voor woonvoorzieningen krijgt als de hoogte van de totale kosten voor woningaanpassing is teruggelopen. Hiervoor hebben we de volgende verklaringen: Roerende voorzieningen in douche en toilet zijn algemeen gebruikelijk verklaard. Dit heeft een daling van het aantal gebruikers en uitgaven tot gevolg. Het grootste aandeel in de kostendaling komt voor rekening van de rubriek Woningaanpassing. Het aantal mensen dat daar een vergoeding voor krijgt halveert. Sinds 2012 moeten voor aanpassingen in de woning ook eigen bijdragen betaald worden. We 8

16 denken dat vooral mensen met wat hogere inkomens hierdoor geen Wmo-voorziening meer aanvragen maar kleine aanpassingen zelf regelen. 3.4 Rolstoelen De uitgaven voor rolstoelen laten in de afgelopen jaren een fluctuerend verloop zien. In 2013 verwachten we aan kosten. Grafiek 3.4: Uitgaven rolstoelen per jaar Rolstoelen Zowel in aantal gebruikers als in kosten is er geen duidelijke ontwikkelingslijn in de jaren Vervoersvoorzieningen Onder de vervoersvoorzieningen vallen zowel periodieke als incidentele voorzieningen. We spreken van een periodieke vervoersvoorziening indien sprake is van maandelijks gereisde kilometers per (eigen) auto of taxi, rolstoeltaxi of regiotaxi. Onder de incidentele vervoersvoorzieningen vallen voorzieningen die we eenmalig verstrekken zoals een autoaanpassing, advies over individuele parkeervergunningen en scootmobielen. De uitgaven voor vervoersvoorzieningen zijn nagenoeg constant gebleven in vergelijking tot We verwachten dit jaar een bedrag van voor vervoersvoorzieningen. Grafiek 3.5: Uitgaven vervoersvoorzieningen per jaar 9

17 Vervoersvoorzieningen De meest voorkomende voorzieningen bij vervoer zijn een tegemoetkoming in vervoerskosten of de verstrekking van een scootmobiel. De kosten voor deze voorzieningen zijn flink gedaald. Daarvoor zijn meerdere redenen: De hoogte van de generieke tegemoetkoming in vervoerskosten is in 2012 verlaagd van 500 naar 400 per persoon per jaar. Per saldo leverde dit een grotere besparing op dan verwacht. Cliënten mogen namelijk boven het forfaitaire bedrag tot maximaal declareren, maar in de praktijk declareert bijna niemand boven het forfaitaire bedrag (je moet dan immers ook de eerste 400 verklaren); Aan scootmobielen wordt minder uitgegeven. Een belangrijk verklaring hierbij is dat voor scootmobielen sinds 2012 een eigen bijdrage betaald moet worden. Daardoor is er een behoorlijk aantal uitstaande (maar niet of nauwelijks gebruikte) scootmobielen ingeleverd. Deze scootmobielen zijn vervolgens weer verstrekt aan nieuwe scootmobiel gebruikers. De kosten voor de gemeente voor deze hergebruikte scootmobielen zijn veel lager dan wanneer een nieuwe scootmobiel moet worden geleverd. 10

18 4 Conclusie De uitgaven voor PGB s zijn redelijk stabiel. Ook bij de vervoersvoorzieningen zien we na een aanzienlijke daling vanaf 2012 een stabiel verloop. Voor de rolstoelen en woningaanpassingen verwachten we dat de kosten zich op het niveau van 2013 voortzetten. Een meerjaren prognose voor de huishoudelijke hulp in natura is lastig. Vanaf 2015 voert het Rijk grote bezuinigingen op de zorg door en verandert de regelgeving in het kader van de omvorming van de Wmo en de AWBZ. Hiervoor hebben we een onderzoeksopdracht geformuleerd. 11

19 Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Nijmegen

20

21 Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Nijmegen SGBO Postbus HE Den Haag

22

23 VOORWOORD Het Sociale Domein is door de op komst zijnde transities volop in beweging. Voor 2015 staat de nieuwe Participatiewet op de agenda, en kunnen we de nieuwe Jeugdwet, de AWBZ Begeleiding en Persoonlijke verzorging in de Wmo verwachten. Deze nieuwe regelgeving brengt voor gemeenten extra taken met zich mee, leidt tot een andere rol en positie van gemeenten en noodzaakt ook nog eens tot forse bezuinigingen in het Sociale Domein. Met alleen bezuinigingen redden gemeenten het niet, het is ook tijd voor vernieuwing. Het ingezette beroep op de eigen kracht wordt steeds groter en de aanspraak op individuele voorzieningen wordt fors aan banden gelegd. We moeten met elkaar vooruit kijken en onze stappen zetten om goed te kunnen anticiperen op al deze ontwikkelingen. Tegelijkertijd blikken we, juist nu, met de Benchmark Wmo ook terug. Dit lijkt met elkaar in tegenspraak maar dat is het niet. Deze terugblik is namelijk noodzakelijk, omdat zo de goede stappen richting de toekomst zichtbaar worden. Vanuit SGBO werken we vanuit het principe beleid gebaseerd op informatie, omdat actuele stuurinformatie voor het maken van lastige beleidskeuzes een essentiële randvoorwaarde is. Met dit benchmarkrapport heeft u een belangrijke informatiebron in handen. U heeft inzicht in de inzet van middelen, de uitvoering en de effecten van uw huidige beleid. Indien u vragen heeft over dit benchmarkrapport of u wilt meer weten over ons onderzoeksaanbod in het algemeen, dan kunt u contact opnemen met uw contactpersoon. Angid Pons Projectleider Benchmark Wmo

24

25 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN INLEIDING BASISBENCHMARK GEMEENTE NIJMEGEN De gemeente Nijmegen heeft samen met 100 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de Benchmark Wmo. In de benchmark is op systematische wijze informatie verzameld over de negen verschillende prestatievelden. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan. De Wmo is een participatiewet: maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maakt om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met mantelzorgondersteuning of dagbesteding, maar ook met goede informatie en advies, opvoedondersteuning en huishoudelijke hulp. Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Het Ministerie van VWS geeft de kaders aan waarbinnen elke gemeente haar eigen beleid kan maken. Een beleid dat afgestemd is op de behoeften en samenstelling van de bevolking. De invoering van de Wmo heeft inmiddels zijn beslag gekregen. Gemeenten staan nu voor de uitdaging om het ingezette beleid te wijzigen of te continueren. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de decentralisaties van de AWBZ en de Jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet, zijn richtinggevend voor het nieuwe Wmo-beleidsplan. De toepassing van de principes van de Kanteling spelen in dit proces een belangrijke rol. Daarnaast zijn veel gemeenten geconfronteerd met bezuinigingsdoelstellingen en worden discussies gevoerd over de grenzen van de ondersteuning door de gemeente. De Benchmark Wmo genereert informatie voor de gemeente die nuttig kan zijn voor de discussie en implementatie van genoemde ontwikkelingen. Eén van de ideeën achter de Wmo is dat de gemeente bij uitstek in staat is om lokaal maatwerk te leveren en de burgers die dat nodig hebben de juiste ondersteuning te bieden. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het principe van benchmarken dat is gebaseerd op vergelijken met behulp van een uniforme vragenlijst. Het neemt niet weg dat de gemeente er belang bij heeft de eigen prestaties in beeld te hebben en zich af te vragen of verschillen in prestaties inderdaad het gevolg zijn van ingezet beleid of van verschillen in lokale situaties. De Benchmark Wmo draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de prestaties van de eigen gemeente en biedt de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten. BENCHMARK WMO Benchmarking is het vergelijken van organisaties. De Benchmark Wmo is een informatie- en sturingsinstrument voor en door gemeenten. Het doel van de Benchmark Wmo is drieledig: Leren van elkaar Verbeteren door vergelijken Instrument voor horizontale verantwoording De Benchmark Wmo bestaat uit twee verschillende vragenlijsten, meerdere rapporten, individuele vergelijkingsmogelijkheden, benchmarkdagen en een overkoepelende jaarpublicatie. Voor u ligt de rapportage van de Basisbenchmark Wmo. De rapportage toont u de resultaten van de gegevens over 2012 die u samen met de andere deelnemers heeft aangeleverd. Deze biedt op 1

26 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN hoofdlijnen een Wmo-breed beeld over alle prestatievelden heen. De rapportage bevat zowel vragen naar kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten). De rapportage is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers in uw gemeente boven tafel te krijgen. De verschillen tussen uw gemeente en de andere deelnemers kunnen een aanleiding zijn om op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en gebruik te maken van goede voorbeelden van andere deelnemers. Naast leren door vergelijken stelt de benchmark u in staat om te voldoen aan de verplichting tot horizontale verantwoording, zoals neergelegd in artikel 9 lid 1 van de Wmo. Elk model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de Benchmark Wmo. De resultaten zijn een indicatie voor de keuzes en prestaties van de gemeente op het Wmo-terrein en dienen als zodanig te worden beschouwd. De uitkomsten zelf moet u dan ook met de nodige voorzichtigheid benaderen. Het is bijvoorbeeld vaak niet mogelijk om een waardeoordeel te geven, zonder hierin het verhaal achter de cijfers' te betrekken. Niettemin kunt u op hoofdlijnen conclusies trekken. De keuze van de indicatoren De inhoud van de vragenlijst en van het rapport wordt bepaald door een aantal factoren. De vragenlijst is niet ieder jaar hetzelfde, de keuze van de indicatoren is onder andere gebaseerd op actuele ontwikkelingen binnen het gemeentelijk beleid. De volgende factoren spelen mee in de keuze van de indicatoren van de basisbenchmark over 2012: - Wettelijke verplichting voor de horizontale verantwoording, zoals opgenomen in artikel 9 van de Wmo. De verplichte vragen vormen een onderdeel van de vragenlijst. - Weergave van de totale beleidscyclus. De indicatoren en vragen betreffen de volledige beleidscyclus. - Inzicht in inzet van beleid. Deze vragen betreffen de input van het beleid op de verschillende prestatievelden. - Inzicht in de output. Deze factor betreft met name de registratie van de output: het gebruik van en deelname aan de Wmo-producten en activiteiten. - Inzicht in de effecten van het beleid (outcome). Voor zover deze gegevens voorhanden zijn, is gekeken naar de effecten van de maatregelen voor de burger. Op welke effecten kan de gemeente sturen? - Perspectief van de burger. Hoe denkt de burger er zelf over? Hoe tevreden zijn de burgers over het aanbod op de diverse terreinen van de Wmo? - Afzetten van de eigen gemeentelijke doelstellingen en keuzes tegen de resultaten van de benchmark. Welke doelstellingen zijn bereikt en welke terreinen behoeven nog aandacht? - Beschikbaarheid van informatie. Zijn er eenduidige kengetallen beschikbaar via landelijke monitors, zoals de Integrale Veiligheidsmonitor? - Vergelijkbaarheid van indicatoren. 2

27 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN WEERGAVE VAN DE BENCHMARKRESULTATEN Thermometers De resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn gebaseerd op verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. De indicatoren betreffen zowel de inzet van het beleid, de resultaten van het beleid, het registreren van het gebruik van de Wmo-voorzieningen, als de effecten (zoals bijvoorbeeld tevredenheid). Onder iedere thermometer is een tekstvak opgenomen waarin de indicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd. De ene indicator weegt zwaarder mee in de scorebepaling dan de andere. Per thermometer wordt aangegeven welke (type) indicatoren relatief zwaar of minder zwaar meetellen. In bijlage 1 kunt u de precieze scorebepaling per thermometer en per indicator bekijken. Omdat de thermometers jaarlijks worden aangepast, zijn deze vooral geschikt om een vergelijking met andere gemeenten te maken en minder geschikt om uw eigen gemeente in de tijd te vergelijken. Ze geven een beeld van waar u op een bepaald beleidsterrein staat in relatie tot andere gemeenten. Weergave van de scores De scores van het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en van de benchmark worden aangegeven met een horizontaal streepje door de thermometer met rechts ervan het percentage. Het blauwe streepje geeft het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse weer en het rode streepje het benchmarkgemiddelde. Als u één streepje ziet, dan valt het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse samen met het benchmarkgemiddelde. De inhoud van de thermometer geeft de score aan van uw gemeente en het percentage staat genoemd in de onderkant van de thermometer. Als de inhoud van de thermometer uitkomt boven het rode horizontale streepje, is de score van uw gemeente hoger dan de score van het gemiddelde van de benchmark. De marge voor een score ongeveer gelijk aan de gemiddelden is 2% of 3% (afhankelijk van de afgeronde optellingen van de individuele scores). Is uw score bijvoorbeeld 2% lager dan het benchmarkgemiddelde, dan staat in het rapport dat uw score ongeveer gelijk is aan het benchmarkgemiddelde. 3

28 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Trendgegevens en tabellen Niet alle gevraagde gegevens zijn geschikt voor waardering, maar zijn wel interessant om te vergelijken. Deze gegevens zijn veelal opgenomen in tabellen die per thema zijn weergegeven. Het kan zijn dat een tabel of een cel leeg is. Dat betekent dat u mogelijk één of meerdere vragen niet heeft ingevuld. Als een vraag door minder dan 10 gemeenten is ingevuld, dan worden er geen gemiddelden weergegeven in de tabel. Bij een dergelijk laag aantal is het lastig om betrouwbare waarden te genereren. Bij een aantal onderwerpen zijn de gegevens over meerdere jaren weergegeven, de zogenaamde trendgegevens. Gemeenten die meerdere jaren meedoen aan de Benchmark Wmo kunnen op deze onderdelen zichzelf monitoren. Tabellenbijlage Gezien de omvang van dit managementrapport is het niet mogelijk om de resultaten van alle vragen in dit rapport op te nemen. In aanvulling op het managementrapport zijn de ingevulde antwoorden (rechte tellingen) weergegeven in een tabellenbijlage. Dit is een Excel-bestand waarin de resultaten van uw gemeente waar mogelijk worden vergeleken met het gemiddelde van de gemeenten uit uw grootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. Het is ook mogelijk om de resultaten van uw gemeente te vergelijken met individuele andere gemeenten die u zelf kunt kiezen. De tabellenbijlage kunt u gebruiken als naslagwerk. Cliënttevredenheidsonderzoek 1 en andere gegevensbronnen Een belangrijke indicator voor het meten van effecten is de tevredenheid van de burgers en cliënten over de ondersteuning vanuit de Wmo. Daarom heeft SGBO in haar benchmark de tevredenheidscijfers van cliënten individuele voorzieningen opgenomen. Deze cijfers komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat SGBO onder ongeveer 100 gemeenten uitvoert, waaronder ook de meeste deelnemers van de benchmark. De recente CTO's zijn voor de meeste gemeenten gehouden in de periode januari-maart 2013 onder cliënten en (aan)vragers van individuele voorzieningen (hulp bij het huishouden en Wmovoorzieningen inclusief collectief vervoer). Als uw gemeente in de afgelopen drie jaren geen CTO heeft laten uitvoeren bij SGBO, dan worden deze gegevens niet automatisch ingelezen. U kunt zelf tevredenheidscijfers aanleveren die vergelijkbaar zijn uitgevraagd. Indien geen cijfers over tevredenheid zijn ingelezen of aangeleverd, dan worden deze niet meegewogen in de desbetreffende thermometers. In het rapport is gebruikgemaakt van CBS-gegevens. Daarbij is uitgegaan van de peildatum 1 januari 2013 of, als deze gegevens niet beschikbaar waren, van de meest recente oudere cijfers. Andere cijfers in het rapport komen uit het periodieke onderzoek Kinderen In Tel 2012 (Verweij-Jonker Instituut). Tenslotte zijn de landelijke gegevens over schooluitval afkomstig van het ministerie van OC&W 2. 1 In de Wmo is wettelijk de verplichting opgenomen om jaarlijks een onderzoek te doen naar de tevredenheid onder vragers van maatschappelijke ondersteuning. Dit kan een schriftelijk onderzoek zijn onder cliënten die een individuele voorziening ontvangen, maar ook een onderzoek onder een andere doelgroep of met een andere onderzoeksmethode

29 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Leeswijzer Het rapport voor de basisbenchmark is opgebouwd uit de volgende thema s: Beleids- en maatschappelijke participatie Leefbaarheid en sociale samenhang Prestatieveld 1 Jeugd Prestatieveld 2 Toegang en oplossingen voor Wmo-ondersteuningsvragen Prestatievelden 3 en 6 Mantelzorg Prestatieveld 4 Vrijwilligerswerk Prestatieveld 4 Wonen, zorg en toegankelijkheid Prestatieveld 5 Opvang Prestatievelden 7, 8 en 9 Voor ieder thema is in het rapport een thermometer opgenomen. In bijlage 1 is de exacte scorebepaling per kernindicator (per thermometer) terug te vinden. Probeert u bij het lezen van deze thermometers antwoorden te formuleren op de volgende vragen: Herkent u zich in de resultaten? Welke factoren verklaren het prestatieniveau van uw gemeente? Geven de benchmarkresultaten aanleiding de achtergrond van uw prestatieniveau verder te analyseren of veranderingen in uw gemeente door te voeren? Zo kunt u de benchmarkresultaten optimaal benutten om te leren en te verbeteren. 5

30 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN DE RESULTATEN: DE WMO-THERMOMETER GEMEENTE NIJMEGEN De Wmo-thermometer is het gewogen gemiddelde van de scores op de hiernavolgende thema's: beleidsparticipatie, leefbaarheid en sociale samenhang, jeugd, toegang en oplossingen voor Wmoondersteuningsvragen, mantelzorg, vrijwilligerswerk, wonen, zorg en toegankelijkheid en opvang. De Wmo-thermometer geeft een indicatie waar uw gemeente staat ten opzichte van andere gemeenten in het totale Wmo-beleid. De Wmo-thermometer laat zien dat uw gemeente lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse scoort en lager dan het gemiddelde van de benchmark scoort. 6

31 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN BELEIDSPARTICIPATIETHERMOMETER Het hoofddoel van de Wet maatschappelijke ondersteuning is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving (=maatschappelijke participatie). Beleidsparticipatie omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij beleid en uitvoering. Dit zijn bijvoorbeeld inspraakbijeenkomsten, consultering van burgerpanels of het uitvoeren van een bewonersenquête. De gemeente is verplicht om burgers, cliënten en burger- of cliëntenorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmo-beleid. In welke fase van de beleidscyclus de burgers of cliënten worden betrokken, kan per gemeente verschillen, evenals de rol en verantwoordelijkheden die panels, platforms of andere burger- en cliëntenorganisaties krijgen toebedeeld. Bepalen van de score Deze thermometer geeft enerzijds aan hoe breed en intensief de beleidsparticipatie is opgezet. Hoe breder en intensiever (meer doelgroepen, intensiever betrokken, in meerdere fasen van de beleidscyclus en meer verantwoordelijkheden), hoe hoger de score. Dit geldt ook voor de communicatie door de gemeente over beleidsbeslissingen en resultaten van onderzoek of evaluatie. Anderzijds is de score op beleidsparticipatie ook hoger naarmate meer mensen de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) kennen en deze breed is samengesteld. De informatie over de bekendheid van de Wmo-raad komt uit het schriftelijke standaard cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat is uitgevoerd door SGBO 3. Indicatoren beleid 1. Participatie: Aantal betrokken prestatievelden en intensiteit betrokkenheid (verplichte vraag) 2. Participatie: Aantal ingezette participatiemethoden en intensiteit (verplichte vraag) 3. Participatie: Vertegenwoordiging Wmo-raad 4. Participatie: Betrekken burgers en cliënten in verschillende fases van de beleidscyclus 5. Participatie: Rol en verantwoordelijkheden burgers, cliënten en burger- en cliëntorganisaties 6. Participatie: Communicatie naar burgers Indicatoren effecten 7. Participatie: Aandeel cliënten dat van de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) heeft gehoord (uit CTO) Op beleidsparticipatie scoort uw gemeente lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark. De Wmo-raad (of ander participatieorgaan) is in de meeste gemeenten de voornaamste partner bij de beleidsontwikkeling. De Wmo bevat 9 prestatievelden met minstens even zoveel doelgroepen. Een Wmoraad (of ander participatieorgaan), bestaande uit vertegenwoordigers van de diverse prestatievelden, kan makkelijker adviseren over de diverse beleidsvelden van de Wmo. 3 Indien deze gegevens niet voorhanden zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden. 7

32 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Uit onderstaande tabel kunt u aflezen welke doelgroepen zijn vertegenwoordigd in uw Wmo-raad (of ander participatieorgaan) in vergelijking met de gemeenten uit uw grootteklasse en met alle benchmarkgemeenten. 61% van de gemeenten geeft aan dat er nog andere doelgroepen worden vertegenwoordigd in hun Wmo-raad. Dit zijn bijvoorbeeld ouderen, allochtonen en mensen van de kerk. Wmo raden kunnen bestaan uit leden die vanuit persoonlijke titel in de raad zitten of door burgers die doelgroepen vertegenwoordigen. Tabel 1: Vertegenwoordiging van doelgroepen in de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vraag 0.8) Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Bewoners Nee 73 % 85 % Ouders Nee 73 % 61 % Jongeren en jongvolwassenen (tussen jaar) Ja 27 % 41 % Inwoners met fysieke beperking Ja 91 % 95 % Inwoners met verstandelijke beperking Ja 80 % 71 % Inwoners met chronisch psychische of psychosociale problemen Ja 91 % 84 % Mantelzorgers Nee 82 % 92 % Vrijwilligers Nee 73 % 88 % Dak- en thuislozen en verslaafden Ja 36 % 31 % OGGz-cliënten Ja 64 % 57 % Slachtoffers van huiselijk geweld Nee 18 % 19 % Anders Ja 67 % 61 % Het budget dat uw gemeente in 2012 beschikbaar heeft gesteld aan de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) en de uitgaven aan de vacatiegelden staan in onderstaande tabel weergegeven, samen met het gemiddelde van de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. Daarnaast maakt de tabel zichtbaar welke andere ondersteuning, naast het beschikbaar stellen van een budget en vacatiegelden, uw gemeente de Wmo-raad (of ander participatieorgaan) verleent. Tabel 2: Uitgaven en ondersteuning Wmo-raad (of ander participatieorgaan) (vragen 0.9 en 0.10) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Budget Wmo-raad per inwoner 0,22 0,21 0,22 Vacatiegelden per inwoner 0,10 0,09 0,18 Coaching Nee 30 % 29 % Deskundigheidsbevordering Nee 55 % 54 % Facilitering Ja 100 % 92 % Ambtelijke ondersteuning Ja 100 % 81 % 8

33 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE Het bevorderen van maatschappelijke participatie is één van de uitgangspunten van de Wmo-gedachte. Maatschappelijke participatie heeft onder andere betrekking op het zelfstandig kunnen wonen, deelnemen aan de arbeidsmarkt, het hebben van financiële ruimte om te participeren, het ontwikkelen van een eigen netwerk, het zorgen voor een naaste, het doen van vrijwilligerswerk en het onderhouden van sociale contacten. Kortom: meedoen aan de maatschappij. Maatschappelijke participatie wordt niet door middel van een thermometer weergegeven. De indicatoren voor maatschappelijke participatie zijn deels achtergrondvariabelen die door Wmo-beleid maar moeilijk te beïnvloeden zijn. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met de historische, economische en gezondheidssituatie in een regio. Daarom is het lastig om deze variabelen te waarderen, vergelijken is echter wel goed mogelijk. De achtergrondvariabelen geven de (economische) situatie weer die de maatschappelijke participatie van (jeugdige) burgers kan belemmeren of bevorderen. Dit gaat om arbeidsparticipatie, aandeel burgers dat leeft van een bijstandsuitkering en het aandeel huishoudens met een laag inkomen. Tabel 3: Kenmerken participatie 456 Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Inwoneraantal (CBS) Aandeel ouderen (65+) (CBS) 14 % 14 % 17 % Aandeel ouderen (75+) (CBS) 6 % 6 % 8 % Netto arbeidsparticipatie: aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële 64 % 68 % 68 % beroepsbevolking [4] (CBS) Bijstandsuitkeringen: aandeel bijstandsuitkeringen op grond van WWB en WIJ op de 8 % 5 % 3 % beroepsbevolking[5] (CBS) Jeugdwerkloosheid: aandeel niet-werkende werkzoekende jongeren van 15 t/m 22 jaar % 2 % 2 % (CBS, jeugdmonitor) Kinderen in uitkeringsgezin: aandeel kinderen van 0-18 jaar in uitkeringsgezin (Kinderen in Tel) Aandeel huishoudens met een laag inkomen, in de eerste 10 procentsgroep[6] (CBS) 9 % 6 % 4 % 10 % 8 % 6 % 4 Deze CBS-gegevens zijn beschikbaar voor gemeenten boven inwoners. 5 Dit is het (totaal) aantal uitkeringen gedeeld door de beroepsbevolking. Deze CBS-gegevens zijn alleen beschikbaar voor gemeenten boven de inwoners. 6 De eerste 10 procentsgroep zijn de 10% huishoudens met het laagste inkomen. 9

34 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Andere belangrijke indicatoren van maatschappelijke participatie zijn mantelzorg, vrijwilligerswerk en de mate van eenzaamheid. Mantelzorg De definitie van mantelzorg die vaak gehanteerd wordt is: Mantelzorgers zorgen onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorg is ook geen vrijwilligerswerk. Voor gemeenten is de mantelzorger een onmisbare partner in het lokale zorgbeleid. Hun inzet helpt het beroep op Wmo-voorzieningen te beperken of uit te stellen. Hiermee is mantelzorg niet alleen een vorm van maatschappelijke participatie voor degene die de mantelzorg levert maar kan het ook een belemmering zijn voor participatie wanneer de mantelzorger overbelast is. In Nederland zorgt gemiddeld een op de vijf inwoners voor een ander. Wanneer de striktere definitie gebruikt wordt waarbij het gaat om onbetaalde zorg van meer dan acht uur per week of van minimaal drie maanden is 12% van de inwoners mantelzorger. Intensief en langdurig zorgen voor een ander kan als zwaar worden ervaren. Van de mantelzorgers voelt 14 procent zich tamelijk zwaar tot zwaar belast. Bij 75plussers ligt dit aandeel iets hoger, namelijk op 17% 7. In de gemeente Nijmegen gaf 11% van de volwassenen aan in het jaar voorafgaand aan het onderzoek mantelzorg te hebben gegeven. In de regio Nijmegen heeft 16% van de 65-plussers aangegeven mantelzorg te hebben gegeven. 17% van deze groep voelde zich hierbij zwaar tot tamelijk zwaar belast. 8 9 Vrijwilligerswerk De definitie 10 van vrijwilligerswerk is werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. Ongeorganiseerd vrijwilligerswerk wordt vaak informele zorg genoemd maar kan je ook onder vrijwillige inzet scharen. Vrijwilligerswerk wordt in verschillende bronnen anders geoperationaliseerd en vastgesteld. Dit levert uiteenlopende schattingen op van het aandeel vrijwilligers in de bevolking (Dekker, De Hart en Faulk, 2007). Wanneer gevraagd wordt of iemand vrijwilligerswerk doet levert dit voor volwassenen doorgaans aandelen op tussen de 26 en 29%. 11. Als respondenten gevraagd wordt of zij zich in het afgelopen jaar minstens één keer onbetaald hebben ingezet voor organisaties en verenigingen op een aantal verschillende gebieden levert dit doorgaans een veel groter aandeel vrijwilligers op, bijvoorbeeld 45 procent in 2008 uit het POLS onderzoek. 12 In de gemeente is 39% van de inwoners actief als vrijwilliger. 13 Eenzaamheid Eenzaamheid ontstaat als iemand het gevoel heeft er alleen voor te staan, zoals iemand die een partner door overlijden of scheiding is kwijtgeraakt. Soms is eenzaamheid tijdelijk. Zich eenzaam voelen kan duiden op een gebrek aan sociale contacten en een beperkte maatschappelijke participatie. Persoonlijke 7 Bron alle landelijke cijfers: Gezondheidsmonitor 2012, GGD en, CBS en RIVM 8 GGD Volwassenenmonitor GGD Ouderenmonitor Definitie die in 1982 is vastgesteld door de Interdepartementale Commissie Vrijwilligersbeleid 11 Bronnen: de EBB, het Survey Integratie Minderheden en Culturele Veranderingen 12 Vrijwillige inzet CBS, Nijmeegse Stad en Wijk Monitor

35 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN eigenschappen zoals gebrek aan sociale vaardigheden, een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen, gevoelens van sociale angst, sterke verlegenheid en introversie kunnen tot (langdurende) eenzaamheid leiden. Daarnaast kunnen ook gezondheidsproblemen de kans op eenzaamheid vergroten. 30 procent van de volwassen Nederlandse bevolking is eenzaam. Soms gaat het om sterke eenzaamheid (10 procent), waarbij zeer sterk en sterk vaak samen genomen wordt en soms om matige eenzaamheid (20 procent 14 ). In het meeste GGD onderzoek is eenzaamheid gemeten met behulp van de eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld 15. Dit meetinstrument bevat 11 stellingen, waarmee een totaalscore voor eenzaamheid kan worden bepaald. Op basis van deze stellingen hebben volwassenen aangegeven in hoeverre zij tevreden zijn met hun sociale contacten. Er zijn zowel positieve, als negatieve stellingen geformuleerd. De somscore van de stellingen is een maat voor eenzaamheid. De respondenten weten niet, dat er eigenlijk gevraagd wordt naar de mate van eenzaamheid die men ervaart. In de gemeente Nijmegen blijkt 1% van de volwassenen zeer ernstige eenzaam, 5% ernstig eenzaam en 35% matig eenzaam. Opgeteld is dat 4 van de 10 inwoners die zich in meer of minder mate eenzaam voelt. In de regio Nijmegen is 41% van de 65-plussers eenzaam. Daarvan is 34% matig eenzaam, 4% ernstig eenzaam en 3% zeer ernstig eenzaam Bron: onderzoek van Coalitie ERBij door TNS/NIPO, november T. van Tilburg en J. de Jong Gierveld (red.)(2007), Zicht op eenzaamheid: Achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen, Van Gorcum Uitgeverij (ISBN ). 16 GGD Volwassenenmonitor GGD Ouderenmonitor

