Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie?"

Transcriptie

1 Kostendoorberekeningen; een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie? Door: W.J.Y. Oudman, MSc 2012

2 Inhoud Hoofdstuk 1. Inleiding... 2 Hoofdstuk 2. Toetsingskader Het rechtskarakter van de btw Het neutraliteitsbeginsel... 6 Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor belastbaarheid Ieder Zelfstandig Economische activiteiten Regelmatig presteren Exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen Diensten onder bezwarende titel Hof van Justitie Hoge Raad, 1 maart Hoofdstuk 4. Afnemer van de dienst Hoofdstuk 5. Aftrekrecht bij kostendoorberekeningen Hoofdstuk 6 Btw-behandeling van kostendoorberekeningen Hof Arnhem, 11 november Hof Amsterdam, 25 maart 2010 en rechtbank Arnhem 12 mei Rechtbank s-gravenhage, 15 februari Tussenconclusie Hoofdstuk 7. In hoeverre zouden kostendoorberekeningen moeten leiden tot btw-belastbare prestaties op basis van het rechtskarakter van de btw en het neutraliteitsbeginsel? Hoofdstuk 8. Conclusie Literatuurlijst

3 Hoofdstuk 1. Inleiding In concernverhoudingen komt het regelmatig voor dat kosten worden gemaakt door een houdstervennootschap en vervolgens worden doorberekend aan één of meerdere groepsvennootschappen. Dit kan zich in meerdere situaties en varianten voor doen. De meest eenvoudige vorm van doorberekenen is het vragen van een (eenmalige) vergoeding door een passieve houdstervennootschap zonder dat hier een daadwerkelijke prestatie tegenover staat, terwijl een beleidsbepalende houdstervennootschap die tevens als centrale inkoopvennootschap fungeert en in die hoedanigheid op regelmatige basis kosten doorberekent binnen de groep als een andere uiterste is te beschouwen. Binnen deze twee uitersten is het vanuit btw-perspectief de vraag in hoeverre een kostendoorberekening aan te merken is als de vergoeding voor een btwbelastbare prestatie, welke in de hoedanigheid van belastingplichtige wordt verricht. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord is het vervolgens de vraag in hoeverre de doorberekening recht geeft op aftrek van voorbelasting. Discussies omtrent de belastbaarheid van kostendoorberekeningen zijn uiteindelijk toegespitst op deze vraag, aangezien de voorbelasting die niet in aftrek kan worden gebracht een kostenpost vormt. Ondanks dat de afgelopen jaren steeds meer jurisprudentie is verschenen op het gebied van kostendoorberekeningen, heeft deze rechtspraak nog niet geleid tot de duidelijkheid waar de praktijk behoefte aan heeft. In deze verhandeling onderzoek ik dan ook onder welke voorwaarden een belastbare prestatie ten grondslag ligt aan een kostendoorberekening en wat de invloed van deze prestatie is op het aftrekrecht van houdstervennootschappen. Probleemstelling i) Wat is de btw-behandeling van kostendoorberekeningen naar positief recht? 2

4 ii) In welke mate bestaat een recht op aftrek van voorbelasting voor kosten die worden doorberekend? iii) In hoeverre zou een kostendoorberekening door een houdstervennootschap tot btw-belastbare prestaties moeten leiden op basis van het rechtskarakter van de btw en het neutraliteitsbeginsel? Hoofdstuk 2. Toetsingskader Het btw-stelsel is gebaseerd op twee belangrijke uitgangspunten, namelijk het rechtskarakter van de btw en het neutraliteitsbeginsel. Het rechtskarakter van een belasting geeft antwoord op de vraag wie en wat belast zou moeten worden 1. Het neutraliteitsbeginsel heeft meerdere verschijningsvormen en vindt zijn basis in de Considerans bij de Eerste Richtlijn en wordt door het Hof van Justitie veelvuldig aangehaald bij de beantwoording van prejudiciële vragen. Beide uitgangspunten zijn normatief en kunnen daarom als toetsingskader fungeren voor de vraag in hoeverre kostendoorberekeningen tot btw-belastbare prestaties zouden moeten leiden. 2.1 Het rechtskarakter van de btw Artikel 2 van de Eerste Richtlijn bepaalt dat het btw-stelsel berust op het beginsel dat van goederen en diensten een algemene verbruiksbelasting moet worden geheven. Uit de considerans en de bepalingen van de Eerste Richtlijn is niet op te maken wat er precies wordt bedoeld met een verbruiksbelasting. Uit de rapporten van de commissies, die de Europese Commissie destijds had ingesteld om te onderzoeken op welke manier het gemeenschappelijke btw-stelsel het beste zou kunnen worden vorm gegeven, blijkt dat een verbruiksbelasting het consumptieve verbruik van goederen en diensten 1 Voor een nadere invulling van het begrip rechtskarakter zie: H.W.M. van Kesteren, Fiscale rechtswil (diss), Gouda Quint, Deventer, 1994, blz

5 beoogt te betrekken in de heffing 2. Dat is een eerste vingerwijzing met betrekking tot de vraag wie en wat belast zou moeten worden. In de literatuur is algemeen aanvaard dat met deze vingerwijzing in ieder geval is bedoeld dat het beoogde subject van heffing de consument moet zijn. Dat houdt in dat de consument uiteindelijk degene moet zijn op wie de belasting behoort te drukken. Het woord algemeen heeft betrekking op het feit dat in principe alle goederen en diensten die door belastingplichtigen onder bezwarende titel worden geleverd of verleend in de heffing moeten worden betrokken. Dat kan worden afgeleid uit de considerans van de Eerste Richtlijn waarin is bepaald dat: Overwegende dat een stelsel van belasting over de toegevoegde waarde de grootste mate van eenvoud en neutraliteit verkrijgt wanneer de belasting zo algemeen mogelijk wordt geheven en het toepassingsgebied ervan alle fasen van productie en distributie, zomede het gebied van diensten omvat... Vrijstellingen vormen in die zin een inbreuk op het algemene karakter dat alle leveringen en diensten verricht en verleend door belastingplichtigen in de heffing moeten worden betrokken. Met betrekking tot het algemene karakter heeft het Hof van Justitie in meerdere arresten bepaald dat uitzonderingen op dit uitgangspunt restrictief moeten worden uitgelegd 3. Gezien artikel 2 lid 1 van de Eerste Richtlijn en het voorafgaande wetgevingsproces kan worden opgemerkt dat het verbruik van goederen en diensten door de consument belast zou moeten worden. In die zin zou een directe heffing bij de consument recht hebben gedaan aan die gedachte. Toch hebben de Europese instellingen 4 die bevoegd waren om de Eerste Richtlijn 2 Rapport van het Fiscaal en Financieel Comité, onder voorzitterschap van F. Neumark, Brussel, 1962, blz. 49 en ABC-rapport, januari 1962, blz HvJ EG 29 oktober 2009, nr. C-29/08 (AB SKF), V-N 2009/56.13, r.o Op basis van artikel 93 EG-Verdrag is de Europese Commissie bevoegd bepalingen voor te stellen aan de Raad ter harmonisatie van de omzetbelasting. De Raad stelt met unanimiteit van stemmen de bepalingen vast na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité. 4

6 op te stellen om eenvoud en doelmatigheidsredenen er niet voor gekozen om een directe belasting te heffen over consumptie 5. De Europese instellingen die verantwoordelijk waren voor de harmonisatie van het btwstelsel hebben er voor gekozen om een indirecte heffing toe te passen, waarbij degene die de belasting verschuldigd is een ander is dan degene bij wie de belasting uiteindelijk zou moeten drukken. De indirecte manier van heffen is meer een middel dan een doel op zich, aangezien het particuliere verbruik van goederen en diensten uiteindelijk moet worden belast 6. Toch heeft het btw-stelsel, dat de Richtlijngever heeft ingevoerd, in een aantal situaties tot gevolg dat de btw niet drukt daar waar de belasting zou moeten drukken 7. Het rechtskarakter kan worden omschreven als wie en wat een wet beoogt te belasten en is normatief van aard. In situaties waar de belasting niet drukt daar waar de belasting zou moeten drukken kan worden getoetst aan het rechtskarakter van de btw. De norm waaraan moet worden getoetst is of uiteindelijk het particuliere verbruik van goederen en diensten wordt belast. Daarbij mogen de normen die de wetgever zelf heeft opgesteld niet worden vergeten. Het subject en object van heffing 8, zoals de Richtlijngever die heeft gedefinieerd dienen in beginsel in aanmerking te worden genomen als wordt getoetst aan het rechtskarakter. Het subject en het object van heffing zijn in die zin normstellend bij de uitleg van de Btw-Richtlijn 9. 5 L.F. Ploeger, Het verbruik in de omzetbelasting (I), WFR 1972/5109, blz 976, K.M. Braun, Aftrek van voorbelasting in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2002, blz 49, G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2007, blz A.J. van Doesum, Contactuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss), Kluwer, Deventer, 2009, blz Zie paragraaf Het subject van heffing in de btw: artikel 9 Btw-Richtlijn, het object van heffing in de btw: artikel 2 Btw-Richtlijn. 9 G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2007, blz

