Schriftelijke vragen aan het college (artikel 39 RvO)

Transcriptie

1 Schriftelijke vragen aan het college (artikel 39 RvO) Datum: 20 september 2017 Nummer: 23 Aan de voorzitter van de raad Steller van de vragen: Erik Wilmsen, fractie GBA Onderwerp: informatiebeleidsplan Het college wordt verzocht de volgende vragen schriftelijk te beantwoorden: Namens GBA wil ik nog de volgende vragen stellen ten aanzien van het informatiebeleidsplan: 1. de kosten voor de milieustraat komen ten laste van de gemeentelijke begroting is te lezen in het voorstel. Tijdens de vorige bespreking is opgemerkt door raadsleden dat deze kosten voor de exploitant behoren te komen. Waarom is er voor gekozen om deze kosten ten laste van de gemeente te laten komen? Liggen hier (contractuele) afspraken ten grondslag van? Zo ja, mogen wij deze dan ter inzage hebben? Beantwoording Voor de beantwoording van de gestelde vraag wordt er van uitgegaan dat met de genoemde kosten de voorgenomen investeringen in de milieustraat worden bedoeld (uitbreiding milieustraatvloer en upgrade van de ICT systemen. Er is voor gekozen om deze kosten ten laste van de gemeente te laten komen omdat dit zo is afgesproken. In de samenwerkingsovereenkomst die door uw raad op 17 mei 2001 is goedgekeurd is afgesproken dat dat nieuwe investeringen boven de 2.500,- door de 3 gemeenten worden gefinancierd. Deze afspraak is opgenomen in artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst die door uw Raad op 17 mei 2001 is goedgekeurd. Deze overeenkomst is als bijlage bij deze raadsinformatie gesloten. 2. gevraagd is inzichtelijk te maken wat de besparing kan zijn van het informatiebeleidsplan. Hier is op geantwoord dat er besparingen te verwachten zijn maar dat deze niet te kwantificeren zijn. GBA vraag het college te komen met een raming van de besparing. Hierbij kunnen ook onzekerheden aangegeven worden. Beantwoording U hebt ons een vervolgvraag gesteld om eventuele besparingen door ICT te kwantificeren. We hebben daarop in eerste instantie in algemene termen geantwoord. Op uw verzoek ga ik daar nu nader op in, met inachtneming van uw advies dat ook onzekerheden aangegeven kunnen worden.

2 De ABG-organisatie is al weggezet met een stevige taakstelling die met name ook in de personele sfeer gerealiseerd moet worden. In die zin is het niet zo dat investeringen in de ICT leiden tot bezuiniging op de formatie, maar zijn die investeringen hoogst noodzakelijk om het werk met de beschikbare formatie te kunnen doen. Een aantal investeringen in de ICT worden niet gedaan met efficiency als doel, maar om aan hogere regelgeving te voldoen. Daarmee is dan bijvoorbeeld de beveiliging van gegevens gediend of de efficiency bij die hogere overheden, of belangrijk de efficiency bij de klant, die steeds meer toegang krijgt tot informatie. Een aantal investeringen is gericht op verbetering van de kwaliteit van ons werk. Een beheerssysteem voor de openbare ruimte verhoogt de kwaliteit van het beheer van de openbare ruimte (ook in financiële zin) maar leidt m.i. niet automatisch tot minder inzet van personeel. Het informatiebeleidsplan is ingedeeld in een drietal lijnen: 1. De wettelijk verplichte aanpassingen die wij moeten doorvoeren 2. De stappen die leiden tot verbetering van de bedrijfsvoering. 3. Een aantal wensen en innovaties. Deze laatste categorie zullen wij per element steeds aan de raad voorleggen, met daarbij een afweging van de kosten en baten. Op de punten 1 en 3 zal ik dan ook in dit kader niet ingaan. Voor de voorgestelde maatregelen ter verbetering van de bedrijfsvoering belopen de geraamde kosten van het opzetten ervan ca. 300K. De door ons ingeschatte efficiency effecten bedragen per jaar ca. 85K, een inschatting die omgeven is met enige onzekerheid. Bovendien, zoals hierboven aangegeven, vertaalt die besparing zich niet in klinkende munt in de begroting, maar draagt die er aan bij dat we met de beschikbare formatie onze produkten en diensten kunnen leveren. We zijn tot deze inschatting gekomen door in te schatten hoeveel besparing gerealiseerd kan worden door sneller en dus efficiënter te kunnen werken. Een en ander zou betekenen dat gerekend zou kunnen worden met een terugverdienperiode van ca. 3 ½ jaar. Graag zouden wij die voordelen per categorie nader met u willen doornemen, waarbij u dan uw eigen inschatting kunt inbrengen. Ondertekening en naam Erik Wilmsen, fractie GBA

3

4

5

6