36 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN LEEFBAARHEIDSTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 1) Prestatieveld 1 van de Wmo gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Leefbaarheid laat zich definiëren als het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Bepalen van de score Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten is in de leefbaarheidsthermometer weergegeven in elf indicatoren. Twee indicatoren betreffen de inzet van beleid, zoals het maken van afspraken over het verbeteren van de leefbaarheid en inzicht in de situatie, twee indicatoren gaan in op de aanwezigheid van voorzieningen voor jong en oud en de overige indicatoren geven de resultaten en effecten weer in de vorm van schaalscores of een (tevredenheids)percentage. De schaalscores betreffen de sociale kwaliteit, de fysieke verloedering van de woonomgeving, sociale overlast en overige overlast. Daarnaast is gekeken naar de onveiligheidsbeleving, naar de mening van burgers over de fysieke collectieve voorzieningen en het aandeel inwoners dat zich actief inzet voor het verbeteren van de buurt. Een aanzienlijk deel van de indicatoren is gebaseerd op de basisvragenlijst van de Integrale Veiligheidsmonitor 18. De beleidsindicatoren en de resultaat- en effectindicatoren tellen even zwaar mee. Indicatoren beleid 1. Leefbaarheid: Inzet (gemeentelijke activiteiten) bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid (verplichte vraag) 2. Leefbaarheid: Afspraken met woningcorporaties over sociale samenhang en leefbaarheid Indicatoren resultaten en effecten 3. Leefbaarheid: Aanwezigheid basisvoorzieningen 4. Leefbaarheid: Aanwezigheid speelruimte (Kinderen in Tel) 5. Leefbaarheid: Schaalscore sociale kwaliteit van de woonomgeving 6. Leefbaarheid: Schaalscore fysieke verloedering van de woonomgeving 7. Leefbaarheid: Aandeel onveiligheidsbeleving 8. Leefbaarheid: Schaalscore sociale overlast 9. Leefbaarheid: Schaalscore overige overlast 10. Leefbaarheid: Aandeel actieve burgers in buurt 11. Leefbaarheid: Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen in de buurt Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark op de leefbaarheidsthermometer. Sociale samenhang gaat over contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als doel de wederzijdse hulpverlening te versterken. Het stimuleren van ontmoeting en het vergroten van de betrokkenheid bij de eigen leefomgeving zijn belangrijke pijlers van het gemeentelijk beleid. Het 18 Indien deze cijfers niet voorhanden zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden. 12

37 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN verbeteren van de onderlinge contacten kan gevoelens van eenzaamheid verminderen en inwoners motiveren om meer te participeren. Uit het Belevingsonderzoek onder inwoners van SGBO 2012 blijkt dat driekwart van de inwoners wel eens buren helpt met kleine klusjes, zoals planten water geven tijdens afwezigheid of de post bewaren. Uitgebreide en langdurige structurele burenhulp komt nog moeilijk van de grond. Leefbaarheid betreft een schone, veilige en prettige leefomgeving, waar burgers weinig te kampen hebben met verloedering en overlastgevend gedrag en zich veilig voelen, zowel op straat als in huis. Ook de aanwezigheid van basisvoorzieningen, zoals speelplaatsen, scholen en winkels, draagt bij aan het gevoel in een fijne wijk of kern te wonen. De beleving van de leefbaarheid en sociale samenhang in de eigen buurt is in de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven 19. Wel blijkt dat inwoners in 2011 minder overlast ervaren, zoals verloedering, dreiging en verkeersoverlast. De sociale overlast (hangjongeren, dronkenschap, et cetera) en overlast van vermogensdelicten zijn niet wezenlijk veranderd. De onveiligheidsbeleving is licht gedaald in 2011, 25% voelt zich wel eens onveilig en 3% voelt zich vaak onveilig. Mensen voelen zich vooral onveilig op plekken waar jongeren rondhangen. In de volgende tabel kunt u zien hoe uw gemeente scoort op de vier schaalscores sociale kwaliteit en fysieke verloedering van de woonomgeving, sociale overlast en overige overlast. Het aandeel inwoners dat zich onveilig voelt, het aandeel actieve burgers in de buurt en de tevredenheid over de fysieke collectieve voorzieningen worden ook in de tabel weergegeven. Dit zijn de gegevens die door uw gemeente zijn ingevuld op basis van cijfers uit bijvoorbeeld een leefbaarheidsmonitor, een Integrale Veiligheidsmonitor of een GGD-bevolkingsenquête. Bij alle schaalscores, behalve de schaalscore sociale kwaliteit leefomgeving geldt hoe hoger de score, hoe lager de prestatie. Dus een hoog cijfer op de schaalscore sociale overlast, betekent dat de inwoners veel sociale overlast ervaren. Een deel van de benchmarkdeelnemers beschikt niet over de genoemde schaalscores. Voor deze gemeenten is onderstaande tabel dan ook (deels) niet ingevuld. Tabel 4: Schaalscores sociale kwaliteit, fysieke kwaliteit, sociale overlast, overige overlast, aandeel onveiligheidsbeleving, tevredenheid over fysieke collectieve voorzieningen en aandeel actieve burgers Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Sociale kwaliteit leefomgeving (vraag 1.2) 5,9 6,2 6,7 Fysieke verloedering van de leefomgeving (vraag 1.3) 3,7 3,6 3,4 Sociale overlast (vraag 1.5) 2,2 2,0 1,7 Overig overlast (vraag 1.6) 2,0 1,7 1,5 Aandeel onveiligheidsbeleving (%ja) (vraag 1.4) 25 % 22 % 18 % Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen (vraag 1.10) 6,3 5,7 5,5 Aandeel actieve burgers in buurt (%ja) (vraag 1.9) 16 % 21 % 23 % 19 Uit IVM 2011, Landelijke Rapportage, CBS 13

38 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN In de volgende tabel is opgenomen hoe de inwoners van uw gemeente oordelen over het functioneren van de gemeente in het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid in de buurt. De weergegeven percentages zijn een optelling van de antwoorden helemaal mee eens of mee eens op de in de tabel genoemde stellingen. De stellingen worden meegenomen in een Integrale Veiligheidsmonitor of kunnen onderdeel uitmaken van een lokaal onderzoek. De tabel bevat ook de percentages voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark. Tabel 5: Functioneren van de gemeente op leefbaarheid en veiligheid (vraag 1.8) Helemaal mee eens, mee eens % Grootteklasse % Benchmark % De gemeente heeft aandacht voor het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente informeert de buurt over de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente betrekt de buurt bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt 54 % 49 % 52 % 53 % 47 % 47 % 44 % 38 % 41 % De gemeente is bereikbaar voor meldingen en klachten over de leefbaarheid en veiligheid in de 48 % 55 % buurt De gemeente reageert op meldingen en klachten over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt De gemeente doet wat ze zegt bij het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt 31 % 39 % 26 % 32 % 14

39 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN JEUGDTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 2) Prestatieveld 2 is de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en van ouders met opvoedproblemen. Dit krijgt vorm binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Alle gemeenten hebben inmiddels een fysiek inlooppunt of spreekuur en de mogelijkheid om telefonisch of digitaal vragen over opvoeden te stellen. Een belangrijk onderdeel van een CJG is het registreren van het gebruik van opvoedondersteuning en het (fysieke, telefonische of digitale) opvoedsteunpunt. Bepalen van de score De jeugdthermometer is opgebouwd uit acht indicatoren die ingaan op beleid, afspraken en registratie en vier indicatoren die kunnen worden betiteld als achtergrondvariabelen (uit onderzoek Kinderen In Tel) en resultaten van beleid. Bij het bepalen van de score op de jeugdthermometer is gekeken of gemeenten zicht hebben op het gebruik van opvoedondersteuning, op het gebruik van het (fysieke, telefonische of digitale) opvoedsteunpunt, hoeveel zij investeren in schoolmaatschappelijk werk en welke faciliteiten het fysieke inloopsteunpunt biedt. Daarnaast is gekeken wat de stand van zaken is van de jeugd op basis van een aantal indicatoren uit het onderzoek Kinderen In Tel. Alle indicatoren tellen ongeveer even zwaar mee in de eindscore. Indicatoren beleid, afspraken en registratie 1. Jeugd: Faciliteiten opvoedondersteuning (verplichte vraag) 2. Jeugd: Inzicht in gebruik opvoedondersteuning 3. Jeugd: Inzicht in vragen/bezoekers opvoedsteunpunt/opvoedtelefoon/digitaal steunpunt 4. Jeugd: Faciliteiten en werkwijze CJG-inlooppunt 5. Jeugd: Uitgaven schoolmaatschappelijk werk (ranking) 6. Jeugd: (Intensiteit van) de samenwerking met organisaties voor uitvoering jeugdbeleid 7. Jeugd: Betrekken van ouders en jongeren bij uitvoering CJG-beleid 8. Jeugd: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Indicatoren resultaten van beleid en achtergrondvariabelen 9. Jeugd: Ranking kinderen met delict voor rechter (Kinderen In Tel) 10. Jeugd: Ranking in Jeugdzorg (Kinderen In Tel) 11. Jeugd: Ranking meldingen kindermishandeling (Kinderen In Tel) 12. Jeugd: Ranking voortijdig schoolverlaten (Ministerie OC&W) Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark op de jeugdthermometer. Inmiddels is het CJG en het aanbod van opvoedondersteuning verankerd binnen het Wmo-beleid en kunnen ouders (veelal) terecht bij een CJG. Het CJG heeft een spilfunctie in de uitvoering van het preventief jeugdbeleid en werkt met veel partijen samen. In de benchmark is daarom gekeken naar de (intensiteit van de) samenwerking van het CJG met andere partijen. 15

40 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Gemeenten staan voor de uitdaging om de preventieve basiszorg, uitgevoerd binnen CJG-verband, te integreren met de gespecialiseerde (curatieve) zorg, de taken die worden overgeheveld in het kader van de decentralisatie Jeugdzorg. De doorontwikkeling van het CJG, het verbeteren van de registratie van het gebruik van het CJG en van de samenwerking tussen de partijen binnen het netwerk krijgen sinds 2012 daarom veel aandacht. Verzuim, voortijdig schoolverlaten, jeugdcriminaliteit of het gebruik van Jeugdzorg zijn signalen van opgroei- of opvoedproblemen binnen een gezin. Achtergrondgegevens uit het onderzoek Kinderen In Tel 2012 zijn in de tabellen verwerkt. In onderstaande tabel is een aantal trendgegevens weergegeven die gaan over het verzuim, wat er met het verzuim is gedaan (proces-verbaal en Halt-afdoening) en het voortijdig schoolverlaten. De cijfers gaan over het schooljaar De vergelijking van deze gegevens is niet opgenomen in de thermometers (behalve de indicator voortijdig schoolverlaters), omdat deze gegevens niet geschikt zijn om te waarderen. Immers, een relatief hoog aantal verzuimmeldingen kan ook betekenen dat scholen beter melden. Dit zou als positief kunnen worden gezien. Tabel 6: Trendgegevens verzuim en voortijdig schoolverlaten 20 (vragen 2.2 en 2.3) Grootteklasse Benchmark Aantal verzuimmeldingen (absoluut) per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal verzuimmeldingen (relatief) per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal processen verbaal per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.3) Aantal Halt-afdoeningen per 1000 leerplichtige leerlingen (vraag 2.3) Aandeel voortijdig schoolverlaters tussen 12 en 23 jaar (min OC&W) 17,3 33,6 8,1 3,5 48,8 57,3 62,2 37,5 28,6 4,2 2,8 5,0 4,2 2,8 0,0 0,0 0,3 1,4 1,1 4.3 % 4.1 % 3.9 % 3.5 % 2.9 % Het aantal fte leerplicht is afgezet tegen het aantal leerplichtige leerlingen In uw gemeente is 0,6 fte beschikbaar per 1000 leerplichtige leerlingen. Sinds 2006 wordt het onderzoek Kinderen In Tel uitgevoerd 21. Op basis van twaalf indicatoren wordt de leefsituatie van kinderen per gemeente in een bepaalde tijdsperiode in beeld gebracht. In de volgende tabel zijn cijfers van uw gemeente op de volgende indicatoren opgenomen: aandeel kinderen met delict voor de rechter, aandeel kinderen in de Jeugdzorg, aantal meldingen van kindermishandeling en de totale ranking van uw gemeente op basis van alle 12 indicatoren. Deze indicatoren zijn in de Benchmark Wmo opgenomen, omdat zij raakvlakken hebben met het gemeentelijk Wmo-beleid en met de toekomstige decentralisatie Jeugdzorg. 20 % voortijdig schoolverlaters op alle leerlingen tussen 12 en 23 jaar. 21 Kinderen In Tel bundelt de gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Deze vergelijkende informatie is in februari 2006 voor het eerst uitgekomen. Voor 2010 kwamen de cijfers ieder jaar beschikbaar, na 2010 één keer per twee jaar. 16

41 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Tabel 7: Ontwikkeling indicatoren Kinderen In Tel Aandeel kinderen met delict voor rechter 3.1 % 3.1 % 2.5 % Aandeel kinderen in Jeugdzorg 2.7 % 3.2 % 3.1 % Aandeel meldingen kindermishandeling 0.7 % 0.6 % 0.7 % Ranking Kinderen In Tel Het gebruik van diverse vormen van opvoedondersteuning en van het fysieke, telefonische of digitale opvoedsteunpunt vindt u terug in de volgende tabel. De opvoedondersteuning is onderverdeeld in de categorieën trainingen en cursussen, VVE-programma s en pedagogische gezinsbegeleiding. De gemiddelden van uw gemeentegrootteklasse en de benchmark zijn ook in de tabel toegevoegd. Gegevens over voorgaande jaren zijn niet in de tabel opgenomen, omdat de vragen over het gebruik in de voorgaande jaren anders zijn geformuleerd. Tabel 8: Gegevens gebruik opvoedondersteuning en fysiek/telefonisch/digitaal steunpunt (vragen 2.4, 2.5 en 2.6) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Gebruik cursussen en trainingen per 1000 kinderen tussen 0-23 jaar (vraag 2.4a) Gebruik VVE-programmas per 1000 kinderen tussen 0-7 jaar (vraag 2.4a) 22,1 14,0 17, ,0 31,2 42,3 91 Aantal gezinnen met pedagogische begeleiding per 1000 kinderen tussen ,6 11,0 88 jaar (vraag 2.4b) Aantal vragen opvoedtelefoon per 1000 kinderen tussen 0-23 jaar (vraag 2.5) Aantal vragen digitaal steunpunt per 1000 kinderen tussen 0-23 jaar (vraag 2.5) 3,3 16,2 15, ,4 6,1 6,1 72 Aantal bezoekers fysieke inloopsteunpunt CJG per 1000 kinderen tussen 0-23 jaar 8,6 15,8 64 (vraag 2.6b) Uitgaven schoolmaatschappelijk werk per kind van 4 t/m 18 jaar (vraag 2.10) 29,63 12,90 11,

42 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER TOEGANG EN OPLOSSING VOOR WMO- ONDERSTEUNINGSVRAGEN (PRESTATIEVELDEN 3 EN 6) De prestatievelden 3 (informatie, advies en cliëntondersteuning) en 6 (levering van een voorziening aan mensen met een lichamelijke of psychische beperking) hebben veel raakvlakken met elkaar en zijn daarom in één thermometer weergegeven. Immers, een ondersteuningsvraag waar een burger voor bij een loket komt, kan resulteren in een oplossing van een individuele voorziening. Maar burgers kan ook geadviseerd worden een beroep te doen op hun eigen kracht en eigen netwerk. Bepalen van de score De thermometer toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen bestaat voor een aanzienlijk deel uit vragen die ingaan op de inzet en uitvoering van beleid. De vijf effectindicatoren betreffen de tevredenheid over het aanvraagproces, over de doorlooptijden, over de hulp bij het huishouden, over de overige individuele voorzieningen en over het collectief vervoer. Deze komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) van SGBO, indien uw gemeente hieraan in de afgelopen drie jaar heeft meegedaan. Voor uw gemeente zijn dan de meest recente gegevens gebruikt. Ook is het mogelijk geweest om zelf de cijfers van een vergelijkbaar tevredenheidsonderzoek in te vullen 22. De effectindicatoren en de indicatoren voor beleid wegen ongeveer even zwaar mee. Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer toegang en oplossing voor Wmoondersteuningsvragen. Indicatoren beleid en registratie 1. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Wmo-diensten in loket (front office) (verplichte vraag) 2. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Faciliteiten cliëntondersteuning (verplichte vraag) 3. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Nazorg ondersteunde cliënten 4. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Samenwerking met organisaties binnen het loket 5. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Registratie (informatie- en adviesvragen, aantal meldingen, aantal gesprekken en aantal aanvragen voorzieningen) 6. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties in het kader van de AWBZ (verplichte vraag) 7. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Communicatie Kanteling 8. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Het gesprek 9. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Competentieprofiel 10. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Afleggen (keukentafel)gesprekken na melding 11. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Intensiteit (keukentafel)gesprekken na melding 12. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Monitoring/evaluatie 13. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 22 Indien deze gegevens niet voorhanden zijn, zal dit de score niet negatief beïnvloeden. 18

43 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Indicatoren effecten 14. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid aanvraagproces bij het loket (CTO) 15. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid hulp bij het huishouden (CTO) 16. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid overige individuele voorzieningen (CTO) 17. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid collectief vervoer (CTO) 18. Toegang en oplossing voor Wmo-ondersteuningsvragen: Tevredenheid doorlooptijden (CTO) KANTELING De Kanteling is een proces dat de meeste gemeenten in gang hebben gezet om op een andere manier invulling te geven aan de compensatieplicht. Hoe die compensatie eruit moet zien is niet omschreven in de wet. Het resultaat van de compensatie is wat telt. Gemeenten zijn vrij in de manier waarop ze de compensatieplicht invullen. De gekantelde werkwijze houdt in dat gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Daarbij wordt in gesprek met de burger eerst in beeld gebracht wat het probleem is en wat de mogelijkheden van de burger zijn om dit probleem te verkleinen. Als dat niet voldoende is, wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk, de informele hulp en algemene voorzieningen. Daarna komen collectieve voorzieningen in beeld. Ten slotte wordt gekeken naar een individuele voorziening. Centraal in de gedachte van de Kanteling is een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). Gemeenten denken opnieuw na over de functie en de inrichting van het Wmo-loket onder invloed van de Kanteling en de decentralisatie van delen van de AWBZ. Sommige gemeenten behouden de centrale functie van het Wmo-loket, anderen willen het loket dichter bij de burger brengen en vormen het loket om tot wijksteunpunten. Ook zijn er gemeenten die overwegen om de toegang dichter bij de organisaties die de ondersteuning uitvoeren te leggen, zodat de centrale intake is verspreid en niet meer op één punt is gelokaliseerd. De toegang tot de Wmo met daarin de uitgangspunten van de werkwijze van de Kanteling staat centraal bij de uitvoering van de aankomende decentralisatie AWBZ. De Kanteling is geen verplichting, maar in de praktijk blijken vrijwel alle gemeenten deze werkwijze te omarmen. Gemeenten zijn vrij om te kiezen op welke wijze ze invulling geven aan de compensatieplicht. Hierdoor zijn er dan ook veel verschillen in de ambitie en wijze waarop gemeenten de Kanteling inzetten. In de volgende tabel wordt weergegeven welke stappen eind 2012 reeds zijn gemaakt en welke in 2013 worden genomen en welke beleidskeuzes gemaakt/doorgevoerd zijn die een belangrijke randvoorwaarde vormen voor het proces van de Kanteling. Uw gemeente heeft de Kanteling steekproefsgewijs of via een pilot uitgewerkt. 19

44 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Tabel 9: Beleidsproces en uitvoering van de principes van de Kanteling (vraag 3.6) Uw gemeente Benchmark %ja in 2012 Benchmark %ja in 2013 Er is sprake (geweest) van een herijking van de prestatieafspraken met sociale partners Ja, in % 38 % Er is een communicatieplan beschikbaar Ja, in % 39 % Er is communicatie richting burgers Ja, in % 45 % Er is communicatie richting de doorverwijzers (zoals huisarts, fysio) Samenwerkende partners nemen ook meldingen in behandeling De gemeente werkt met een gespreksleidraad waarin alle 8 resultaatgebieden zijn opgenomen Gespreksvoerders hebben intervisie en/of casusbesprekingen met elkaar Na elk gesprek wordt een gespreksverslag opgesteld Ja, in % 47 % Ja, in % 24 % Nee 52 % 29 % Ja, in % 22 % Ja, in % 39 % De klant/burger krijgt een gespreksverslag Nee 35 % 38 % De gemeente werkt met de VNGmodelverordening die is gebaseerd op het behalen van resultaten in plaats van het Ja, in % 23 % verstrekken van voorzieningen De gemeente werkt met een eigen/aangepaste verordening die is gebaseerd op het behalen van resultaten in plaats van het verstrekken van Nee 33 % 25 % voorzieningen HET KEUKENTAFELGESPREK In het kader van de Kanteling dienen inwoners in eerste instantie niet een aanvraag in, maar kunnen zij een melding doen. Op basis van de melding volgt (meestal) het (keukentafel)gesprek. In dat gesprek worden verschillende oplossingsrichtingen verkend: wat kan men zelf op eigen kracht, wat kan de omgeving, welke algemene of collectieve voorzieningen zijn beschikbaar? Als laatste wordt gekeken naar de mogelijkheid een aanvraag te doen voor een individuele voorziening. Voor het vaststellen van de eigen kracht van burgers kan gewerkt worden met Eigen kracht conferenties. Uw gemeente doet dit ook. Hoe gemeenten omgaan met een oplossing voor burgers binnen hun eigen kracht, hun eigen netwerk of doorverwijzing naar algemene voorzieningen verschilt. Dit varieert van de volledige verantwoordelijkheid ligt bij de burger en de gespreksvoerder doet dus niets tot de gesprekvoerder kijkt actief samen met de burger naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee. In uw gemeente is hier beleidsmatig het volgende over afgesproken: De gespreksvoerder kijkt actief samen met de klant naar een oplossing en begeleidt hem of haar hiermee. 20

45 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Het keukentafelgesprek kan in de vorm van een huisbezoek plaatsvinden of in bijvoorbeeld een ruimte binnen het Wmo-loket. Voor het voeren van het (keukentafel)gesprek zijn de zogenoemde gespreksvoerders verantwoordelijk. Deze gespreksvoerders kunnen Wmo-consulenten zijn, maar ook welzijnsmedewerkers of consulenten in dienst van zorgaanbieders. Het opleidingsniveau van de gespreksvoerders verschilt, afhankelijk van taken die de gespreksvoerder krijgt (bijvoorbeeld wel of geen indicatie stellen) en de functie van de gespreksvoerder. Met behulp van nazorg kan gekeken worden of de geadviseerde oplossing vanuit het gesprek het probleem compenseert. Er zijn echter verschillende (politieke) opvattingen over de rol van nazorg. Zo vindt een deel dat nazorg een onmisbaar onderdeel is in het traject van vraagverheldering en oplossingen bieden, terwijl anderen de verantwoordelijkheid primair bij de burger leggen. In onderstaande tabel wordt per soort oplossing weergegeven in hoeverre er sprake is van nazorg voor uw gemeente en de referentiegroep. Tabel 10: Nazorg voor inwoners met een ondersteuningsvraag (vraag 3.15) Uw gemeente Bm % altijd Bm % meestal Bm % soms Bm % nooit Bij oplossingen die zijn gevonden binnen het eigen netwerk Bij doorverwijzing naar algemeen gebruikelijke voorzieningen Soms 2 % 14 % 49 % 35 % Soms 3 % 8 % 46 % 43 % Bij oplossingen die zijn gevonden binnen de algemene en collectieve Soms 5 % 8 % 55 % 32 % voorzieningen Bij enkelvoudige ondersteuningsvragen voor individuele Soms 8 % 17 % 58 % 17 % voorzieningen Bij complexe ondersteuningsvragen voor individuele voorzieningen Soms 16 % 37 % 40 % 7 % In de volgende tabel is het aantal informatie- en adviesvragen aan het loket, het aantal meldingen, het aantal gevoerde (keukentafel)gesprekken en het aantal aanvragen van Wmo-voorzieningen opgenomen. Zo kunt u zien wat de aantallen zijn in het totale proces van de meldings- en aanvraagprocedure, zoals die in de Kanteling vorm krijgt. Ook zijn de trendgegevens opgenomen in de tabel. Het aantal informatieen adviesvragen per inwoners kan nogal verschillen, afhankelijk van de breedte en inrichting van het loket. 21

46 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Tabel 11: Trendgegevens loket, aantallen per inwoners (vraag 3.3, 3.10, 3.13, 3.21) Grootteklasse Benchmark Informatie- en adviesvragen (vraag 3.3) Meldingen (vraag 3.10) Nvt (keukentafel)gesprekken (vraag 3.13) Nvt Aanvragen voorzieningen (vraag 3.21) MONITORING/EVALUATIE Het is zowel op beleidsniveau als op klantniveau van belang om te blijven monitoren. Door middel van registratie van het aantal meldingen en het aantal en soort oplossingen kan geëvalueerd worden of de werkwijze van de Kanteling tot meer, gelijk of minder aanvragen voor individuele Wmo-voorzieningen leidt. Van belang is dan wel dat er een goede prognose van de vraagontwikkeling op basis van demografische uitgangspunten ligt. Daarnaast is het monitoren van de klant belangrijk om zicht te krijgen op het effect van de ondersteuning voor die klant. Ook hier spelen (politieke) opvattingen een rol in de mate waarin men dit belangrijk vindt. In onderstaande tabel wordt weergegeven of uw gemeente en andere gemeenten zicht hebben op de aard van de oplossingen. De percentages kunnen optellen tot meer dan honderd procent omdat er meerdere oplossingen kunnen worden geboden. Tabel 12: Aard van de oplossingen (vraag 3.20) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark % eigen kracht oplossingen 13 % 30 % % algemene voorziening oplossing 10 % 21 % % individuele voorziening oplossing 82 % 65 % geen zicht op de oplossingen Ja 64 % 61 % 23 De gemiddelden in deze tabel zijn gebaseerd op de gegevens van die gemeenten die hiermee werken en registeren. 22

47 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN MANTELZORG THERMOMETER (PRESTATIEVELD 4) Bij prestatieveld 4, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, gaat het veelal om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele voorzieningen. Maar de Wmo biedt daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst. Bepalen van de score Er zijn zes indicatoren in de thermometer opgenomen die betrekking hebben op de inzet en uitvoering van beleid. Steeds meer gemeenten hebben zicht op het gebruik van de ondersteuning en op de tevredenheid over de geboden ondersteuning. Hierover zijn drie indicatoren opgenomen. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om mantelzorgers te ondersteunen, of uw gemeente zicht heeft op het gebruik ervan, hoe het contact is met mantelzorgers en of er veel functies worden uitgevoerd in het mantelzorgbeleid en in hoeverre de ondersteuningsorganisatie contacten heeft met andere partijen. Indicatoren beleid 1. Mantelzorg: Ondersteuning mantelzorgers (verplichte vraag) 2. Mantelzorg: Functies ingevuld 3. Mantelzorg: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 4. Mantelzorg: Ondersteuning gericht op doelgroepen 5. Mantelzorg: (Intensiteit van) samenwerking met organisaties voor de uitvoering 6. Mantelzorg: Aanbod en beschikbaarheid respijtzorg Indicatoren resultaten en effecten 7. Mantelzorg: Zicht op gebruik ondersteuning aan mantelzorgers 8. Mantelzorg: Zicht op bereik van mantelzorgers 9. Mantelzorg: Contact en zicht op doelgroep Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de mantelzorg thermometer. De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo. In de Wmo wordt een appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zo veel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, kunnen zij zich tot de gemeente wenden voor voorzieningen en diensten die onder de Wmo vallen. Ook de naderende decentralisatie van delen van de AWBZ en de invoering van de werkwijze van de Kanteling zorgen ervoor dat burgers meer een beroep moeten doen op de eigen omgeving. Het beroep op mantelzorgers wordt niet alleen groter omdat er met de gekantelde keukentafelgesprekken meer gevraagd wordt naar de mogelijkheden in het eigen netwerk, maar ook omdat gemeenten de decentralisatie met veel minder geld moeten uitvoeren en hierdoor minder of anders georganiseerde zorg 23