7 2.2 Het neutraliteitsbeginsel In de eerste overweging van de considerans van de Eerste Richtlijn wordt door de Richtlijngever de voornaamste doelstelling van het Verdrag in herinnering gebracht; namelijk het instellen van een gemeenschappelijke markt waarin een gezonde mededinging bestaat en waarvan de kenmerken analoog zijn aan een binnenlandse markt 10. De cumulatieve cascadestelsels, die in de meeste Lidstaten werden toegepast, waren niet in overeenstemming met de voornaamste doelstelling van de Europese Gemeenschap 11. De cumulatieve cascadestelsels hadden tot gevolg dat belasting in de bedrijfskolom cumuleerde, zodat op elk willekeurig punt in de bedrijfskolom de belastingdruk niet was vast te stellen. In binnenlandse situaties was het onmogelijk om op soortgelijke goederen en diensten vast te stellen wat de belastingdruk was. Hetzelfde gold wanneer goederen en diensten intracommunautair werden verbruikt. Op soortgelijke goederen en diensten drukte afhankelijke van de lengte van de productie distributieketen een verschillend percentage aan belasting. De concurrentieverhoudingen met betrekking tot soortgelijke goederen en diensten in binnenlandse en buitenlandse situaties werd op deze manier dus verstoord. Om toch tot een gemeenschappelijk stelsel te komen heeft de Richtlijngever besloten om tot harmonisatie van de wetgevingen inzake omzetbelasting over te gaan met als doel om de factoren, die de mededingingsvoorwaarden zowel op nationaal als op communautair niveau zouden kunnen vervalsen, zoveel mogelijk uit te schakelen. In overweging 8 van de considerans wordt de doelstelling van de Eerste Richtlijn geconcretiseerd: Overwegende dat de vervanging van de in het merendeel der Lid-Staten geldende cumulatieve cascadestelsels door het gemeenschappelijk stelsel 10 Verdrag van Rome ter oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (Verdrag van 25 maart 1957, Tractatenblad 1957, 91). 11 Voor de invoering van het gemeenschappelijke Btw-stelsel hanteerden Nederland, België, Luxemburg, Bondsrepubliek Duitsland en Italië een cumulatief cascadestelsel. 6

8 van belasting over de toegevoegde waarde - zelfs indien de tarieven en vrijstellingen niet tegelijkertijd worden geharmoniseerd - moet leiden tot neutraliteit ten aanzien van de mededinging in die zin, dat binnen elk land op soortgelijke goederen dezelfde belastingdruk zal rusten ongeacht de lengte van de productie -en distributieketen en dat in het internationale handelsverkeer de hoogte van de belastingdruk op de goederen bekend zal zijn zodat een nauwkeurige compensatie van deze druk kan worden bewerkstelligd... Het btw-stelsel moet dus leiden tot neutraliteit ten aanzien van de mededinging. In dit verband gebruikt het Hof van Justitie zeker wanneer een prejudiciële vraag voorligt die betrekking heeft op het recht van aftrek regelmatig de volgende rechtsoverweging: In het kader van de mededingingsneutraliteit dient eraan te worden herinnerd dat de aftrekregeling tot doel heeft de ondernemer geheel te bevrijden van de in het kader van al zijn economische activiteiten verschuldigde of betaalde btw. Het gemeenschappelijke btw-stelsel waarborgt derhalve de volstrekte neutraliteit van de fiscale druk op het geheel van zijn economische activiteiten, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteiten, voor zover die activiteiten in beginsel zelf aan btw zijn onderworpen 12. Naast mededingingsneutraliteit wordt in overweging 15 van de considerans van de Btw-Richtlijn ook gesproken over belastingneutraliteit. Volgens het Hof van Justitie is de fiscale neutraliteit een grondbeginsel van het gemeenschappelijke btw-stelsel 13. Het Hof van Justitie gebruikt het neutraliteitsbeginsel als een bijzondere verschijningsvorm van het gelijkheidsbeginsel dat zich ertegen verzet dat diensten 14, die met elkaar 12 HvJ, 6 september 2012, C-496/11 ( Portugal Telecom SGPS SA ), r.o. xx en de daar aangehaalde verwijzingen. 13 HvJ, 29 oktober 2009, C-29/08 (AB SKF), r.o A.J. van Doesum, Contactuele samenwerkingsverbanden in de btw (diss), Kluwer, Deventer, 2009, blz

9 concurreren, uit het oogpunt van de btw verschillend worden behandeld en dat marktdeelnemers die dezelfde handelingen verrichten, ter zake van de btw-heffing verschillend worden behandeld 15. Het neutraliteitsbeginsel leidt dus tot mededingingsneutraliteit en een gelijke behandeling van marktdeelnemers die dezelfde soort handelingen verrichten. Aangezien het neutraliteitsbeginsel een grondbeginsel is van het gemeenschappelijke btw-stelsel, is het uitermate geschikt om als toetsingsinstrument te fungeren op normatieve vragen. Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor belastbaarheid 3.1 Ieder Uit artikel 9 lid 1 Btw-Richtlijn blijkt dat ieder die zelfstandig economische activiteiten verricht aan te merken is als belastingplichtige. Voorbeelden hiervan zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, maar ook samenwerkingsverbanden. Om een samenwerkingsverband als belastingplichtige aan te merken, dient het samenwerkingsverband zich als een zelfstandige entiteit te presenteren in het maatschappelijk verkeer. 16 Voorbeelden hiervan zijn de maatschap, de vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap die zich als combinatie in het maatschappelijk verkeer naar buiten toe presenteren. 3.2 Zelfstandig Uit artikel 9 lid 1 Btw-Richtlijn blijkt tevens dat ieder die zelfstandig economische activiteiten verricht aan te merken is als belastingplichtige. In artikel 10 Btw-Richtlijn wordt aan de zelfstandigheid van economische activiteiten een invulling gegeven. Uit artikel 10 Btw-Richtlijn wordt duidelijk dat loontrekkenden en andere personen van de heffing worden uitgesloten, 15 HvJ, 29 oktober 2009, C-29/08 (AB SKF), r.o Tariefcommissie, Tweede Kamer, 28 november 1977, nr O 68, BNB 1978/89. Hoge Raad, 7 november 2003, nr , BNB 2004/66. 8

10 voor zover zij met hun werkgever een arbeidsovereenkomst hebben aangegaan of enige andere juridische band hebben waaruit een verhouding van ondergeschiktheid ontstaat ten aanzien van de arbeids en bezoldigingsvoorwaarden en de verantwoordelijkheid van de werkgever. 17 Wanneer er tussen de werkgever en de persoon die de economische activiteiten verricht een verhouding van ondergeschiktheid bestaat, worden de economische activiteiten niet zelfstandig verricht en bestaat er voor die activiteiten geen belastingplicht. De vraag is of naast natuurlijke personen ook rechtspersonen niet als belastingplichtige kunnen worden aangemerkt op basis van het zelfstandigheidcriterium. De Hoge Raad heeft meerdere malen geoordeeld dat rechtspersonen zelfstandig economische activiteiten verrichten, ondanks dat in bepaalde omstandigheden werd betoogd dat er geen sprake was zelfstandigheid. 18 Naar aanleiding van het arrest DFDS kan aan het feit dat rechtspersonen altijd zelfstandig economische activiteiten verrichten worden getwijfeld De directeur-grootaandeelhouder ( dga ) neemt in deze een speciale plaats in voor de werkzaamheden die hij verricht in het kader van de dienstbetrekking tussen de dga en de B.V. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat een natuurlijk persoon die in naam en voor rekening van een belastingplichtige vennootschap alle werkzaamheden verricht van deze vennootschap ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die vennootschap bindt en waarvan hij overigens enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is, zelf geen belastingplichtige is. HvJ EG, 18 oktober 2007, nr. C-355/06 (Van der Steen), dictum. 18 Zie in dit verband o.a. de arresten: Hoge Raad, 25 augustus 1993, nr , BNB 1993/339 en Hoge Raad, 8 september 1993, nr , BNB 1993/306. In het eerste arrest werd een kunstgrasveld geëxploiteerd ten behoeve van een vereniging, waarbij de vereniging gezien de omstandigheden in feite vereenzelvigd kon worden met de stichting. In het tweede arrest verrichtte een management B.V. managementactiviteiten ten behoeve van een andere vennootschap, waarbij werd betoogd door de Staatssecretaris dat in wezen de dga van de B.V., die de managementdiensten verrichtte, een dienstbetrekking was aangegaan met betrekking tot de managementdiensten. 19 HvJ EG, 20 februari 1997, nr. C-260/95 ( DFDS ), V-N 1997/1662, 17. Onder zeer bijzondere omstandigheden lijkt het Hof van Justitie de zelfstandigheid van rechtspersonen te beperken. Voor een bespreking van het arrest zie: G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2007, blz. 94 en de Cursus Belastingrecht, digitale versie, onderdeel C onderdeel d. 9

11 3.3 Economische activiteiten De derde voorwaarde om te kwalificeren als belastingplichtige voor de omzetbelasting is dat economische activiteiten worden verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. In de tweede en de derde volzin van artikel 9 lid 1 Btw-Richtlijn heeft de Richtlijngever een opsomming gegeven van de activiteiten die als economische activiteit kwalificeren. Als economische activiteit worden beschouwd, alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Als economische activiteit wordt in het bijzonder beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Gezien het algemene karakter van de btw en het neutraliteitsbeginsel dient het begrip belastingplichtige en dus ook het begrip economische activiteit ruim te worden uitgelegd. 20 Als economische activiteiten in de zin van artikel 9 lid 1 Btw-Richtlijn zijn in ieder geval aan te merken handelingen die onder bezwarende titel worden verricht. De belangrijkste elementen die als economische activiteiten kunnen worden aangemerkt zijn de levering van goederen en diensten onder bezwarende titel in de zin van artikel 14 e.v. Btw-Richtlijn en artikel 24 e.v. Btw-Richtlijn. In een algemene verbruiksbelasting als de btw waarin het object van heffing voorop staat, ligt het voor de hand dat het subject van heffing wordt gedefinieerd aan de hand van het belastbare object. 21 Hierna wordt nader behandeld onder welke voorwaarden een levering van een goed of een dienst btw-belastbaar is. In het arrest Hong Kong beperkt het Hof van Justitie de reikwijdte van de belastingplicht. In dit arrest oordeelt het Hof van Justitie dat hij die regelmatig, 20 Een voorbeeld hiervan is het arrest van Tiem (HvJ EG, 4 december 1990, nr. C-186/89), waarin werd geoordeeld dat aan artikel 4 van de Zesde Richtlijn (nu artikel 9 Btw-Richtlijn) aan de btw een zeer ruime werkingssfeer toekent, die zich uitstrekt tot alle stadia van de produktie, de distributie en de dienstverrichting. 21 G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2007, blz

12 doch uitsluitend om niet, diensten verricht jegens ondernemers, niet kan worden aangemerkt als belastingplichtige in de zin van de Zesde Richtlijn. Prestaties om niet onderscheiden zich naar hun aard van belastbare handelingen die, in het kader van het btw-stelsel, veronderstellen dat een prijs of tegenwaarde is bedongen. Iemand die uitsluitend prestaties om niet verricht, verricht geen prestaties die leiden tot een belastinggrondslag. Hieruit kan worden afgeleid dat moet worden gestreefd naar een opbrengst om als belastingplichtige te worden aangemerkt. De voorwaarde voor belastingplicht dat economische activiteiten moeten worden verricht, ongeacht het oogmerk of resultaat van die activiteiten, verwijst niet naar het feit dat geen opbrengst behoeft te worden behaald met de activiteiten, maar lijkt enkel te verwijzen naar het feit dat het irrelevant is dat winst wordt behaald met de economische activiteiten. Volgens Van Hilten en Van Kesteren past dit ook bij een algemene verbruiksbelasting die moet leiden tot heffing van particuliere consumptie. Daarbij is het irrelevant of door de schakels die de belasting afdragen winst wordt behaald of niet Regelmatig presteren Uit artikel 9 Btw-Richtlijn valt niet direct af te leiden dat er sprake moet zijn van een regelmatigheid in het verrichten van economische activiteiten. Dit is een voorwaarde die onder de Tweede Richtlijn nog wel gold. Uit artikel 12 Btw-Richtlijn valt indirect af te leiden dat iemand wel regelmatig moet presteren om te worden aangemerkt als belastingplichtige. In artikel 12 Btw- Richtlijn is namelijk bepaald dat de Lidstaten één ieder als belastingplichtige kunnen aanmerken die incidenteel bepaalde werkzaamheden verricht. Volgens Van Hilten en Van Kesteren is de eis dat iemand regelmatig moet presteren in het economisch verkeer de objectivering van de eis dat men duurzaam moet streven naar opbrengst. Een streven is namelijk niet objectief waarneembaar, dat iemand regelmatig presteert wel M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, blz M.E. van Hilten en H.W.M. van Kesteren, Omzetbelasting, Kluwer, Deventer, 2007, blz

13 Uit theoretisch oogpunt is het regelmatigheidcriterium in strijd met het rechtskarakter van de btw dat zoveel mogelijk consumptie in de heffing dient te worden betrokken. Een enkele prestatie zou in dat oogpunt al moeten leiden tot belastingplicht. Uit praktisch oogpunt is dat echter niet uitvoerbaar. Elke persoon die incidenteel een handeling verricht, zou in dat geval aangemerkt moeten worden als belastingplichtige. Voor de Lidstaten zou dat een niet uitvoerbare situatie opleveren. Een ander praktisch probleem heeft betrekking op de wijze waarop dient te worden vastgesteld wanneer iemand regelmatig genoeg presteert om te kunnen worden aangemerkt als belastingplichtige. Het arrest van de Hoge Raad van 14 mei en enkele arresten van het Hof van Justitie die hierna uitgebreid de revue passeren, zijn hiervoor illustratief. Belanghebbende in het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 2004 betrof een Stichting die was opgericht met het doel om een publieksavond te organiseren, ter verwerving van fondsen ten behoeve van een door een derde geëxploiteerd therapeutisch zwembad. De organisatie van de publieksavond duurde 3 maanden en trok in totaal 900 personen die elk 195 gulden voor de toegang dienden te betalen. De Hoge Raad oordeelt op basis van de arresten Renate Enkler en Floridienne Berginvest van het Hof van Justitie dat het begrip economische activiteit niet ziet op slechts bij gelegenheid verrichte activiteiten. Dit brengt volgens de Hoge Raad mee dat het buiten redelijke twijfel is dat het organiseren van een incidentele publieksavond als de onderhavige niet kan worden aangemerkt als een economische activiteit nu daarvoor de vereiste regelmaat ontbreekt. Bijl is het in zijn aantekening bij dit arrest niet eens met de formulering van de Hoge Raad dat het buiten redelijke twijfel is dat geen ondernemerschap is ontstaan, aangezien dit juist een casus is die zich in het grijze gebied bevindt. Vallen eenmalige activiteiten die een lange voorbereiding behoeven en doelbewust worden uitgevoerd wel onder de 24 Hoge Raad, 14 mei 2004, BNB 2004/287, met noot van Bijl. 12

14 noemer bij gelegenheid verrichte activiteiten? Bijl vindt dit niet buiten redelijke twijfel. Hoe zit het bijvoorbeeld met de eenmalige organisatie van een concert in de Kuip voor personen, aldus Bijl? Vanuit het rechtskarakter van de btw geredeneerd dat op consumptie btw behoort te drukken en in ogenschouw nemende dat hier 3 maanden voorbereidingstijd nodig was, het toegangskaartje 195 gulden bedroeg en 900 personen de avond bezochten, zou de Hoge Raad naar mijn mening ook met redelijke twijfel tot ondernemerschap hebben kunnen komen. 3.5 Exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen Uit de derde volzin van artikel 9 lid 1 Btw-Richtlijn blijkt dat als economische activiteit in het bijzonder wordt beschouwd de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. In het algemeen wordt aangenomen dat de exploitatie van een lichamelijke of een onlichamelijk zaak betrekking heeft op het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel aan een derde. 25 In het arrest Polysar 26 verklaart het Hof van Justitie voor de eerste keer dat een passieve houdstervennootschap niet is aan te merken als ondernemer. De financiële deelneming in andere ondernemingen als zodanig is namelijk niet aan te merken als exploitatie van een zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, omdat het eventuele dividend, de opbrengst van deze deelneming, voortspruit uit de loutere eigendom van het goed. Het feit dat de houdstervennootschap onderdeel uitmaakt van een wereldwijd concern doet hier niet aan af. Dit is evenwel anders wanneer de deelneming gepaard gaat met een zich direct of indirect moeien in het beheer van de vennootschappen, daar een dergelijke inmenging gepaard gaat met handelingen die op grond van artikel 2 van de Zesde Richtlijn aan btw zijn onderworpen, zoals het 25 Dit kan worden afgeleid uit de toelichting bij het voorstel voor een Zesde Richtlijn. Voorstel aan de Raad, 29 juni 1973, COM 73/950, V-N 1973, nr. 18A, blz HvJ, 20 juni 1991, C-60/90 ( Polysar ). 13