48 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN gaan leveren. Tenslotte zal huishoudelijke verzorging voor het merendeel van de cliënten gaan vervallen waardoor mantelzorgers meer taken kunnen krijgen. Onderstaande tabel geeft weer hoeveel informatie- en adviesvragen over mantelzorg zijn geregistreerd, hoeveel geregistreerde mantelzorgers uw gemeente telt, het aantal uur mantelzorgconsulent per inwoners, de uitgaven per inwoner en door hoeveel benchmarkdeelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). Tabel 13: Bereik mantelzorgers en uren mantelzorgconsulent per inwoners (vraag 4.1 en 4.9) en uitgaven voor mantelzorgondersteuning per inwoner (vraag 4.10) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Aantal vragen informatie en advies (individueel) bij het steunpunt mantelzorg (vraag 4.1) Aantal informatievragen rondom mantelzorg via het Wmo-loket (vraag 4.1) Aantal geregistreerde mantelzorgers (bij gemeente en steunpunt) (vraag 4.1) Aantal uren mantelzorg consulent (vraag 4.9) 0,3 0,5 0,5 93 Uitgaven mantelzorg 2012 per inwoner (vraag 4.10) Begrote uitgaven mantelzorg 2013 per inwoner (vraag 4.10) 3,38 2,25 1, ,57 2,30 2,10 99 De aanwezigheid en het gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden voor mantelzorg vindt u terug in onderstaande tabel. In de kolom Aanwezig vindt u of een bepaalde vorm van ondersteuning binnen uw gemeente wordt geboden. Is een bepaalde vorm van ondersteuning niet aanwezig binnen uw gemeente, dan staat in de kolom Gemeente geen waarde voor het aantal gebruikers per inwoners. Indien een ondersteuningsvorm wel aanwezig is, maar geen aantal beschikbaar is, dan ontbreekt het zicht op het gebruik. Ook is vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). Mantelzorgers kunnen preventief of in meer acute situaties gebruikmaken van respijtzorg. Respijtzorg is de tijdelijk en volledige overname van de zorg van de mantelzorger met het doel die vrijaf te geven. Het dient als preventief middel zodat mantelzorgers de zorg kunnen blijven volhouden en als opvangmiddel bij acute situaties, bijvoorbeeld als de mantelzorgers zelf ziek is. In die tijd wordt er dus gezorgd voor de zorgvrager van de mantelzorger. In de tweede tabel op de volgende bladzijde wordt ingegaan op verschillende typen respijtzorg. 24

49 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Tabel 14: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning mantelzorgers per inwoners (vraag 4.6) Aanwezig Gemeente Grootteklasse Benchmark N Respijtzorg thuis Ja Respijtzorg buitenshuis Nee Kinderopvang Nee 6 Cursussen Ja Faciliteiten Nee 6 Vrijstelling sollicitatieplicht Nee 8 Lotgenotencontact Ja Nazorg Ja Begeleiding / ondersteuning Ja Activiteiten gericht op ontspanning (niet zijnde respijtzorg) Ja Bij respijtzorg kan het gaan om respijtzorg thuis, zowel vrijwillig of beroepsmatig, of om respijtzorg buitenshuis, zoals dagbehandeling, nachtopvang of een zorgboerderij of zelfs om meerdaagse voorzieningen, zoals logeerhuizen en samen op vakantie arrangementen. Het effect van het inzetten van respijtzorg is het grootst wanneer dit preventief en op tijd wordt ingezet. In onderstaande tabel wordt voor uw gemeente en de referentiegroep weergegeven welk aanbod van respijtzorg aanwezig is en of er volgens de gemeente voldoende plaatsen zijn. Als dit onbekend is, wordt dit ook weergegeven. Tabel 15: Beschikbaarheid en plaatsen van respijtzorg (vragen 4.7 en 4.8) Benchmark % Uw gemeente Benchmark % uw gemeente voldoende/ruim beschikbaar aanwezig voldoende plaatsen? voldoende Vrijwillige respijtzorg thuis Beschikbaar 95 % Voldoende 57 % Professionele respijtzorg thuis Niet Beschikbaar 64 % Onbekend 27 % Respijtzorg buitenshuis (structureel) Niet Beschikbaar 81 % Onbekend 34 % Respijtzorg buitenshuis (incidenteel) Niet Beschikbaar 81 % Onbekend 32 % Meerdaagse voorzieningen Niet Beschikbaar 57 % Onbekend 17 % Samen op vakantie Niet Beschikbaar 42 % Onbekend 20 % 2% van de gemeenten weet niet of vrijwillige respijtzorg thuis aanwezig is, 18% weet dit niet voor professionele respijtzorg thuis, 9% niet voor respijtzorg buitenshuis, 20% weet dit niet voor meerdaagse respijtzorgvoorzieningen en bijna 30% weet dit niet voor de voorziening samen of vakantie. Ook weet een groot deel van de gemeenten niet of er voldoende plaatsen zijn voor respijtzorg. Zo weet 18% dit niet voor vrijwilliger respijtzorg thuis, twee derde van de gemeenten weet niet of er voldoende plaats is in de professionele respijtzorg thuis, de helft weet dit niet voor respijtzorg buitenshuis zowel voor incidenteel als structureel gebruik en bijna drie kwart weet niet of er voldoende plaats is in de meerdaagse voorzieningen en de voorziening samen op vakantie. 25

50 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN VRIJWILLIGERSWERK THERMOMETER (PRESTATIEVELD 4) Door de Wmo heeft de ondersteuning van vrijwilligers een wettelijke basis gekregen. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar onderdeel van de civil society. Dit kan zowel in informeel verband (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband, zoals sportverenigingen of vrijwilligersorganisaties als in ongeorganiseerd verband als individuele vrijwilliger. Vrijwilligers nemen zelf deel of maken het anderen mogelijk deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld door vrijwillige thuishulp of door het ontlasten van mantelzorgers. Een steunpunt of andere ondersteuningsorganisatie waar vrijwilligers terechtkunnen voor vragen, advies of ondersteuning is een onmisbaar onderdeel geworden van het gemeentelijk vrijwilligersbeleid. Bepalen van de score Omdat gemeenten langzamerhand steeds meer zicht krijgen op de doelgroep vrijwilligers en op hun ondersteuningsbehoefte, zijn er twee indicatoren in de thermometer opgenomen die ingaan op het gebruik van de ondersteuning en het contact en zicht met de doelgroep. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om vrijwilligers te ondersteunen, of u zicht heeft op het gebruik van de ondersteuning en of er veel verschillende functies voor het vrijwilligerswerkbeleid worden uitgevoerd. Indicatoren beleid 1. Vrijwilligerswerk: Functies voor vrijwilligerswerk 2. Vrijwilligerswerk: Ondersteuning vrijwilligers (verplichte vraag) 3. Vrijwilligerswerk: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders Indicatoren resultaten en effecten 4. Vrijwilligerswerk: Zicht op gebruik ondersteuning aan vrijwilligers 5. Vrijwilligerswerk: Contact en zicht op de doelgroep Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de vrijwilligerswerk thermometer. De functies van een Steunpunt Vrijwilligerswerk of andere ondersteuningsorganisaties betreffen het makelen en bemiddelen van organisaties, vrijwilligers, bedrijven en maatschappelijke stages, belangenbehartiging en het onderhouden van netwerken en contacten. Ook zijn aspecten als organiseren van inspraak, het promoten van het vrijwilligerswerk, een platform voor kennisuitwisseling organiseren en het houden van behoefte- en tevredenheidsonderzoeken van belang. Met deze informatie over en van de doelgroep wordt een stap gezet naar meer interactieve beleidsvorming. Zeker bij een doelgroep waar geen direct contact mee is, is dit van belang. De uitgaven die gemoeid zijn bij dit thema in de Wmo zijn vaak divers. In de tabel op de volgende pagina staan de uitgaven voor vrijwilligerswerk per inwoner. Het gaat hier om de uitgaven voor de ondersteuning van vrijwilligers, zoals uitgaven aan het steunpunt of aan de vrijwilligerscentrale. Het gaat niet om 26

51 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN vrijwilligerssubsidies voor sportverenigingen, muziekverenigingen, et cetera. Ook gaat het niet om accommodatiegebonden kosten, zoals huisvesting. Tabel 16: Uitgaven vrijwilligerswerk per inwoner (vraag 4.16) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Uitgaven vrijwilligerswerk 2012 per inwoner 1,82 3,29 2,39 98 Begrote uitgaven vrijwilligerswerk 2013 per inwoner 1,63 3,16 2,45 98 De aanwezigheid en het gebruik van de diverse ondersteuningsmogelijkheden voor vrijwilligers vindt u terug in onderstaande tabel. In de tabel staat tevens vermeld door hoeveel benchmarkdeelnemers deze gegevens zijn ingevuld (n). In de tabel maken we een onderscheid tussen zorg- en overige vrijwilligers. Indien een ondersteuningsmogelijkheid voor beide groepen vrijwilligers beschikbaar is, geven wij dit in de tabel weer met de term Beide. Tabel 17: Aanwezigheid en gebruik ondersteuning vrijwilligers per inwoners (vragen 4.11, 4.13) 24 Vrijwilliger Gemeente Grootteklasse Benchmark N Kinderopvang Nee 2 Deskundigheidsbevordering Beide Faciliteiten Nee 4 Vrijstelling sollicitatieplicht Beide 5 Cursussen vrijwil. org. med. Beide Cursussen ind. vrijwilligers Beide Vrijwilligersvacaturebank Reiskostenvergoeding Nee 6 Administratieve onderst. Nee 7 Hulp bij organisatie Beide Financiële middelen onderst. Nee 7 Visie op inzet van vrijwilligers in de gemeente Met de schaalscore in de volgende tabel wordt weergegeven in hoeverre vrijwilligers een rol spelen in het hele Wmo-beleid, c.q. hoe integraal het vrijwilligerswerkbeleid wordt opgepakt. Voor de berekening van deze score zijn twee benaderingen tegenover elkaar gezet. De gemeente is gevraagd aan te geven bij welke benadering het beleid beter aansluit op een schaal van 1 tot 7. Hierbij geeft een 1 aan dat benadering 1 het beleid van de gemeente goed weergeeft en een 7 juist dat benadering 2 het beste het beleid van de gemeente weergeeft. In het schema op de volgende pagina vindt u de 4 benaderingen: 24 Labels in kolom vrijwilligers betekenen: zorg= is aanwezig voor zorgvrijwilligers; overig= is aanwezig voor zorgvrijwilligers; beide= is aanwezig voor zowel zorg- als overige vrijwilligers; nee=is niet aanwezig. Ja wordt alleen weergegeven voor de vrijwilligersvacaturebank, omdat daar niet naar een uitsplitsing naar zorg en overige vrijwilligers gevraagd wordt. 27

52 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN De gemeente gaat uit van de inzet van professionele hulp bij het bieden van ondersteuning aan burgers. (1) De gemeente zet professioneel welzijnswerk in voor het bevorderen van participatie en het samenleven in wijk en buurt. (1) De gemeente gaat uit van de inzet van professionele hulp bij het versterken van de sociale samenhang in wijken en buurten. (1) De uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid ligt volledig bij de ondersteuningsorganisatie c.q. het steunpunt. (1) De gemeente gaat uit van de inzet van vrijwilligers bij het bieden van ondersteuning aan burgers. (7) De gemeente laat het bevorderen van participatie en het samenleven in wijk en buurt vooral over aan de inzet van vrijwilligers. (7) De gemeente gaat uit van de inzet van vrijwilligers bij het versterken van de sociale samenhang in wijken en buurten. (7) De uitvoering van het vrijwilligerswerkbeleid wordt integraal opgepakt en is verweven in andere beleidsterreinen en/of subsidies met andere maatschappelijke organisaties. (7) De scores op bovenstaande vier stellingen zijn opgeteld in een schaalscore van 1 tot en met 7, waarbij een lage score betekent dat uw gemeente een relatief groot belang aan het professionele circuit toedicht, terwijl een hoge score betekent dat uw gemeente meer ruimte laat voor vrijwilligers in het Sociale Domein. Tabel 17a: Schaalscore: gemeentelijke visie op inzet van vrijwilligers (vraag 4.17) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Schaalscore vrijwilligersvisie 4,3 4,1 4,5 In onderstaande tabel wordt de score weergegeven op de vraag of de gemeente werkt met verplicht geleid vrijwilligerswerk (score 1) (bijvoorbeeld een tegenprestatie in de vorm van vrijwilligerswerk voor een bijstandsuitkering) of dat de gemeente dat niet doet (score 7). Tabel 17b: Gemeentelijke visie op geleid vrijwilligerswerk (vraag 4.17) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Score geleid vrijwilligerswerk 4,0 4,5 4,6 28

53 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER: WONEN, ZORG EN TOEGANKELIJKHEID (PRESTATIEVELD 5) Prestatieveld 5 heeft als doel het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De gemeente kan dit bewerkstelligen door het inzetten van algemene maatregelen en collectieve voorzieningen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft. Bepalen van de score In deze thermometer zijn acht indicatoren opgenomen die ingaan op de inzet en uitvoering. Indien uw gemeente over 2012 of 2011 heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) zijn de ervaringen over de toegankelijkheid van openbare gebouwen/ruimten afkomstig uit dit onderzoek ingelezen. Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer wonen, zorg en toegankelijkheid. Indicatoren beleid 1. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Aanbod algemene voorzieningen 2. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Beleid levensloopbestendig bouwen 3. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken levensloopbestendig bouwen 4. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte 5. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Naleven afspraken toegankelijkheid openbare ruimte 6. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Meten tevredenheid toegankelijkheid openbare voorzieningen 7. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Kwaliteitsafspraken met uitvoerders 8. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Toepassen inclusief beleid Effecten 9. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Ervaringen cliënten met toegankelijkheid openbare gebouwen/ruimte (CTO) Algemene voorzieningen zijn toegankelijk voor iedereen en worden zonder indicatie beschikbaar gesteld. Het aanbod van algemene voorzieningen kan door de gemeente worden gefinancierd of door particuliere organisaties worden aangeboden, zonder financiële betrokkenheid van de gemeente. In de volgende tabel staat het aanbod van algemene voorzieningen en de financiële betrokkenheid van gemeenten. 29

54 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Tabel 18: Aanwezigheid voorzieningen in gemeente, door gemeente of particulier aangeboden (vraag 5.1a en b) Uw gemeente Uw gemeente Benchmark financieel betrokken - Benchmark financieel aangeboden - ja/nee aangeboden - in % ja/nee/niet aanwezig betrokken - in % Maaltijdservice aan huis Ja 98 % Ja 55 % Maaltijdservice op gezamenlijke locatie (bv buurthuis) Ja 94 % Ja 61 % Klussendienst Ja 98 % Ja 77 % Wasserette met haal- en brengservice Nee 34 % Niet aanwezig 5 % Sociale alarmering Ja 92 % Ja 44 % Boodschappendienst Ja 92 % Ja 39 % Dagbesteding Ja 95 % Ja 63 % Wijkbus Nee 55 % Niet aanwezig 36 % Kortingspas activiteiten Nee 32 % Niet aanwezig 28 % Naast de algemene voorzieningen kan de beschikbaarheid van maatschappelijk vastgoed in de gemeente een rol spelen in de sociale structuur binnen wijken en kernen. Het faciliteren van geschikte ontmoetingsruimten biedt alle inwoners, met of zonder beperking, een gelegenheid tot het opdoen van sociale contacten. In de volgende tabel wordt de (financiële) betrokkenheid van gemeenten bij deze ontmoetingsruimten weergegeven. Tabel 19: De (financiële) betrokkenheid van de gemeente bij ontmoetingsruimten (5.2) Bm % voor groot Bm % geringe mate deel van Bm % sterk van Uw gemeente Bm % nvt van toepassing toepassing toepassing Gemeente stimuleert ontwikkeling van multifunctionele accommodaties Gemeente stimuleert zelfbeheer van publieke voorzieningen door burgers De (financiële) betrokkenheid vd gemeente bij ontmoetingsruimten neemt af. Sterk van toepassing In geringe mate van toepassing In geringe mate van toepassing 4 % 16 % 43 % 37 % 8 % 37 % 32 % 22 % 20 % 40 % 30 % 9 % 30

55 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN Beleid en afspraken over aangepast, aanpasbaar en levensloopbestendig bouwen zijn steeds meer terug te vinden in bijvoorbeeld gemeentelijke woonvisies. Het toegankelijk maken van de openbare ruimte en gebouwen voor alle burgers bevordert de deelname van inwoners met een beperking aan het maatschappelijk verkeer. De gemeente kan hierover afspraken maken en de tevredenheid over toegankelijkheid meten. Om zoveel mogelijk woningen geschikt te maken voor mensen (jong en oud) met een functiebeperking moeten gemeenten samen met andere betrokken partijen zicht krijgen op de opgave. Dit vraagt inzicht in het aanbod en de vraag naar geschikte woningen voor mensen met een functiebeperking. Inde onderstaande tabel staan de percentages vermeld voor 3 verschillende woontypen in vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met de benchmark. De woontypes zijn: - Aangepaste woningen: aangepaste woningen zijn al aangepast voor mensen met een beperking en levensloopbestendige woningen zijn niet alleen eenvoudig aanpasbaar aan de binnenkant, maar staan ook in een omgeving die is afgestemd op mensen met een beperking. - Aanpasbare woningen: aanpasbare woningen zijn woningen die vrij eenvoudig en goedkoop zijn aan te passen voor mensen met een beperking. - Levensloopbestendige woningen: levensloopbestendig bouwen betekent dat bij de bouw rekening wordt gehouden met het feit dat behoeften in de loop van de tijd kunnen verschuiven. Een deel van de benchmarkgemeenten registreert deze verschillende woontypen niet. Voor deze gemeenten is de tabel niet ingevuld. In de tabel staat vermeld door hoeveel deelnemers de gegevens zijn ingevuld (n). Tabel 20: Aandeel aangepaste, aanpasbare en levensloopbestendige woningen (vraag 5.4) Uw gemeente Grootteklasse Benchmark N Aangepaste huurwoningen 8 % 8 % 41 Aanpasbare huurwoningen 24 % 26 % 41 Levensloopbestendige huurwoningen 22 % 14 % 52 Aangepaste koopwoningen 3 % 5 % 22 Aanpasbare koopwoningen 24 % 31 % 25 Levensloopbestendige koopwoningen 14 % 12 % 27 Het aandeel thuiswonende 75-plussers in uw gemeente is van belang voor het verwachte beroep op Wmo ondersteuning in de toekomst. In de volgende tabel vindt u het aandeel thuiswonende 75-plussers in uw gemeente en het gemiddelde aandeel thuiswonende 75-plussers in de benchmark. Tabel 21: Aandeel thuiswonende 75-plussers (CBS) Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Aandeel thuiswonende 75-plussers (CBS) 91 % 92 % 91 % 31

56 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN OPVANGTHERMOMETER (PRESTATIEVELDEN 7, 8, 9) De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de opvang en ondersteuning van dak- en thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld, zorgwekkende zorgmijders en verslaafden, met als doel dat ook zij kunnen deelnemen aan de samenleving. Bepalen van de score Er is in de waardering niet zozeer gekeken naar hoe meer, hoe beter, maar vooral ook naar de inzet van de typen activiteiten. De score op de thermometer is hoger naarmate de gemeente meer ondersteuning verleent dan de gebruikelijke inzet. De ene activiteit wordt dus hoger gewaardeerd dan de andere. De thermometer geeft een vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde. Het gemiddelde is in dit geval het gemiddelde van gemeenten met dezelfde grootte en hetzelfde type gemeente (centrum- of regiogemeente). De thermometer is opgebouwd uit indicatoren die ingaan op de inzet en uitvoering van het beleid. Omdat veel gemeenten gegevens op deze prestatievelden niet op een eenduidige manier registreren, is het erg lastig om indicatoren te benoemen die gaan over de resultaten en effecten van beleid. Indicatoren beleid 1. Opvang: Voldoende beschikbaarheid voorzieningen maatschappelijke opvang (verplichte vraag) 2. Opvang: Inzet vrouwenopvang en preventie huiselijk geweld (verplichte vraag) 3. Opvang: Inzet openbare geestelijke gezondheidszorg (verplichte vraag) 4. Opvang: Inzet maatschappelijke zorg aan verslaafden (verplichte vraag) 5. Opvang: Doorgeven meldingen huiselijk geweld aan ASHG 6. Opvang: Samenwerking bij ontwikkeling en uitvoering van beleid 7. Opvang: Aanwezigheid lokaal zorgnetwerk casuïstiek 8. Opvang: Aanbod nazorgactiviteiten 9. Opvang: Zicht op doelgroepen 10. Opvang: Afspraken met woningcorporaties over beschikbaarheid (begeleide) woningen 11. Opvang: Zicht op uitstroom van doelgroepen naar begeleid wonen of reguliere woning Indicatoren voor centrumgemeenten 12. Opvang: Kwaliteitsafspraken met uitvoerende instellingen Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van de benchmark. Bij de interpretatie van de score van de opvangthermometer is het van belang om onderscheid te maken tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Uw gemeente is een centrumgemeente. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van de ondersteuning. Centrumgemeenten én regiogemeenten hebben een verantwoordelijkheid in het realiseren van (collectieve) preventie, toeleiding en nazorg. Activiteiten die toeleiding en nazorg betreffen zijn gericht op de terugkeer naar een reguliere woning of naar een begeleide woonvorm en op reïntegratie. De lokale 32

57 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN gemeentelijke inzet bepaalt deels of de reïntegratie succesvol verloopt. Het is daarbij belangrijk dat de gemeente zicht heeft op de omvang en samenstelling van de doelgroepen die tot haar inwoners behoren en dat de integrale aanpak, zowel regionaal als lokaal, zorgt voor een goed vangnet en een goede registratie. Over het bieden van goede nazorg en toeleiding naar zelfstandig wonen en over de aanwezigheid van voldoende woningen voor inwoners die terugkeren uit een instelling of voorziening, maken gemeenten afspraken met woningcorporaties. De meldingen van huiselijk geweld bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het aantal opgelegde huisverboden zijn interessante cijfers om te vergelijken in de tijd en met andere benchmarkdeelnemers. Deze gegevens lenen zich echter niet voor een beoordeling. Immers, meer meldingen huiselijk geweld kan ook betekenen dat het ASHG meer bekendheid heeft gekregen, wat een positief signaal is. De samenwerking tussen het ASHG en de politie is een belangrijke schakel in de ketenaanpak van huiselijk geweld. Wanneer een melding van huiselijk geweld niet leidt tot een aangifte, kan het ASHG in sommige gevallen al wel positief interveniëren in het huishouden. Hiervoor is het doorspelen van meldingen van de politie aan het ASHG een vereiste. In uw gemeente geeft de politie meldingen van huiselijk geweld vaak door aan het ASHG. In oktober 2008 is de Wet tijdelijk huisverbod van kracht geworden. De pleger van huiselijk geweld mag gedurende een periode van 10 dagen zijn/haar woning niet betreden of contact zoeken met de huisgenoten. Veel gemeenten voeren beleid op het gebied van het voorkomen van huisuitzettingen. Hierover worden afspraken gemaakt met woningcorporaties. Het aantal huisuitzettingen is een indicator voor het effect van het preventiebeleid ter voorkoming van huisuitzettingen. In onderstaande tabel worden de meldingen huiselijk geweld, het aantal huisverboden en huisuitzettingen weergegeven voor uw gemeente, uw gemeentegrootteklasse en de benchmark. Tabel 22: Trendgegevens huiselijk geweld, huisverbod en huisuitzettingen (vraag 7.2 en vraag 10.2) Aantal meldingen huiselijk geweld bij het Grootteklasse Benchmark Advies- en Steunpunt per ,8 19,1 18,2 17,1 16,7 inwoners (vraag 7.2a) Aantal meldingen huiselijk geweld bij de politie per inwoners (vraag 7.2b) Aantal huisverboden per inwoners (vraag 7.2c) Aantal huisuitzettingen per inwoners (vraag 10.2) 64,8 65,6 66,6 48,8 35,6 0,6 0,6 1,3 2,5 1,8 5,3 4,3 3,9 2,7 33

58 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN In 2010 besloten de wethouders van centrumgemeenten dat er in de maatschappelijke opvang gewerkt zou worden volgens het principe van regiobinding. Hierop heeft de VNG een handreiking uitgebracht over de uitgangspunten en de werkwijze regiobinding. In de volgende tabel wordt de werkwijze van uw gemeente en het benchmarkgemiddelde op het terrein van regiobinding weergegeven. Tabel 23: Regiobinding in de maatschappelijke opvang (vraag 7.5) Uw gemeente Benchmark Er wordt in de opvanginstellingen in de regio gewerkt volgens het principe van regiobinding (vraag 7.5a) Er wordt gebruik gemaakt van de VNG-handreiking landelijke toegankelijkheid en regiobinding (vraag 7.5b) Aantal personen dat de gemeente op grond van regiobinding overdraagt wordt geregistreerd (vraag 7.5c) Aantal personen dat de gemeente op grond van regiobinding overgedragen krijgt wordt geregistreerd (vraag 7.5c) Er is bij overdracht aan andere gemeenten sprake van warme overdracht (vraag 7.5d) Ja 93 % 93 % Ja 57 % 45 % Ja 7 % 34

59 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN BELEID EN ORGANISATIE WMO De Wmo-thema s en de prestatievelden hangen onderling samen en vertonen ook relaties met andere beleidsterreinen. Dit zijn bijvoorbeeld volksgezondheid, wonen, jeugd en onderwijs, werk en inkomen, armoedebeleid en veiligheidsbeleid. Daarom is binnen de Wmo integraal beleid heel belangrijk. Dit zijn overkoepelende hoofdlijnen die verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Een gemeenschappelijke verkenning en visieontwikkeling zijn daarvoor noodzakelijk. De gezamenlijke visie vindt zijn weerslag in het Wmo-beleidsplan of in één van de deelplannen. Gemeenten staan aan de vooravond van ingrijpende transities die nauw raken aan de maatschappelijke ondersteuning. Deze vinden plaats op het terrein van de AWBZ-begeleiding, de Jeugdzorg en de Participatiewet. Op het moment is er nog veel onzeker over de tijdstippen waarop welke taken anders ingericht moeten worden en welke budgetten daarmee gemoeid zijn. Wel tekent zich een tendens af om deze transities te beschouwen als een kans voor een andere zo mogelijk effectievere benadering van het sociale domein. Immers vanuit de burger of klant bekeken, komt veel problematiek samen in een gezin. Het motto voor de jeugdzorg een gezin, een plan en een regisseur zou het motto kunnen worden voor het aanpakken van meervoudige problemen in het sociale domein. Gehoopt wordt dat een dergelijke benadering eerder het ontstaan van meervoudige problemen signaleert, deze eerder stopt en dat de kosten van de zorg en hulp daardoor lager zullen uitvallen dan nu het geval is. Naast de ontwikkeling van beleid op de 9 prestatievelden zijn er drie onderdelen die een vast onderdeel vormen van het overkoepelende gemeentelijk Wmo-beleid: eigen bijdrage kwaliteit uitgaven Voor de eigen bijdrageregeling en het bepalen van de kwaliteit zijn landelijke richtlijnen opgesteld. EIGEN BIJDRAGEBELEID In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het vormgeven van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het Rijk laat de gemeente binnen een aantal ondergrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. In de tabel op de volgende pagina ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente. Voor de gemeentegrootteklasse en de benchmark wordt het percentage gemeenten getoond die een eigen bijdrage hebben voor de genoemde voorziening. 35

60 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN TABEL 24: EIGEN BIJDRAGE (VRAAG 3.24, VERPLICHTE VRAAG) Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Hulp bij het huishouden Ja 100 % 99 % Roerende zaken (woonvoorziening) Ja 82 % 83 % Onroerende woonvoorziening Ja 82 % 89 % Individuele vervoersvoorziening Nee 73 % 81 % Andere voorziening 20 % 38 % De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen. Maximum eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 100 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. Minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 98 % van de benchmarkgemeenten hanteert het minimum inkomen eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. Verhoging eigen bijdrage Uw gemeente hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. 99 % van de benchmarkgemeenten hanteert het maximum bedrag voor het verhogen van de eigen bijdrage conform Besluit maatschappelijke ondersteuning. KWALITEIT De gemeente is verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente zelf levert, als voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die in opdracht van de gemeente door een instelling wordt geleverd. Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan kwaliteit werken. Voor de verantwoording aan het ministerie is een verplichte vraag opgenomen waarin gemeenten aangeven of zij werken met de volgende kwaliteitscriteria: - het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces; - het opnemen van kwaliteitseisen in de contracten met aanbieders; - het monitoren van de geleverde kwaliteit door de aanbieders; - aanbieders verplichten om periodiek de klanttevredenheid te meten; - andere kwaliteitsnorm. Van de benchmarkdeelnemers heeft 100% kwaliteitseisen opgenomen in de contracten met de aanbieders, bij 96% van de deelnemers wordt de kwaliteit gemonitord en bij 92% van de deelnemers wordt de klanttevredenheid gemeten voor de aanbieders. Het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces wordt het minste gedaan, namelijk door 94% van de benchmarkdeelnemers. 36

61 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN In de tabellenbijlage vindt u terug op welke wijze uw gemeente werkt aan kwaliteit, ook in vergelijking met de referentiegemeenten. Daarnaast is in de vragenlijst gevraagd welke waarborgen voor kwaliteit de gemeente heeft opgenomen in contracten of overeenkomsten met aanbieders van de volgende Wmo-functies: - cliëntondersteuning en indicatiestelling; - verstrekken van individuele voorzieningen; - algemene voorzieningen, waaronder maaltijd/boodschappenvoorziening, sociale alarmering, ontmoetingsfunctie en maatschappelijk werk; - mantelzorgondersteuning; - ondersteuning vrijwilligers; - sociaal cultureel werk en buurthuiswerk; - opvoed- en opgroeiondersteuning; - maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (alleen voor centrumgemeenten). De waarborgen voor kwaliteit zijn: prestatieafspraken, servicenormen, kwaliteitseisen, afspraken over monitoren, afspraken over meten klanttevredenheid en afspraken over klachtenregelingen. De meeste gemeenten hebben één of meerdere waarborgen voor kwaliteit opgenomen in contracten. Van de waarborgen komen Prestatieafspraken het meest voor. De meest uitgebreide waarborgen worden voor de volgende Wmo-functies opgenomen: maatschappelijke werk, huishoudelijke hulp, levering hulpmiddelen. In de tabellenbijlage vindt u terug hoeveel kwaliteitsafspraken uw gemeente heeft gemaakt met aanbieders van de verschillende Wmo-functies. MIDDELEN Er zijn geen richtlijnen op basis waarvan de gemeenten op uniforme wijze de begroting en verantwoording opstellen. Het is daardoor voor de hand liggend dat niet alle gemeenten de Wmouitgaven onderscheidend begroten en verantwoorden. Er is daarom voor gekozen om de IV3-functies 620, 622, 630 en 652 in de benchmark op te nemen, omdat de uitgaven die hieronder vallen grotendeels Wmo-gerelateerd zijn. Voor de functie 714 Openbare gezondheidszorg geldt dit niet, omdat alleen de uitgaven aan openbare geestelijke gezondheidszorg tot de Wmo-uitgaven behoren. De burgers en de gemeente verkrijgen zo op hoofdlijnen inzicht in de gemeentelijke uitgaven voor de algemene collectieve Wmo-voorzieningen, namelijk maatschappelijke dienstverlening en advies (620) en sociaal cultureel werk (630) en in de uitgaven voor individuele Wmo-voorzieningen, namelijk huishoudelijke verzorging (622) en voorzieningen gehandicapten (652). De IV3-posten vormen de kern van de Wmo-uitgaven. Niet alle uitgaven, zoals uitgaven jeugdgezondheidszorg (JGZ) of uitgaven voor het toegankelijk maken van openbare gebouwen voor mensen met een beperking, vallen onder deze posten. 37