15 verrichten van administratieve, boekhoudkundige en informaticadiensten. Verder kunnen handelingen inzake aandelen leiden tot ondernemerschap wanneer deze worden verricht in de hoedanigheid van effectenhandelaar of wanneer de deelneming het rechtstreeks, duurzame of noodzakelijke verlengstuk vormt van de economisch activiteiten 27. In het arrest Floridienne Berginvest 28 oordeelt het Hof van Justitie dat de activiteit van een houdstervennootschap die erin bestaat kapitaal ter beschikking te stellen van haar dochterondernemingen, zou kunnen worden beschouwd als een op zichzelf staande economische activiteit, die inhoudt dat dit kapitaal wordt geëxploiteerd door er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen in de vorm van interesten. Daarvoor is het noodzakelijk dat deze activiteit niet slechts incidenteel wordt uitgeoefend en niet beperkt is tot het beheer van investeringen op dezelfde wijze als een particulier investeerder, maar dat zij bedrijfsmatig wordt uitgeoefend of met een commercieel oogmerk, onder andere gekenmerkt door het streven naar een maximaal rendement van het geïnvesteerde kapitaal. 29 Zie in dit verband ook het arrest van de Hoge Raad van 23 september , waaruit blijkt dat het bedrijfsmatig verstrekken van deposito s met door obligaties opgehaald geld, leidt tot ondernemerschap, omdat deze handelingen niet op dezelfde wijze worden verricht als een particulier investeerder. Het arrest Renate Enkler 31 betreft de vraag of de verhuur van een kampeerwagen door Renate Enkler aan haar echtgenoot en derde partijen aan te merken was als de exploitatie van een lichamelijke zaak die erop is gericht duurzaam opbrengsten te verkrijgen. Aangezien Renate Enkler de kampeerwagen niet het gehele jaar verhuurde en geen twijfel bestond dat de 27 Arrest AB-SKF, r.o. 30 en HvJ EG, 14 november 2000, nr. C-142/99 ( Floridienne Berginvest ), V-N 2000/ Arrest Floridienne Berginvest, r.o Hoge Raad, 23 september 2011, nr. 2011/00383, BNB 2012/ HvJ EG, 26 september 1996, nr. C-230/94 ( Renate Enkler ), V-N 1997/653, 22, r.o

16 verhuur aan te merken was als exploitatie, bleef de vraag over of wel aan het duurzaamheidsvereiste was voldaan. Het Hof van Justitie trekt van leer door te stellen dat het begrip economische activiteit niet ziet op slechts bij gelegenheid verrichte activiteiten. Of sprake is van duurzame exploitatie dient te worden bepaald op basis van het geheel van de omstandigheden van het concrete geval. Hierbij kunnen volgens het Hof van Justitie de volgende criteria in acht worden genomen, zoals i) een vergelijking van de concrete omstandigheden met omstandigheden die tot een economische activiteit leiden wanneer het een zaak betreft die ook voor particuliere doeleinden kan worden gebruikt ii) de duur van de exploitatie iii) de omvang van de clientèle en iv) het bedrag van de opbrengsten. In het arrest SPÖ 32 geeft het Hof van Justitie een uitleg aan het begrip economische activiteit. In dit arrest verricht belanghebbende bepaalde propaganda activiteiten, die gezien de objectieve aard van de handelingen niet konden worden aangemerkt als de exploitatie van een lichamelijke of een onlichamelijke zaak om er duurzame opbrengst uit te verkrijgen. Toch gebruikt het Hof van Justitie het begrip exploitatie in combinatie met de voorwaarde dat er duurzame opbrengsten moeten worden verkregen als overweging om te beslissen dat sprake is van een economische activiteit. Door deze uitlegging lijken de begrippen exploitatie en economische activiteit hun eigen inhoud te verliezen 33. In de recentere zaken Slaby en Kuć (hierna: Slaby ) 34 en Rēhlihs 35 geeft het Hof van Justitie nadere invulling onder welke voorwaarden sprake is van de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, terwijl ook deze zaken niet betrekking hebben op 32 HvJ EG, 6 oktober 2009, nr. C-267/08 ( SPÖ ), V-N 2009/ Zie in dit verband Ad van Doesum, Herman van Kesteren, Gert-Jan van Norden, Share disposals and the right of deduction of input VAT, Ec Tax review, en aantekening van Sjoerd Janssen in Vakstudie Highlights and Insights, september HvJ, 15 september 2011, C-180/10 ( Slaby ). 35 HvJ, 19 juli 2012, C-263/11 ( Rēdlihs ). 15

17 het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel aan een derde. Door de motivering van het Hof van Justitie in de arresten Slaby en Rēhlihs worden de begrippen economische activiteit en exploitatie (wederom) als het ware gemixt. Zoals hierna zal blijken ligt in het arrest Slaby de nadruk meer op de vraag of sprake is van exploitatie, terwijl in het arrest Rēhlihs meer de focus ligt op het duurzaamheidsvereiste. Beide arresten zijn naar mijn mening belangrijk, aangezien veel van de eerder genoemde arresten worden aangehaald en worden samengevoegd voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een economische activiteit. Daarom worden beide arresten hieronder uitgebreid behandeld. In het arrest Slaby stond de vraag centraal of de verkoop van landbouwgrond door natuurlijke personen zou moeten leiden tot ondernemerschap. Het betrof hier terreinen die voorheen waren gebruikt voor de landbouw en die naar aanleiding van een bestemmingswijziging door belanghebbenden werden verkocht. In het arrest Slaby herhaalt het Hof van Justitie dat de loutere aankoop en de loutere verkoop van een zaak geen exploitatie van een zaak vormen om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, omdat de enige opbrengst van deze handelingen voorspruit uit eventuele winst bij de verkoop van de zaak. Dergelijke handelingen vormen volgens het Hof van Justitie als zodanig geen economische activiteit. Een marktdeelnemer die enkel inkomsten genereert die voortvloeien uit zijn eigendomsrecht is volgens het Hof van Justitie te vergelijken met een marktdeelnemer die als particulier handelt met als gevolg dat geen ondernemerschap ontstaat. De vraag is echter wanneer een marktdeelnemer handelingen verricht die leiden tot economische activiteiten en zich daarmee wezenlijk onderscheidt van een particuliere marktdeelnemer. Dit is volgens het Hof van Justitie onder meer het geval wanneer de betrokkene actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9 Btw-Richtlijn aanwendt. Voor de exploitatie van onroerend goed kan volgens het Hof van Justitie dan worden gedacht aan de uitvoering 16

18 van werken om de terreinen bouwrijp te maken en het gebruik van beproefde verkooptechnieken. In vergelijking met de bovengenoemde arresten introduceert het Hof van Justitie hier een nieuw criterium aan de hand waarvan kan worden bepaald of handelingen in de hoedanigheid van particulier of in de hoedanigheid van ondernemer worden verricht. Overigens heeft het Hof van Justitie in het arrest Welcome Trust 36, waarin specifieke beproefde verkooptechnieken werden toegepast 37, nog geoordeeld dat niet kan worden uitgegaan van de omvang van een aandelenverkoop, noch van de omstandigheid dat een beroep is gedaan op consultancybureaus, als criteria om een onderscheid te maken tussen handelingen van een particulier investeerder, die buiten het reikwijdte van de btw vallen, en die van een investeerder waarvan de operaties een economische activiteit vormen. In dat geval zou namelijk de kwalificatie van activiteiten als economische activiteit afhankelijk worden gesteld van de vaardigheid en competentie van de investeerder. Toch lijkt het erop dat het Hof van Justitie in de arresten Slaby en Rēhlihs een nieuw criterium introduceert welke ook op houdstervennootschappen van toepassing is. Toepassing van dit criterium kan dan eerder tot belastingplicht leiden voor houdstervennootschappen wanneer bijvoorbeeld een investment bank wordt ingeschakeld om de verkoop van een aanzienlijk aandelenpakket te begeleiden, aangezien dit juist een onderscheidend element is tussen een marktdeelnemer die economische activiteiten verricht en een particulier investeerder 38. Rēdlihs beschikte over een privé-bos welke door een storm was beschadigd. Als gevolg daarvan heeft hij in een periode van twee jaar 37 houtleveringen 36 HvJ, 20 juni 1996, C-155/94 ( Welcome Trust ). 37 Door Welcome Trust werd een beroep gedaan op een verkoopmethode (bookbuilding methode) met een lange voorbereiding, waardoor diensten van juristen, belastingexperts en experts op het gebied van public relations noodzakelijk waren. 38 Zie in dit verband ook V-N 2011/50.19 die van mening zijn dat het Hof van Justitie hier het onderscheid tussen handelingen van particulier vermogensbeheer en handelingen van (meer) actief vermogensbeheer probeert te verduidelijken. 17

19 verricht. Het Hof van Justitie trekt al vrij snel de conclusie dat de verkoop van vruchten van een lichamelijk zaak, zoals hout afkomstig van een privé-bos, beschouwd moet worden als exploitatie van die zaak in de zin van artikel 9 van de Btw-Richtlijn. De feitelijke vraag is vervolgens nog of deze handelingen erop zijn gericht om duurzaam opbrengst te verkrijgen. Voor de beantwoording van deze vraag moeten volgens het Hof van Justitie alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder inzonderheid de aard van de betrokken zaak. Vervolgens herhaalt het Hof van Jusititie de rechtsoverwegingen uit het arrest Renate Enkel die van toepassing zijn op het duurzaamheidsvereiste en voegt daar aan toe dat indien Rēdlihs middelen aanwendt die te vergelijken zijn met de middelen die een handelaar normaal gesproken aanwendt, sprake dient te zijn van een economische activiteit. In de zaken Slaby en Rēdlihs heeft het Hof van Justitie naar mijn mening nader geprobeerd duidelijk te maken dat bij de beoordeling van het ondernemerschap in het algemeen (en niet zozeer alleen bij de beoordeling of sprake is van exploitatie van een vermogensbestanddeel), meer en meer rekening dient te worden gehouden met omstandigheden die aantonen dat wordt gehandeld in de hoedanigheid van handelaar, fabrikant of dienstverrichter en niet zozeer in de hoedanigheid van particulier. Het is daarom niet uit te sluiten dat rechters in de toekomst in zaken omtrent ondernemerschap dit onderscheid als beslissend criterium gaan hanteren. Naar mijn mening is dit ook in lijn met het rechtskarakter van de btw, aangezien de btw enkel hoort te drukken bij consumenten. 3.6 Diensten onder bezwarende titel Hof van Justitie Artikel 2 lid 1 van de Btw-Richtlijn bepaalt dat de levering van goederen en het verrichten van diensten onder bezwarende titel, binnen het grondgebied van een lidstaat door een als zodanig handelende belastingplichtige onderworpen zijn aan de btw. Hiervoor is al aan de orde gekomen wanneer 18

20 een persoon in de hoedanigheid van belastingplichtige handelt ( subject van heffing ). Maar wanneer is nu sprake van een levering van een goed of het verrichten van een dienst onder bezwarende titel ( object van heffing )? Uit het arrest Tolsma 39 van het Hof van Justitie volgt dat een dienst enkel onder bezwarende titel wordt verricht en dus enkel belastbaar is, wanneer tussen de verrichter en de ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over een weer prestaties worden uitgewisseld, en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst. De vergoeding moet in dat verband zijn bedongen en bepaalbaar zijn in een geldbedrag. De vergoeding is subjectief en wordt gevormd door de daadwerkelijk ontvangen tegenprestatie en niet door een geschatte waarde op basis van objectieve maatstaven 40. Tevens moet er een rechtstreeks verband bestaan tussen de prestatie en de ontvangen tegenwaarde, indien sprake wil zijn van een prestatie onder bezwarende titel. Dat houdt in dat de vergoeding die wordt betaald in rechtstreeks verband staat met de voordelen die voortvloeien uit ingekochte goederen of diensten 41. Deze vergoeding kan ook forfaitair worden vastgesteld en doet niet af aan het feit dat over een weer prestaties worden uitgewisseld 42. In de arresten Mohr 43 en Landboden 44 staan landbouwers en melkveehouders centraal die een vergoeding ontvangen van overheidsinstanties voor het minderen van hun productie. Dergelijke betalingen zijn volgens het Hof van Justitie geen vergoeding voor een dienst die onder bezwarende titel is verricht. Het Hof van Justitie bepaalt dat enkel sprake kan zijn van een prestatie onder bezwarende titel wanneer sprake is van identificeerbaar 39 HvJ, 3 maart 1994, C-16/93 ( Tolsma ). 40 HvJ, 5 februari 1981, 154/80 ( Coöperatieve Aardappelenbewaarplaats GA ). 41 HvJ, 8 maart 1988, 102/86, r.o. 12 ( Apple and Pear Development Council ). 42 HvJ, 21 maart 2002, C-174/00 ( Kennemer Golfclub ). 43 HvJ, 29 februari 1996, C-215/94 ( Mohr ) 44 HvJ, 18 december 1997, C-384/95 ( Landboden ) 19

21 verbruik. Uit considerans bij de Btw-Richtlijn volgt immers dat de btw het karakter heeft van een algemene verbruiksbelasting. Zonder verbruik kan geen sprake zijn van btw-belastbare prestaties. Ondanks dat bovenstaande argumentatie niet meer is herhaald sinds wijzing van beide arresten bij de beantwoording van prejudiciële vragen waarin de bezwarende titel ter discussie staat, kan naar mijn mening uit beide arresten in algemene zin worden afgeleid dat niet alleen het neutraliteitsbeginsel, maar ook het rechtskarakter van de btw een belangrijk uitgangspunt dient te zijn bij de beantwoording van prejudiciële vragen die betrekking hebben op ondernemerschap en belastbaarheid van prestaties Hoge Raad, 1 maart 2002 In de zaken die hebben geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 1 maart speelde de vraag of de kostendoorberekening tussen twee groepsvennootschappen aan te merken was als een vergoeding voor een btw-belastbare prestatie. Belanghebbende had zich namelijk op het standpunt gesteld dat slechts sprake was van voor gemeenschappelijke rekening gemaakte kosten, dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen prestaties enerzijds en in rekening gebrachte vergoedingen anderzijds, dat geen rechtsbetrekking bestaat waarbij over een weer prestaties worden uitgewisseld, dat de vergoeding niet de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst en dat zich cumulatie van omzetbelasting voordoet omdat het concern geen voorbelasting in aftrek kan brengen. Hof Amsterdam was van mening dat belanghebbende dit niet voldoende had aangetoond. In cassatie heeft de Hoge Raad het uitgangspunt geformuleerd dat indien een ondernemer aan een andere ondernemer betalingen verricht ervan mag 45 Zie in dit verband G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss), Kluwer, Deventer, 2007, blz Hij is van mening dat het Hof van Justitie geen algemeen verbruikcriterium heeft geformuleerd waar bij iedere prestatie zelfstandig aan moet worden getoetst. 46 Hoge Raad, 1 maart 2002, nr , BNB 2002/141 20

22 worden uitgegaan dat deze betalingen de tegenwaarde voor een prestatie vormen. Indien een belastingplichtige stelt dat een bijzondere situatie zich voordoet waardoor deze regel niet opgaat, bijvoorbeeld omdat sprake is van verdeling van voor gemeenschappelijke rekening gemaakte kosten 47, rust de bewijslast op de belastingplichtige en niet op de inspecteur. Met name houdstervennootschappen met een beperkt of zonder aftrekrecht die kosten doorberekend krijgen, zullen een dergelijk standpunt willen innemen. De inspecteur kan in dat soort gevallen een passieve houding aannemen en de belastingplichtige het werk laten doen. Houdstervennootschappen die zelf kosten doorberekenen hebben een voorsprong ten opzichte van de belastingdienst wanneer zij stellen dat de kostendoorberekeningen btw-belastbare prestaties vormen en op basis daarvan ook recht hebben op aftrek van voorbelasting. Zoals uit hoofdstuk 7 zal blijken is het echter maar de vraag of de houdstervennootschappen die kosten doorberekenen ook presteren in de hoedanigheid van belastingplichtige, hetgeen de basisvoorwaarde vormt voor aftrekrecht. Hoofdstuk 4. Afnemer van de dienst Wanneer eenmaal vaststaat dat een prestatie binnen de werkingssfeer van de btw valt, komt de vraag op wie de afnemer is. Dit is met name van belang om te bepalen waar de prestatie belastbaar is, wie de btw verschuldigd is en wie recht heeft op aftrek van voorbelasting. In haar arrest van 2 december 2011 heeft de Hoge Raad de rechtsregel geformuleerd dat aan wie door een ondernemer een factuur wordt uitgereikt in beginsel aan te merken is als de afnemer van de prestatie. Artikel 35 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB ) verplicht de ondernemer immers een factuur uit te reiken ter zake van zijn leveringen of diensten die hij 47 Gezien de reikwijdte van mijn onderzoek, behandel ik in dit onderzoek niet het leerstuk van kosten voor gemene rekening. 21