62 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN TABEL 25: UITGAVEN WMO IV3 PER INWONER (VRAAG 0.12, VERPLICHTE VRAAG) Grootteklasse Benchmark Maatschappelijke begeleiding en advies 144,59 159,91 152,47 82,36 42,89 Huishoudelijke verzorging 101,53 103,38 102,71 100,61 97,68 Sociaal-cultureel werk 171,10 165,71 166,91 66,23 40,92 Voorzieningen gehandicapten 59,57 56,44 45,95 46,05 49,46 In de benchmark vragen we naast de IV3-posten om een schatting van de totale Wmo-uitgaven. Het gaat hierbij om de programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten (medewerkers belast met uitvoering, inclusief eerstelijnsmanagement en beleidsontwikkeling), maar exclusief gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. Hieronder vallen ook de uitgaven voor de prestatievelden 7, 8 en 9, evenals de uitgaven voor preventie jeugd, loket, mantelzorg en vrijwilligers. Er kunnen grote verschillen tussen gemeenten zijn in wat wel en niet tot de Wmo wordt gerekend. Daarom geeft deze vraag met name een indicatie hoe breed de Wmo gezien wordt binnen uw gemeente en hoe de uitgaven zich in de tijd ontwikkelen. De volgende tabel is uitgesplitst in twee tabellen. De bovenste tabel geeft de trend weer in de begrote uitgaven, de onderste tabel geeft een overzicht van de gerealiseerde uitgaven van de afgelopen drie jaren. TABEL 26: UITGAVEN WMO-BREED (PER INWONER) (VRAAG 0.13) Grootteklasse 2013 Benchmark 2013 Begrote uitgaven 481,15 473,07 485,57 296,74 243, Grootteklasse 2012 Benchmark 2012 Realisatie uitgaven 476,80 485,44 468,05 304,58 243,23 38

63 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN BIJLAGE 1: SCOREBEPALING WMO-THERMOMETERS In deze bijlage kunt u exact terugvinden hoe u scoort op de onderliggende factoren van de in dit rapport gehanteerde thermometers. Dit biedt u aanknopingspunten om uw scores toe te lichten. Alle scores op de thermometers lopen van 0 tot 5, waarbij 5 de maximaal haalbare score is. Wmo-thermometer = gemiddelde van de score op de acht onderliggende thermometers. Wanneer er sprake is van een ranking, dan is de score van uw gemeente in uw ranking gezet ten opzichte van de andere deelnemers aan de benchmark. Toelichting berekening De optelling van alle indicatoren per thermometer is niet altijd gelijk aan het totaal van de gemiddelden naar gemeentegrootteklasse en voor de benchmark. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. En het komt voor dat een indicator niet meetelt voor een specifieke gemeente. Hierdoor krijg je afwijkende waarden in het benchmarkgemiddelde en het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse voor het totaal. De benchmarkgemiddelden en de gemiddelden voor de gemeentegrootteklasse zijn alleen berekend voor die gemeenten die de betreffende indicator ingevuld hebben. Bijvoorbeeld: als een gemeente geen tevredenheidsonderzoek bij ons heeft gedaan (CTO) wordt deze indicator niet meegerekend voor het gemiddelde en dus wijkt het gemiddelde dan af. THERMOMETER BELEIDSPARTICIPATIE Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Aantal betrokken doelgroepen per prestatieveld en intensiteit ,1 7,7 7,1 Aantal ingezette methoden ,5 7,3 6,7 Bekendheid Wmo-raad CTO 5* 0,7 1,1 1,5 Welke doelgroepen in Wmo raad ,2 3,4 3,4 Wanneer worden partijen bij beleid betrokken Rol en verantwoordelijkheden van betrokken partijen bij beleid ,9 2,8 3, ,9 2,7 2,7 Communicatie naar burgers ,3 3,0 3,4 Delen 9 2,7 3,1 3,1 * Indien uw gemeente geen Wmo-raad (of ander participatieorgaan) heeft of in de afgelopen drie jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan worden deze indicatoren niet meegenomen in de berekening. 39

64 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER LEEFBAARHEID Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Inzet bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid ,0 9,3 8,5 Sociale kwaliteit (schaalscore 0-10) * 5,9 6,2 6,7 Fysieke verloedering (schaalscore 10-0) * 6,3 6,4 6,6 Onveiligheidsbeleving * 7,5 7,8 8,2 Sociale overlast (schaalscore 10-0) * 7,8 8,0 8,3 Overig overlast * 8,0 8,3 8,5 Aandeel burgers dat actief is in verbeteren buurt Tevredenheid fysieke collectieve voorzieningen (schaalscore 0-10) 1.9 5* 1,6 2,1 2, * 6,3 5,7 5,5 Afspraken woningcorporaties 1.11ab 10 4,8 4,7 5,5 Aanwezigheid basisvoorzieningen ,0 7,5 8,0 Speelruimte (ranking) KIT ,0 7,2 7,4 Delen 21 3,6 3,4 3,6 * Indien uw gemeente deze indicatoren niet heeft ingevuld, dan worden deze niet meegenomen in de berekening van de waarde van de thermometer. Afhankelijk van het aantal indicatoren dat uw gemeente niet heeft ingevuld, wordt de deelfactor bepaald. Heeft uw gemeente bijvoorbeeld alle indicatoren met een * niet kunnen beantwoorden, dan wordt door 8 gedeeld om de behaalde score te berekenen. 40

65 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER JEUGD Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Faciliteiten opvoedondersteuning ,0 10,0 9,9 Voortijdig schoolverlaten (ranking) OC&W ,0 6,5 7,4 Aantal vragen opvoedtelefoon/steunpunt bekend * 3,3 3,8 3,6 Gebruik opvoedondersteuning ,3 4,7 4,4 CJG-inlooppunt * 5,0 7,7 7,5 Samenwerking CJG met organisaties ,5 8,0 7,8 Betrekken ouders/jongeren bij CJGbeleid ,0 3,5 3,3 Schoolmaatschappelijk werk (ranking) ,0 3,0 2,4 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,0 6,9 6,8 Kinderen met delict voor rechter (ranking) KIT ,0 6,2 6,9 Kinderen in jeugdzorg (ranking) KIT ,0 6,3 6,8 Meldingen kindermishandeling (ranking) KIT ,0 6,6 7,1 Delen 20 3,8 3,7 3,7 * Indien uw gemeente geen fysiek CJG inlooppunt heeft dan wordt de indicator aantal vragen CJG inloopsteunpunt en de indicator CJG inloopsteunpunt niet in de berekening meegenomen en wordt de deelfactor aangepast. 41

66 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER TOEGANG EN OPLOSSING VOOR WMO-ONDERSTEUNINGSVRAGEN Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Wmo-diensten in loket ,2 3,9 4,4 Faciliteiten cliëntondersteuning ,0 6,9 7,8 Samenwerking met organisaties binnen het loket ,8 5,4 6,0 Registratie ,0 6,2 5,7 Communicatie Kanteling ,0 4,1 4,1 Het gesprek ,5 4,2 4,3 Competentieprofiel ,0 2,5 2,4 Nazorg ondersteunde cliënten ,3 2,6 3,4 Afstemming huishoudelijke hulp met zorgfuncties AWBZ ,7 5,2 5,2 (keuken)tafelgesprekken bij melding ,0 4,1 4,3 Intensiteit (keuken)tafelgesprekken ** 4,0 8,0 8,9 Monitoring/evaluatie 3.19ab 5 3,3 1,8 3,0 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,6 7,7 7,9 Tevredenheid aanvraagprocedure bij loket * 7,0 7,0 7,3 Tevredenheid huishoudelijke hulp * 7,7 7,7 7,8 Tevredenheid individuele voorzieningen * 7,4 7,3 7,4 Tevredenheid collectief vervoer * 6,8 7,0 7,0 Tevredenheid doorlooptijden * 9,2 8,6 8,7 Delen 30 3,0 3,3 3,5 * Indien uw gemeente in de afgelopen drie jaar niet heeft deelgenomen aan het cliënttevredenheidsonderzoek van SGBO, dan worden de indicatoren met betrekking tot de tevredenheid niet meegenomen in de berekening. ** Indien uw gemeente geen (keukentafel)gesprekken aflegt, dan telt de intensiteit van de gesprekken niet mee. 42

67 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER MANTELZORG Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Functies mantelzorg ,1 9,5 8,5 Ondersteuning mantelzorgers ,3 7,9 7,6 Zicht op gebruik ondersteuning mantelzorgers ,1 8,0 5,1 Zicht op bereik mantelzorgers ,0 10,0 9,0 Contact en zicht op doelgroep 3.17/ ,3 4,7 4,5 Doelgroep onderscheiden ,0 3,9 3,4 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,5 3,7 3,4 Contact met organisaties ,6 6,7 5,8 Zicht op aanbod en beschikbaarheid respijtzorg ,2 3,1 3,2 Delen 15 3,5 3,8 3,4 THERMOMETER VRIJWILLIGERS Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Functies vrijwilligerswerk ,3 8,7 7,1 Ondersteuning vrijwilligers 4.11ab 10 8,1 7,2 6,9 Zicht op gebruik ondersteuning vrijwilligers ,0 3,9 4,0 Contact en zicht op doelgroep ,0 4,1 4,0 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,5 3,4 3,3 Delen 9 2,9 3,0 2,8 43

68 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN THERMOMETER WONEN, ZORG EN TOEGANKELIJKHEID Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Aanbod algemene voorzieningen 5.1a 10 6,7 6,8 6,8 Beleid levensloopbestendig bouwen 5.3 5* 5,0 3,2 3,8 Afspraken levensloopbestendig bouwen 5.5 5* 1,3 1,1 1,8 Afspraken over fysieke toegankelijkheid openbare ruimte Toezien naleving afspraken toegankelijkheid ,0 4,1 3, ,2 3,3 3,2 Meten tevredenheid fysieke toegankelijkheid openbare ,0 4,0 2,6 voorzieningen Ervaringen met fysieke toegankelijkheid 5.9 5* 2,1 2,1 2,3 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,6 6,2 6,2 Inclusief beleid ,8 4,5 4,4 Delen 12 3,2 3,0 2,9 * Indien uw gemeente geen nieuwbouw heeft, dan tellen de afspraken over levensloopbestendig bouwen niet mee. Indien uw gemeente niet de tevredenheid over de toegankelijkheid van openbare ruimte, openbare gebouwen, private gebouwen met publieke functie en openbaar vervoer meet dan telt deze tevredenheid niet mee. THERMOMETER OPVANG Grootteklasse Vraagnr. Max score Uw score centrum Benchmark centrum Inzet voor vrouwenopvang en huiselijk geweld Meldingen HG van politie naar steunpunt ,0 9,9 9, ,0 4,4 4,2 Beschikbaarheid voorzieningen ,0 2,5 2,7 Inzet OGGZ ,7 8,9 8,9 Inzet verslavingszorg ,0 8,7 7,8 Samenwerking centrum en regiogemeenten bij ontwikkeling en ,3 6,9 6,6 uitvoering van beleid Lokaal zorgnetwerk ,0 5,0 5,0 Nazorg-activiteiten ,7 2,2 2,6 Zicht op omvang doelgroepen ,3 5,7 5,6 Afspraken woningcorporaties ,0 4,1 3,8 Zicht op uitstroom doelgroepen ,3 5,5 4,9 Kwaliteitsafspraken met uitvoerders ,0 7,5 7,5 Delen door 19 3,2 3,8 3,6 44

69 BENCHMARK WMO 2013 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE NIJMEGEN BIJLAGE 2: DEELNEMENDE GEMEENTEN Gemeentegrootte naar inwoneraantal Deelnemende gemeenten Grootteklasse 1: inwoners Asten, Beesel, Brielle, Cromstrijen, Drechterland, Eemnes, Enkhuizen, Gulpen-Wittem, Haaren, Heeze-Leende, Landerd, Meerssen, Someren, Valkenburg aan de Geul, Vlagtwedde, Westerveld, Westervoort Grootteklasse 2: inwoners Baarn, Barendrecht, Berkelland, Beuningen, Borger-Odoorn, Boxtel, Brummen, Bunschoten, Coevorden, Cranendonck, Dalfsen, de Wolden, Duiven, Epe, Ermelo, Etten-Leur, Halderberge, Heemskerk, Hellendoorn, Hellevoetsluis, Hof van Twente, Houten, Kerkrade, Leiderdorp, Leusden, Lochem, Maasdriel, Maasgouw, Maassluis, Medemblik, Meppel, Nijkerk, Noordoostpolder, Noordwijk, Oldebroek, Ooststellingwerf, Opsterland, Overbetuwe, Renkum, Ridderkerk, Rijswijk, Stadskanaal, Stede Broec, Steenwijkerland, Stein, Twenterand, Utrechtse Heuvelrug, Voorst, Vught, Wageningen, Weststellingwerf, Wijchen, Wijdemeren, Wijk bij Duurstede, Zuidplas, Zundert Grootteklasse 3: inwoners Almelo, Amstelveen, Barneveld, Delft, Doetinchem, Gouda, Heerhugowaard, Hengelo, Hilversum, Hoorn, Katwijk, Lelystad, Schiedam, Sittard-Geleen, Velsen, Vlaardingen Grootteklasse 4: meer dan inwoners Almere, Apeldoorn, Arnhem, Ede, Emmen, Haarlemmermeer, Leiden, Nijmegen, Westland, Zaanstad, Zoetermeer 45

70 OVER SGBO EN BMC Per 1 januari 2008 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het eigendom van SGBO overgedragen aan de BMC Groep. Sindsdien werken wij stelselmatig aan verbetering van het aanbod van onderzoek en advies. Analyse van het aanbod en de werkwijze van beide organisaties heeft aangetoond dat klanten nog beter bediend worden vanuit BMC door een gestroomlijnd aanbod van onderzoek, advies, management, training, coaching en daaraan verwante diensten. Dezelfde analyse maakte duidelijk dat de benchmarks die u kent van SGBO optimaal gedijen in een eigen organisatorische context. De benchmarks, waaraan de meerderheid van alle gemeenten deelneemt, blijven de verantwoordelijkheid van SGBO. De vertrouwelijkheid van de benchmarkgegevens en -processen en de steeds verdere verfijning van technieken blijven door SGBO gegarandeerd. De van SGBO bekende vormen van gestructureerd onderzoek en onderzoeksmethoden worden voortduren verder ontwikkeld en uitgebreid en doelgericht verbonden met de bij BMC beschikbare inhoudelijke expertise. De onderzoekers van SGBO en BMC en de inhoudelijke experts vinden elkaar in gezamenlijkheid, waarin op het hoogste kwaliteitsniveau onderzoek aangeboden wordt aan publieke organisaties.

71

72 Klantonderzoek Wmo over 2012 Wmo-voorzieningen Gemeente Nijmegen

73

74 Klantonderzoek Wmo over 2012 Wmo-voorzieningen Gemeente Nijmegen

75

76 COLOFON Samenstelling Ingrid Dooms Annelieke van den Heuvel SGBO Benchmarking Postbus HE Den Haag SGBO Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.

77

78 Gemeente Nijmegen INHOUDSOPGAVE Inleiding 2 Samenvatting 4 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Achtergrond onderzoek Achtergrond cliënten Wmo-raad 10 2 Contact met de gemeente Het contact Het gesprek De oplossing Aanvraagprocedure 17 3 Hulp bij het huishouden Proces en kwaliteitscriteria Tevredenheid over de leverancier Tevredenheid over de medewerkers Rapportcijfers hulp bij het huishouden 26 4 Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer Woonvoorziening Rolstoel Scootmobiel Tegemoetkoming voor vervoerskosten Rapportcijfers Wmo-hulpmiddel(en) Collectief vervoer 32 5 Overige ondersteuning Mantelzorg Hulp van een vrijwilliger Zorg vanuit de AWBZ 37 6 Meedoen aan de maatschappij Toegankelijkheid Meedoen en (langer) zelfstandig kunnen blijven wonen 40 Bijlage 1 Resultaten tevredenheidsonderzoek cliënten 42

79 Gemeente Nijmegen

80 Gemeente Nijmegen Inleiding Hoe tevreden zijn burgers met een ondersteuningsvraag over hoe zij geholpen zijn door uw gemeente? Hoe tevreden zijn uw cliënten over de ondersteuning die zij vanuit de Wmo krijgen? Zijn uw cliënten in de loop der jaren meer dan wel minder tevreden daarover? En verschilt de tevredenheid van cliënten per type ondersteuning, hetzij hulp bij het huishouden, hetzij WRV-voorzieningen (woonvoorziening, rolstoel, vervoersvoorziening)? Dat zijn de vragen die centraal staan in het klantonderzoek Wmo over Op hoofdlijnen is de opzet van het klanttevredenheidsonderzoek niet gewijzigd, zodat de uitkomsten door de jaren heen vergelijkbaar zijn. De beoogde doelen van de Wmo, waaraan de verschillende vormen van ondersteuning dienen bij te dragen, zijn onveranderd. Belangrijke vragen in dit onderzoek zijn dan ook in welke mate de ondersteuning bijdraagt aan het langer zelfstandig wonen van cliënten en in hoeverre dit bijdraagt aan het langer meedoen in de maatschappij. Veel gemeenten zijn gestart met het invoeren van de gekantelde werkwijze en dit is meegenomen in het onderzoek. De voornaamste aanpassingen hebben betrekking op het stuk toegang tot ondersteuning dat nu is omgedoopt tot contact met uw gemeente. Het is immers zaak om niet alleen uit te gaan van cliënten met een aanvraag maar ook van burgers met een vraag of een probleem. De voorzieninggerichte benadering (ook wel claimgerichte benadering) wordt vervangen door de resultaatgerichte benadering. Bij het stellen van vragen over het contact met uw gemeente dient daarom rekening te worden gehouden met meer diverse situaties. Vanuit de gedachte dat cliënten die een beroep op de Wmo doen ook andere vormen van ondersteuning en zorg krijgen, formeel (bijvoorbeeld via de AWBZ) of informeel (bijvoorbeeld van een mantelzorger of vrijwilliger), zijn ook deze vormen van ondersteuning meegenomen in het onderzoek. Het past in de bredere benadering van maatschappelijke ondersteuning om naar het ontvangen van de andere vormen van ondersteuning en zorg te kijken. In de gevallen waarin het keukentafelgesprek geleid heeft tot een advies is tevens nagegaan uit welke bestanddelen dit advies is samengesteld (eigen kracht, eigen netwerk, algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen, individuele voorzieningen). Leeswijzer Het rapport begint met een samenvatting met daarin de resultaten op hoofdlijnen. Hoofdstuk 1 bevat de verantwoording en de achtergrondgegevens over het onderzoek. Ook vindt u hier informatie over (de bekendheid met) de Wmo-raad. Hoofdstuk 2 gaat over het contact met uw gemeente. Hulp bij het huishouden komt aan bod in hoofdstuk 3 en in hoofdstuk 4 staan de Wmo-voorzieningen en het collectief vervoer centraal. Hoofdstuk 5 staat in het teken van overige ondersteuning waarbij wordt ingegaan op mantelzorg, hulp van een vrijwilliger en zorg vanuit de AWBZ. Hoofdstuk 6 bevat SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 2

81 Gemeente Nijmegen informatie over het meedoen aan de maatschappij en langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Tevens komt in dit hoofdstuk de toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbare ruimten aan de orde. In het rapport wordt met regelmaat verwezen naar de resultaten uit het klantonderzoek Wmo en de Benchmark Wmo over voorgaande jaren. Voor gemeenten die hebben deelgenomen aan Tevredenheid cliënten Wmo over 2009, 2010 en/of 2011 zijn in de bijlage ter vergelijking de resultaten van de vergelijkbare vragen uit deze onderzoeken weergegeven. Figuren In het rapport zijn zowel de resultaten van de respondenten in uw gemeente als het gemiddelde resultaat van de respondenten van alle deelnemende gemeenten weergegeven (de referentiegroep). In een aantal figuren zijn rode streepjes geplaatst. Deze rode streepjes geven de gemiddelde tevredenheid van de respondenten in de referentiegroep aan. Daarbij zijn de percentages tevreden en zeer tevreden cliënten bij elkaar opgeteld. Wanneer het rode streepje in het vak zeer tevreden of tevreden staat dan betekent dit dat de respondenten in uw gemeente meer tevreden zijn dan in de referentiegroep. Andersom geldt dat als het rode streepje in het vlak ontevreden of zeer ontevreden staat de respondenten in de referentiegroep meer tevreden zijn dan in uw gemeente. De cijfers van de figuren kunnen door afronding afwijken van de cijfers in de tekst, hetzelfde geldt voor gegevens in de tekst die (minimaal) kunnen afwijken van de gegevens in de bijlage. In sommige gevallen tellen antwoorden van een vraag niet op tot 100%. Dit komt door afrondingsverschillen. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 3

82 Gemeente Nijmegen Samenvatting Uw gemeente heeft meegedaan aan een klantonderzoek Wmo over In het onderzoek is rekening gehouden met de Kanteling, wat kort samengevat betekent dat niet de aanvraag maar de vraag van de klant centraal staat. De doelgroep van het onderzoek is het totaal aantal unieke klanten die in het kader van de Wmo met een vraag en/of een aanvraag voor een Wmo-voorziening contact heeft opgenomen met uw gemeente in 2011 en/of De (aan)vragers hebben vragen voorgelegd gekregen over het contact waarbij ook gevraagd is wat voor oplossing hen geadviseerd is en wat hun tevredenheid daarover is. Daarnaast hebben zij vragen beantwoord over de aanvraagprocedure, de huishoudelijke hulp en de overige Wmo voorzieningen maar ook over overige ondersteuning zoals hulp van een mantelzorger, vrijwilliger of AWBZ ondersteuning. Op die manier ontstaat er een completer beeld van de (aan)vrager en zijn of haar situatie. In deze samenvatting worden de resultaten op hoofdlijnen weergegeven. Respons In totaal zijn in uw gemeente 1000 vragenlijsten verzonden en 495 geretourneerd. Daarmee is de respons 50%. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 53%. Contact met de gemeente Het principe van de Kanteling gaat uit van de verantwoordelijkheidsladder waarbij eerst gekeken wordt wat burgers zelf kunnen, of met behulp van hun eigen netwerk. Als dit niet (voldoende) in de behoefte voorziet, wordt gekeken naar algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen en daarna naar de mogelijkheid van een individuele voorziening. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken en doen, zowel van de burger als van de consulent. 41% van de respondenten in uw gemeente heeft een persoonlijk gesprek thuis gehad, 14% een persoonlijk gesprek elders, 33% heeft een telefonisch gesprek gehad en bij 12% betrof het een briefwisseling/ contact. Voor de referentiegroep zijn de aandelen respectievelijk 49%, 19%, 24% en 8%. Respondenten geven gemiddeld een 7,1 voor het contact. In de referentiegroep is dit cijfer een 7,4. Degenen met wie een gesprek heeft plaatsgevonden zijn het meest tevreden over de tijd die voor ze was genomen tijdens het gesprek, 95% is hier (zeer) tevreden over. Relatief het minst tevreden is men over de deskundigheid van de mensen met wie ze tijdens het gesprek te maken hadden, 89% is hier (zeer) tevreden over. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 4

83 Gemeente Nijmegen Bij het vaststellen welk resultaat bereikt moet worden met de ondersteuning wordt er breed gekeken naar de persoonlijke situatie en worden meerdere levensdomeinen (wonen, sociale contacten, gezondheid, participatie en dergelijke) besproken om te bekijken of de burger hulp of ondersteuning nodig heeft. De respondenten is gevraagd in hoeverre zij vinden dat er in het gesprek rekening is gehouden met de persoonlijke situatie. 89% zegt daarop veel of redelijk. In de referentiegroep is dit 92%. In 27% is geadviseerd onder andere een beroep te doen op de eigen kracht van de respondent (referentiegroep 30%). Bij 24% van de respondenten is aangeraden om onder andere een beroep te doen op familie, vrienden of buren (referentiegroep 29%). 86% van de respondenten is (zeer) tevreden met de voorgestelde oplossing (referentiegroep 89%). Van de respondenten aan wie voorgesteld is hun vraag onder andere zelf op te lossen met of zonder hun netwerk is 74% hier (zeer)tevreden over (referentiegroep 82%). Aanvraagprocedure In uw gemeente geven respondenten een gemiddeld rapportcijfer van een 7,0 voor de aanvraagprocedure (referentiegroep 7,2). 92% geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de wachttijd tussen de aanvraag en het daadwerkelijk verkrijgen van de hulp of de voorziening. In de referentiegroep is dit aandeel 89%. Hulp bij het huishouden 69% van de respondenten in uw gemeente heeft hulp bij het huishouden (referentiegroep 68%). Het aandeel respondenten dat in uw gemeente een persoongebonden budget (pgb) heeft voor hulp bij het huishouden is 23% (referentiegroep 24%). 86% van het aantal respondenten met hulp bij het huishouden in natura geeft aan een exemplaar van het zorgplan te bezitten (referentiegroep 86%). 5% geeft aan niet te weten of zij een exemplaar van het zorgplan hebben. Het aandeel hiervoor ligt in de referentiegroep op 5%. Respondenten zijn het meest tevreden over de telefonische bereikbaarheid van de organisatie waarvan ze hulp ontvangen, 88% is hier (zeer) tevreden over. De respondenten zijn relatief het minst tevreden over de wisselingen van de medewerkers, 74%, is hier (zeer) tevreden over. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 5

84 Gemeente Nijmegen Respondenten met zorg in natura geven gemiddeld een 7,7 en respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) gemiddeld een 8,0. In de referentiegroep is de waardering respectievelijk 7,8 en 8,1. Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer 37% heeft een woonvoorziening (referentiegroep 34%), 25% van de respondenten heeft een rolstoel (referentiegroep 24%) en van de respondenten heeft 20% een scootmobiel (referentiegroep 21%). 3% van de respondenten met een scootmobiel zegt deze maar een paar keer per jaar te gebruiken en 1% zegt (bijna) nooit. In de referentiegroep liggen deze aandelen respectievelijk op 3% en 3%. 32% van de respondenten heeft een tegemoetkoming in de vervoerskosten ontvangen waarvan 76% (zeer) tevreden is over de hoogte daarvan. In de referentiegroep is dit respectievelijk 14% en 82%. Aan de respondenten die voorzieningen ontvangen, is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe de totale tevredenheid is over de Wmo-voorziening(en). Respondenten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,5. In de referentiegroep is dit gemiddeld een 7,5. 18% gebruikt het collectief vervoer (referentiegroep 36%). Het blijkt dat de respondenten in uw gemeente het meest positief zijn over het contact met de centrale bij het bestellen van de rit, 92% is hier (zeer) tevreden over. Respondenten zijn relatief het minst tevreden over de wachttijden voordat ze worden opgehaald, 64% is hier (zeer) tevreden over. Het gemiddelde rapportcijfer voor het collectief vervoer in uw gemeente is een 6,8. In de referentiegroep is dat een 7,1. In uw gemeente geeft 31% aan een paar keer per jaar gebruik te maken van het collectief vervoer en 16% (bijna) nooit. Voor de referentiegroep liggen deze percentages op 28% en 10%. Overige ondersteuning 47% van de respondenten geeft aan momenteel hulp te ontvangen van een mantelzorger (referentiegroep 47%) en 16% van de respondenten geeft aan momenteel hulp van een vrijwilliger te ontvangen (referentiegroep 17%). Dit aandeel mantelzorgers en vrijwilligers is niet representatief voor de gehele gemeente, omdat het hier om een selectieve groep van mantelzorgers en vrijwilligers gaat: mantelzorgers en vrijwilligers die cliënten ondersteunen. Uit het onderzoek blijkt verder dat 13% zowel hulp van een mantelzorger als hulp van een vrijwilliger ontvangt. In de referentiegroep is dat 14%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 6

85 Gemeente Nijmegen Daarnaast is gevraagd of de respondenten ook zorg of ondersteuning vanuit de AWBZ ontvangen. 15% in uw gemeente maakt gebruik van (individuele) begeleiding, 7% van begeleiding in de vorm van groepsactiviteiten, 17% van persoonlijke verzorging, 7% van behandeling en 8% van verpleging. De aandelen in de referentiegroep zijn respectievelijk 12%, 8%, 19%, 8% en 9%. Meedoen aan de maatschappij Mee kunnen blijven doen aan de maatschappij is een belangrijk doel van de Wmo. Het zo lang mogelijk gewoon en zelfstandig wonen, doen wat je zelf kunt doen en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer zijn de elementen van het meedoen aan de maatschappij waarop de Wmo doelt. De fysieke toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbare ruimte bepaalt mede of burgers in staat zijn mee te doen. In uw gemeente geeft 49% van de respondenten aan dat zij nooit of zelden of soms een probleem ervaren met de fysieke toegankelijkheid van openbare gebouwen. Met betrekking tot de fysieke toegankelijkheid van de openbare ruimte ervaart 37% nooit of zelden een probleem. In de referentiegroep liggen deze percentages op 53% en 35%. En de hamvraag: dragen de ondersteuning en voorzieningen uit de Wmo in de ogen van de burgers bij aan de uiteindelijke doelen van de wet? In uw gemeente geeft 86% van de respondenten aan dat de ondersteuning/het hulpmiddel veel of redelijk bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen. Als het gaat om de bijdrage van de ondersteuning/het hulpmiddel aan meedoen aan de maatschappij, geeft 74% aan dat het veel of redelijk bijdraagt. In de referentiegroep liggen deze percentages op respectievelijk 83% en 76%. Wmo-raad In uw gemeente heeft 15% wel eens gehoord van de Wmo-raad. In de referentiegroep ligt dit aandeel op 25%. Aan degenen die wel eens gehoord hebben van de Wmo-raad, is gevraagd hoe ze voor het eerst van de Wmo-raad hebben gehoord. Van de groep die wel eens heeft gehoord van de Wmo-raad geeft de grootste groep (35%) aan voor het eerst gehoord te hebben van de Wmo-raad via de gemeente/het Wmo-loket. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 7

86 Gemeente Nijmegen 1 Verantwoording en achtergrondgegevens Het onderzoek is tussen januari en mei 2013 uitgevoerd. In totaal hebben 71 gemeenten aan het onderzoek deelgenomen. Omdat gebruik is gemaakt van een standaardvragenlijst en standaardmethode kunnen de resultaten van verschillende gemeenten onderling worden vergeleken. In dit hoofdstuk vindt u informatie over de achtergrond van het onderzoek en de achtergrond van de (aan)vragers (zoals bijvoorbeeld de leeftijdsopbouw). Daarnaast leest u hoe bekend deze (aan)vragers zijn met de Wmo-raad in uw gemeente. 1.1 Achtergrond onderzoek In de vragenlijst wordt rekening gehouden met de Kanteling, wat kort samengevat betekent dat niet de aanvraag maar de vraag van de klant centraal staat. De vragenlijst is geschikt voor alle gemeenten, ongeacht of de gemeente gekanteld is of bezig is met kantelen. De doelgroep van het onderzoek is het totaal aantal unieke klanten die in het kader van de Wmo met een vraag en/of een aanvraag voor een Wmo-voorziening contact hebben opgenomen met uw gemeente in 2012 en/of Doelgroep voor gekantelde gemeenten Gemeenten die gekanteld werken, schrijven klanten aan die met een vraag contact hebben opgenomen met de gemeente. Deze vraag wordt ook wel een melding genoemd en wordt door de gemeente vaak geregistreerd met zogeheten meldingsformulieren. Het gaat hier om melders met een ondersteuningsvraag die in het kader van de Kanteling in aanmerking komen voor het zogeheten keukentafelgesprek. Doelgroep voor niet gekantelde gemeenten Gemeenten die nog niet gekanteld werken, schrijven (net als voorgaande jaren) klanten aan die voor een aanvraag van een Wmo-voorziening contact hebben opgenomen met de gemeente. Het is ook mogelijk dat een gemeente bijvoorbeeld halverwege 2012 is gekanteld. In dat geval kan het zijn dat er zowel vragers als aanvragers in het onderzoek zijn bevraagd. Steekproef In het geval er minder dan 600 unieke (aan)vragers zijn, zijn deze allemaal aangeschreven. Indien het aantal unieke (aan)vragers in 2012 en/of 2011 groter was dan 600 unieke cliënten, hebben deelnemende gemeenten naar een deel van deze (aan)vragers een vragenlijst gestuurd. In dat geval heeft de gemeente een aselecte steekproef getrokken uit SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 8

87 Gemeente Nijmegen het bestand met (aan)vragers. Alle (aan)vragers uit de steekproef hebben de vragenlijst gekregen. Bij het bepalen van de omvang van de steekproef is uitgegaan van een bepaalde betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en respons. Belangrijk om te weten is dat we in dit onderzoek met de getrokken steekproef en de vereiste respons uitspraken kunnen doen over de tevredenheid van (aan)vragers. Uw gemeente heeft in het onderzoek geen melders/vragers in de steekproef opgenomen. Respons In totaal zijn in uw gemeente 0 vragenlijsten verzonden en 495 geretourneerd. Daarmee is de respons _. In de referentiegroep is de gemiddelde respons 53%. Uitsplitsingen In dit rapport worden ook uitsplitsingen gemaakt, bijvoorbeeld naar leeftijd of het wel of niet hebben van een persoonsgebonden budget (pgb). De resultaten hiervan kunnen bij kleine aantallen respondenten veelal alleen een indicatie van de tevredenheid geven. De aantallen kunnen dan te klein zijn om betrouwbare uitspraken op te baseren. Referentiegroep De referentiegroep is dit jaar gedifferentieerder dan in andere jaren. Gekantelde en nietgekantelde gemeenten zijn beide vertegenwoordigd in de vergelijkingsgroep. 1.2 Achtergrond (aan)vragers In onderstaande tabel zijn de respondenten verdeeld naar leeftijdscategorie. U ziet de resultaten voor uw gemeente en voor alle deelnemende gemeenten (de referentiegroep). Tabel 1 Leeftijd respondenten (%) Uw gemeente Referentiegroep 17 jaar of jonger 1 % 1 % jaar 2 % 2 % jaar 26 % 19 % jaar 20 % 22 % % 57 % 47 % van de respondenten in uw gemeente heeft hulp gehad bij het invullen van de vragenlijst. In de referentiegroep is dit 44%. Van de respondenten die hulp hebben gehad bij het invullen, heeft de grootste groep deze hulp gekregen van een naaste (69%). SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 9

88 Gemeente Nijmegen 1.3 Wmo-raad Veel gemeenten hebben een Wmo-raad (of een vergelijkbaar orgaan, zoals participatieraad, platform of klankbordgroep) die bestaat uit burgers die meedenken over het lokale Wmo-beleid. De Wmo-raad is een onafhankelijk adviesorgaan in de gemeente. Zij zorgen ervoor dat ideeën en meningen van cliënten, burgers en/of maatschappelijke organisaties worden meegenomen in de lokale besluitvorming rondom de Wmo. De rol en de bevoegdheden van de Wmo-raden verschillen echter per gemeente. In uw gemeente heeft 15% wel eens gehoord van de Wmo-raad. In de referentiegroep ligt dit aandeel op 25%. Aan degenen die wel eens gehoord hebben van de Wmo-raad, is gevraagd hoe ze voor het eerst van de Wmo-raad hebben gehoord. In de volgende figuur ziet u de uitkomsten. Figuur 1 Hoe heeft u voor het eerst gehoord van de Wmo-raad? (%) Van de groep die wel eens heeft gehoord van de Wmo-raad geeft de grootste groep (35%) aan voor het eerst gehoord te hebben van de Wmo-raad via de gemeente/het Wmo-loket. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 10

89 Gemeente Nijmegen 2 Contact met uw gemeente Burgers komen met verschillende (aan)vragen bij het Wmo-loket. In veel gevallen volgt na een (aan)vraag een persoonlijk gesprek met de burger. Vanuit de gedachte van de Kanteling wordt er breed gekeken naar de persoonlijke situatie en worden meerdere levensdomeinen (wonen, sociale contacten, gezondheid, participatie en dergelijke) besproken om te bekijken of de burger hulp of ondersteuning nodig heeft. De compensatie is niet omschreven in de wet; het gaat om het resultaat van de compensatie. Gemeenten zijn vrij om zelf invulling te geven aan de compensatieplicht. De gekantelde werkwijze houdt in dat de gemeenten burgers helpen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en te participeren, ondanks beperkingen. Daarbij wordt in gesprek met de burger eerst in beeld gebracht wat het probleem is en wat de mogelijkheden van de burger zijn om dit probleem zelf te verkleinen. Als dat niet voldoende is, wordt gekeken naar de mogelijkheden binnen het eigen netwerk, de informele hulp en algemene voorzieningen. Daarna komen de collectieve voorzieningen in beeld. Ten slotte wordt er gekeken naar een individuele voorziening. 2.1 Het contact 16% van de burgers nam contact op om informatie op te vragen, 8% om advies te vragen, 81% voor het doen van een aanvraag, 17% voor het doen van een vervolgaanvraag en 5% in verband met een andere reden. In het onderzoek was het mogelijk om meerdere redenen op te geven, dus de aandelen kunnen optellen tot meer dan 100%. De respondenten geven aan dat ze over de onderstaande onderwerpen contact hebben opgenomen. Ook hier was het mogelijk om meerdere onderwerpen aan te geven. Figuur 2 Over welk onderwerp heeft u contact opgenomen? (%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 11

90 Gemeente Nijmegen Het principe van de Kanteling gaat uit van de verantwoordelijkheidsladder waarbij eerst gekeken wordt wat burgers zelf kunnen, of met behulp van hun eigen netwerk. Als dit niet (voldoende) in de behoefte voorziet, wordt gekeken naar algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen en daarna naar de mogelijkheid van een individuele voorziening. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken en doen, zowel van de burger als van de consulent. Burgers met beperkingen moeten duidelijk maken hoe hun leven eruit ziet en wat zij nodig hebben om mee te kunnen doen. Door een gesprek 'aan de keukentafel' te voeren, kan deze vraag worden geanalyseerd en zijn oplossingen op maat mogelijk. Niet alle gemeenten zijn zover, er vindt ook vaak telefonisch contact plaats of het contact verloopt via briefwisseling of . Hoe in uw gemeente de (aan)vraag van de burger is opgepakt, ziet u in de volgende tabel. Tabel 2 Manier waarop de (aan)vraag besproken is (%) Uw gemeente Referentiegroep Persoonlijk gesprek bij mij thuis 41 % 49 % Persoonlijk gesprek elders 14 % 19 % Telefonisch gesprek 33 % 24 % Briefwisseling/ contact 12 % 8 % 2.2 Het gesprek In deze paragraaf gaat het om de ervaringen van respondenten die een gesprek hebben gehad (persoonlijk gesprek thuis, persoonlijk gesprek elders en een telefonisch gesprek vallen hieronder). In de volgende figuur wordt de tevredenheid over de volgende aspecten van het gesprek weergegeven: de informatie over de afhandeling van het gesprek; de tijd die genomen werd voor het gesprek; de deskundigheid van de medewerkers; de wijze waarop de respondent is behandeld bij het gesprek. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 12

91 Gemeente Nijmegen Figuur 3 Tevredenheid over het gesprek (%) Wat betreft het gesprek in uw gemeente zijn de respondenten het meest tevreden over de tijd die voor ze was genomen tijdens het gesprek, 95% is hier (zeer) tevreden over. Relatief het minst tevreden is men over de deskundigheid van de mensen met wie ze tijdens het gesprek te maken hadden, 89% is hier (zeer) tevreden over. Om een gesprek goed en efficiënt te laten verlopen, wordt vanuit de Kanteling geadviseerd om burgers vooraf te informeren over wat ze van zo n gesprek kunnen verwachten. Op die manier weet de burger ook beter wat hij of zij mag verwachten van (de uitkomst van) het gesprek en kan degene alvast nadenken over de eigen inbreng die wellicht mogelijk is en welke vragen er leven. Uit kwalitatieve kantelingsonderzoeken van SGBO, uitgevoerd in meerdere gemeenten, over 2011 blijkt dat de informatievoorziening voorafgaand aan het gesprek van invloed is op de ervaringen van de klant. Burgers die vooraf geïnformeerd zijn over het doel van het gesprek kunnen meer begrip opbrengen voor een afwijzing of kunnen positief verrast zijn wanneer ze de gewenste voorziening ontvangen terwijl ze op basis van de informatie vooraf gedacht hadden daarvoor niet in aanmerking te komen. Over de informatie die vooraf is verstrekt betreffende de aard van het gesprek is 71% van de respondenten (zeer) tevreden (referentiegroep 78%). Bij het vaststellen welk resultaat bereikt moet worden met de ondersteuning is een gesprek over en zorgvuldig onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van belang. Bij de Kanteling wordt er breed gekeken naar de persoonlijke situatie en worden meerdere levensdomeinen (wonen, sociale contacten, gezondheid, participatie en dergelijke) besproken om te bekijken of de burger verdere hulp of ondersteuning nodig heeft. In uw gemeente is in 58% van de gevallen over één of meer andere onderwerpen gesproken dan het onderwerp waar de burger in eerste instantie contact voor heeft opgenomen. In de referentiegroep ligt dit percentage op 61%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 13

92 Gemeente Nijmegen De onderwerpen zorg, welzijn (ontmoeten van andere mensen) en financiën zijn onderwerpen die een grote invloed kunnen hebben op de vraag naar maatschappelijke ondersteuning. Immers uit het participatieonderzoek van SGBO over 2011 komt naar voren dat kwetsbaarheid van burgers in belangrijke mate bepaald wordt door hun gezondheid en de zorgbehoeften, door eenzaamheid en door beperkte financiële middelen. In figuur 2 is te lezen over welk onderwerp men contact heeft opgenomen met de gemeente. Aan de respondenten is gevraagd of er aanvullend ook over andere onderwerpen is gesproken terwijl men hier in eerste instantie geen contact voor zocht. De onderstaande tabel laat zien of er aanvullend ook over (een) ander(e) onderwerp(en) is gesproken waarvoor men dus geen contact zocht. Tabel 3 Er is aanvullend over het onderstaande onderwerp gesproken (%) Uw gemeente Referentiegroep Voeren van een huishouden 38 % 36 % Wonen 22 % 21 % Zorg 38 % 38 % Welzijn (ontmoeten andere mensen) 9 % 11 % Mijn financiële situatie 16 % 8 % Vervoer 35 % 40 % Bij het zoeken naar oplossingen voor cliënten wordt steeds meer uitgegaan van de eigen kracht van cliënten en zijn of haar sociale omgeving door in eerste instantie te kijken naar wat de cliënt zelf kan en naar wat hij of zij in de eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren. De persoonlijke situatie van de cliënt in beeld brengen is daarbij van belang. Daarnaast zorgt het in beeld brengen van de persoonlijke situatie ervoor dat burgers zich serieus genomen voelen en dit zorgt doorgaans voor meer tevreden klanten. Zo blijkt uit klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar dat de relatie tussen de tevredenheid over verschillende aspecten van de aanvraag, zoals de tijd die genomen wordt, de bejegening en het uiteindelijke rapportcijfer voor de aanvraagprocedure versterkt wordt door de indicator 'rekening houden met de persoonlijke situatie'. Dat betekent (in het geval de tevredenheid over de verschillende aspecten van de aanvraag verder gelijk blijven) dat cliënten die vinden dat er veel rekening gehouden is met hun persoonlijke situatie gemiddeld altijd een hoger rapportcijfer voor de aanvraagprocedure geven dan de cliënten die dit minder hebben ervaren. De volgende figuur geeft aan in hoeverre er volgens de respondent tijdens dit gesprek rekening is gehouden met de persoonlijke situatie. 89% zegt daarop veel of redelijk. In de referentiegroep is dit 92%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 14

93 Gemeente Nijmegen Figuur 4 In hoeverre is er bij het gesprek rekening gehouden met de persoonlijke situatie (%) Respondenten geven gemiddeld een 7,1 voor het contact. In de referentiegroep is dit cijfer een 7,4. In de onderstaande figuur wordt dit rapportcijfer weergegeven. Figuur 5 Rapportcijfer over het contact (%) Respondenten die een persoonlijk gesprek bij hen thuis hebben gehad geven gemiddeld een 7,4, respondenten die een persoonlijk gesprek elders hebben gehad geven gemiddeld een 6,9, respondenten die een telefonisch gesprek hebben gehad geven gemiddeld een 6,9 en de respondenten bij wie de (aan)vraag via brief of is behandeld geven gemiddeld een 7,0. Bij de referentiegroep liggen deze cijfers op 7,5, 7,5, 7,2 en 7,1. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 15

94 Gemeente Nijmegen Gekeken is welke aspecten van het gesprek van invloed zijn op het rapportcijfer over het gesprek. Uit analyse over de gehele referentiegroep blijkt dat, vooral, de mate waarin rekening gehouden is met de persoonlijke situatie, van invloed is op het rapportcijfer. 2.3 De oplossing Volgens de kantelingsgedachte gaan gemeenten steeds meer uit van wat iemand wel kan en ligt de nadruk op de kwaliteiten die burgers bezitten. De eigen verantwoordelijkheid van burgers wordt zoveel mogelijk benut en ontwikkeld. Eigen kracht komt voorop te staan. Wat kan de burger nog zelf? Door in eerste instantie te kijken naar wat de burger wel kan en naar wat de eigen directe omgeving aan ondersteuning kan organiseren, blijft de burger zelfredzaam en betrokken bij de samenleving. Het is de taak van gemeenten om het zó te regelen, dat de burger deze verantwoordelijkheid ook kan nemen. Daar waar dat niet lukt, helpt de gemeente met ondersteuning of een vangnet. Uit de kwalitatieve kantelingsonderzoeken van SGBO over 2011 blijkt dat het keukentafelgesprek, waarin breder wordt gekeken naar de situatie van de cliënt en eigen verantwoordelijkheid voorop staat, vaak nog niet leidt tot een andere oplossing dan een individuele voorziening. Bij het kijken naar een vorm van ondersteuning wordt idealiter, afhankelijk van de vraag van de cliënt, de volgende volgorde van ondersteuning gehanteerd die u in de onderstaande tabel ziet van boven naar beneden. Deze tabel geeft weer wat de respondenten in uw gemeente geadviseerd is. Er kunnen meerdere zaken geadviseerd zijn dus het percentage kan optellen tot meer dan 100%. Tabel 4 De gemeente heeft mij geadviseerd een beroep te doen op (%) Uw gemeente Referentiegroep Eigen kracht 27 % 30 % Familie, vrienden, buren 24 % 29 % Een vrijwilliger 9 % 10 % Aanbod aan dagactiviteiten 10 % 10 % Een algemene voorziening 16 % 15 % Een individuele voorziening 68 % 67 % Andere zorgaanbieders 16 % 14 % Inkomensondersteuning 15 % 5 % Iets anders 8 % 7 % In uw gemeente is in 27% van de gevallen geadviseerd onder andere een beroep te doen op de eigen kracht van de respondent, in de referentiegroep ligt dit percentage op 30%. In 24% van de gevallen is aangeraden om onder andere een beroep te doen op familie, vrienden of buren. In de referentiegroep ligt dit percentage op 29%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 16

95 Gemeente Nijmegen 86% van de respondenten is (zeer) tevreden met de voorgestelde oplossing. In de referentiegroep ligt dit percentage op 89%. Bij claimgericht denken wordt vooral gedacht vanuit de voorziening waarop de klant meent recht te hebben, bij compensatiegericht denken wordt vanuit de vraag van de klant bekeken welke oplossing zijn of haar beperking het beste compenseert. Er is een verschuiving gaande bij gemeenten om minder (individuele) Wmo-voorzieningen te verstrekken en meer te verwijzen naar hulp van familie, vrienden en buren, vrijwilligers en andere soorten (algemene) voorzieningen. Uit de gegevens van de referentiegroep blijkt dat de respondenten over alle geboden oplossingen tevreden zijn. Het meest tevreden zijn ze met de voorgestelde oplossing als de gemeente heeft geadviseerd om een beroep te doen op het aanbod aan dagactiviteiten, een individuele voorziening, een algemene voorziening, andere zorgaanbieders of inkomensondersteuning. Iets minder tevreden zijn ze met de voorgestelde oplossing als de gemeente heeft geadviseerd een beroep te doen op de eigen kracht, familie, vrienden, buren of een vrijwilliger. 2.4 Aanvraagprocedure Contact met de gemeente over een ondersteuningsvraag kan leiden tot een aanvraag. In de praktijk vervalt deze stap voor sommige gemeenten. De aanvraag wordt dan impliciet na het keukentafelgesprek afgehandeld. In deze paragraaf wordt ingegaan op de ervaringen van aanvragers met de aanvraagprocedure. Hierbij zijn alleen de resultaten meegenomen van de respondenten die in de afgelopen 12 maanden een aanvraag hebben ingediend. De reden hiervoor is dat deze respondenten kortgeleden ervaring hebben opgedaan met de aanvraagprocedure. In uw gemeente heeft 44% van de respondenten de afgelopen 12 maanden een aanvraag ingediend. In de referentiegroep is dit 47%. Aan respondenten die de afgelopen 12 maanden een aanvraag hebben ingediend, is gevraagd om een rapportcijfer te geven voor de aanvraagprocedure. De volgende figuur toont deze rapportcijfers, waarbij een 1 staat voor een lage waardering en een 10 voor een hoge waardering. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 17

96 Gemeente Nijmegen Figuur 6 Spreiding van de rapportcijfers voor de aanvraagprocedure (%) In uw gemeente geven respondenten een gemiddeld rapportcijfer van een 7,0 voor de aanvraagprocedure, in de referentiegroep is dit een 7,2. In uw gemeente geeft 15% een 5 of lager voor de aanvraagprocedure, 11% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 13% en 15%. Een aanvraag voor een voorziening kan resulteren in verschillende uitkomsten: een aanvraag kan volledig of gedeeltelijk zijn toegekend of afgewezen. Aanvragen kunnen echter ook op het moment van de uitvoering van dit onderzoek nog in behandeling zijn. Aan de respondenten is gevraagd of de aanvraag is toegekend. 13% van de respondenten geeft aan dat de aanvraag niet is toegekend. In de referentiegroep is dit aandeel 7%. De resultaten zijn in onderstaande tabel terug te vinden. Tabel 5 Is de aanvraag toegekend? Uw gemeente Referentiegroep Ja, volledig 70 % 76 % Ja, gedeeltelijk 9 % 12 % De aanvraag is nog in behandeling 8 % 5 % Nee 13 % 7 % Het gemiddelde rapportcijfer voor de aanvraagprocedure van respondenten met een toegekende aanvraag is een 7,4. Voor de referentiegroep is dit een 7,4. Respondenten in uw gemeente van wie de aanvraag is afgewezen geven gemiddeld een 5,1 voor de aanvraagprocedure. In de referentiegroep is dit een 5,0. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 18

97 Gemeente Nijmegen In uw gemeente geeft 92% aan (zeer) tevreden te zijn over de wachttijd tussen de aanvraag en het daadwerkelijk verkrijgen van de hulp of de voorziening. 8% geeft aan hier (zeer) ontevreden over te zijn. In de referentiegroep zijn deze aandelen respectievelijk 89% en 11%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 19

98 Gemeente Nijmegen 3 Hulp bij het huishouden Door ouderdom, langdurige ziekte of na een operatie kunnen burgers hulp nodig hebben bij het huishouden. De behoefte hieraan kan voor kortere of langere tijd zijn. Via de gemeente kan hiervoor een beroep worden gedaan op de Wmo. Dit hoofdstuk gaat over de ervaringen van respondenten die via de Wmo hulp bij het huishouden ontvangen. Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: proces en kwaliteitscriteria (paragraaf 3.1), de tevredenheid over de leverancier (paragraaf 3.2), de tevredenheid over de medewerkers (paragraaf 3.3) en de rapportcijfers voor hulp bij het huishouden (paragraaf 3.4). In uw gemeente heeft 69% van de respondenten hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is dit 68%. 3.1 Proces en kwaliteitscriteria Aan de cliënten met hulp bij het huishouden is een aantal achtergrondvragen gesteld over het proces van hulp bij het huishouden. Zorg in natura en persoonsgebonden budget (pgb): Zijn de cliënten bekend met de mogelijkheid om bij hulp bij het huishouden te kiezen tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget (pgb)? Heeft de cliënt een persoonsgebonden budget (pgb)? Leverancier hulp bij het huishouden: Welke leverancier levert de hulp bij het huishouden in het geval van zorg in natura? Heeft uw gemeente de cliënt een keuze voorgelegd uit de verschillende leveranciers die hulp bij het huishouden leveren? Zorgplan: Is er een zorgplan aanwezig? Zo ja, met welke frequentie worden de werkafspraken uit het zorgplan met de cliënt besproken? Onderstaand worden de resultaten voor deze onderwerpen uitgewerkt. Zorg in natura en persoonsgebonden budget (pgb) De huidige Wmo verplicht gemeenten om hun burgers de keuze te bieden tussen een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (pgb). Burgers zijn hiervan echter niet altijd op de hoogte. In uw gemeente geeft 81% van de respondenten aan te weten dat er een keuze is tussen huishoudelijke hulp via de door de gemeente gecontracteerde aanbieders van hulp bij het huishouden (zorg in natura) en een persoonsgebonden budget (pgb), waarmee de cliënt zelf hulp kan inkopen. Daarentegen is 19% er dus nog niet bekend mee. In de referentiegroep is 21% niet bekend met de keuzemogelijkheid. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 20

99 Gemeente Nijmegen Uit klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar is gebleken dat de bekendheid met het hebben van een keuze tussen zorg in natura of een persoonsgebonden budget (pgb) groter is onder cliënten jonger dan 65 jaar dan onder cliënten ouder dan 65 jaar. Voor uw gemeente geldt dat het aandeel respondenten jonger dan 65 jaar dat bekend is met de keuze 84% is. Voor respondenten ouder dan 65 jaar is dit 80%. In de referentiegroep is dit respectievelijk 83% en 78%. Het aandeel respondenten dat in uw gemeente een persoongebonden budget (pgb) heeft voor hulp bij het huishouden is 23%. In de referentiegroep is dat 24%. Uit klantonderzoek Wmo van SGBO van de voorgaande drie jaar blijkt uit vergelijking van de gemiddelden uit het klantonderzoek met de benchmarkcijfers dat het werkelijke aandeel cliënten met een persoonsgebonden budget (pgb) vaak kleiner is. Dit betekent dat cliënten met een persoonsgebonden budget (pgb) oververtegenwoordigd kunnen zijn in dit onderzoek. Uit klantonderzoek Wmo van SGBO over de voorgaande drie jaar blijkt dat jongere cliënten vaker een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden hebben dan oudere cliënten. Onderstaande tabel laat zien of dit ook zo is over 2012 voor uw gemeente en de referentiegroep. Tabel 6 Persoonsgebonden budget (pgb) naar leeftijd (%) Uw gemeente Referentiegroep Persoonsgebonden budget (Pgb) 23 % 24 % - Cliënten jonger dan 65 jaar 23 % 29 % - Cliënten ouder dan 65 jaar 23 % 23 % Leverancier hulp bij het huishouden Het aantal leveranciers van hulp bij het huishouden waaruit de cliënt kan kiezen wisselt per gemeente. Sommige gemeenten hebben één leverancier, sommige hebben vijf of zelfs meer leveranciers. Voor dit klantonderzoek konden maximaal vijf namen van leveranciers worden aangedragen voor in de vragenlijst. Respondenten met een leverancier anders dan de in de vragenlijst genoemde leveranciers hebben de categorie anders kunnen aankruisen. In de huidige Wmo staat keuzevrijheid centraal. Zo kunnen alle cliënten zelf kiezen van welke zorgaanbieder zij hulp bij het huishouden willen ontvangen. Van de respondenten in uw gemeente geeft 22% aan dat uw gemeente hen een keuze heeft voorgelegd uit verschillende leveranciers die hulp bij het huishouden aanbieden. In de referentiegroep is dit 34%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 21

100 Gemeente Nijmegen 20% van de respondenten weet niet of de keuze door uw gemeente is voorgelegd. In de referentiegroep ligt het aandeel hiervoor op 19%. Ook hier blijkt uit klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar, net als bij de bekendheid met de keuzemogelijkheid tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget (pgb), dat de bekendheid omlaag gaat als de leeftijd van de cliënt stijgt. Voor uw gemeente geldt dat het aandeel respondenten jonger dan 65 jaar dat bekend is met de keuze tussen verschillende leveranciers 35% is en voor respondenten ouder dan 65 jaar bedraagt dit 18%. De aandelen in de referentiegroep zijn respectievelijk 44% en 32%. De volgende figuur laat zien van welke leveranciers de respondenten de hulp bij het huishouden ontvangen. In de figuur wordt getoond welk aandeel van de respondenten de hulp bij het huishouden ontvangt van de betreffende leverancier. In deze resultaten zijn alleen de respondenten meegenomen die zorg in natura ontvangen. Het is mogelijk dat de onderstaande verdeling afwijkt van de aantallen cliënten per leverancier in uw cliëntenbestand. Dit kan komen doordat er bij het trekken van de steekproef geen rekening gehouden is met een verdeling over de verschillende aanbieders. Figuur 7 Aandeel respondenten met zorg in natura, per leverancier (%) Zorgplan De leverancier van hulp bij het huishouden moet werkafspraken maken met de cliënt over de hulp die hij of zij krijgt, over de werkzaamheden, op welke dagen en tijdstippen en hoe de afspraken geëvalueerd worden. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd in een zorgplan, dat ook wel zorgmap, zorgdossier of plan huishoudelijke hulp heet. De aanwezigheid van het zorgplan of plan huishoudelijke hulp is een belangrijke kwaliteitsindicator, zoals is vastgesteld door de landelijke partijen medio De Inspectie voor de Gezondheidszorg hanteert deze indicator in haar toezichtkader voor verantwoorde hulp bij het huishouden. Uit klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar is gebleken dat cliënten ervaren dat de werkafspraken niet heel frequent besproken worden. Het kan voorkomen dat dit niet geheel in overeenstemming is met de ervaring van uw gemeente of leverancier. Mogelijk is SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 22

101 Gemeente Nijmegen voor cliënten in de communicatie met de hulp niet duidelijk wanneer iets een werkafspraak is. Verder blijkt uit eerder onderzoek van SGBO dat veel cliënten een drempel ervaren bij het bespreken van problemen of vervelende ervaringen met de hulp. In uw gemeente geeft 86% van het aantal respondenten met hulp bij het huishouden in natura aan een exemplaar van het zorgplan te bezitten. In de referentiegroep is dit 86%. 5% geeft aan niet te weten of zij een exemplaar van het zorgplan hebben. Het aandeel hiervoor ligt in de referentiegroep op 5%. Van de respondenten met een zorgplan geeft 51% aan dat zij ervaren dat de werkafspraken uit het zorgplan nooit met hen besproken worden. In de referentiegroep ligt dit aandeel op 47%. Hoe vaak de werkafspraken uit het zorgplan met de cliënt worden besproken is in de volgende tabel te zien. Tabel 7 Hoe vaak worden de werkafspraken uit het zorgplan besproken? (%) Uw gemeente Referentiegroep Ongeveer 1 keer per 3 maanden 24 % 22 % Ongeveer 1 keer per half jaar 12 % 15 % Ongeveer 1 keer per jaar 13 % 15 % Nooit 51 % 47 % 3.2 Tevredenheid over de leverancier Aan respondenten met zorg in natura is een aantal vragen gesteld over de leverancier die de hulp bij het huishouden levert. Respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) zijn buiten beschouwing gelaten. Onderstaande figuur laat zien wat de mate van tevredenheid is over een aantal verschillende aspecten rond de hulp bij het huishouden. Figuur 8 Tevredenheid over aspecten rond hulp bij het huishouden (%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 23

102 Gemeente Nijmegen Respondenten zijn het meest tevreden over de telefonische bereikbaarheid van de organisatie waarvan ze hulp ontvangen, 88% is hier (zeer) tevreden over. De respondenten zijn relatief het minst tevreden over de wisselingen van de medewerkers, 74%, is hier (zeer) tevreden over. De leveranciers die zijn opgenomen in de vragenlijst hebben niet allemaal een even groot marktaandeel. Dit kan betekenen dat de aantallen per leverancier klein zijn. Om deze reden kunnen de volgende resultaten indicatief en niet representatief zijn. Uit onderstaande figuur blijkt of er verschillen zijn in waardering per leverancier van hulp bij het huishouden voor de eerder getoonde vier aspecten rondom de organisatie. In de figuur zijn de antwoorden zeer tevreden en tevreden bij elkaar opgeteld. Wanneer minder dan 10 respondenten de vraag hebben beantwoord, zijn de resultaten niet weergegeven. Figuur 9 Tevredenheid hulp bij het huishouden per leverancier (%) 3.3 Tevredenheid over de medewerkers Alle respondenten met huishoudelijke hulp (zowel met zorg in natura als met een persoonsgebonden budget (pgb)) is een aantal vragen voorgelegd over de medewerkers die de hulp bij het huishouden leveren. Gevraagd is naar: SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 24

103 Gemeente Nijmegen inzet van de medewerkers; aandacht en interesse voor de cliënt; kwaliteit van het schoonmaakwerk. In onderstaande twee figuren zijn de resultaten voor deze drie aspecten weergegeven. Figuur 10 Tevredenheid van respondenten met zorg in natura over de medewerkers die huishoudelijke hulp leveren (%) Figuur 11 Tevredenheid van respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) over de medewerkers die huishoudelijke hulp leveren (%) De tevredenheid per leverancier wat betreft deze aspecten, ziet u in onderstaande figuur. In de figuur zijn de antwoorden zeer tevreden en tevreden bij elkaar opgeteld. Wanneer minder dan tien respondenten de vraag hebben beantwoord, zijn de resultaten niet weergegeven. De resultaten voor de respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) zijn niet terug te zien aangezien zij niet gekoppeld zijn aan een leverancier. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 25

104 Gemeente Nijmegen Figuur 12 Tevredenheid, per leverancier, over de medewerkers die huishoudelijke hulp leveren (%) 3.4 Rapportcijfers hulp bij het huishouden Aan de respondenten is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe tevreden zij zijn over de hulp bij het huishouden. Respondenten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,7 voor hulp bij het huishouden. In de referentiegroep is het gemiddelde rapportcijfer een 7,8. 5% geeft in uw gemeente een 5 of lager voor de hulp bij het huishouden en 25% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep liggen de aandelen hiervoor op respectievelijk 3% en 26%. De volgende figuur geeft de spreiding van de rapportcijfers weer. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 26

105 Gemeente Nijmegen Figuur 13 Spreiding rapportcijfers hulp bij het huishouden (%) Onderstaande figuur toont het resultaat per leverancier. Wanneer er geen cijfer is weergegeven, betekent dit dat minder dan 10 respondenten de vraag hebben beantwoord. Ook hiervoor geldt dat de aantallen per leverancier klein kunnen zijn en de resultaten daardoor indicatief zijn. De resultaten voor de respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) zijn hier niet in meegenomen aangezien zij niet gekoppeld zijn aan een leverancier. Figuur 14 Rapportcijfer hulp bij het huishouden per leverancier Uit klantonderzoek Wmo van SGBO van de afgelopen drie jaar is gebleken dat cliënten met een persoonsgebonden budget (pgb) doorgaans een hoger totaal rapportcijfer geven voor de huishoudelijke hulp dan cliënten met zorg in natura. In onderstaande figuur is de spreiding van de rapportcijfers terug te vinden, uitgesplitst naar respondenten met zorg in natura en respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb). SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 27

106 Gemeente Nijmegen Figuur 15 Spreiding rapportcijfers hulp bij het huishouden, uitgesplitst naar respondenten met zorg in natura en respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) (%) In uw gemeente geven respondenten met zorg in natura gemiddeld een 7,7 en respondenten met een persoonsgebonden budget (pgb) gemiddeld een 8,0. In de referentiegroep is de waardering respectievelijk 7,8 en 8,1. Ook de leeftijd van de respondent is van invloed op de hoogte van het rapportcijfer. Uit klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar is gebleken dat het rapportcijfer van cliënten jonger dan 65 jaar lager is dan voor cliënten met een leeftijd van 65 jaar of ouder. In onderstaande tabel zijn voor uw gemeente de rapportcijfers voor hulp bij het huishouden uitgesplitst naar de twee leeftijdscategorieën. Tabel 8 Rapportcijfer hulp bij het huishouden, uitgesplitst naar leeftijd Uw gemeente Referentiegroep Cliënten jonger dan 65 jaar 7,9 7,7 Cliënten ouder dan 65 jaar 7,7 7,9 De resultaten van de klantonderzoeken Wmo van SGBO van de voorgaande jaren laten daarnaast zien dat voor cliënten met zorg in natura de aspecten kwaliteit van het schoonmaakwerk en inzet van de medewerker het meest van invloed zijn op het rapportcijfer. Hierbij zijn zowel de aspecten met betrekking tot de organisatie als de medewerkers meegenomen. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 28

107 Gemeente Nijmegen 4 Wmo-voorzieningen inclusief collectief vervoer Wmo-voorzieningen hebben als doel bij te dragen aan het langer zelfstandig kunnen wonen en aan het meedoen aan de maatschappij. Het tegengaan van vereenzaming en het in stand houden van sociale contacten zijn vaak aanvullende doelstellingen. Voorzieningen die hierbij kunnen helpen zijn bijvoorbeeld een scootmobiel, een rolstoel, het aanpassen van een woning of het verstrekken van een pas voor het collectief vervoer. Dit hoofdstuk gaat in op de verschillende Wmo-voorzieningen, welk aandeel van de cliënten zo n voorziening heeft en hoe tevreden ze over de dienstverlening en de kwaliteit van de voorziening zijn. De resultaten van de specifieke Wmo-voorzieningen geven bij kleine aantallen respondenten alleen een indicatie van de tevredenheid. 4.1 Woonvoorziening Voor burgers met een beperking kunnen speciale aanpassingen aan hun woning noodzakelijk zijn om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Het kan daarbij gaan om een grote variëteit aan woonvoorzieningen en aanpassingen, zoals het verwijderen van drempels, het aanpassen van de keuken of de badkamer, het plaatsen van een traplift of roerende woonvoorzieningen als tilliften en hulpmiddelen voor baden en douchen. Van de ondervraagde respondenten in uw gemeente geeft 37% aan een woonvoorziening te hebben. In de referentiegroep is dit 34%. Wat de respondenten met een woonvoorziening vinden van de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de woonvoorziening ziet u in onderstaande figuur. Figuur 16 Tevredenheid woonvoorziening (%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 29

108 Gemeente Nijmegen 4.2 Rolstoel In uw gemeente heeft 25% van de respondenten een rolstoel. In de referentiegroep ligt dit aandeel op 24%. De tevredenheid over de dienstverlening en kwaliteit van de rolstoel is in de volgende figuur terug te vinden. Figuur 17 Tevredenheid rolstoel (%) 4.3 Scootmobiel Burgers met een beperking kunnen soms minder makkelijk of geen gebruik maken van gewone vervoermiddelen, zoals de fiets, de auto of het openbaar vervoer. De burger kan een Wmo-vervoersvoorziening aanvragen als hij of zij door lichamelijke of psychische beperkingen geen gebruik kan maken van de reguliere vervoermiddelen. In het geval van het afleggen van kortere afstanden kan bijvoorbeeld een scootmobiel een oplossing bieden. Van de respondenten in uw gemeente geeft 20% aan een scootmobiel te hebben. In de referentiegroep ligt dit aandeel op 21%. Wat deze respondenten vinden van de tevredenheid over de dienstverlening van de leverancier en de kwaliteit van de scootmobiel, is te zien in onderstaande figuur. Figuur 18 Tevredenheid scootmobiel (%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 30

109 Gemeente Nijmegen Het daadwerkelijke gebruik van de scootmobiel is te zien in de volgende figuur. Figuur 19 Gebruik scootmobiel (%) In uw gemeente geeft 3% van de respondenten aan de scootmobiel een paar keer per jaar te gebruiken en 1% (bijna) nooit. In de referentiegroep liggen deze aandelen respectievelijk op 3% en 3%. 4.4 Tegemoetkoming in vervoerskosten Een tegemoetkoming in de vervoerskosten wordt verstrekt om de kosten van het gebruik van een (rolstoel)taxi deels te compenseren wanneer de cliënt geen gebruik meer kan maken van het openbaar vervoer. Ook kan een vergoeding worden verstrekt voor het gebruik van een eigen auto of een auto van iemand anders. Deze vergoeding wordt in de meeste gemeenten pas verstrekt indien gebruik van het collectief vervoer niet mogelijk is. 32% van de respondenten heeft een tegemoetkoming in de vervoerskosten ontvangen. 76% van deze mensen is (zeer) tevreden over de hoogte van deze tegemoetkoming. In de referentiegroep is dit respectievelijk 14% en 82%. 4.5 Rapportcijfers Wmo-voorziening(en) Aan de respondenten die voorzieningen ontvangen, is gevraagd met een rapportcijfer aan te geven hoe de totale tevredenheid is over de Wmo-voorziening(en). Respondenten uit uw gemeente geven een gemiddeld rapportcijfer van een 7,5. In de referentiegroep is dit gemiddeld een 7,5. In uw gemeente geeft 5% een 5 of lager voor de Wmo-voorziening(en). 19% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep zijn deze aandelen respectievelijk 5% en 16%. Onderstaande figuur geeft de spreiding van de rapportcijfers weer in de vorm van een staafdiagram. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 31

110 Gemeente Nijmegen Figuur 20 Spreiding rapportcijfers Wmo-voorziening(en) (%) Net als voor het rapportcijfer voor hulp bij het huishouden, blijkt uit de klantonderzoeken Wmo van SGBO van vorig jaar dat leeftijd van invloed is op de hoogte van het rapportcijfer. Ook hier geldt dat de cliënten jonger dan 65 jaar minder tevreden zijn dan cliënten ouder dan 65 jaar. Onderstaand zijn de resultaten van de uitsplitsing voor uw gemeente voor dit jaar terug te vinden. Tabel 9 Rapportcijfer Wmo-voorziening(en), uitgesplitst naar leeftijd Uw gemeente Referentiegroep Cliënten jonger dan 65 jaar 7,5 7,4 Cliënten ouder dan 65 jaar 7,6 7,5 4.6 Collectief vervoer Veel gemeenten bieden mensen met (lichamelijke) beperkingen collectief vervoer aan, bijvoorbeeld de Regiotaxi of OV-Taxi. In uw gemeente geeft 18% aan gebruik te maken van het collectief vervoer. In de referentiegroep ligt het aandeel op 36%. Uit de resultaten van de klantonderzoeken Wmo van SGBO van vorig jaar blijkt dat de oudere cliënten weliswaar vaker aangeven gebruik te maken van het collectief vervoer dan jongeren, maar de frequentie waarmee ze gebruikmaken van het collectief vervoer ligt lager dan bij de jongeren. In onderstaande tabel is het gebruik van collectief vervoer uitgesplitst naar een drietal leeftijdscategorieën. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 32

111 Gemeente Nijmegen Tabel 10 Gebruik van collectief vervoer, uitgesplitst naar leeftijd (%) Uw gemeente Referentiegroep Cliënten jonger dan 65 jaar 13 % 30 % Cliënten tussen de 65 en 75 jaar 8 % 31 % Cliënten ouder dan 75 jaar 25 % 39 % Sommige gemeenten verstrekken automatisch een pas voor het gebruik van collectief vervoer bij het bereiken van een bepaalde leeftijd. De respondenten die aangeven gebruik te maken van het collectief vervoer zijn bevraagd over hun tevredenheid over een zestal aspecten. De aspecten zijn: gemak waarmee het collectief vervoer kan worden besteld; contact met de centrale bij het bestellen van de rit; wachttijden voordat men wordt opgehaald; behulpzaamheid chauffeur bij het in- en uitstappen; omrijtijden; hoe ver men met het collectief vervoer kan reizen. De tevredenheid over al deze aspecten rondom collectief vervoer is terug te vinden in de volgende figuur. Figuur 21 Tevredenheid collectief vervoer (%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 33

112 Gemeente Nijmegen Het blijkt dat de respondenten in uw gemeente het meest positief zijn over het contact met de centrale bij het bestellen van de rit, 92% is hier (zeer) tevreden over. Respondenten zijn relatief het minst tevreden over de wachttijden voordat ze worden opgehaald, 64% is hier (zeer) tevreden over. Uit de resultaten van de klantonderzoeken Wmo van SGBO van de afgelopen drie jaar blijkt dat de aspecten wachttijden en omrijtijden het meest van invloed zijn op het rapportcijfer voor het collectief vervoer. Een verbetering van deze twee aspecten kan doorgaans tot een hogere tevredenheid over het collectief vervoer leiden. Het gemiddelde rapportcijfer voor het collectief vervoer in uw gemeente is een 6,8. In de referentiegroep is dat een 7,1. In onderstaande figuur ziet u een overzicht van de gegeven rapportcijfers voor collectief vervoer. Per rapportcijfer ziet u het aandeel respondenten dat een bepaald rapportcijfer heeft gegeven. Figuur 22 Spreiding rapportcijfers collectief vervoer (%) In uw gemeente geeft 16% een 5 of lager als oordeel over het collectief vervoer. 6% geeft een 9 of een 10. In de referentiegroep is dit respectievelijk 9% en 8%. Uit de resultaten van de klantonderzoeken Wmo van SGBO van de afgelopen drie jaar blijkt dat hoe jonger de cliënt is, hoe minder tevreden deze is over het collectief vervoer. In uw gemeente geven respondenten jonger dan 65 jaar gemiddeld een 6,2 voor het collectief vervoer en respondenten ouder dan 65 jaar geven gemiddeld een 7,0. In de referentiegroep zijn de rapportcijfers respectievelijk een 6,8 en een 7,2. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 34

113 Gemeente Nijmegen Het gebruik van het collectief vervoer ziet u in de volgende figuur. Figuur 23 Gebruik collectief vervoer (%) In uw gemeente geeft 31% aan een paar keer per jaar gebruik te maken van het collectief vervoer en 16% (bijna) nooit. Voor de referentiegroep liggen deze percentages op 28% en 10%. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 35

114 Gemeente Nijmegen 5 Overige ondersteuning Vanuit de gedachte dat de cliënten die een beroep op de Wmo doen vaak ook andere vormen van ondersteuning en zorg krijgen, formeel (bijvoorbeeld via de AWBZ) of informeel (bijvoorbeeld van een mantelzorger of vrijwilliger), zijn deze vormen van ondersteuning meegenomen in het onderzoek. Het past in de bredere benadering van de burger en diens vragen om (maatschappelijke) ondersteuning. Om de functie van Wmo-ondersteuning goed in beeld te kunnen brengen, is het van belang ook te kijken naar het ontvangen van de andere vormen van ondersteuning en zorg. Deze informatie geeft een completer beeld van de cliënt, zijn of haar netwerk en dus ook de zorgzwaarte. 5.1 Mantelzorg Mantelzorgers nemen al een aanzienlijk deel van de geboden zorg en ondersteuning voor hun rekening en dragen op die manier bij aan het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen van familie en vrienden met één of meer beperkingen. Het beroep op mantelzorgers zal de komende jaren verder worden gestimuleerd. Het is immers de bedoeling dat burgers na het aanspreken van de eigen kracht voor hulp en ondersteuning eerst bij hun directe omgeving aankloppen alvorens een beroep te doen op professionele ondersteuning. De gebruikte definitie van mantelzorg in de vragenlijst is: Mantelzorgers zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is dus anders dan de gebruikelijke (alledaagse) zorg, zoals de zorg voor een gezond kind. 47% van de respondenten geeft aan momenteel hulp te ontvangen van een mantelzorger, in de referentiegroep is dit 47%. Dit aandeel mantelzorgers is niet representatief voor de gehele gemeente, omdat het hier om een selectieve groep van mantelzorgers gaat: de mantelzorgers van cliënten. Van de respondenten jonger dan 65 jaar ontvangt 46% mantelzorg. Voor de respondenten ouder dan 65 jaar is dit 48%. In de referentiegroep is dit respectievelijk 48% en 46%. 5.2 Hulp van een vrijwilliger Een vrijwilliger doet werk dat onbetaald en onverplicht wordt gedaan ten behoeve van anderen of voor de samenleving in het algemeen. Zorgvrijwilligers zijn vrijwilligers die zich bezighouden met activiteiten op het snijvlak van maatschappelijk ondersteuning en zorg. Een belangrijk voorbeeld van deze categorie vrijwilligers is de vrijwilliger die vrijwillige thuishulp of zorg levert bij talrijke projecten zoals algemene hulpdiensten, SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 36

115 Gemeente Nijmegen buddyzorg, bezoekdiensten voor dementerenden, gehandicapten en chronisch zieken, en maatjesprojecten. De hulp van een vrijwilliger kan een zeer belangrijke aanvulling vormen op dat wat de mantelzorger doet. Daarnaast kan een vrijwilliger ook de mantelzorger zelf ontlasten. 16% van de respondenten geeft aan momenteel hulp van een vrijwilliger te ontvangen, in de referentiegroep is dit 17%. Dit aandeel vrijwilligers is niet representatief voor de gehele gemeente, omdat het hier om een selectieve groep van vrijwilligers gaat: vrijwilligers die cliënten ondersteunen. Van de respondenten jonger dan 65 jaar ontvangt 15% hulp van een vrijwilliger. Van de respondenten ouder dan 65 jaar is dit 17%. In de referentiegroep is dit respectievelijk 15% en 17%. Uit het onderzoek blijkt verder dat 13% zowel hulp van een mantelzorger als hulp van een vrijwilliger ontvangt. In de referentiegroep is dat 14%. 5.3 Zorg vanuit de AWBZ Cliënten die een beroep doen op de Wmo kunnen ook zorg krijgen vanuit de AWBZ. Voorbeelden van deze zorg zijn individuele begeleiding (zoals hulp bij de opvoeding van kinderen, hulp bij administratie en financiën of begeleiding bij bewegen en verplaatsen), begeleiding door middel van groepsactiviteiten (dagopvang, dagbesteding), persoonlijke verzorging, behandeling of verpleging. Om de stijgende uitgaven aan AWBZ-zorg terug te dringen wil men de lichtere vormen van zorg van de AWBZ overhevelen naar de gemeenten. Omdat gemeenten dichter bij hun burgers staan, kunnen zij de zorg goedkoper organiseren en daarbij meer maatwerk leveren, zo is de redenering. De functies extramurale begeleiding en persoonlijke verzorging (exclusief het deel dat naar de Zvw gaat) gaan per 2015 over naar gemeenten. Daarmee komt de uitvoering van deze taken bij de gemeente te liggen. Het gaat bij begeleiding om zowel individuele als groepsbegeleiding voor mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking, ouderen met somatische of psychogeriatrische problemen, volwassenen met psychiatrische problemen en jongeren met psychiatrische problemen in combinatie met opvoed- en opgroeiproblemen. Cliënten die Wmo-ondersteuning ontvangen, krijgen mogelijk ook een vorm van begeleiding en kunnen daarnaast tevens persoonlijke verzorging (zoals hulp bij wassen en aankleden, en hulp bij protheses), behandeling en/of verpleging krijgen. Door zicht te hebben op de overige ondersteuning die de huidige cliënten ontvangen, kan de gemeente de zorgzwaarte van de cliënt beter bepalen. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 37

116 Gemeente Nijmegen De respondenten uit dit onderzoek geven aan momenteel de volgende zorg of ondersteuning vanuit de AWBZ te ontvangen. Het percentage voor de referentiegroep is tussen haakjes terug te vinden. Tabel 11 Ontvangen AWBZ ondersteuning (%) Ja Nee Weet niet (Individuele) begeleiding 15% (12%) 78% (79%) 7% (9%) Begeleiding in de vorm van groepsactiviteiten 7% (8%) 88% (86%) 5% (6%) Persoonlijke verzorging 17% (19%) 76% (74%) 8% (8%) Behandeling 7% (8%) 83% (82%) 10% (10%) Verpleging 8% (9%) 84% (83%) 8% (8%) Uit analyses van de referentiegroep van dit onderzoek (wat gericht is op (aan)vragers van Wmo ondersteuning) blijkt met betrekking tot de vragen over de AWBZ ondersteuning het volgende. De respondenten die aangeven dat ze een vorm van zorg of ondersteuning vanuit de AWBZ ontvangen, maken vaker gebruik van bepaalde vormen van Wmo ondersteuning, dan de respondenten die geen zorg of ondersteuning vanuit de AWBZ ontvangen. De volgende vormen van Wmo ondersteuning komen bij deze groep respondenten vaker voor: het hebben van een rolstoel, een woonvoorziening of tegemoetkoming van vervoerskosten en het gebruik maken van collectief vervoer. Ook wordt deze groep respondenten vaker ondersteund door een mantelzorger of een vrijwilliger. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 38

117 Gemeente Nijmegen 6 Meedoen aan de maatschappij Mee kunnen blijven doen aan de maatschappij is een belangrijk doel van de Wmo. Het zo lang mogelijk gewoon en zelfstandig wonen, doen wat je zelf kunt doen en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer zijn de elementen van het meedoen aan de maatschappij waarop de Wmo doelt. Bij het bieden van oplossingen in de vorm van voorzieningen kan gedacht worden aan collectieve voorzieningen, maar ook aan individuele voorzieningen. Om op creatieve wijze invulling te geven aan het compensatiebeginsel is een goed contact tussen burger en gemeente nodig, zodat zij samen kunnen zoeken naar een oplossing voor de ervaren beperking. Soms kan worden volstaan met een standaard voorziening of oplossing, soms wordt maatwerk ingezet. Op dit moment is een groot deel van de gemeenten bezig om te kantelen, dat wil zeggen dat zij via nieuwe manieren invulling geven aan de compensatieplicht. Voor de burger die gecompenseerd wil worden, betekent dit concreet een (keukentafel)gesprek met aandacht voor vraagverheldering, een oplossing waarbij de burger zelf de regie blijft houden. Bij de ondersteuning komt de nadruk te liggen op de eigen kracht, wat de burger zelf wil en kan en wat er in het eigen netwerk opgelost kan worden. Met deze werkwijze moeten de gemeente, het netwerk (mits voorhanden) en de burger samen op zoek naar de meest adequate oplossing voor het probleem in participatie of zelfredzaamheid als gevolg van de beperking of aandoening. Alle mogelijkheden (eigen netwerk, algemene en collectieve voorzieningen, individuele voorzieningen, creatieve oplossingen met bijvoorbeeld vrijwilligers of vanuit andere domeinen, et cetera) worden in zijn geheel bekeken en daaruit wordt vervolgens de meest adequate oplossing gekozen. 6.1 Toegankelijkheid Niet alleen het gebruik van voorzieningen stelt burgers in staat om zich lokaal te kunnen verplaatsen. De fysieke toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbare ruimte bepaalt mede of burgers in staat zijn mee te doen. Om mensen in staat te stellen mee te kunnen doen aan de samenleving worden zowel individuele voorzieningen als collectieve voorzieningen geboden. Gemeenten hebben de plicht om oplossingen te bieden aan burgers die beperkingen ondervinden bij: zich in en om de woning kunnen verplaatsen; zich lokaal kunnen verplaatsen; een huishouden voeren; medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan kunnen gaan. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 39

118 Gemeente Nijmegen Vooral voor burgers die een scootmobiel of rolstoel hebben, is de toegankelijkheid van openbare gebouwen en openbare ruimte van groot belang om mee te kunnen doen aan de samenleving. Op alle beleidsterreinen (sport, ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, etcetera) dient rekening gehouden te worden met verschillende groepen burgers, ook met burgers die een beperkte mobiliteit hebben. Beleid dat hieraan voldoet, is inclusief beleid. In de onderstaande figuur ziet u in hoeverre respondenten een beperking ervaren bij de toegankelijkheid van openbare gebouwen. Er is een uitsplitsing gemaakt naar: alle respondenten, de respondenten met een scootmobiel en de respondenten met een rolstoel. Het rode streepje geeft hier het antwoord nooit/zelden weer. Figuur 24 Toegankelijkheid openbare gebouwen(%) In onderstaande figuur ziet u in hoeverre respondenten een beperking ervaren bij de toegankelijkheid van de openbare ruimte. Er is een uitsplitsing gemaakt naar: alle respondenten, de respondenten met een scootmobiel en de respondenten met een rolstoel. Het rode streepje geeft hier het antwoord nooit/zelden weer. Figuur 25 Toegankelijkheid openbare ruimte(%) 6.2 Meedoen en (langer) zelfstandig kunnen blijven wonen Dragen de ondersteuning en voorzieningen uit de Wmo in de ogen van de burgers bij aan de uiteindelijke doelen van de wet? Dat is de hamvraag waarop hier het antwoord van de respondenten wordt getoond. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 40

119 Gemeente Nijmegen Tabel 12 Bijdrage aan zelfstandig kunnen blijven wonen (%) Uw gemeente Referentiegroep Veel 47 % 52 % Redelijk 38 % 31 % Nauwelijks 7 % 6 % Niet 7 % 11 % Tabel 13 Bijdrage aan kunnen blijven meedoen aan de maatschappij (%) Uw gemeente Referentiegroep Veel 32 % 37 % Redelijk 42 % 40 % Nauwelijks 16 % 13 % Niet 10 % 11 % Op grond van de uitkomsten van het klantonderzoek Wmo van SGBO van vorig jaar constateren we dat de Wmo-voorzieningen voor de oudere leeftijdsgroepen (65-74 jaar en 75 jaar en ouder) vooral bijdragen aan het langer zelfstandig wonen en dat een kleiner deel de betekenis hiervan ziet voor het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij. Bij de jongere leeftijdsgroepen (17 jaar en jonger, 18 tot en met 34 jaar) lijkt het beeld gespiegeld. De Wmo-voorzieningen en diensten zijn van geringere betekenis voor het zelfstandig kunnen blijven wonen, maar hebben wel een grotere betekenis voor het kunnen blijven meedoen aan de maatschappij. SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 41

120 Gemeente Nijmegen Bijlage 1 Resultaten klantonderzoek cliënten In de eerste kolom zijn de resultaten van uw gemeente uit het onderzoek over 2012 opgenomen. Achter de score voor uw gemeente is tevens de gemiddelde score over alle deelnemende gemeenten weergegeven. Op het moment van schrijven zijn dit 71 gemeenten. In het geval uw gemeente over 2011, 2010 en/of 2009 ook heeft deelgenomen aan dit onderzoek, zijn voor de betreffende jaren eveneens de resultaten opgenomen. De referentiewaarden over de voorgaande jaren, zoals hieronder weergegeven, kunnen enigszins afwijken van eerder gepubliceerde waarden aangezien hoogst waarschijnlijk niet alle onderzoeken van het betreffende jaar waren afgerond bij het uitgeven van uw rapport. Daar waar het gaat om de tevredenheid is het percentage (zeer) tevreden weergegeven. In de vragenlijst van voorgaande jaren zijn vragen gesteld over de aanvraagprocedure. Vanwege de ontwikkelingen, zoals de Kanteling, zijn deze vragen dit jaar gesteld over het contact. De trendgegevens zijn weergegeven voor de vragen, maar er kan een trendbreuk zichtbaar worden vanwege het breder trekken van de aanvraagprocedure. Contact met de gemeente Reden contact opgenomen met het (Wmo- ) loket Vragen om informatie 16% (15%) Vragen om advies 8% (8%) Het doen van een aanvraag 81% (74%) Het doen van een vervolgaanvraag 17% (22%) Een andere reden 5% (4%) Manier bespreken (aan)vraag Persoonlijk gesprek bij mij thuis 41% (49%) Persoonlijk gesprek elders 14% (19%) Telefonisch gesprek 33% (24%) Briefwisseling/ contact 12% (8%) Tevredenheid over contact en afhandeling Behandeling bij het gesprek 93% (95%) 93% (93%) 84% (92%) 86% (93%) Deskundigheid medewerker(s) 89% (93%) 91% (92%) 86% (92%) 85% (92%) Tijd genomen voor het gesprek 95% (96%) 92% (94%) 87% (94%) 85% (94%) Informatie over de afhandeling van het gesprek 90% (92%) 89% (90%) 79% (89%) 79% (89%) Rekening houden met persoonlijke situatie 89% (92%) 88% (89%) 76% (87%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 42

121 Gemeente Nijmegen (veel/redelijk) Er is contact opgenomen over.. Voeren van een huishouden 68% (68%) Wonen 41% (36%) Zorg 65% (64%) Welzijn (ontmoeten andere mensen) 12% (11%) Mijn financiële situatie 21% (11%) Vervoer 64% (70%) Er is aanvullend gesproken over.. Voeren van een huishouden 38% (36%) Wonen 23% (21%) Zorg 38% (38%) Welzijn (ontmoeten andere mensen) 9% (11%) Mijn financiële situatie 16% (8%) Vervoer 35% (40%) Tevredenheid over het gesprek Tevredenheid over informatie voorafgaand aan het gesprek (tevreden en zeer 71% (78%) tevreden) Rapportcijfer gesprek/contact 7,1 (7,4) De oplossing De gemeente heeft mij geadviseerd een beroep te doen op.. Eigen kracht 27% (30%) Familie, vrienden, buren 24% (29%) Een vrijwilliger 9% (10%) Aanbod aan dagactiviteiten 10% (10%) Een algemene voorziening 16% (15%) Een individuele voorziening 68% (67%) Andere zorgaanbieders 16% (14%) Inkomensondersteuning 15% (5%) Iets anders 8% (7%) Tevredenheid over de voorgestelde oplossing Tevredenheid over voorgestelde oplossing(en) (tevreden en zeer tevreden) 86% (89%) De aanvraagprocedure voor een individuele voorziening SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 43

122 Gemeente Nijmegen Aanvraag ingediend Ja, minder dan 12 maanden geleden 44% (47%) 56% (47%) 59% (53%) 62% (52%) Ja, meer dan 12 maanden geleden 44% (42%) 44% (53%) 41% (47%) 38% (48%) Nee, geen aanvraag ingediend 12% (11%) Is de aanvraag toegekend? Ja (volledig/gedeeltelijk) 79% (88%) 83% (84%) 81% (86%) 79% (87%) Tevredenheid aspecten aanvraag Wachttijd tussen hulp of voorziening aanvraag en verkrijgen 92% (89%) 87% (89%) 79% (88%) 66% (82%) Rapportcijfer aanvraagprocedure 7,0 (7,2) 7,3 (7,4) 6,8 (7,2) 6,9 (7,4) Hulp bij het huishouden Ontvangt hulp bij het huishouden 69% (68%) 67% (65%) 69% (65%) 70% (64%) Keuze tussen zorg in natura en Pgb bekend 81% (79%) 85% (82%) 83% (78%) Pgb voor hulp bij het huishouden 23% (24%) 23% (25%) 22% (24%) 23% (21%) Keuze voorgelegd om te kiezen uit verschillende organisaties die hulp bij het 22% (34%) 26% (35%) huishouden leveren Exemplaar van zorgplan (% ja) 86% (86%) 82% (85%) 76% (78%) Frequentie bespreking werkafspraken zorgplan Ongeveer 1 keer per 3 maanden 24% (22%) 20% (20%) 19% (22%) Ongeveer 1 keer per half jaar 12% (15%) 10% (14%) 11% (15%) Ongeveer 1 keer per jaar 13% (15%) 12% (16%) 14% (15%) Nooit 51% (47%) 58% (49%) 57% (48%) Tevredenheid over hulp bij het huishouden Telefonische bereikbaarheid 88% (94%) 91% (94%) 90% (92%) 86% (90%) Vervanging bij ziekte 85% (87%) 87% (87%) 80% (85%) 78% (81%) Vervanging bij vakantie 86% (87%) 86% (87%) 82% (84%) 79% (81%) Wisselingen van medewerkers 74% (83%) 79% (86%) 72% (85%) 76% (85%) Inzet van medewerkers 93% (96%) 95% (96%) 94% (95%) 94% (96%) Aandacht en interesse van medewerkers 96% (97%) 98% (97%) 97% (97%) 96% (98%) Kwaliteit van schoonmaakwerk 90% (94%) 92% (94%) 89% (94%) 93% (94%) Rapportcijfer hulp bij het huishouden 7,7 (7,8) 7,7 (7,9) 7,7 (7,8) 7,6 (7,8) Wmo-hulpmiddelen SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 44

123 Gemeente Nijmegen Heeft een woonvoorziening 37% (34%) 41% (34%) 48% (39%) 39% (35%) Tevredenheid over dienstverlening leverancier woonvoorziening Tevredenheid over kwaliteit woonvoorziening 95% (94%) 92% (95%) 92% (95%) 96% (96%) 97% (95%) 95% (96%) 95% (95%) 94% (95%) Heeft een rolstoel 25% (24%) 24% (25%) 26% (25%) 24% (25%) Tevredenheid over dienstverlening leverancier rolstoel 90% (91%) 92% (92%) 86% (92%) 94% (92%) Tevredenheid over kwaliteit rolstoel 87% (90%) 96% (90%) 94% (91%) 91% (89%) Heeft een scootmobiel 20% (21%) 18% (19%) 20% (20%) 20% (20%) Tevredenheid over dienstverlening leverancier scootmobiel 92% (93%) 93% (93%) 85% (93%) 93% (93%) Tevredenheid over kwaliteit scootmobiel 88% (90%) 89% (89%) 85% (90%) 85% (88%) Gebruik scootmobiel (dagelijks/wekelijks) 90% (89%) 84% (87%) Ontvangt tegemoetkoming vervoerskosten 32% (14%) 35% (17%) 43% (25%) 39% (24%) Tevredenheid over hoogte tegemoetkoming vervoerskosten 76% (82%) 80% (86%) 84% (89%) 83% (89%) Totaal rapportcijfer Wmo-hulpmiddel (en) 7,5 (7,5) 7,4 (7,5) 7,1 (7,3) 7,2 (7,3) Collectief vervoer Gebruikt collectief vervoer 18% (36%) 17% (36%) 22% (40%) 19% (39%) Tevredenheid gemak bestellen 88% (94%) 90% (95%) 82% (92%) 71% (92%) Tevredenheid contact met centrale 92% (93%) 92% (94%) 84% (92%) 77% (92%) Tevredenheid wachttijden voordat opgehaald 64% (73%) 61% (76%) 51% (70%) 39% (69%) Tevredenheid behulpzaamheid chauffeur 87% (93%) 92% (94%) 96% (93%) 88% (93%) Tevredenheid omrijtijden 68% (70%) 56% (70%) 59% (67%) 63% (66%) Tevredenheid te bereizen afstand 81% (83%) 79% (83%) 82% (84%) 77% (84%) Gebruik collectief vervoer (dagelijks/wekelijks) 17% (32%) 30% (33%) Rapportcijfer collectief vervoer 6,8 (7,1) 6,4 (7,1) 6,3 (6,9) 6,1 (6,9) Meedoen aan de maatschappij/overige ondersteuning Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan zelfstandig kunnen blijven wonen 86% (83%) 85% (81%) 83% (73%) 85% (81%) (veel/redelijk) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 45

124 Gemeente Nijmegen Ondersteuning/hulpmiddel draagt bij aan kunnen blijven meedoen aan de 74% (76%) 71% (78%) 70% (66%) 73% (74%) maatschappij (veel/redelijk) Ontvangt mantelzorg 47% (47%) 48% (48%) 44% (45%) 33% (33%) Ontvangt hulp van vrijwilliger 16% (17%) Ontvangt ondersteuning vanuit de AWBZ (individuele) begeleiding 15% (12%) Begeleiding in de vorm van groepsactiviteiten 7% (8%) Persoonlijke verzorging 17% (19%) Behandeling 7% (8%) Verpleging 8% (9%) Ervaren problemen met fysieke toegankelijkheid Openbare gebouwen (nooit/zelden) 49% (53%) 52% (57%) Openbare ruimte (nooit/zelden) 37% (35%) 37% (38%) Wmo-raad Gehoord van Wmo-raad 15% (25%) 17% (32%) 19% (32%) 19% (31%) Hoe voor het eerst gehoord van Wmo-raad Lokale/regionale media 6% (11%) 29% (37%) Gemeente/Wmo-loket 35% (32%) 27% (29%) Via familie, vrienden, bekenden 33% (32%) 26% (20%) Anders 27% (25%) 19% (14%) Achtergrondgegevens Leeftijd 17 jaar of jonger 1% (1%) 1% (1%) 1% (1%) 1% (1%) 18 tot en met 34 jaar 2% (2%) 3% (2%) 3% (2%) 3% (2%) 35 tot en met 64 jaar 26% (19%) 23% (18%) 24% (19%) 25% (19%) 65 tot en met 74 jaar 20% (22%) 23% (21%) 25% (21%) 21% (20%) 75 jaar en ouder 51% (57%) 50% (58%) 46% (57%) 50% (57%) Hulp bij invullen Hulp gehad bij invullen vragenlijst (aandeel ja) 47% (44%) 40% (43%) 44% (46%) 40% (42%) SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 46

125 Gemeente Nijmegen SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 47

126 Gemeente Nijmegen SGBO KLANTONDERZOEK WMO OVER 2012 WMO-VOORZIENINGEN 48

127 Aantallen en uitgaven individuele voorzieningen Wmo Vergelijking grote steden Mei 2013 In opdracht van de gemeente Rotterdam is een vergelijking gemaakt van de aantallen en uitgaven individuele Wmo-voorzieningen. In deze notitie treft u de vergelijking. Voor vragen over deze vergelijking kunt u contact opnemen met Barbara Wapstra (barbarawapstra@bmc.nl, ). Het aantal verstrekkingen en de uitgaven voor de individuele voorzieningen wordt afgezet tegen de resultaten van een aantal vergelijkbare gemeenten, te weten: Den Haag Amsterdam Schiedam Nijmegen Amersfoort Helmond Daarnaast is een vergelijking gemaakt met de benchmarkgemiddelden van Voor de vergelijking zijn de cijfers gerelateerd aan het aantal inwoners weergegeven. Zoals in tabel 1 te zien is, zit er qua vergrijzing wel wat verschil tussen de gemeenten. Schiedam heeft meer 75-plussers. Rotterdam heeft minder 75-plussers dan Den Haag en Amsterdam. Bovendien is het aandeel dat zelfstandig woont groter in Rotterdam. Het aantal huishoudens met een laag inkomen is in Rotterdam groot, vergelijkbaar met Amsterdam. Tabel 1 Gemeente Kenmerken populatie vergelijkingsgemeenten inwonertal 2012 % 65- plussers % 75- plussers % thuiswonende 75-plussers % huishoudens laag inkomen Rotterdam ,4% 7,0% 90,8% 14,1% Schiedam ,7% 9,2% 71,7% 9,9% Den Haag ,3% 6,2% 87,4% 12,9% Nijmegen ,9% 6,3% 90,8% 10,2% Helmond ,3% 5,8% 95,2% 8,7% Amsterdam ,3% 5,0% 91,8% 14,4% Amersfoort ,5% 5,7% 88,5% 6,5% Benchmark 16% 7,1% 91% 8,8% Ontwikkeling nieuwe toekenningen In figuur 1 valt op dat de ontwikkeling van het aantal nieuwe toekenningen voor hulp bij het huishouden in de meeste gemeenten dicht bij elkaar ligt. De referentiegemeenten liggen allen in 2011 al onder het benchmarkgemiddelde en zijn daarmee mogelijk niet representatief voor alle gemeenten. In het proces van de Kanteling is Helmond al ver. Zij waren één van de eerste gemeenten die gingen experimenteren met een maatwerk -gesprek en het collectiveren van onderdelen van de hulp bij het huishouden (de was- en strijkservice). Ook de andere gemeenten zijn in 1

128 2012 in meer of mindere mate op een gekantelde manier gaan werken. In Amersfoort, Nijmegen en Schiedam zijn bovendien bezuinigingsmaatregelen ingevoerd. We zien in deze gemeenten, evenals in Rotterdam, een daling van het aantal nieuwe toekenningen. Vooral door de invoering van eigen bijdragen voor vervoers- en woonvoorzieningen en aanpassing van normtijden voor hulp bij het huishouden. In Amersfoort is ook de indicatiestelling verscherpt en wordt eerst nagegaan of de burger het probleem niet vanuit de eigen mogelijkheden kan verhelpen. De gemeenten Den Haag en Amsterdam hebben minder vergaande bezuinigingsmaatregelen ingevoerd dan Rotterdam. In Amsterdam heeft wel een grote verschuiving van HH2 naar HH1 plaatsgevonden. Bovendien wordt het eerste half uur hulp bij het huishouden niet langer vergoed, wat leidt tot een aanpassing van de normtijden. In Amsterdam is voor de hulp bij het huishouden in 2012 een nieuw contract van toepassing met voor de gemeente gunstigere prijsafspraken. Figuur 1 Aantal nieuwe toekenningen hulp bij het huishouden per inwoners De registratie van het aantal nieuwe toekenningen verschilt tussen de gemeenten, vooral bij hulp bij het huishouden. In Amersfoort en Den Haag zitten hier ook de toekenningen na een herindicatie bij. In Den Haag heeft in 2011 een grootschalige herindicatie plaatsgevonden. Dit cijfer (in ,7 per inwoners) is dusdanig vertekenend dat Den Haag buiten beschouwing is gelaten in de figuur. Desondanks zien we dat Den Haag ook in 2012 ruim boven Rotterdam zit (in ,3 per inwoners). In vergelijking met Amersfoort en Schiedam is het aantal nieuwe toekenningen hulp bij het huishouden in Rotterdam hoog. Nijmegen is vergelijkbaar met Rotterdam. Mogelijk speelt een groter aantal huishoudens met een laag inkomen in Rotterdam hierbij een rol. 2

129 Figuur 2 Aantal nieuwe toekenningen per inwoners Woonvoorzieningen Rolstoelen Individueel vervoers Collectief vervoer Rotterdam Nijmegen Den Haag Schiedam Helmond Amersfoort Amsterdam Benchmark 2011 ( ) Benchmark 2011 (alle) 3

130 Bij de andere voorzieningen zien we ook in vrijwel alle gemeenten een daling in Bij de woonvoorzieningen zijn de verschillen tussen gemeenten groot. Rotterdam heeft in de vergelijking relatief weinig woonvoorzieningen. Zowel in Nijmegen als Schiedam zien we echter ook een hele grote daling. De verklaring voor deze ontwikkeling is de invoering van eigen bijdragen en het kritischer kijken naar de aanvraag wat betreft noodzaak en eigen verantwoordelijkheid. Den Haag verstrekt in 2012 beduidend meer woonvoorzieningen. Dit komt door een ruimhartiger verstrekkingenbeleid. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd en ook voorzieningen als beugels en verhoogde toiletten worden nog verstrekt. In veel andere gemeenten acht men deze voorzieningen algemeen gebruikelijk. Ook bij de rolstoelen is er in de meeste gemeenten sprake van een daling. Deze is opvallend, aangezien hier geen beleidswijzigingen zijn geweest. Mogelijke verklaringen zijn een daling doordat gemeenten kritischer kijken of de rolstoel wel voor dagelijks gebruik noodzakelijk is en burgers die terughoudender zijn geworden in het doen van een beroep op de Wmo. Factoren die hierbij kunnen meespelen zijn geruchten over eigen bijdragen, vaak is niet bekend dat die niet van toepassing zijn op rolstoelen. Maar ook de recessie en het grotere aanbod van tweedehands voorzieningen kunnen oorzaak zijn van de afname van de vraag. Bij de nieuwe toekenningen voor individueel vervoer (scootmobiel, geldsomverstrekking) zit Rotterdam wederom laag. Met name in Den Haag en Nijmegen is dit aantal veel hoger. In Den Haag doordat ook bij scootmobielen geen eigen bijdrage gevraagd wordt. In 2012 werden in Den Haag bovendien ook elektrische fietsen vanuit de Wmo verstrekt, dat is inmiddels niet meer mogelijk. In Nijmegen is het aantal toekenningen voor individueel vervoer hoog doordat men kan kiezen voor een forfaitair bedrag, waarmee men zelf kan voorzien in de vervoersbehoefte. Dat houdt in dat ze buren/zoon/dochter kunnen vragen om voor hen te rijden, maar ze kunnen ook gebruikmaken van de stadsregiotaxi. Hiervoor betalen ze echter geen gereduceerd tarief. Evenals in Rotterdam is het aantal nieuwe toekenningen voor collectief vervoer in veel gemeenten gedaald. Uitzondering is Nijmegen. Reden hiervoor is dat Nijmegen pas onlangs het collectief vervoer ingevoerd heeft. De meeste cliënten kiezen voor het forfaitaire bedrag. Ook in Den Haag is sprake van een stijging. Desondanks ligt het aantal nieuwe toekenningen voor collectief vervoer in Rotterdam op een relatief hoog niveau. Het aantal nieuwe toekenningen voor collectief vervoer in Helmond (2011) is niet in de figuur opgenomen. Dit ligt op 19 per inwoners en is daarmee aanzienlijk hoger dan in andere gemeenten. Oorzaak hiervoor is het feit dat elke 75-plusser op basis van leeftijd in aanmerking komt voor een pas voor het collectief vervoer. Vergelijking uitgaven individuele Wmo-voorzieningen Hulp bij het huishouden Over 2011 zijn de uitgaven voor hulp bij het huishouden in Rotterdam hoog in vergelijking met de benchmark. In 2012 zijn de uitgaven fors gedaald. In vergelijking met de andere gemeenten blijven de uitgaven desondanks relatief hoog. Ook in de andere gemeenten is sprake geweest van dalende uitgaven in De dalende trend is voor een deel te wijten aan de herindicaties. Cliënten die in 2007 overgekomen zijn uit de AWBZ zijn destijds vaak 4

131 administratief geherindiceerd. Veel gemeenten zijn in 2011 en/of 2012 deze groep gaan herindiceren en daarbij heeft vaak een bijstelling van de indicatie plaatsgevonden: van HH2 (hulp met organisatie van het huishouden) naar HH1 (eenvoudige hulp) en een bijstelling in uren vanwege aangepaste normen. Tabel 2 Uitgaven hulp bij het huishouden (in euro s) 1 Gemeente Uitgaven (totaal) per inwoner Uitgaven (natura) per inwoner Uitgaven (pgb) per inwoner Gemiddelde uitgaven per cliënt (totaal) Rotterdam Rotterdam Nijmegen Den Haag Schiedam Helmond Amersfoort Amsterdam Benchmark 2011 ( ) Benchmark 2011 (alle) De hoge uitgaven zitten vooral bij de hulp in natura. In 2012 zijn de uitgaven voor de persoonsgebonden budgetten in grote lijn vergelijkbaar met de andere gemeenten. Opvallende gemeente hierbij is Schiedam. Hier zijn relatief hoge uitgaven voor pgb s doordat veel hulp geleverd wordt via een alfahulp. Ook Amersfoort valt op door de lage uitgaven. Cliënten zijn hier, evenals in Rotterdam, verplicht een zorgovereenkomst te overleggen. Mogelijk heeft dat een remmend effect gehad in deze gemeente. Kijken we naar de uitgaven per cliënt dan zien we deze in 2012 variëren van tot Rotterdam zit met een gemiddelde van in het midden. Kijken we alleen naar de uitgaven van een pgb-cliënt, dan valt op dat deze in Rotterdam juist relatief laag zijn met per pgb-cliënt. In de vergelijkingsgemeenten ligt dit juist boven het gemiddelde van de hulp in natura. Eén van de verklaringen is dat Rotterdam relatief veel teruggevorderd heeft in De gegevens voor Amsterdam (2012), Nijmegen (2011 en 2012) en Schiedam zijn exclusief de terugvorderingen uit de pgb s. In 2011 bedragen de inkomsten uit de terugvorderingen 5% van de uitgaven voor de pgb s. In 2012 is dat met 15% veel hoger. In Den Haag ligt dit op ongeveer 4% en in Amsterdam (2011) op 13%. De relatief hoge uitgaven voor hulp bij het huishouden (natura) in Rotterdam worden verklaard door een groter aantal cliënten. Ook Schiedam heeft relatief veel cliënten en relatief hoge uitgaven. Het aantal geleverde uren is door het grotere aantal cliënten ook hoger. Het aantal uur hulp per cliënt wijkt niet noemenswaardig af van de vergelijkingsgemeenten. 1 De inkomsten uit eigen bijdragen zijn hierin niet meegenomen. 5

132 In Helmond is er naast de hulp bij het huishouden een was- en strijkservice opgezet. Hierdoor zijn de normtijden voor hulp bij het huishouden aangepast. Per inwoner geeft Helmond hier 1,95 aan uit. In Rotterdam wordt geen HH3 verstrekt. In de benchmark zien we dat het aantal cliënten HH3 in andere gemeenten heel laag is en daarmee ook slechts een fractie vormt van de uitgaven voor hulp bij het huishouden. Amsterdam vormt hierop een uitzondering, zij geeft hier ruim 3,3 miljoen aan uit ( 4,2 miljoen per inwoner). Tabel 3 Gemeente Aantallen hulp bij het huishouden (2012, gerelateerd aan inwoners) Aantal cliënten per inwoner % cliënten met pgb Aantal geleverde uren (natura) per inwoner Aantal toegekende uren (pgb) per inwoner Rotterdam % ,2 Rotterdam % ,9 Nijmegen % ,9 Den Haag % ,5 Schiedam % ,2 Helmond % ,0 Amersfoort % ,9 Amsterdam % ,6 Benchmark 2011 ( ) Benchmark 2011 (alle) 28 21% , % ,1 Aantal uur per cliënt per week (totaal) 2 Individueel vervoer en rolstoelen De uitgaven voor rolstoelen, scootmobielen, geldsomverstrekkingen en overige individuele vervoersvoorzieningen in natura zijn samengenomen. Rotterdam geeft relatief gezien heel weinig uit aan deze voorzieningen. De verschillen tussen gemeenten zijn groot. In Den Haag zijn de uitgaven bijna drie keer zo hoog. Ook in Amsterdam zijn de uitgaven hoog. In Amsterdam zitten de hoge uitgaven voornamelijk in het individueel vervoer. In Amsterdam wordt relatief veel uitgegeven aan aangepaste stoelen, auto s en gesloten buitenwagens ( 7,3 miljoen, dat wil zeggen de helft van het budget voor individueel vervoer). 2 Aangesloten is bij de definitie vanuit de Benchmark Wmo. Voor de hulp in natura is uitgegaan van het aantal geleverde uren en voor pgb van het aantal toegekende uren. Het totaal aantal uren in een jaar is gedeeld door het aantal cliënten aan het eind van het jaar. Bij grote veranderingen in het cliëntenbestand kan dit tot vertekening leiden. In de vergelijkingsgroep is in vrijwel alle gemeenten sprake geweest van een daling van het aantal cliënten in

133 Tabel 4 Gemeente Aantallen en uitgaven (in euro s) individueel vervoer en rolstoelen Uitgave Aantal uitstaande voorzieningen per inwoners per inwoner rolstoelen scootmobielen overige individuele vervoersvoorzieningen Rotterdam ,5 13,3 1,7 Rotterdam ,3 10,4 1,2 Nijmegen ,0 7,0 31,3 Den Haag ,3 9,8 9,1 Schiedam ,2 11,0 1,3 Helmond ,5 11,1 3,2 Amersfoort ,5 6,0 4,8 Amsterdam ,9 6,5 5,1 Benchmark 2011 ( ) Benchmark 2011 (alle) 22 11,8 8,7 8, ,2 8,0 7,3 De lage uitgaven zijn opvallend, want het aantal uitstaande rolstoelen is relatief groot. Bij de individuele vervoersvoorzieningen is dit meer dan gemiddeld. De gemiddelde uitgave per voorziening is hiermee laag. Wat betreft de rolstoelen is in het bijzonder het verschil met Amsterdam groot, dat ongeveer de helft van het aantal rolstoelen heeft. Woonvoorzieningen Evenals het aantal nieuwe toekenningen, zijn ook de uitgaven voor woonvoorzieningen laag in Rotterdam. Ook de uitgave per woonvoorziening is laag. In Den Haag is dit nog iets lager, maar dat is aannemelijk aangezien daar nog vrij veel kleine aanpassingen gedaan worden, die Rotterdam als algemeen gebruikelijk beschouwd. Tabel 5 Gemeente Aantallen en uitgaven (in euro s) woonvoorzieningen Uitgave per inwoner Aantal nieuwe toekenningen per inwoners Rotterdam , Rotterdam , Nijmegen , Den Haag , Schiedam , Helmond , Amersfoort , Amsterdam , Benchmark 2011 ( ) 13 8, Benchmark 2011 (alle) 11 6, Gemiddelde uitgave per woonvoorziening 7

134 Collectief vervoer Zoals hiervoor al aan de orde kwam, is het aantal nieuwe toekenningen voor collectief vervoer in Rotterdam relatief hoog. Dit zien we ook terug in het aantal cliënten. In de praktijk maakt niet elke cliënt daadwerkelijk gebruik van het collectief vervoer. Per cliënt zijn de uitgaven aan de hoge kant. Per saldo geeft de gemeente Rotterdam, gerelateerd aan het aantal inwoners, veel uit aan het collectief vervoer. Mogelijk doordat in Rotterdam sprake is van een groot reisgebied. In 2011 is dat bijna 2,5 keer zoveel als gemiddeld in de benchmark. In alle vergelijkingsgemeenten, met uitzondering van Nijmegen, zijn de uitgaven voor het collectief vervoer in 2012 met ongeveer 2 per inwoner gedaald. In Nijmegen zijn de uitgaven voor het collectief vervoer laag, doordat de ritprijs hoog is en cliënten een forfaitaire vergoeding krijgen. De gemeente Nijmegen betaalt een vaste bijdrage per inwoner van 1,42. Daarnaast betaalt de gemeente de vervoerder extra voor de inzet van een rolstoeltaxi. In Helmond komt iedereen boven de 75 jaar op basis van leeftijd in aanmerking voor een pas voor het collectief vervoer. Het aantal passen collectief vervoer is daardoor hoog. In de praktijk worden deze echter lang niet allemaal gebruikt, waardoor de uitgaven per cliënt weer laag zijn. In Rotterdam is het voor ouderen in de avonduren mogelijk om gebruik te maken van het collectief vervoer. Tabel 6 Gemeente Aantallen en uitgaven (in euro s) collectief vervoer Uitgave per inwoner Aantal cliënten per inwoners Aantal nieuwe toekenningen per inwoners Rotterdam ,8 458 Rotterdam ,3 518 Gemiddelde uitgave per cliënt Nijmegen , Den Haag ,2 545 Schiedam ,6 355 Helmond ,2 186 Amersfoort ,5 315 Amsterdam ,6 409 Benchmark 2011 ( ) ,7 359 Benchmark 2011 (alle) ,0 368 Conclusie vergelijking Wat betreft de totale uitgaven aan individuele Wmo-voorzieningen zit Rotterdam bij de middenmoot van de referentiegroep. Per voorziening zijn er echter wel opvallende verschillen. De uitgaven voor collectief vervoer zijn beduidend hoger dan gemiddeld, door een groot aantal cliënten. Bij het collectief vervoer zijn ook de uitgaven per cliënt relatief hoog. Ook het aantal cliënten hulp bij het huishouden is aan de hoge kant. De uitgaven voor woonvoorzieningen en rolstoelen en individueel vervoer zijn daarentegen aanzienlijk lager dan in de referentiegroep. Bij de woonvoorzieningen zijn de uitgaven laag door zowel een klein aantal cliënten als lage uitgaven per voorziening. Rotterdam heeft wel veel cliënten met een rolstoel of een scootmobiel, maar de gemiddelde kosten per cliënt zijn hier laag. 8

135 Figuur 3 Uitgaven individuele voorzieningen (in euro per inwoner) In Rotterdam wordt 70% (2012) van de uitgaven voor individuele voorzieningen gedaan voor hulp bij het huishouden. In vergelijking met Rotterdam geven Amsterdam en Den Haag procentueel een kleiner deel (59%) van het budget uit aan hulp bij het huishouden. Tabel 7 Gemeente Percentage uitgaven hulp bij het huishouden van de totale uitgaven Rotterdam % Rotterdam % Nijmegen % Den Haag % Schiedam % Helmond % Amersfoort % Amsterdam % Benchmark 2011 ( ) 68% Benchmark 2011 (alle) 69% Vanuit de kenmerken van de gemeente Rotterdam met veel lage inkomens en in vergelijking met Den Haag en Amsterdam meer 75-plussers en bovendien een groter aandeel van hen dat zelfstandig woont, is het te verklaren dat de gemeente meer cliënten heeft. De gekantelde werkwijze, gecombineerd met bezuinigingen, hebben een grote invloed gehad op het aantal nieuwe toekenningen. Dit zien we ook bij de andere gemeenten terug. In de gemeente Den Haag, waar geen maatregelen zijn genomen en die minder ver gevorderd is met de Kanteling is deze dalende trend niet zichtbaar. Het aantal woonvoorzieningen is in Rotterdam dusdanig laag dat dit wel vragen oproept. Is dit lage aantal realistisch? Wat zijn de gevolgen op cliëntniveau? Zijn de gevolgen per huishouden te overzien en komt de 9

136 besparing vooral door de grote aantallen of is er bij (specifieke groepen) cliënten sprake van een schrijnende situatie (financieel of in het normale gebruik van de woning)? Rotterdam heeft relatief veel nieuwe toekenningen voor het collectief vervoer. Indien extra bezuinigingen noodzakelijk zijn, zou gekeken kunnen worden of de indicatie voor het collectief vervoer aangescherpt kan worden. In de praktijk is het al wel zo dat bij de indicatie voor collectief vervoer gekeken wordt naar de individuele vervoersbehoefte. Het aantal ritten dat men mag rijden is daarvan afhankelijk en ook de samenloop van vervoersvoorzieningen wordt al kritisch bekeken. Rotterdam heeft redelijk veel pgb-cliënten, maar in tegenstelling tot andere gemeenten zijn de gemiddelde kosten hiervoor veel lager. Dit vormt dus geen reden om hulp in natura vanuit financieel oogpunt te prefereren boven hulp via een pgb. 10

137 Gemeente Nijmegen Aan de heer I. van der Vlist Postbus HG NIJMEGEN doorkiesnummer (070) uw kenmerk datum 28 augustus 2013 onderwerp Maatwerksamenvatting ons kenmerk Wmo bijlage(n) Geachte heer Van der Vlist, beste Igor, De gemeente Nijmegen heeft in 2013 meegedaan aan de Benchmark Wmo. In deze brief treft u een samenvatting met de belangrijkste resultaten. Dit is tevens gecombineerd met een samenvatting van de resultaten uit het cliënttevredenheidsonderzoek. Door middel van een schriftelijke vragenlijst is de cliënten gevraagd naar de ervaringen met de individuele Wmo-voorzieningen. In beide onderzoeken wordt teruggeblikt op Benchmark Wmo De Benchmark Wmo is opgebouwd uit diverse thermometers, per prestatieveld. Het totaalbeeld dat dit oplevert, is een score net iets onder het benchmarkgemiddelde 1. Voor het onderdeel beleidsparticipatie is de score onder gemiddeld. De gemeente betrekt alle doelgroepen bij de beleidsontwikkeling en doet dit via verschillende vormen, zoals een Wmo-raad en via wijkraden, buurtbeheerders en vrijwilligersorganisaties. Deze partijen worden intensief betrokken bij de beleidsuitvoering, maar iets minder dan gemiddeld bij de beleidsontwikkeling. De bekendheid van de Wmo-raad is lager dan gemiddeld. In Nijmegen is de Wmo-raad ook niet één platform, maar zijn het vier commissies. Als we kijken naar de maatschappelijke participatie dan zijn de volgende kenmerken van belang: Nijmegen heeft minder ouderen, meer bijstandsuitkeringen, meer kinderen in een uitkeringsgezin en meer huishoudens met een laag inkomen. Eenzaamheid lijkt in Nijmegen vaker voor te komen, 41% van de bevolking voelt zich in meer of mindere mate eenzaam. 91% van de 75-plussers woont zelfstandig, dit is vergelijkbaar met andere gemeenten. 1 De score is vergelijkbaar met vorig jaar. Het gemiddelde in de benchmark is echter licht gestegen, waardoor Nijmegen nu net onder gemiddeld zit.

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

Rapportage Individuele Voorzieningen Wmo & Rapportages SGBO

Rapportage Individuele Voorzieningen Wmo & Rapportages SGBO Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Rapportage Individuele Voorzieningen Wmo & Rapportages SGBO Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Ten

Nadere informatie

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo Inleiding Hoewel het gaat om twee afzonderlijke onderzoeken is vanwege de samenhang (de Wmo) ervoor gekozen om

Nadere informatie

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012 Beleid Cluster Maatschappij (071)54 54 838 ppaardekoper@leiderdorp.nl Ingekomen: Afdeling ; Kopie ; Cj rif Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll 2012.06557 26/10/2012 Gemeente Leiderdorp A Aan de

Nadere informatie

Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo Gemeente Almere

Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo Gemeente Almere Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo 2013 Gemeente Almere Inleiding De gemeente Almere heeft in 2013 deelgenomen aan de Benchmark Wmo, inclusief de module Individuele Voorzieningen. In deze samenvatting

Nadere informatie

ons kenmerk Wmo

ons kenmerk Wmo Gemeente Heerhugowaard Aan mevrouw L. Waltmann - Van Andel Postbus 390 1700 AJ HEERHUGOWAARD doorkiesnummer (070) 310 3883 uw kenmerk datum 30 oktober 2012 onderwerp Samenvatting Benchmark Wmo 2012 ons

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark Wmo 2012

Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Gemeente Helmond heeft in 2012 samen met 123 andere gemeenten deelgenomen aan de Benchmark Wmo. Hiervan hebben 69 gemeenten, inclusief Helmond, naast de basisbenchmark meegedaan

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College

Alleen ter besluitvorming door het College Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Jaarrapportage Wmo en Benchmarkonderzoeken Wmo 2010 Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Ten behoeve van een adequate

Nadere informatie

ons kenmerk Wmo

ons kenmerk Wmo Gemeente Heerhugowaard Aan mevrouw L. Waltmann - van Andel Postbus 390 1700 AJ HEERHUGOWAARD doorkiesnummer (070) 310 3883 uw kenmerk datum 8 november 2013 onderwerp Samenvatting Benchmark Wmo 2013 ons

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen D66 art. 39 RvO over vervanging bij ziekte Wmo

Beantwoording schriftelijke vragen D66 art. 39 RvO over vervanging bij ziekte Wmo Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen D66 art. 39 RvO over vervanging bij ziekte Wmo Programma Zorg & Welzijn Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Op 29 juni 2016 heeft

Nadere informatie

Vaststellen kwaliteitsrapportage Hulp bij het Huishouden 2013

Vaststellen kwaliteitsrapportage Hulp bij het Huishouden 2013 Collegevoorstel Embargo tot 18 februari 12.00 uur Onderwerp Vaststellen kwaliteitsrapportage Hulp bij het Huishouden 2013 Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2008

Rapportage Wmo-benchmark 2008 ** Concept 20 mei 2009 Sectie wz Rapportage Wmo-benchmark 2008 April 2009 Auteur(s): C. Jansens ism WZ en SoZa INHOUD 1. Horizontale verantwoording 2. Samenvatting resultaten 3. Conclusie Pagina 2 van

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Westland

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Westland Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Westland Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Westland 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD

Nadere informatie

Mantelzorgwaardering. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp. Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / BW-nummer. Portefeuillehouder B.

Mantelzorgwaardering. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp. Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / BW-nummer. Portefeuillehouder B. Openbaar Onderwerp Mantelzorgwaardering Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting In de Wmo 2015 is vastgelegd dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk

Nadere informatie

Ter besluitvorming door het college 1. Brief aan de gemeenteraad van Nijmegen aangaande de stand van zaken met betrekking tot TSN vast te stellen.

Ter besluitvorming door het college 1. Brief aan de gemeenteraad van Nijmegen aangaande de stand van zaken met betrekking tot TSN vast te stellen. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Programma Zorg & Welzijn BW-nummer N.v.t. Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting In november 2015 heeft TSN surseance van betaling aangevraagd. In veel gevallen leidt

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad (uiterlijk 17-10-2012) Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad (uiterlijk 17-10-2012) Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Uitvoering motie 'Goedkopere energie voor lage inkomens' Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061, Klimaat & Energie / 1022 BW-nummer N.v.t. Portefeuillehouder

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2012. Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Velsen

Benchmark Wmo 2012. Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Velsen + Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Velsen Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Velsen 01-06-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

+ Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Aalten Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Aalten 01-06-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

Onderwerp Schriftelijke vragen D66 (art. 39) eigen bijdragen Wmo voorzieningen

Onderwerp Schriftelijke vragen D66 (art. 39) eigen bijdragen Wmo voorzieningen Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Schriftelijke vragen D66 (art. 39) eigen bijdragen Wmo voorzieningen Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting De raadsfractie

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vaststellen antwoordbrief raadsvragen ex art 39 betreffende ontwikkelingen WMO uit regeerakkoord Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2011

Rapportage Wmo-benchmark 2011 Rapportage Wmo-benchmark 2011 Wmo in balans November 2011 Auteur(s): M. Barends en C. Jansens INHOUD 1. Horizontale verantwoording 2. Samenvatting resultaten 2.1. Basisbenchmark 2.2. Rapport Individuele

Nadere informatie

Stand van zaken inning eigen bijdrage Wmo en herbeoordeling pgb's

Stand van zaken inning eigen bijdrage Wmo en herbeoordeling pgb's Openbaar Onderwerp Stand van zaken inning eigen bijdrage Wmo en herbeoordeling pgb's Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Met bijgaande raadsinformatiebrief informeren

Nadere informatie

Reactiebrief advies KGO ondersteuning chronisch zieken

Reactiebrief advies KGO ondersteuning chronisch zieken Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Reactiebrief advies KGO ondersteuning chronisch zieken Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 4 februari 2014

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vragen SP conform artikel 39 - Wmo-voorzieningen Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting De raadsfractie

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen SP over dreigend faillissement TSN Thuiszorg

Beantwoording schriftelijke vragen SP over dreigend faillissement TSN Thuiszorg Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen SP over dreigend faillissement TSN Thuiszorg Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Op 30 november

Nadere informatie

Beantwoording vragen kamerronde beleidskader Wmo & Jeugd 2015

Beantwoording vragen kamerronde beleidskader Wmo & Jeugd 2015 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording vragen kamerronde beleidskader Wmo & Jeugd 2015 Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Tijdens de kamerrondebespreking

Nadere informatie

Vaststellen reactiebrief op ongevraagd advies JMG inzake klanttevredenheid en kwaliteitsmeting huishoudelijke hulp

Vaststellen reactiebrief op ongevraagd advies JMG inzake klanttevredenheid en kwaliteitsmeting huishoudelijke hulp Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vaststellen reactiebrief op ongevraagd advies JMG inzake klanttevredenheid en kwaliteitsmeting huishoudelijke hulp Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Houten

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Houten Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Houten Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Houten 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Het

Nadere informatie

Vragen ex artikel 39 van D66 over kinderen in huishoudens met een laag inkomen

Vragen ex artikel 39 van D66 over kinderen in huishoudens met een laag inkomen Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vragen ex artikel 39 van D66 over kinderen in huishoudens met een laag inkomen Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting De fractie

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Beantwoording SP-vragen HH tijdens vakantie. BW-nummer N.v.t.

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Beantwoording SP-vragen HH tijdens vakantie. BW-nummer N.v.t. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording SP-vragen HH tijdens vakantie Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer N.v.t. Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Op de gemeentelijke

Nadere informatie

Directie Inwoners Ingekomen stuk D5 (PA 14 juli 2010) Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsrealisatie & verantwoording.

Directie Inwoners Ingekomen stuk D5 (PA 14 juli 2010) Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsrealisatie & verantwoording. Directie Inwoners Ingekomen stuk D5 (PA 14 juli ) Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsrealisatie & verantwoording Aan de gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon 14024 Telefax

Nadere informatie

4. De bijgaande brief aan de Raad vast te stellen.

4. De bijgaande brief aan de Raad vast te stellen. Openbaar Onderwerp Budgetsubsidie Vluchtelingenwerk Oost Nederland 2014 Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Dit voorstel regelt de subsidieverlening

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording vragen D66 over dagopvang ouderen Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting De fractie van D66

Nadere informatie

Openbaar. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de raad. Gemeenteraad Conform advies Aanhouden.

Openbaar. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de raad. Gemeenteraad Conform advies Aanhouden. Collegevoorstel Openbaar Programma / Programmanummer Bestuur & Middelen / 1042 BW-nummer Portefeuillehouder H. Tiemens Samenvatting In het onlangs gesloten zijn onder meer verschuivingen van de lokale

Nadere informatie

/2202. gemeente werkendam. werkendam. 12DEC2012. Gemeenteraad Postbus DA Werkendam. clienttevredenheidsonderzoek Wmo

/2202. gemeente werkendam. werkendam. 12DEC2012. Gemeenteraad Postbus DA Werkendam. clienttevredenheidsonderzoek Wmo gemeente werkendam /2202 Raadhuispiein 1 4251 VZ Werkendam Gemeenteraad Postbus 16 4250 DA Werkendam Telefoon: (0183) 507200 Fax: (0183) 50 73 00 E-mail: info@werkendam.nl onderwerp clienttevredenheidsonderzoek

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Sittard-Geleen

Benchmark Wmo Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Sittard-Geleen Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Sittard-Geleen Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Sittard-Geleen 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Nadere informatie

Beantwoording toezegging inzake aantal WOZ bezwaren en de toekenning daarvan

Beantwoording toezegging inzake aantal WOZ bezwaren en de toekenning daarvan Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording toezegging inzake aantal WOZ bezwaren en de toekenning daarvan Programma Bestuur & Middelen BW-nummer Portefeuillehouder H. Tiemens Samenvatting Tijdens

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Asten

Benchmark Wmo Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Asten + Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Asten Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Asten 04-04-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

Benoeming en ontslag Adviescommissie JMG

Benoeming en ontslag Adviescommissie JMG Collegevoorstel Openbaar Benoeming en ontslag Adviescommissie JMG Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Met de brief van april 2014 dient de Adviescommissie

Nadere informatie

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2

1. Inleiding Methode van onderzoek Responsverantwoording Leeswijzer 2 Inhoud 1. Inleiding 1 1.1. Methode van onderzoek 1 1.2. Responsverantwoording 1 1.3. Leeswijzer 2 2. Tevredenheid Wmo-cliënten 3 2.1. Aanvragen van de voorzieningen 3 2.2. (On)Tevredenheid PGB 4 2.3. Tevredenheid

Nadere informatie

Resultaten starterslening 2015

Resultaten starterslening 2015 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Resultaten starterslening 2015 Programma Wonen BW-nummer Portefeuillehouder B. Velthuis Samenvatting Sinds 2013 informeren we de gemeenteraad actief over de resultaten

Nadere informatie

Resultaten starterslening

Resultaten starterslening Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Resultaten starterslening Programma / Programmanummer Wonen / 1021 Portefeuillehouder J. van der Meer Samenvatting Oktober 2012 zijn de voorwaarden voor de Nijmeegse

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief Rigtergroep

Raadsinformatiebrief Rigtergroep Embargo tot 5 september 2017, 17:45 uur Onderwerp Raadsinformatiebrief Rigtergroep Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Op 10 juli jl. is de gemeenteraad geïnformeerd

Nadere informatie

Openbaar. Verdeelmodel BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Onderwerp

Openbaar. Verdeelmodel BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Onderwerp Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Verdeelmodel BUIG Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Met bijgevoegde brief informeren wij de raad over de stand van zaken

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Overzicht prestaties dienstverlening

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Overzicht prestaties dienstverlening Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Overzicht prestaties dienstverlening Programma Dienstverlening & Burgerzaken Portefeuillehouder H.M.F. Bruls Samenvatting In 2014 heeft een aantal klanttevredenheidsonderzoeken

Nadere informatie

Openbaar. Bijstandsontwikkeling 1e helft Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel.

Openbaar. Bijstandsontwikkeling 1e helft Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Bijstandsontwikkeling 1e helft 2014 Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Met bijgevoegde brief informeren wij de

Nadere informatie

Brief m.b.t. leegstand en krimp over basisscholen in de Gildekamp

Brief m.b.t. leegstand en krimp over basisscholen in de Gildekamp Openbaar Onderwerp Brief m.b.t. leegstand en krimp over basisscholen in de Gildekamp Programma Onderwijs BW-nummer Portefeuillehouder R. Helmer-Englebert Samenvatting Tijdens de kamerronde van 7 juni 2017

Nadere informatie

Onderwerp Beantwoording vragen raadskamer over het rapport Evaluatie Bestuurlijke Arrangementen Antillianengemeenten 2005-2008

Onderwerp Beantwoording vragen raadskamer over het rapport Evaluatie Bestuurlijke Arrangementen Antillianengemeenten 2005-2008 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording vragen raadskamer over het rapport Evaluatie Bestuurlijke Arrangementen Antillianengemeenten 2005-2008 Programma / Programmanummer Integratie & Emancipatie

Nadere informatie

Raadsbrief social return en verdringing

Raadsbrief social return en verdringing Collegevoorstel Openbaar Onderwerp en verdringing Programma Economie & Werk Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 10 februari j.l. heeft de raad de motie Houd social return on investment ook echt

Nadere informatie

Openbaar. Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel.

Openbaar. Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Vaststellen Onderzoeksopzet Workfast Programma Economie & Werk Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 4 maart 2015 heeft de gemeenteraad de motie Onderzoek naar

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar Openbaar Onderwerp Invoering mini afvalzak van 25 liter per 1-1-2013. Programma / Programmanummer Openbare Ruimte / 1062 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting In Nijmegen scheiden we afval

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Houten. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Houten. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Houten SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Met bijgevoegde brief informeren wij de raad over de bijstandsontwikkelingen in 2014 en over de regionale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Met bijgevoegde brief informeren wij de raad over de bijstandsontwikkelingen in 2014 en over de regionale ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Bijstandsontwikkeling 2014 Programma Inkomen & Armoedebestrijding BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Met bijgevoegde brief informeren wij de raad over

Nadere informatie

Effectrapportage sancties

Effectrapportage sancties Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Effectrapportage sancties Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting We hebben de raad toegezegd informatie te verstrekken over

Nadere informatie

Openbaar. Brief aan Kamer over BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Inkomen & Armoedebestrijding

Openbaar. Brief aan Kamer over BUIG. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Inkomen & Armoedebestrijding Openbaar Onderwerp Brief aan Kamer over BUIG Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Het voorstel is om een brief te schrijven aan de Tweede Kamer, om Kamerleden

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen van de D66-fractie over de experimenten Participatiewet. Met bijgevoegde brief beantwoorden wij deze vragen.

Beantwoording schriftelijke vragen van de D66-fractie over de experimenten Participatiewet. Met bijgevoegde brief beantwoorden wij deze vragen. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen van de D66-fractie over de experimenten Participatiewet Programma Inkomen & Armoedebestrijding Portefeuillehouder J. Zoetelief Samenvatting

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Gemeente Beek 20 mei 2014 Simon Wajer Projectnummer: 107560 INHOUD INLEIDING 1 SAMENVATTING 3 HOOFDSTUK 1 VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS 7 1.1 Achtergrond

Nadere informatie

Openbaar. Rijk van Nijmegen Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel.

Openbaar. Rijk van Nijmegen Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel. Openbaar Onderwerp Rijk van Nijmegen 2025 Programma Economie & Werk BW-nummer Portefeuillehouder H.M.F. Bruls / T. Tankir Samenvatting De Rabobank Rijk van Nijmegen heeft in 2015 het initiatief genomen

Nadere informatie

Artikel 39 vragen van de fractie van D66 over privacy decentralisaties

Artikel 39 vragen van de fractie van D66 over privacy decentralisaties Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Artikel 39 vragen van de fractie van D66 over privacy decentralisaties Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting De

Nadere informatie

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014. Te besluiten om:

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014. Te besluiten om: COLLEGEVOORSTEL Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 Te besluiten om: 1. De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 in het kader van artikel 9 Wmo juncto artikel 8.9 vierde lid

Nadere informatie

Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning. Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009

Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning. Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009 Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009 Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 2 Inhoud

Nadere informatie

Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013

Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013 Jaarverslag Zorg 2013: Individuele voorzieningen Wmo 2013 ALGEMEEN De individuele voorzieningen Wmo betreffen vervoersvoorzieningen, rolstoelen, woonvoorzieningen en hulp bij het huishouden. Onderstaand

Nadere informatie

Onderwerp Subsidieverlening Het Inter-lokaal inzake dienstverlening in het kader van Werk & Inkomen en de Papierwinkel

Onderwerp Subsidieverlening Het Inter-lokaal inzake dienstverlening in het kader van Werk & Inkomen en de Papierwinkel Openbaar Onderwerp Subsidieverlening Het Inter-lokaal inzake dienstverlening in het kader van Werk & Inkomen en de Papierwinkel Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Openbaar. Uitvoering Toelage Hulp bij het Huishouden. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Zorg & Welzijn

Openbaar. Uitvoering Toelage Hulp bij het Huishouden. Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel. Onderwerp. Programma Zorg & Welzijn Openbaar Onderwerp Uitvoering Toelage Hulp bij het Huishouden Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting De gemeenten in regio Nijmegen hebben op 19 november jl. het bericht

Nadere informatie

Openbaar. Artikel 39 vragen van de fractie D66 over Bijsterhuizen. Alleen ter besluitvorming door het College. Conform advies Aanhouden Anders, nl.

Openbaar. Artikel 39 vragen van de fractie D66 over Bijsterhuizen. Alleen ter besluitvorming door het College. Conform advies Aanhouden Anders, nl. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Artikel 39 vragen van de fractie D66 over Bijsterhuizen Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 30 juni

Nadere informatie

Openbaar. Frictiekosten Museum het Valkhof en stichting LUX. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad.

Openbaar. Frictiekosten Museum het Valkhof en stichting LUX. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Openbaar Onderwerp Frictiekosten Museum het Valkhof en stichting LUX Programma / Programmanummer Cultuur / 1071 Portefeuillehouder B. Velthuis Samenvatting De afgelopen jaren zijn er verschillende generieke

Nadere informatie

Openbaar. Subsidieverlening aan Stichting De Bastei t.b.v. NME taken. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad

Openbaar. Subsidieverlening aan Stichting De Bastei t.b.v. NME taken. Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad Openbaar Onderwerp Subsidieverlening aan Stichting De Bastei t.b.v. NME taken Programma / Programmanummer Klimaat & Energie / 1022 BW-nummer Portefeuillehouder H. Tiemens Samenvatting Het Milieu Educatie

Nadere informatie

Aanvullende subsidie Bed, bad en brood 2015

Aanvullende subsidie Bed, bad en brood 2015 Openbaar Onderwerp Aanvullende subsidie Bed, bad en brood 2015 Programma Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Vanaf 1 januari 2015 hebben we een bed, bad en broodvoorziening

Nadere informatie

Benoeming leden cliëntenraad Participatiewet

Benoeming leden cliëntenraad Participatiewet Openbaar Onderwerp Benoeming leden cliëntenraad Participatiewet Programma Inkomen & Armoedebestrijding BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Wij benoemen conform artikel 2.4 van het Besluit

Nadere informatie

Hieronder wordt kort ingegaan op de verklarende factoren voor de thermometers waarop lager gescoord wordt,

Hieronder wordt kort ingegaan op de verklarende factoren voor de thermometers waarop lager gescoord wordt, 0 Rooseridaal j Datum: 18 oktober 2011 Van: het college van burgemeester en wethouders Raadsmededeling Nr.: Aan: de raad van de gemeente Roosendaal Kopie aan: T. Hakkert, A, Kerstens, T, Schijven, B, van

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen over de Opleidingswinkel Salus

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen over de Opleidingswinkel Salus Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen over de Opleidingswinkel Salus Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting De SP en

Nadere informatie

Ingekomen stuk D12. Datum uw brief n.v.t.

Ingekomen stuk D12. Datum uw brief n.v.t. Directie Inwoners Beleid & Realisatie Beleidsontwikkeling Ingekomen stuk D12 Aan de gemeenteraad van Nijmegen Korte Nieuwstraat 6 6511 PP Nijmegen Telefoon (024) 329 90 00 Telefax (024) 329 29 81 E-mail

Nadere informatie

Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Uitvoering onderzoek invoering Stadspas. BW-nummer N.v.t. Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061

Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Uitvoering onderzoek invoering Stadspas. BW-nummer N.v.t. Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Uitvoering onderzoek invoering Stadspas Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 BW-nummer N.v.t. Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting In het coalitieakkoord

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2014 Wmo-voorzieningen Gemeente Beek (L.) 26 augustus 2015 Nelleke Koppelman Simon Wajer Projectnummer: 107696 INHOUD INLEIDING 2 SAMENVATTING 4 HOOFDSTUK 1 VERANTWOORDING EN ACHTERGRONDGEGEVENS

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Roermond. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Roermond. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Roermond SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen, conform art.39, over perikelen bij N1

Beantwoording schriftelijke vragen, conform art.39, over perikelen bij N1 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen, conform art.39, over perikelen bij N1 Programma / Programmanummer Cultuur / 1071 Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting Door de

Nadere informatie

Collegevoorstel Onderwerp Programma / Programmanummer BW-nummer Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Col egevergadering no 47

Collegevoorstel Onderwerp Programma / Programmanummer BW-nummer Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Col egevergadering no 47 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording raadsvragen GroenLinks over leerwerkplekken bij bedrijven Programma / Programmanummer Onderwijs / 1073 BW-nummer Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting

Nadere informatie

Openbaar. Beantwoording vragen van de fractie Eigenhuijsen en de fractie PvdA over de eigen bijdrage in de Jeugdwet

Openbaar. Beantwoording vragen van de fractie Eigenhuijsen en de fractie PvdA over de eigen bijdrage in de Jeugdwet Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording vragen van de fractie Eigenhuijsen en de fractie PvdA over de eigen bijdrage in de Jeugdwet Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 Inleiding en toelichting Het jaarlijkse Wmo-klanttevredenheidsonderzoek is in april en mei 2015 naar de cliënten verstuurd. Aan de cliënten werd gevraagd of zij de

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Utrechtse Heuvelrug. SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Utrechtse Heuvelrug. SGBO Postbus HE Den Haag Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Utrechtse Heuvelrug SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

9 DEC. DIV TE f. Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus AA Dordrecht. Datum: 14 december 2005

9 DEC. DIV TE f. Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus AA Dordrecht. Datum: 14 december 2005 DIV TE f Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus 8 3300 AA Dordrecht A5DELJNG 9 DEC Datum: 14 december 2005 Betreft: Brief op maat gemeente Dordrecht j :...,,>..

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Evaluatie inkoop/aanbesteding parkeerautomaten Programma / Programmanummer Bestuur & Middelen / 1042 BW-nummer Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting Per 1 januari

Nadere informatie

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014 Bijlagenummer 01/10/14/06 Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014 Adviesnota voor: (kopieer en plak voor regel van toepassing) X Onderwerp:

Nadere informatie

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen Gemeente Huizen Inleiding... 3 1. Verantwoording onderzoek...

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen

Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen ** Concept 15 december 2010 Sectie soza/wz Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen De Wmo op koers! Oktober 2010 Auteur(s): I. Avontuur en C. Jansens INHOUD

Nadere informatie

Onderwerp Nazorg ex-gedetineerden: Subsidie casemanagement 2013 St.Moria en Reclassering Nederland / brief aan raad regionale coördinatie

Onderwerp Nazorg ex-gedetineerden: Subsidie casemanagement 2013 St.Moria en Reclassering Nederland / brief aan raad regionale coördinatie Openbaar Onderwerp Nazorg ex-gedetineerden: Subsidie casemanagement 2013 St.Moria en Reclassering Nederland / brief aan raad regionale coördinatie Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 BW-nummer

Nadere informatie

Uitwerking klantenparticipatie P-wet 2015

Uitwerking klantenparticipatie P-wet 2015 Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Uitwerking klantenparticipatie P-wet 2015 Programma Inkomen & armoedebestrijding BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 23 september 2015 heeft de raad

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Lelystad. SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Lelystad. SGBO Postbus HE Den Haag Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Lelystad SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

2. De van het rijk ontvangen bonus begeleid werken over 2011 ter hoogte van aan Breed verstrekken.

2. De van het rijk ontvangen bonus begeleid werken over 2011 ter hoogte van aan Breed verstrekken. Openbaar Onderwerp Subsidie Breed 2014 Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 1061 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Het SW-bedrijf Breed voert de Wsw uit voor de gemeente Nijmegen

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Dit hoofdstuk presenteert in vogelvlucht de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedoeling van dit hoofdstuk is een beeld te geven van hoe de wet in elkaar

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Schriftelijke vragen vervangen fietspadtegels.

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Schriftelijke vragen vervangen fietspadtegels. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Schriftelijke vragen vervangen fietspadtegels Programma / Programmanummer Openbare Ruimte / 1062 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting De Nijmeegse Fractie

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen Dienst SoZaWe NW Fryslan Juli 2014 Anouk Olsthoorn Projectnummer: 107560 Samenvatting Uw gemeente heeft meegedaan aan een klantonderzoek Wmo over 2013. De

Nadere informatie

Onderwerp Schriftelijke vragen ex art. 39 RvO over aanpak huwelijksdwang en achterlating

Onderwerp Schriftelijke vragen ex art. 39 RvO over aanpak huwelijksdwang en achterlating Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Schriftelijke vragen ex art. 39 RvO over aanpak huwelijksdwang en achterlating Programma / Programmanummer Dienstverlening & Burgerzaken / 1011 BW-nummer Portefeuillehouder

Nadere informatie

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 17 November SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 17 November SGBO Postbus HE Den Haag Benchmark Wmo 008 Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 7 November 008 SGBO Postbus 0 0 HE Den Haag 070 0 800 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per januari 007 ingegaan. De

Nadere informatie

1. Deel te nemen aan de stichting Legal Valley 2. De brief aan de raad als reactie op de ingediende wensen en bedenkingen vast te stellen

1. Deel te nemen aan de stichting Legal Valley 2. De brief aan de raad als reactie op de ingediende wensen en bedenkingen vast te stellen Openbaar Onderwerp Definitieve deelneming stichting Legal Valley Programma Bestuur & Middelen BW-nummer Portefeuillehouder H.M.F. Bruls Samenvatting Op 1 november 2016 hebben wij besloten om deel te nemen

Nadere informatie

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep Gemeente Ubbergen Juni 2013 Colofon Uitgave I&O Research BV Zuiderval 70 7543 EZ Enschede tel. (053) 4825000 Rapportnummer 2013/033 Datum

Nadere informatie

Beantwoording schriftelijke vragen D66 over afdoening bezwaarschriften

Beantwoording schriftelijke vragen D66 over afdoening bezwaarschriften Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Beantwoording schriftelijke vragen D66 over afdoening bezwaarschriften Programma Bestuur & Middelen BW-nummer Portefeuillehouder H.M.F. Bruls Samenvatting De fractie

Nadere informatie

De brief aan de fractie van D66 vast te stellen.

De brief aan de fractie van D66 vast te stellen. Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Schriftelijke vragen D66 m.b.t. stages MBO scholieren Programma / Programmanummer Onderwijs / 1073 BW-nummer Portefeuillehouder H. Beerten Samenvatting De fractie van

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord

Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord Klantonderzoek Wmo over 2013 Wmo-voorzieningen ROGplus Nieuwe Waterweg Noord 13 juni 2014 Kees-Jan van de Werforst Projectnummer: 107560 INHOUD INLEIDING SAMENVATTING 1 3 HOOFDSTUK 1 VERANTWOORDING EN

Nadere informatie