23 verricht aan een andere ondernemer of aan een rechtspersoon, andere dan ondernemer. Op de factuur dient de naam van de afnemer te worden vermeld. Onder afnemer moet worden verstaan degene met wie de ondernemer een rechtsbetrekking is aangegaan ingevolge welke de ondernemer de levering verricht of de dienst verleent 48. De afnemer kan vervolgens, indien aan de overige formele en materiële voorwaarden is voldaan, met deze factuur de voorbelasting in aftrek brengen. Dit brengt volgens de Hoge Raad mee dat, behoudens tegenbewijs, ervoor moet worden gehouden dat degene aan wie door een ondernemer een factuur wordt uitgereikt waarin hij wordt genoemd als degene aan wie de in de factuur vermelde levering of dienst is verricht en waarin hij verplicht wordt te betalen, degene is aan wie de ondernemer zijn leveringen of diensten heeft verricht in de zin van artikel 15 Wet OB. Uitgangspunt is dus dat degene met wie de dienstverrichter de rechtsbetrekking is aangegaan en aan wie wordt gefactureerd de afnemer is van de prestatie. Wanneer de inspecteur van mening is dat een andere partij de afnemer is, dient de inspecteur dit aannemelijk te maken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de beschikkingsmacht over de goederen of diensten bij een andere partij ligt. Het is dan deze partij en niet zozeer de contractspartij die kan beslissen hoe of waarvoor de prestatie moet worden gebruikt. Zie in dit verband het arrest Auto Lease Holland 49 van het Hof van Justitie en het schadevaarderarrest van de Hoge Raad 50. Een ander tegenbewijs dat de inspecteur zou kunnen inbrengen is dat sprake is van een schijnhandeling met als gevolg dat de aftrek kan worden geweigerd Zie J.J.M. Lamers, De parabel van Cheops, WFR 2004/1833 voor een originele kijk op het leerstuk afnemer van de prestatie. 49 HvJ, 6 februari 2003, C-185/01 ( Auto Lease Holland ). 50 Hoge Raad, 24 september 1980, nr Zie in dit verband het arrest HvJ, 6 juli 2006, ( Axel Kittel ). 22

24 Hoofdstuk 5. Aftrekrecht bij kostendoorberekeningen In het arrest Portugal Telecom 52 zet het Hof van Justitie het raamwerk uiteen aan de hand waarvan het aftrekrecht van een houdstervennootschap moet worden vastgesteld die kosten doorberekent. Hierna worden de belangrijkste rechtsoverwegingen van het arrest nader behandeld. Hof van Justitie, 6 september 2012 ( Portugal Telecom ) Feiten Portugal Telecom betreft een houdstervennootschap opgericht naar Portugees recht welke technische beheers en managementdiensten verstrekt voor vennootschappen waarin zij een deelneming aanhoudt. Met het oog op deze handelingen heeft Portugal Telecom een aantal diensten betrokken. Deze diensten heeft Portugal Telecom aan haar dochtervennootschappen in rekening gebracht tegen dezelfde prijs waartegen zij de diensten had verkregen, vermeerderd met btw. Geschil Portugal Telecom heeft de btw die drukte op de aankoop van de diensten volledig in aftrek gebracht op grond van de belaste handelingen, die objectief werden verricht met gebruikmaking van de overeenkomstige diensten. De Portugese belastingdienst heeft echter een deel van deze in aftrek gebrachte btw nageheven met als argument dat Portugal Telecom een pro-rata aftrek percentage had moeten toepassen. Dit standpunt is gebaseerd op het feit dat Portugal Telecom s voornaamste maatschappelijke doel bestaat in het beheer van participaties in andere vennootschappen en dat deze handelingen daar onlosmakelijk mee zijn verbonden. De Portugese rechter in eerste aanleg deelde de mening van de belastingdienst, waarna het Portugese Tribunal Central Administrativo Sul uiteindelijk de prejudiciële vraag heeft voorgelegd of Portugal Telecom een volledig aftrekrecht of een pro-rata aftrekrecht zou moeten hebben voor de btw die drukt op de ingekochte diensten. 52 HvJ, 6 september 2012, C-496/11 ( Portugal Telecom ). 23

25 Belangrijkste rechtsoverwegingen inzake aftrekrecht Het Hof van Justitie begint haar betoog met het aanhalen van haar vaste jurisprudentie omtrent de belastingplicht van houdstervennootschappen. Vervolgens zet het Hof van Justitie haar raamwerk op zoals zij dat vaker heeft gedaan bij de beantwoording van vragen die gaan over het aftrekrecht van belastingplichtigen. Belastingplichtigen hebben volgens het Hof van Justitie een volledig recht op aftrek van voorbelasting, wanneer een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de ingekochte prestaties in een eerder stadium en de btwbelaste prestaties in een later stadium. Bijgevolg vooronderstelt het recht op aftrek van de btw die op het betrekken van goederen of diensten drukt, dat de voor de verwerving ervan gedane uitgaven zijn opgenomen in de prijs van de belaste handelingen in een later stadium waarvoor een recht op aftrek bestaat. Houden de ingekochte diensten zowel verband met economische activiteiten die een recht op aftrek geven als economische activiteiten die geen recht op aftrek geven, dan maken de kosten die verband houden met de ingekochte prestaties onderdeel uit van de algemene kosten en heeft de belastingplichtige een pro-rata aftrekrecht in de zin van de artikelen 173 lid 1 van de Btw-Richtlijn. De regels van artikel 173, 174 en 175 van de Btw-Richtlijn 53 zien op de voorbelasting die drukt op kosten die uitsluitend verband houden met economische handelingen. De vaststelling van de methoden en criteria voor de verdeling van de betaalde voorbelasting tussen economische en nieteconomische activiteiten (bijvoorbeeld het passief houden van aandelen) behoort tot de bevoegdheid van Lidstaten. Lidstaten hebben de bevoegdheid een berekeningsmethode te bepalen die objectief weergeeft welk deel van de in eerder stadium gedane kosten werkelijk toe te rekenen is aan elk van deze twee activiteiten. De nationale Portugese rechter dient aan de hand van het 53 Deze artikelen bepalen hoe een pro-rata aftrek dient te worden vastgesteld. 24

26 bovenstaande raamwerk vast te stellen in hoeverre Portugal Telecom een recht op aftrek heeft. Indien het bovenstaande raamwerk wordt toegepast op het feitencomplex, kan de verwijzende rechter naar mijn mening niet tot een andere conclusie komen dat Portugal Telecom een volledig aftrekrecht heeft voor de btw die drukt op de ingekochte diensten. Dit vanwege het feit dat de ingekochte diensten volledig worden doorbelast en daardoor rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met btw-belaste prestaties. In dit kader merkt het Hof van Justitie nog op, als een soort van terechtwijzing aan de Portugese rechters en belastingdienst, dat dit recht ( het aftrekrecht ) niet kan worden beperkt louter op grond dat de belaste handelingen volgens de nationale regeling wegens het maatschappelijke doel of de algemene activiteit van deze vennootschappen zijn aan te merken als bijkomstig 54 bij hun hoofdactiviteit 55. Het arrest Portugal Telecom geeft dus duidelijkheid hoe het aftrekrecht van belastingplichtige houdstervennootschappen dient te worden vastgesteld, indien een houdstervennootschap btw-belaste kostendoorberekeningen verricht. Tussen Portugal Telecom en de belastingdienst bestond geen discussie over het feit dat de kostenberekeningen aan te merken waren als btw-belaste diensten. Dit valt af te leiden uit de prejudiciële vragen die zijn gesteld. Daarom heeft het Hof van Justitie zich in dit arrest helaas niet uitgelaten over de principiële vraag of, en zo ja, onder welke voorwaarden, het doorberekenen van kosten aan te merken is als een dienst die wordt verricht onder bezwarende titel. Hierna passeert de belangrijkste Nederlandse jurisprudentie de revue waarin de vraag centraal staat onder welke voorwaarden een kostendoorberekening aan te merken is als een dienst verricht onder bezwarende titel Zie de noot bij dit arrest in NTFR van J. Th. Sanders over de ongelukkige keuze van het woord bijkomstig. 55 HvJ Portugal Telecom, r.o. 45. Zie ook de noot bij dit arrest in V-N 2012/ Zie Hoge Raad, 24 september 2004, nr voor een arrest waar de kostendoorberekening wel aan te merken was als een btw-belastbare dienst en waar de 25

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten?

Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? BACHELOR THESIS Hoe kan er in de omzetbelasting een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen economische activiteiten en niet-economische activiteiten? Naam: Anr: Studierichting: Datum: Begeleider:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * ARREST VAN 20. 6. 1991 ZAAK C-60/90 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 20 juni 1991 * In zaak C-60/90, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Arnhem,

Nadere informatie

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN

DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN 2012 DE REIKWIJDTE VAN DE TERM ECONOMISCHE ACITIVEITEN De scheidslijn tussen economische en nieteconomische activiteiten Tilburg University Naam: Tim Winkelhuis Studierichting: Fiscale Economie ANR: S206001

Nadere informatie

Masterscriptie Fiscale Economie

Masterscriptie Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De behandeling van de aftrek van voorbelasting bij de verkoop van een deelneming getoetst aan het fiscale neutraliteitsbeginsel Naam: H.J.L. van der Sanden Opleiding: Master

Nadere informatie

Ondernemerschap door voorbereiding

Ondernemerschap door voorbereiding Ondernemerschap door voorbereiding Een onderzoek naar de invloed van duurzame voorbereidende handelingen op het btw-ondernemerschap ingeval van incidentele prestaties Door: Jeroen de Jong 2011/ 2012 Inhoudsopgave

Nadere informatie

ECONOMISCHE ACTIVITEIT:

ECONOMISCHE ACTIVITEIT: ECONOMISCHE ACTIVITEIT: DE EXPLOITATIE VAN EEN (ON)LICHAMELIJKE ZAAK OM ER DUURZAAM OPBRENGST UIT TE VERKRIJGEN Door: Mr. drs. J.R. Vollering 2013/2014 1 INHOUDSOPGAVE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN...

Nadere informatie

Het leerstuk kosten voor gemene rekening

Het leerstuk kosten voor gemene rekening Het leerstuk kosten voor gemene rekening Naam: Imke van der HooftStudierichting: Fiscale economie Administratienummer: 465058 Maand en jaar: December 2011 Samenstelling examencommissie: W.J.C. De Bakker

Nadere informatie

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen

Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Een onderzoek naar de reikwijdte van de vrijstelling voor het beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen Masterthesis Fiscale Economie Naam: Ruby- Jane de Jong Administratienummer: s505882 Universiteit:

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting

Bachelor thesis fiscale economie. Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting Bachelor thesis fiscale economie Het met mist omhulde begrip economische activiteit in de omzetbelasting J.J.P. Hukkelhoven 370804 onder begeleiding van: D. Euser MSc tweede corrector: mr. dr. G.J. van

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997*

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* ARREST VAN 6. 2. 1997 ZAAK C-80/95 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 6 februari 1997* In zaak C-80/95, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 14 november 2000 * In zaak C-142/99, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de rechtbank van eerste aanleg te

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * TOLSMA ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 3 maart 1994 * In zaak C-16/93, betreifende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Gerechtshof te Leeuwarden (Nederland), in het aldaar

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting:

Aftrek van voorbelasting: 2013 Master Thesis A.W.E.M. Vriends Aftrek van voorbelasting: Houdstermaatschappijen en verkoop van aandelen Naam: Anja Vriends Instelling: Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit van Tilburg ANR:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 *

ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * ARREST VAN HET HOF 26 maart 1987 * In zaak 235/85, Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door haar juridisch adviseur J. F. Buhl als gemachtigde, bijgestaan door M. Mees, advocaat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * INVESTRAND ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 8 februari 2007 * In zaak 0435/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit.

Nadere informatie

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten

Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Het recht op aftrek van voorbelasting bij het verrichten van niet-economische activiteiten Zitten het Hof van Justitie EU en de Hoge Raad op dezelfde lijn? Naam: Anne Bommeljé Plaats: Rotterdam Opleiding:

Nadere informatie

Erasmus School of Economics

Erasmus School of Economics ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Het recht op aftrek van voorbelasting van een (juridische) entiteit bestaande uit een zetel van bedrijfsuitoefening en één of

Nadere informatie

RB bijeenkomst Btw actualiteiten

RB bijeenkomst Btw actualiteiten RB bijeenkomst Btw actualiteiten Annette Pol-Habing 8 februari 2016 Hengelo Btw-actualiteiten Ondernemerschap Holdingvennootschap Aftrek van voorbelasting Afnemer van de prestatie Leegstand Privé gebruik

Nadere informatie

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten

(Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Masterthesis (Niet-)economische activiteiten betreffende aandelen en het recht op aftrek van btw op kosten Naam: Studentnummer: Studierichting: Adres: Thomas Kicken s257722 Fiscale Economie De Vriesstraat

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen

Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Universiteit van Tilburg Faculteit Rechtswetenschappen Aftrek van voorbelasting in de BTW Een onderzoek naar het recht op aftrek van voorbelasting op kosten wanneer een ondernemer nieteconomische activiteiten

Nadere informatie

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen

Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Het aftrekrecht voor handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen Een onsamenhangend geheel!? Naam: Jelle Schijvenaars Anr.: 13 57 83 Vak: Masterscriptie 2013-2014 Opleiding: Accent: Instelling:

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer:

Bachelor thesis. Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Michelle Stok Administratienummer: Bachelor thesis Welke invloed hebben onbelastbare subsidies op het recht op aftrek van voorbelasting? Naam: Michelle Stok Administratienummer: 885855 Studierichting: Fiscale Economie Datum: november 2012

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Page 1 of 7 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 4, leden 1 en 2 Begrip economische activiteiten Aftrek van voorbelasting Exploitatie van fotovoltaïsche installatie

Nadere informatie

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht?

De niet-economisch handelende belastingplichtige. Wat is zijn aftrekrecht? De niet-economisch handelende belastingplichtige Wat is zijn aftrekrecht? Door: Myrthe (M.M.) Hinskens LL.M 2010/2011 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 4 1.1 Probleemstelling

Nadere informatie

Master Fiscale Economie

Master Fiscale Economie Masterscriptie Fiscale Economie De verkoop van aandelen en art. 19 Btw-richtlijn Naam: B.M.M. Lamers ANR: 935720 Opleiding: Master Fiscale Economie Accent: Indirecte Belastingen Faculteit: School of Economics

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * KRETZTECHNIK ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 26 mei 2005 * In zaak C-465/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Unabhängige Finanzsenat,

Nadere informatie

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN?

VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? VERMOGENSETIKETTERING VOOR RECHTSPERSONEN? Naam Petra de Waal Adres Albert Schweitzerstraat 15 Postcode en woonplaats 6836 LA Arnhem Telefoonnummer 06 4251 6878 e-mail adres p.dewaal@uvt.nl Universiteit

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart CONCLUSIE VAN ADV.-GEN. STIX-HACKL ZAAK C-16/00 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL C. STIX-HACKL van 6 maart 2001 1 I Inleiding 1. In de onderhavige zaak vraagt het Tribunal administratif te Rijsel het Hof

Nadere informatie

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties?

Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Reikwijdte van het AB SKF-arrest: Aftrekrecht voor vrijgestelde prestaties? Naam : S.P.E. Blom Studierichting : Master Fiscale Economie Administratienummer : 932454 Datum : 28 september 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013

Bachelor Thesis. De niet-ondernemer in de fiscale eenheid. : Jurgen van de Meerendonk. Administratienummer : Datum : december 2013 Bachelor Thesis De niet-ondernemer in de fiscale eenheid Naam : Jurgen van de Meerendonk Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 183273 Datum : december 2013 Examencommissie : W.J.C. de

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 18 oktober 2011 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 9 NOV 2011 Kenmerk: DGB 2011-6473 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 11/04540) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-hertogenbosch van 2 september 2011, nr. r, 2

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Kosten voor gemene rekening

Kosten voor gemene rekening Bachelor scriptie - Fiscale economie Kosten voor gemene rekening De verhoudingen binnen de omzetbelasting Tilburg University Naam: Sijmen Blommers ANR.: 731548 Examencommissie: W.J.C. de Bakker Datum:

Nadere informatie

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013. De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelor Thesis Fiscale Economie 2012/2013 De onbelastbare subsidie en het recht op aftrek van voorbelasting. Naam: Guusje Mulders ANR: S. 930486 Faculteit: Economie en bedrijfswetenschappen Studierichting:

Nadere informatie

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Wat is de invloed van de subsidie voor het recht op aftrek van voorbelasting? Bachelorscriptie Door: Jelle Middelweerd Studentnummer: 400475 Begeleider:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * CIBO PARTICIPATIONS ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 27 september 2001 * In zaak C-16/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het tribunal administratif te Rijsel (Frankrijk),

Nadere informatie

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen.

De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Master Thesis Fiscale Economie De btw gevolgen van een verkoop van aandelen en de overgang van een algemeenheid van goederen. Naam: Jessica van de Velde ANR: 581066 Datum: 23-08-2017 Opleiding: Instituut:

Nadere informatie

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou

MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT. Het leveringsbegrip in de btw. Atla Simou MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Atla Simou 1 MASTERSCRIPTIE FISCAAL RECHT Het leveringsbegrip in de btw Naam: Atla Simou LLB Studentennummer: 221361 Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw

Bachelorthesis. De afnemer van de prestatie voor de btw Bachelorthesis De afnemer van de prestatie voor de btw Naam: Luuk Wagenaars Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 989677 Datum: Juni 2013 Examencommissie: Mr. dr. M.M.W.D. Merkx, Mr. E.G.

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering VRAAG 1 Intracommunautaire levering Op grond van art. 12, lid 2, onderdeel a, 2 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 is voor de toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen vereist

Nadere informatie

Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw

Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw Aandelen, obligaties en kredietverstrekking in de btw De beperkte aftrek van voorbelasting in de jurisprudentie van het Hof van Justitie EG Auteur: T.C.I. Beems Studierichting: Fiscale economie Administratienummer:

Nadere informatie

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing)

(verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële beslissing) Downloaded via the EU tax law app / web Zaak C?40/09 Astra Zeneca UK Ltd tegen Commissioners for Her Majesty s Revenue and Customs (verzoek van het VAT and Duties Tribunal, Manchester, om een prejudiciële

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)

Nadere informatie

De rol van (niet-)kostendekkende vergoedingen in de btw

De rol van (niet-)kostendekkende vergoedingen in de btw De rol van (niet-)kostendekkende vergoedingen in de btw Door: mr. S. (Simon) M.P. Bakhuys 2011/ 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding. 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Opbouw verhandeling 4 2 Belastingplicht. 5 2.1 Inleiding

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen

Masterscriptie. Fiscaal recht, accent indirecte belastingen Masterscriptie Fiscaal recht Accent indirecte belastingen De btw-behandeling van niet marktconforme vergoedingen bij transacties tussen gelieerde partijen Naam: Vera van den Munckhof Studierichting: Administratienummer:

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 *

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 * ARREST VAN 29. 4. 2004 ZAAK C-137/02 ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 29 april 2004 * In zaak C-137/02, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 *

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * ARREST VAN 28. 5.1998 ZAAK C-3/97 ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 28 mei 1998 * In zaak C-3/97, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de Court of Appeal Criminal Division,

Nadere informatie

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting.

Bachelorthesis. Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting. Bachelorthesis Invulling van het begrip gebruikt voor belaste handelingen binnen het recht op aftrek van voorbelasting Naam : Thomas Heuten Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 961322

Nadere informatie

De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte?

De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte? De overdracht van een algemeenheid van goederen bij de verkoop van een deelneming: Is er sprake van een kijkdoos gedachte? Door: J.I. (Joanna) Rossa MSc 2012/2013 Inhoudsopgave Lijst van gebruikte afkortingen

Nadere informatie

Wie is de afnemer voor de btw?

Wie is de afnemer voor de btw? Wie is de afnemer voor de btw? By: mr. N.M. Brueker, Post-Master indirecte belastingen, 2016-2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst met gebruikte afkortingen... 2 1. Inleiding... 3 2. De systematiek

Nadere informatie

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK

Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK Axel Spiessens BTW BIJ INVOER RESULTATEN UIT ACADEMISCH ONDERZOEK 1 STELLING Er moet het een en ander veranderen of beter worden geregeld in de regelgeving 2 PROGRAMMA o Onderzoeksvragen o Rechtskarakter

Nadere informatie

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt

Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Page 1 of 5 Properties Title : Circulaire 2019/C/22 betreffende werken uitgevoerd door een Btw-belastingplichtige in een gebouw dat hij huurt Summary : Deze circulaire bespreekt de gevolgen op het vlak

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 maart 2011, nummer AWB 09/5022, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 maart 2011, nummer AWB 09/5022, in het geding tussen belanghebbende en Hof Arnhem 4 september 2012, nr. 11/00370 Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM Sector belastingrecht nummer 11/00370 uitspraakdatum: 4 september 2012 Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer op het hoger

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer) 22 juni 2016 (*) Prejudiciële verwijzing Belasting over de toegevoegde waarde Voorbelasting Aftrek In zaak C-267/15, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 165/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding tussen

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 14 februari 1985 * In zaak 268/83, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw

De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw De guldenssteekproef en het neutraliteitsbeginsel in de btw Een onderzoek naar de verenigbaarheid van de guldenssteekproef als controlemiddel van belastingautoriteiten met het neutraliteitsbeginsel in

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 8.12.2009 COM(2009)668 definitief Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 8 maart 1988 * In zaak 102/86, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het House of Lords, in het aldaar aanhangig geding tussen Apple

Nadere informatie

De btw-positie van holdingvennootschappen

De btw-positie van holdingvennootschappen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie De btw-positie van holdingvennootschappen Naam: A.H.J. (Arnout) Plattel Studentnummer: 436013

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * ARREST VAN 29. 6. 1999 ZAAK C-158/98 ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 * In zaak C-158/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van de Hoge Raad der

Nadere informatie

Over aandelen en btw en btw over aandelen

Over aandelen en btw en btw over aandelen Over aandelen en btw en btw over aandelen Een analyse van HvJ EG 29 oktober 2009, SKF, C29/08 Jan Sanders >>Ahead of Tax 2010 HvJ EG 29 oktober 2009, SKF, C-29/08 casus SKF is moeiende houdster beheer,

Nadere informatie

De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit?

De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Masterthesis De medische vrijstelling van voldoende kwaliteit? Een onderzoek naar de verhouding van de medische vrijstelling in

Nadere informatie

een fiscale eenheid btw.

een fiscale eenheid btw. De nietbelastingplichtige in een fiscale eenheid btw. Naam: Studierichting: T.E.C. Rütze Master Fiscaal Recht Accent indirecte belastingen S178571 ANR: Afstudeerdatum: 24 augustus 2016 Scriptiebegeleider:

Nadere informatie

Doorbelasten van kosten

Doorbelasten van kosten Doorbelasten van kosten - Wat zijn de btw-gevolgen? - Tilburg University Masterscriptie Fiscaal Recht (Accent Indirecte Belastingen) Naam : M.H. (Marisa) Hut Studentnummer : 50 97 99 Datum verdediging

Nadere informatie

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap

De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap De Nederlandse BV als een vaste inrichting van een buitenlandse vennootschap Rashmi Gangaram Panday 5606306 Semester 2, studiejaar 2008/2009 Juli 2009 Bachelorscriptie Begeleider : dhr. mr. drs. W.A.P.

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Groene visie over de holdingresolutie

Groene visie over de holdingresolutie Groene visie over de holdingresolutie Door: J.D. Gomez 2011/2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding en probleemstelling 3 Hoofdstuk 2 Belastingplicht holdingmaatschappijen 5 2.1 Belastingplicht in de

Nadere informatie

Bachelor Thesis. De afnemer van de prestatie. Naam: B.J.G. Verberne. Studierichting: Fiscale Economie

Bachelor Thesis. De afnemer van de prestatie. Naam: B.J.G. Verberne. Studierichting: Fiscale Economie Bachelor Thesis De afnemer van de prestatie Naam: B.J.G. Verberne Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19-04-2013 Inhoudsopgave Afkortingenlijst.2 Hoofdstuk Een: Inleiding..3 Hoofdstuk Twee: Paragraaf

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1) pagina 1 van 5 BELANGRIJKE JURIDISCHE KENNISGEVING Op de informatie op deze site is verklaring van afwijzing van aansprakelijkheid en een verklaring inzake het auteursrecht van toepassing. ARREST VAN HET

Nadere informatie

De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting

De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting BACHELORTHESIS De afnemer van de prestatie in de omzetbelasting NAAM: P.L.A. Collas STUDIERICHTING: Fiscale Economie ANR- NUMMER: 516868 DATUM: Mei 2014 EXAMENCOMMISIE: Prof. dr. G.J. van Norden Mr. N.

Nadere informatie

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Door: Petra Pleunis MSc 2011/ 2012 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen Blz 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Blz 4

Nadere informatie

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Deze informatie gaat over de btw-heffing bij publiek-private samenwerking. In deze informatie worden de btw-regels uitgelegd,

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL W. VAN GERVEN van 24 april 1991 *

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL W. VAN GERVEN van 24 april 1991 * CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL W. VAN GERVEN van 24 april 1991 * Mijnheer de President, mijne heren Rechters, 1. Polysar Investments Netherlands BV (hierna: Polysar) is een vennootschap naar Nederlands

Nadere informatie

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Wordt er overeenkomstig het neutraliteitsbeginsel gehandeld? Door Laurens van Drie Nummer: 344531 Begeleider: Prof. dr. R.N.G. van der Paardt Inhoudsopgave

Nadere informatie

Kluwer Online Research

Kluwer Online Research Weekblad voor Fiscaal Recht Afnemer in de btw: wie is het? Auteur: Mevr. mr. dr. M.M.W.D. Merkx[1] Op 2 december 2011 wees de Hoge Raad een belangrijk arrest over de bewijslastverdeling betreffende het

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL

ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL ARREST VAN HET HOF VAN 1 APRIL 1982 1 Staatssecretaris van Financiën tegen Hong-Kong Trade Development Council (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden) Teruggave

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015

Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Datum van inontvangstneming : 09/10/2015 Vertaling C-478/15-1 Zaak C-478/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

De toepasbaarheid van subjectiviteit

De toepasbaarheid van subjectiviteit De toepasbaarheid van subjectiviteit - Een onderzoek naar de rol van subjectieve elementen binnen de btw - Masterthesis Fiscale Economie - Universiteit van Tilburg Naam: Studierichting: R.J. (Ronald) van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 19 JUNI 2014 F.12.0082.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.12.0082.N RECREATIE- EN NATUURPARK KEIHEUVEL vzw, met zetel te 2490 Balen, 17 de Esc. Lichtvliegwezenlaan 14, eiseres, met als raadsman

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?!

Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Verhuurd pand algemeenheid van goederen?! Een onderzoek naar de reikwijdte van artikel 31 na het arrest van 6 juni 2008 Naam: T.G.J. van Burgel Adres: Molenstraat 11 Postcode/plaats: 4286 AP Almkerk Telefoonnummer:

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie