PROTOCOL MONITORING ENERGIEBESPARING



Vergelijkbare documenten
Bronnen & Methoden bij Marktscan medischspecialistische zorg 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek Keten Economische Statistieken

Standaardisatiemethoden. 9 10Abby Israëls. Statistische Methoden (10003)

Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft

Publicatieblad van de Europese Unie. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Centraal Bureau voor de Statistiek Keten Economische Statistieken

Centraal Bureau voor de Statistiek Macro-economische Statistieken en Publicaties

3.7.3 Welke meetinstrumenten zijn geschikt voor het vastleggen van motorische vaardigheden?

Een levensloopregeling voor software

Make or Buy? Een beslissing gebaseerd op de transactiekostentheorie. Martin Helmhout

ALCOHOLKENNIS DOORGESPEELD

zijn, kunnen we stellen dat de huidige analyses vooral toegespitst zijn op een ordergerichte situatie.

6. Behandeling van kinderen met spastische cerebrale parese gericht op verbetering van handvaardigheid

EH SmartView. Een slimme kijk op risico s en mogelijkheden. Monitoring van uw kredietverzekering. Euler Hermes Online Services

Quality Cube Doel

effectief inzetten? Bert Dingemans

ARU. ;ijniv-ersitejt. e 3 ndhov ( ) TEM. niet uitleenbaar

Aanvullende Opgaven Inleiding Besliskunde II

Uitgebreide aandacht warmtapwatersystemen. Door afnemende warmtevraag voor ruimteverwarming, neemt het belang van het

Ontvlechting van ICT vereist nieuwe samenwerking

Bureau of lessenaar. Een onderzoek naar de meting van bureaucratie in onderwijsinstellingen. Definitief eindrapport

BRUIKLEENREGELING MOBIELE TELEFOON 2008

Schatting van het aandeel verkeersdoden als gevolg van rijden onder invloed van alcohol

officiële bijdrage aan het CMMI. Jan Jaap Cannegieter

Regeling theoretisch solvabiliteitscriterium levensverzekeraars Wft

Gebiedsgericht Voorraadbeleid van Woningcorporaties. Een analyse van planningsbenaderingen in Vogelaarwijken. Arne van Overmeeren

ISO/IEC BiSL ASL

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

EH SmartView. Een slimme kijk op risico s en opportuniteiten. Monitoring van kredietverzekering. Euler Hermes Online Services

Beleggen in duurzame aandelen bij Robeco

Applicatieportfoliomanagement

LUCIA MARTHAS. Institute for Performing Arts HBO MBO. Talent is only the starting point. Vooropleiding. Leerbedrijf.

De Collegereeks Statistiek. Stel je wilt wat weten over. Complexe begrippen: construct. Homogeniteit. Verder met. Statistiek

Vaker een trein, da s pas fijn!?

i i Datzelfde aggregaat in een vorig jaar 0 stellen we voor door

MEERJAREN OPBRENGSTEN VO 2013 TOELICHTING

AUDIT FACILITY MANAGEMENT

- 2 - Datum vergadenn Nota openbaar: ľľo 9. Verzoek toepassing regeling Rood voor Rood met gesloten beurs op de locatie Scharlebeltweg 1 te Nijverdal

Toelichting advies gemeenteraad bij aanvraag aanwijzing als lokale publieke media-instelling

De aan dit blad gehechte stukken zijn een afdruk van de oorspronkelijk ingediende beschrijving met conclusie(s) en eventuele tekeriing(en).

Akoestisch rapport gietwaterfabriek Dinteloord

B Datum: 22 mei 2014 Agendapunt nr: 7. Aan de Verenigde Vergadering. Vrijmaken krediet grondverwerving ABH Cromstrijen

Toepassing: Codes. Hoofdstuk 3

Praktijkboek De knop om!

Verslag Regeltechniek 2

Pagina 1/13. Ons ACM/DE/2013/104033/224 kenmerk: Zaaknummer: /Methodebesluiten GTS vanaf 2014 Reguleringsmethode Gasunie Transport Services B.V.

Onderhoud en beheer van infrastructuur voor goederenvervoer

Reinier van der Kuij

In vier stappen naar een succesvolle informatievoorziening

6 BEREKENINGSVOORBEELDEN

opleidingen Creditmanagement en activabeleid (13 dagen) ook modulair te volgen Risico-analyse (*) (1 dag)

Lang leve de life events?

De convergentie van ITIL V3 en COBIT 4.1

GEGENERALISEERDE REISKOSTEN ALS MAAT VOOR BEREIKBAARHEID

Factsheets sectoren. ING Economisch Bureau. De Nederlandse economie. Zakelijke dienstverlening. Industrie. Bouw. Transport en logistiek.

One size fits not all

Hoe toekomstvast is de gemeentelijke midofficearchitectuur?

Beroepsregistratie en vooraanmelden voor beroepsregistratie. in de jeugdhulp en jeugdbescherming

DLK Pro De all-round uitlee s apparatuur voor onderweg Maatwerk voor verschillende toepassingen

Voorschriften voor MARS Documentversie 2.52

7. Behandeling van communicatie en mondmotoriek

Voorschriften voor MARS Documentversie 2.54

kopers huurders controle Klantgestuurd en empowerment empowerment capacity keuze Te Woon effecten voorraadbeleid kopen verkoop inkomen klanten

De kloof: welke kennis heeft een opdrachtgever nodig?

Gemeentefonds verevent minder dan gedacht

Is de app een onmisbaar onderdeel van de les of het leerproces? nee. Is de leerling/student 16 jaar of ouder?

Rekenen met rente en rendement

Tentamen vak 4S581, d.d. 13 april 2011 Chemie en Transport in Energie Conversie Processen

SERVICESFORTINET PRE PRE PRE SALES SALES

Mens en organisatie in de perfect storm van digitalisering

Energiebesparing in Nederland,

Jaarverslag 2013 i <

Milieu Effect Rapportage

Gebruik van scannerdata van supermarkten in de consumentenprijsindex

Eerste herziening 2009 BEELDKWALITEITPLAN VROUWENHOF

Nota van B&W. onderwerp Uitrol gemeentelijk hondenbeleid in overig deel Nieuw-Vennep. Portefeuilehouder S. Bak, drs. Th.L.N.

Heerhugowaard Stad van kansen

INTRODUCTIE VERPLAATSINGENMETHODE

Zo krijg je wél grip op IT-investeringen

DETERGENTEN IN UW DAGELIJKS LEVEN

10 zijn ingesloten binnen, het gesloten koelsysteem. Indien evenwel

Operational excellence vereist excellente procesondersteuning

Jaarverslag 2014 i <

Biesbosch verdient het!

I I f I I I I I I i i i i i i i

DE HAVO-LEERLING STUDIEVAARDIG

Process mining: leuk voor de liefhebber of noodzaak?

Automatic-schakelaar Komfort Gebruiksaanwijzing

1. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk. Boekjaren Januari 2013.

RAADSINFORMATIEBRIEF 12R.00353

D-light light alarm ARW100

Handreiking Behorende bij Verslag over de Uitvoering Abw, IOAW, IOAZ en WIK 2003

5. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

-,".v j~r ..~,... I ~ l'. i ~I I I.. - L r. Flevoland. i,n,,. i. . 8~_~i OMGEVINGSPLAN. i SAMENVATTING. .,'" '"i +- ~"J.~ ~,J ~ ..

GEMEENTE HELLEN DOORN lichand.: 1 FEB A1 B Stuk itreťw.: Werkpr.. Kopie aan: Archief' ü 1 N reeks/vlvcrtr.:

Breman, Spaans & Harnas

Deze factsheet ouderen en eenzaamheid is een gezamenlijke uitgave van GGD Midden-Nederland en Schakels, adviesbureau voor welzijn en zorg.

Vluchtstroken in Tunnels. Nodig? WERKGROEPGEVORMD DOOR: DIRECTIE SLUIZEN EN STUWEN OIENST VERKEERSKUNDE DIRECTIE NOORD. HOLLAND DIRECTIE ZUID.

Transcriptie:

December 2001 ECN-C--01-129 RIVM 408137005 PROTOCOL MONITORING ENERGIEBESPARING CPB, ECN, Novem en RIVM P.G.M. Boonekamp (ECN) H. Mannaerts (CPB) H.H.J. Vreuls (Novem) B. Wesselnk (RIVM)

Verantwoordng Dt rapport s tot stand gekomen n het kader van het proect Utwerkng protocol energebesparng, ECN proectnummer 77378, n opdracht van het Mnstere van Economsche Zaken. Dt rapport s ntern b RIVM bekend onder nummer RIVM 408137005. Abstract On request of the Dutch mnstry of Economc Affars fve nsttutes have collaborated to create a Protocol Montorng Energy savngs, a common method and database to calculate the amount of energy savngs realsed n past years. The nsttutes concerned are the Central Bureau of Statstcs (CBS), the Netherlands Bureau for Economc Polcy Analyss (CPB), the Energy research Centre of the Netherlands (ECN), the Natonal Agency for Energy and Envronment (Novem) and the Netherlands Insttute of Publc Health and the Envronment (RIVM). The nsttutes have agreed upon a clear defnton of energy use and energy savngs. The demarcaton wth renewable energy, the savng effects of substtuton between energy carrers and the role of mport and export of energy have been elaborated. A decomposton method s used to splt up the observed change n energy use n a number of effects, on a natonal and sectoral level. Ths method ncludes an analyss of growth effects, effects of structural changes n producton and consumpton actvtes and savngs on end use or wth more effcent converson processes. To calculate these effects the total energy use s desegregated as much as possble. For each segment a reference energy use s calculated accordng to the trend n a varable whch s supposed to be representatve for the use wthout savngs. The dfference wth the actual energy use s taken as the savngs realsed. Results are gven for the sectors households, ndustry, agrculture, servces & government, transportaton and the energy sector; as well as a natonal fgure. A specal feature of the protocol method s the applcaton of prmary energy use fgures n the determnaton of savngs for end users. Ths means that the use of each energy carrer s ncreased wth a certan amount, accordng to the converson losses caused elsewhere n the energy system. The losses concern the base year energy sector and losses abroad for mports of secondary energy carrers. The calculated savngs for end users not only encompass the drect savngs but also the ndrect savngs from less converson losses n the energy sector. Because of the lack of sutable representatve varables or energy use data n some sectors, t s not always possble to desegregate to the desred level. Therefore the calculated fgures n ths top-down protocol method are an estmaton of the true savngs. The uncertanty margn n the results s also calculated, based on the uncertanty n the nput data and the qualty of the representatve varable. Ths gves the polcy maker an mpresson of the robustness of the fgures; moreover t s useful to detect the weak parts n the analyss. To demonstrate the method n practce an analyss has been carred out for the perod 1990-1998. Because of the uncertantes n the fgures the sectoral results are gven as a mean yearly percentage over the perod 1990-1996/1997/1998. The protocol method s compared wth exstng evaluaton methods for renewable energy and the emsson of green house gases, and wth methods used n polcy measure evaluaton. The fnal chapter contans suggestons for mantanng or mprovng the qualty of the results. 2 ECN-C--01-129

VOORWOORD De nsttuten de betrokken zn b analyses van de gerealseerde energebesparng n Nederland hebben op verzoek van het mnstere van EZ een gezamenlke aanpak utgewerkt om de energebesparng op natonaal en sectoraal nveau te bepalen. Het betreft: Centraal Planbureau (CPB) Energeonderzoek Centrum Nederland (ECN) Nederlandse Ondernemng Voor Energe en Mleu (Novem) Rksnsttuut voor Volksgezondhed en Mleu (RIVM). Ook het Centraal Bureau voor de Statstek (CBS) heeft een belangrke bdrage geleverd aan dt proces. Echter, omdat de beledsmatge analyse van verzamelde energedata net tot haar werkterren behoort, kan CBS vanut haar poste net de verantwoordelkhed nemen voor de te maken keuzes n de aanpak, maar wel voor het uste gebruk van defntes, data en rekenmethode. Naast de deelname aan de dscusses over de aanpak zn vanut de nsttuten ook specfeke bdragen geleverd. Het CPB heeft een genereke decompostemethode ontwkkeld; deze s door het RIVM vertaald n een rekenschema om de besparngscfers te bepalen. De beenkomsten zn geled door een Novem-vertegenwoordger de ook nformate heeft ngebracht over andere evaluates. Het CBS heeft gegevens geleverd over de onzekerhed n de gebrukte data en over de herkomst van mport van energedragers. Het ECN heeft bewerkte data over energeverbruk, rendementen en ophoogfactoren beschkbaar gesteld, een vergelkng gemaakt met andere evaluates en de coördnate en rapportage verzorgd. Het werk van de nsttuten s begeled door vertegenwoordgers van de mnsteres van EZ en VROM. De her beschreven aanpak, onder de noemer Protocol Energebesparng, zal n de toekomst regelmatg toegepast worden om de ontwkkelngen op het gebed van energeverbruk en CO 2 - emsse te analyseren. De genoemde nsttuten hebben verder de ntente om: b publcate van besparngscfers conform het Protocol Energebesparng de methode, zoals vastgelegd n bgaand rapport en het rekensheet, te gebruken, waar nodg de methode n onderlng overleg aan te passen, op bass van neuwe omstandgheden of nzchten, ten ende kwaltatef betere besparngscfers te genereren, aanbevelngen te doen voor het verzamelen van de extra gegevens de nodg zn voor het leveren van betrouwbare en voor het beled brukbare besparngscfers. De hervoor benodgde structuur, bvoorbeeld n de vorm van een Platform Protocol Energebesparng, zal n overleg met de mnsteres van EZ en VROM, en andere betrokken organsates, verder worden utgewerkt. ECN-C--01-129 3

INHOUD VOORWOORD 3 SAMENVATTING 7 1. INLEIDING 11 2. DEFINITIE ENERGIEBESPARING 13 3. VOLUME-, STRUCTUUR- EN BESPARINGSEFFECTEN 16 3.1 Socaal-economsche ontwkkelng en verbruk 16 3.2 Volume-, structuur- en besparngseffecten 17 3.3 Indelng structuureffecten 18 3.4 Utbredng aantal structuureffecten 21 4. ENERGIEVERBRUIKSGROOTHEDEN IN HET PROTOCOL 23 4.1 Verbruk n de energestatsteken 23 4.2 Totaal verbruk en toepassng 24 4.3 Fnaal verbruk 24 4.4 Temperatuur-gecorrgeerd verbruk 26 4.5 Energeverbruk n prmare termen 27 5. NADERE AFGRENZING ENERGIEBESPARING 30 5.1 Substtute tussen fossele energedragers 30 5.2 Wnnng duurzame energe 30 5.3 Import en export van energedragers 32 5.4 Toerekenng besparng 34 5.5 Overzcht nvloedsfactoren en effecten 35 6. TOEPASSING PROTOCOLAANPAK 37 6.1 Decompostemethode 37 6.2 Sectorndelng n het protocol 37 6.3 Benodgde nvoergegevens 38 6.4 Bepalng van de besparngscfers 40 6.5 Keuze bassaar en zchtperode 43 6.6 Protocolresultaten 43 6.7 Marges en bandbreedte n de besparngscfers 45 7. PROTOCOL BESPARING IN PERSPECTIEF 47 7.1 Eerdere aanpak nsttuten 47 7.2 Protocol en evaluate klmaatbeled 48 7.3 Protocol en andere besparngsevaluates 50 8. KWALITEITSVERBETERING PROTOCOLRESULTATEN 53 8.1 Oorzaken onzekerhedsmarge besparngscfers 53 8.2 Verbeterde analyse en gegevensverzamelng 54 8.3 Prortetenlst verbeterng protocolcfers 55 REFERENTIES 56 APPENDIX A GEBRUIKTE GROOTHEDEN PER SECTOR 57 APPENDIX B DECOMPOSITIEMETHODE (CPB) 61 B.1 Inledng 61 B.2 Methodek 62 B.3 Defnterelates n de decomposte 64 B.4. Decomposte Totaal Bnnenlands Verbruk n besparngseffect en groeeffect 68 B.5 Decomposte van groe-effecten n volume- en structuureffecten 71 4 ECN-C--01-129

APPENDIX C BESCHRIJVING REKENSCHEMA (RIVM) 73 C.1 Energereeksen 73 C.2 De effecten 75 C.3 Warmtekracht-besparng 76 C.4 Onzekerhedsberekenngen 77 APPENDIX D BEWERKINGEN OP CBS-DATA (ECN) 79 D.1 Structurele correctes n de energebalans 79 D.2 Specfeke bewerkngen van data 80 D.3 Klmaatcorrectes 80 D.4 Doorwerkng mutates endverbruk op het aanbod 81 APPENDIX E ONZEKERHEIDSMARGES INPUTGEGEVENS 82 ECN-C--01-129 5

6 ECN-C--01-129

SAMENVATTING Algemeen De veranderngen n het energeverbruk n de maatschapp worden bepaald door de wzgngen n het nveau van socaal-economsche actvteten, veranderngen n de aard van de geproduceerde of geconsumeerde goederen en densten, en tenslotte door energebesparng. Energebesparng wordt her gedefneerd als het utvoeren van dezelfde actvteten met mnder energeverbruk. Energebesparng s energe de net verbrukt s; dt maakt het n de praktk net mogelk om drect waar te nemen hoe groot de gerealseerde energebesparng s. Daarom moet de besparng ndrect bepaald worden. Dat kan op verschllende maneren; n dt protocol wordt een decomposte aanpak toegepast waarmee de gerealseerde energebesparng systematsch n kaart wordt gebracht. Ondanks de sterk verschllende stuates b het verbruk per sector s gepoogd een zoveel mogelk gestandaardseerde bepalngswze op te zetten. Energeverbruksontwkkelngen ontleed De veranderngen n het energeverbruk n de econome worden n het Protocol Energebesparng ontleedt n dre effecten: volume-effecten, structuureffecten en besparngseffecten. Het laatste effect s het meest van belang voor het energebeled. Volume-effecten beschrven de (theoretsche) ontwkkelng n het energeverbruk b een constant veronderstelde structuur en energe-effcency n een groeende econome. Op natonaal nveau betekent dt dat het totaal verbruk meegroet met de toename van het BBP. Structuureffecten zn verbrukseffecten de ontstaan doordat socaal-economsche ontwkkelngen op een lager nveau (bnnen sectoren) afwken van de natonale ontwkkelng. Structuureffecten worden berekend door het energeverbruk op verschllende nveaus te bepalen conform de ontwkkelng van bepaalde socaaleconomsche grootheden. Na sommate naar een hoger nveau resulteren verschllende verbruksontwkkelngen, waarut de dverse structuureffecten te berekenen zn. Herb geldt dat hoe lager het analysenveau s, hoe beter het verloop van de verklarende groothed de ontwkkelng n het energeverbruk weerspegelt. In het protocol worden de volgende structuureffecten onderscheden: het hoofdsector-structuureffect, het toegevoegde waarde effect, het ntersectoraal structuureffect, het demateralsate effect en het ntrasectorale structuureffect. Op het laagste nveau worden zogenoemde energerelevante grootheden onderscheden, waarmee de trend n het referenteverbruk wordt bepaald. Dt referenteverbruk weerspegelt het energeverbruk nden er geen sprake zou zn geweest van energebesparng. De besparng wordt bepaald door dt referenteverbruk te vergelken met het gerealseerd energeverbruk. Methodek In het protocol worden zes hoofdsectoren onderscheden; dt zn de endverbruksectoren ndustre, hushoudens, verkeer, densten & overhed en de land- en tunbouw en verder de energesector, waar converse van energedragers plaats vndt. B de endverbruksectoren wordt gewerkt met verbrukscfers n prmare termen. Dat betekent dat per energedrager het verbruk wordt opgehoogd met een factor de weergeeft hoeveel omzettngsverlezen elders zn gemaakt om dt verbruk mogelk te maken. Deze ophoogfactoren zn bepaald op bass van de opbouw van de energe-conversesector n het bassaar (1990). Vooral b het elektrctetsverbruk s het beslag op fossele brandstoffen groot; her geldt een ophoogfactor n de orde van 2,5. Aldus wordt een verbrukscfer n prmare termen gevonden. Zowel het gerealseerde verbruk als alle geconstrueerde verbruksreeksen worden utgedrukt n prmare verbrukstermen. Voor de energesector wordt een aparte analyse utgevoerd van de besparng op bass van verbeterng van de rendementen. Op het nveau van de hoofdsectoren én op natonaal nveau worden de verbruksontwkkelngen ontleed n de eerder genoemde volume effecten, structuureffecten en besparngseffecten. ECN-C--01-129 7

De protocolaanpak s concreet utgewerkt n een rekenschema, waarn de energebesparng stapsgews als volgt wordt bepaald: 1. b de energevraag van de endverbrukers, op bass van het verschl tussen het fnale referenteverbruk en het gerealseerde fnale verbruk n prmare termen, 2. b de energeconverse b endverbrukers, door de effecten van extra warmtekrachtkoppelng-producte en aanvoer van warmte op het verbruk (n prmare termen) te bepalen; dt vormt de besparng door effcëntere converse b endverbrukers, 3. b de energeconverse n de energesector, door voor het endaar het verschl n het verbruk te bepalen b enerzds de actuele effcency factoren en anderzds de effcency factoren ut het bassaar. De besparng door endverbrukers omvat zowel de drecte (vermeden egen verbruk) als ndrecte (vermeden verbruk elders) besparng. Het s een besparng op verbruk n statsch prmare termen, dus met vaste ophoogfactoren geldend voor het bassaar. Als men zou rekenen met een verbeterende effcency b de energeconverse (dynamsch prmar) zou men een (ets) lagere besparng vnden. Her s toch voor de eerste aanpak gekozen, zowel voor de helderhed van de analyse van endverbrukontwkkelngen, als voor aanslutng b de gebrukelke aanpak b evaluates op dt terren. Afbakenng besparng Behalve de eerder genoemde volume- en structuureffecten kunnen een aantal andere effecten onderscheden worden de wél de verbruksontwkkelng beïnvloeden maar net als energebesparng worden beschouwd. Allereerst wordt extra duurzame energe net gezen als een besparngsopte omdat het protocol utgaat van besparng op het totale energeverbruk en net van besparng op verbruk van fossele energedragers. Verder wordt (besparende) substtute tussen brandstoffen ook net gezen als energebesparng, maar als een structuureffect. Hetzelfde geldt voor een veranderende mport van energedragers en voor demateralsate n bepaalde sectoren. Het (besparend) effect van demateralsate wordt overgens wel apart bepaald ten behoeve van de beledsevaluates. Tenslotte moet opgemerkt worden dat geen besparng wordt bepaald voor het net-energetsch verbruk van energedragers ( feedstocks ). Protocolresultaten De protocolaanpak levert per hoofdsector cfers over de gerealseerde besparng; tevens worden de volume- en structuureffecten gegeven. Vanwege de gevoelghed voor onzekerheden n de aarlkse nputdata wordt gewerkt met gemddelde percentages per aar; bovenden worden de cfers per sector gegeven als het gemddelde van de resultaten voor de dre laatste beschouwde aren. Her worden, ter llustrate van de aanpak, cfers gegeven voor de perode 1990-1998. Voor meer recente resultaten wordt verwezen naar de regelmatg ut te brengen evaluates en analyses van de nsttuten. Gemddeld s n de perode 1990-1998 volgens het protocol energebesparng bna 1,1% energe per aar bespaard op het totale bnnenlandse verbruk. Dt houdt n, dat zonder deze besparng het bnnenlandse energeverbruk n 1998 bna 9% hoger zou zn geweest. Het natonale volume-effect bedraagt 3,3% en het structuureffect s -0,9% (verbruksbeperkend); tezamen met de besparng geeft dt per saldo een verbrukstoename van 1,4%. Voor de sectoren gelden (voor de aren 1996-98 gemddeld) de percentages: ndustre 1,1%, land- en tunbouw 1,8%, densten 0,5%, transport 0,3% en hushoudens 1,5%. Met een eenvoudge methodek s een eerste schattng gemaakt van de onzekerhedsmarge n de cfers voor de sectoren en het natonale nveau. Met name de cfers voor densten, transport en n mndere mate hushoudens kennen een relatef grote marge. Voor de ndustre en de tunbouw kan het referenteverbruk relatef nauwkeurg bepaald worden met de MJA-gegevens; herdoor s de marge n de besparngscfers aanzenlk klener. De marges per sector werken ook door n de marge op natonaal nveau, welke n de orde van 0,4%-punt bedraagt. 8 ECN-C--01-129

De met deze methode bepaalde besparngcfers zn soms lager dan eerder en elders gerapporteerd; de eerder gerapporteerde waarden vallen echter bnnen de onzekerhedsmarges rond het her genoemde besparngscfer. De energebesparng wordt nu lager berekend dan voorheen, doordat n groter detal met betere gegevens s gerekend. In het protocol zn op een lager aggregatenveau dan voorheen de zogenoemde energerelevante ndcatoren vastgesteld. Op deze wze zn een aantal ontwkkelngen de voorheen als besparng werden gerekend nu als structuureffect benoemd. Daarnaast speelt mee dat n de protocolmethodek net bespaard kan worden op energe de als grondstof wordt gebrukt (net-energetsch verbruk of feedstocks ), terwl deze energe wel onderdeel s van het totale bnnenlandse verbruk waarop de besparng betrokken wordt. Voortgang en knelpunten De aanpak conform het Protocol Energebesparng zal n de komende aren regelmatg toegepast worden b analyses van natonale en sectorale verbruksontwkkelngen. Dt betekent dat het rekenschema utgebred moet worden om berekenngen voor volgende aren ut te kunnen voeren. Dt s ook het geval als over enkele aren wordt overgegaan op een neuw bassaar. Het s van groot belang dat de momenteel gebrukte data ook n de toekomst beschkbaar blven. Een belangrk onderdeel van de hudge dataset zn de referenteverbruken de n het kader van de 1 e generate Meerarenafspraken Energebesparng (MJA s) zn gemontoord. Deze sectorale montorng komt per 2001 grotendeels te vervallen en wordt vervangen door een benaderng op nstallate/bedrfsnveau n het kader van het Convenant Benchmarkng. De toegankelkhed en kwaltet van de data dregt af te nemen. Voor een goede toekomstge montorng s het crucaal dat va deze route, of va de van de mleuaarverslagen, cfers over het referenteverbruk van bedrfssectoren beschkbaar blven komen. Zonder deze gegevens kan mmers de ndustrele en natonale besparng vanaf het aar 2001 net met dezelfde betrouwbaarhed worden vastgesteld. In volgende protocolexerctes zullen ook problemen met data ontstaan b de sector hushoudens. Vanaf 2000 zn de gedetalleerde enquêteresultaten van EnergeNed net meer beschkbaar en bestaat er fetelk geen betrouwbare waarnemng meer van het hushoudelk energeverbruk. Het beschkbaar krgen van verbruksdata van de dstrbutebedrven verdent de hoogste prortet, evenals een utbredng van de z.g. KWR-enquete naar kenmerken van hushoudens en energeverbrukende nstallates en apparaten. Verder s het noodzakelk om de kwaltet van de besparngscfers voor een aantal sectoren te verbeteren. Gegeven de dataset n dt protocol s met name verbeterde vaststellng van energerelevante grootheden en verbrukscfers n de denstensector gewenst. Naar verwachtng zal dan het natonale besparngscfer ets hoger utvallen. De met een smpele methode bepaalde marges n de opgeleverde resultaten geven een ndcate waar met het meeste effect verbeterngen kunnen worden berekt. Een verbeterde onzekerhedsanalyse, bvoorbeeld va een Monte Carlo (@RISK) benaderng, s een mogelkhed om gerchter prorteten te kezen b het verbeteren van de resultaten. Ook kan hardere nformate gegeven worden over de nog resterende onzekerhed n de resultaten. ECN-C--01-129 9

10 ECN-C--01-129

1. INLEIDING Aanledng en doelstellng Op het gebed van energeverbruk en besparng zn n het verleden door de beledsmakers (mnsteres van EZ en VROM) en de betrokken nsttuten (CPB, RIVM, CBS, Novem en ECN) net altd op een eendudge en unforme wze cfers bepaald en gepresenteerd. Dt heeft zn oorzaak n zowel verschllen n defntes en gebrukte data als n de methode van bepalen van besparng; daarnaast s er weng aandacht geweest voor de onzekerheden n de cfers. Dt heeft soms geled tot problemen met de nterpretate van de besparngscfers en het trekken van beledsconcluses. Op verzoek van het mnstere van Economsche Zaken hebben de genoemde nsttuten een gezamenlke aanpak utgewerkt n het proect Protocol Energebesparng. Doel van de samenwerkng s geweest: Ontwkkelng van een eendudge methode en gemeenschappelke nformatebass om natonale en sectorale energebesparngcfers te berekenen, welke brukbaar zn voor de algemene presentate en beoordelng van het energebesparngsbeled van de overhed. In onderhavg Protocol Montorng Energebesparng zn de gezamenlk te hanteren defntes, begrppen en systeemgrenzen vastgelegd. De toegepaste decompostemethode en de opzet van het rekenschema om de gewenste resultaten te berekenen, nclusef de daarb te gebruken grootheden en data, worden eveneens beschreven. De overhed zal deze aanpak voortaan gebruken b het bepalen van haar doelstellngen en utvoeren van evaluates (EZ, 2001). Inden de genoemde nsttuten, of andere parten, het voor bepaalde doelenden toch noodzakelk achten om een andere benaderng te kezen kunnen z daarvoor kezen. Wel zal dudelk aangegeven moeten worden dat de andere benaderng afwkt van de her beschreven protocolaanpak. Gebruk protocolaanpak De protocolaanpak s te kenmerken als een macro- of top-down aanpak op energegebed. Ze rcht zch vooral op het natonale nveau, d.w.z. op besparng en andere ontwkkelngen n het totale energeverbruk, en op dat van de hoofdsectoren: hushoudens, ndustre, land- en tunbouw, transport, densten en de energebedrven. De bass voor de protocolresultaten vormen de beschkbare statstsche gegevens. De verkregen resultaten zn bedoeld voor gebruk door beledsmakers, zowel b het formuleren van beledsdoelstellngen voor besparng als voor de evaluate van het besparngsbeled. Het protocol s net bedoeld voor evaluates bnnen sectoren, zoals b.v. b de Meeraren Afspraken (MJA s), bepaalde besparngsoptes (warmtekrachtkoppelng) of b specfeke proecten, zoals b.v. de energevoorzenng op VINEX-locates. Het protocol s ook net opgesteld om nternatonale vergelkngen te kunnen maken of om utspraken te doen n het kader van de CO 2 - emsses en -beled. Wel zn de gemaakte keuzes n de protocolaanpak zoveel mogelk afgestemd met de dverse andere benaderngen: MJA s, Butenland (Eurostat, IEA), CO 2 -emsses (IPCC) en het Protocol Duurzame Energe. De verschllen met andere vaak gebrukte evaluatemethoden worden aangegeven (Hoofdstuk 7). Voorlopge besparngscfers Om de brukbaarhed van de neuwe gemeenschappelke aanpak te toetsen s deze utgewerkt n een rekenschema en toegepast op de perode 1990-1998. Benadrukt moet worden dat het her ECN-C--01-129 11

om cfers gaat met, afhankelk van de sector, bepaalde onzekerhedsmarges. De kwaltet van de her gepresenteerde besparngscfers, d.w.z. de grootte van de marges, kan nog verbeterd worden. Voor de actuele besparngscfers op bass van de protocolaanpak wordt verwezen naar de regelmatg verschnende publcates van de nsttuten, zoals de Mleubalans (RIVM-MB) en het Energeverslag Nederland (ECN-EVN). Een eerste toepassng van de protocolaanpak heeft nmddels plaatsgevonden n (ECN/RIVM, 2002), (CPB/RIVM, 2002) en (ECN, 2002). Leeswzer In Hoofdstuk 2 worden verbruk en besparng n algemene zn gedefneerd. Daarna komt de opspltsng van de verbruksontwkkelng n volume-, structuur- en besparngseffecten aan bod. In Hoofdstuk 4 wordt nader ngegaan op verbruksgrootheden n het protocol. Hoofdstuk 5 geeft een nadere afgrenzng van volume-, structuur- en besparngseffecten. De fetelke bepalng van de besparngscfers wordt beschreven n Hoofdstuk 6, nclusef de voorlopge resultaten. Vervolgens vndt een vergelkng plaats met de eerdere aanpak van de nsttuten en de aanpak elders. Tenslotte wordt n Hoofdstuk 8 een voorzet gedaan voor een verbeterng van de kwaltet van de resultaten van de protocol-aanpak. In de appendces zn beschrvngen opgenomen van respectevelk (sub)sectoren en de gebrukte grootheden, de decompostemethode, de rekenregels n het protocol, de aanpassngen van de statstsche gegevens en de onzekerhedsmarges n de gebrukte nputcfers. De belangrkste n het protocol gemaakte keuzes worden gemarkeerd aangegeven n de tekst. 12 ECN-C--01-129

2. DEFINITIE ENERGIEBESPARING Algemene defnte besparng De algemene defnte s als volgt te formuleren: Energebesparng s het utvoeren van dezelfde actvteten of vervullng van functes met mnder energeverbruk. In het voorbeeld n Tabel 2.1 neemt, b hetzelfde actvtetennveau, het verbruk door besparngsmaatregelen af met 6 PJ ofwel 20%. Het percentage geldt ten opzchte van het verbruk voor besparng. Naast het begrp besparng wordt ook vaak de term effcencyverbeterng gehanteerd. Hermee wordt gewoonlk hetzelfde bedoeld als besparng, z het dat effcency alleen n relateve termen wordt utgedrukt. Tabel 2.1 Relate tussen verbruk en absolute en relateve besparngscfers Voor besparng Na besparng Effect Energeverbruk 30 PJ 24 PJ Besparng n PJ -6 PJ Idem n % 20% B besparng kan nog ondersched gemaakt worden naar vermnderng van de energebehoefte (b.v. door solate van wonngen) en effcëntere converse (met een HR-ketel). Indrecte waarnemng besparng In een ontwkkelde samenlevng s energeverbruk veelal drect waar te nemen, bvoorbeeld door het regstreren van het verbruk met kwh-meters, gasmeters en benznepompen. Besparng wordt echter net drect gemeten maar wordt steeds ndrect bepaald aan de hand van het verschl tussen het verbruk n een referentestuate (zonder besparng) en het werkelke verbruk (met besparng). Bvoorbeeld b solate van wonngen regstreert men het gasverbruk voor en na het aanbrengen van de solate; het verschl wordt toegerekend aan besparng door solate. Men kan echter ook als referente een vergelkbare wonng kezen zonder solate. De besparng s dan het verschl n gasverbruk tussen bede wonngen. Defnte besparng m.b.v. referenteverbruk Het verbruk n de stuate zonder besparng wordt het referenteverbruk genoemd. Het referenteverbruk s het (theoretsch) verbruk n geval geen besparng zou plaatsvnden. Besparng s per defnte het verschl tussen gerealseerd verbruk en referenteverbruk n het endaar (ze Fguur 2.1). Het belangrkste probleem b het vaststellen van de behaalde besparng verschuft hermee naar het vaststellen van het uste referenteverbruk. ECN-C--01-129 13

Energerelevante grootheden voor bepalng referenteverbruk Het referenteverbruk wordt gekoppeld aan een z.g. energerelevante groothed, utgedrukt n fyseke, socale of economsche termen. De veranderng n deze groothed wordt bepalend geacht voor de ontwkkelng van het referenteverbruk. De energerelevante groothed s de groothed welke drect bepalend wordt geacht voor het verbruk b afwezghed van besparng, d.w.z. het referenteverbruk. Deze groothed heeft betrekkng op de actvteten, de prestate of de maatschappelke behoeften waarvoor energe nodg s. Het defnëren en bepalen van de besparng houdt dus tegelk n dat er relevante fyseke en socaal-economsche grootheden gekozen worden. Op natonaal nveau s het zeer moelk om een geschkte energerelevante groothed te vnden de de ontwkkelng van het referenteverbruk, d.w.z. het totale verbruk b afwezghed van besparng, goed beschrft. Voor geschkte grootheden moet veelal afgedaald worden tot het nveau van onderdelen van verbruksectoren. Vaak betreft het een fyseke groothed, maar dt s geen voorwaarde. Voorbeelden van energerelevante grootheden b een bepaald referenteverbruk zn: De alumnumproducte b het elektrctetsverbruk n de non-ferro subsector van de Bassmetaal. Het vloeroppervlak van kantoren b het gasverbruk voor rumteverwarmng n de denstverlenng. Het warm water verbruk van hushoudens b het gasverbruk voor tapwater n hushoudens. In Appendx 1 wordt een overzcht gegeven van de energerelevante grootheden per (sub)sector. 35 30 25 Besparng 20 Mutate 15 10 5 0 Bassaar Endaar Verbruk Referenteverbruk Fguur 2.1 Verbruk, referenteverbruk en besparng 14 ECN-C--01-129

Bassaar en endaar B energebesparng hoort een tdsdmense; de gerealseerde besparng wordt altd voor een zekere perode bepaald. Daarom wordt n het protocol gewerkt met een bassaar en een endaar (ze Fguur 2.1). In het bassaar zn referenteverbruk en werkelk verbruk per defnte aan elkaar gelk. Het verschl tussen bede n het endaar s de besparng t.o.v. het bassaar Verbruksmutate en besparng De verbruksmutate s de veranderng n het waargenomen energeverbruk tussen bassaar en endaar (ze Fguur 2.1). Energebesparng ledt tot een veranderng n het verbruk; echter, een verbruksveranderng mag zeker net gelk gesteld worden met besparng. De verbruksmutate heeft betrekkng op verschllen tussen bassaar en endaar; de besparng heeft betrekkng op verschllen n het endaar (namelk referenteverbruk en gerealseerd verbruk). ECN-C--01-129 15

3. VOLUME-, STRUCTUUR- EN BESPARINGSEFFECTEN 3.1 Socaal-economsche ontwkkelng en verbruk Hervoor s geschetst dat het energeverbruk zch, b afwezghed van besparng, ontwkkelt conform de trend b bepaalde energerelevante grootheden. De drvende krachten achter de ontwkkelng van deze energerelevante grootheden zn de socaal-economsche ontwkkelngen. Er s n de hudge maatschapp sprake van een voortdurende toename van de actvteten op allerle terrenen, waarvoor veelal extra energe nodg s. De omvang van de socaaleconomsche actvteten wordt gewoonlk beschreven met: Bruto Bnnenlands Product (BBP) op natonaal nveau, toegevoegde waarde of productevolume b productesectoren, bnnenlandse bestedngen b hushoudngen, vervoersprestate b transport. Deze grootheden worden her de volumegrootheden genoemd. In het protocol worden z.g. volumegrootheden gehanteerd als ndcator van de omvang van de socaal-economsche actvteten, waarvoor energe nodg s. Inden de omvang van de socaal-economsche actvteten groet, maar alle onderlnge verhoudngen blven hetzelfde, dan zal het energeverbruk toenemen conform de groe b de volumegroothed. Bvoorbeeld op natonaal nveau betekent dt dat het totale energeverbruk toeneemt met dezelfde snelhed als het BBP. De verbruksontwkkelng conform de socaal-economsche volumegrootheden wordt n het protocol het volumeverbruk genoemd. In Fguur 3.1 zn naast de volumeverbruk ook de ontwkkelng van het referenteverbruk en het gerealseerde verbruk geschetst. Structuur Volume Besparng Verbruk Referenteverbruk Volume 0 Bassaar Endaar Fguur 3.1 Verbruksontwkkelngen en volume-, structuur- en besparngseffect 16 ECN-C--01-129

3.2 Volume-, structuur- en besparngseffecten De waargenomen verbruksmutate tussen bassaar en endaar wordt n het protocol toegeschreven aan dre effecten, namelk: - Volume-effect - Structuureffect - besparngseffect. In Fguur 3.1 zn de volume-, structuur- en besparngseffecten ook aangegeven. In Fguur 3.2 wordt de onderlnge relate tussen verbruksgrootheden, volumegroothed, energerelevante groothed en de effecten nog eens geschetst. Het volume-effect geeft de (theoretsche) energeverbruksmutate t.g.v. de groe van de socaal-economsche actvteten. Herb s verondersteld dat het energeverbruk evenredg toeneemt met de toegenomen omvang van de actvteten t.o.v. het bassaar. Het volume effect s gelk aan de toename van het volumeverbruk (verbruk gekoppeld aan socaal economsche volumegrootheden) tussen bassaar en endaar. Het referenteverbruk s drect gekoppeld aan een energerelevante groothed; deze laatste wordt net alleen beïnvloed door volumeontwkkelngen maar ook door allerle veranderngen n de aard van de producte en consumpte (voor zover deze nvloed hebben op het energeverbruk). Het referenteverbruk ontwkkelt zch dus meestal anders dan het volumeverbruk. Dt verschl wordt toegeschreven aan veranderngen n de structuur van producteve en consumpteve actvteten, ofwel z.g. structuureffecten. Het structuureffect s gelk aan het verschl tussen het referenteverbruk en het volumeverbruk n het endaar (ze Fguur 3.1 en Fguur 3.2). In Fguur 3.1 heeft het structuureffect een verbruksbeperkend karakter; het referenteverbruk neemt her mnder toe dan het volumeverbruk. Het structuureffect kan echter ook verbruksbevorderend van karakter zn. Het laatste kan bvoorbeeld plaatsvnden als een product goedkoper wordt geproduceerd door arbed te vervangen door extra energe nzet; het volumeverbruk neemt dan mnder toe dan het referenteverbruk. Verbruk bassaar Energerelevantegroothed Volumeontwkkelng Volumeverbruk n endaar Referenteverbruk n endaar Volume-effect Structuureffect Besparngseffect Verbruk zchtaar Fguur 3.2 Relate grootheden, verbruk en effecten ECN-C--01-129 17

Zoals al eerder beschreven s het besparngseffect gelk aan het verschl tussen het referenteverbruk en het waargenomen verbruk n het endaar. Tezamen verklaren volume-, structuuren besparngseffect de gehele mutate n het gerealseerd verbruk tussen bassaar en endaar. Energe-ntenstet en specfek verbruk B verbruksanalyses worden ook de termen energe-ntenstet en specfek verbruk gebezgd. In het protocol wordt de verhoudng tussen energeverbruk en omvang van een economsche actvtet de energe-ntenstet (n MJ/gld) genoemd. De term specfek verbruk wordt her gebrukt n gevallen waar het gaat om de verhoudng tussen energeverbruk en een fyseke groothed (bvoorbeeld MJ/ton staal of MJ/voertug-km). In de ontwkkelng van de relateve groothed energe-ntenstet speelt het volume-effect per defnte geen rol meer. De veranderng n de energe-ntenstet kan zowel een gevolg zn van besparngseffecten als van structuureffecten. Daarom mag een dalng van de energe-ntenstet net gelk gesteld worden aan besparng c.q. een verbeterde energe-effcency. 3.3 Indelng structuureffecten Vormen van structuureffecten Het structuureffect s hervoor n algemene termen gedefneerd als het verschl tussen de ontwkkelng van het volumeverbruk en de ontwkkelng van het referenteverbruk (ze Fguur 3.1). In werkelkhed s het structuureffect de resultante van allerle veranderngen b energeverbrukende actvteten op het nveau van bedrven, subsectoren, sectoren en natonaal nveau. In de protocolaanpak worden de volgende categoreën structuureffecten meegenomen (ze schema Tabel 3.1): hoofdsector-structuureffecten, toegevoegde waarde (TW)-structuureffect b bedrven, ntersectoraal structuureffect b bedrven, demateralsate b bedrven, ntrasectorale structuureffecten. In het schema s aangegeven hoe men vanut het totale verbruk n het bassaar, m.b.v. desaggregate en ncorporeren van de verschllende effecten, n een aantal stappen op het totale verbruk n een endaar utkomt. Daarb wordt het totaal verbruk voor het bassaar opgeschaald met het natonale volume-effect (BBP-groe) tot een volumeverbruk voor het endaar. Vervolgens worden b delen van dt verbruk een of meer structuureffecten en een besparngseffect gedefneerd. Dt resulteert utendelk, na sommate naar natonaal nveau, n een totaal gerealseerd verbruk voor een endaar. De daarb gebrukte effecten worden (n hoofdletters) getoond, waaronder de verschllende structuureffecten. In het schema s aangegeven tussen welke grootheden (schungedrukt) deze effecten een rol spelen. In dt voorbeeld s ondersched gemaakt naar bedrven, hushoudens en transport; b de laatste twee komen een aantal genoemde structuureffecten net voor. De hoofdsector-structuureffecten geven verschllen n ontwkkelng weer tussen resp. BBP en toegevoegde waarde (TW) b bedrven, BBP en consumpte b hushoudens en BBP en vervoersprestate b transport. Met het hoofdsector-structuureffect voor transport wordt b.v. vastgelegd n hoeverre het energeverbruk, toenemend conform de vervoersprestate, afwkt van de conform het BBP. Het hoofdsector-structuureffect voor bedrven doet hetzelfde t.a.v. toegevoegde waarde van bedrven versus BBP. 18 ECN-C--01-129

Tabel 3.1 Opgenomen structuureffecten n de protocolaanpak (dre sectoren) Totaal verbruk bassaar VOLUME-EFFECT NATIONAAL (BBP) Natonaal Verbruk CF BBP HOOFSECTOR-STRUCTUUREFFECHTEN (TW-bedrven/BBP verhoudng) Verbruk totaal bedrven cf TW TOEGEVOEGDE WAARDE STRUCTUUREFFECT (Afzet/TW-verhoudng) Verbruk totaal bedrven cf afzet INTERSECTORAAL STRUCTUUREFFECT (verschuvng bnnen totale afzet) Verbruk (sub)sectoren cf hun afzet (Consumpte/BBP verhoudng) Verbruk hushoudens cf consumpte n gld (Transport/BBP verhoudng) Verbruk transport cf vervoersprestate DEMATERIALISATIE- EFFECT INTRASECTORAAL STRUCTUUREFFECT INTRASECTORAAL STRUCTUUREFFECT INTRASECTORAAL STRUCTUUREFFECT (Bestedng aan apparaten en soort wonng) (Aandeel auto, tren, bnnenvaart) Referenteverbruk (sub)sector cf fyseke producte Referenteverbruk (sub)sector Referenteverbruk cf apparatenbezt en wonngtypen Referenteverbruk transport cf pers-km of ton-km per mode BESPARINGSEFFECT BESPARINGSEFFECT BESPARINGSEFFECT BESPARINGSEFFECT Gerealseerd verbruk subsector Gerealseerd verbruk bedrven Gerealseerd verbruk subsector Gerealseerd verbruk Hushoudens Gerealseerd verbruk Transport Totaal gerealseerd verbruk endaar B bedrven s de ontwkkelng van de toegevoegde waarde (TW) meestal verschllend van de van het produktevolume/afzet. Dt verschl wordt n de protocolanalyse meegenomen n de vorm van het toegevoegde waarde effect. M.b.v. dt effect wordt vastgelegd n hoeverre n een endaar het verbruk conform de totale afzet van bedrven afwkt van het verbruk conform de totale TW. Bnnen de totale afzet van bedrven treden verschuvngen op, waardoor het totale energeverbruk conform de totale afzetgroe net gelk s aan de som van de verbruken per sector, opgeschaald met hun egen afzetgroe. Dt verschl wordt weergegeven met het ntersectoraal structuureffect. Intersectoraal geeft aan dat het gaat om een effect tussen sectoren. Het ntersectoraal structuureffect geeft de veranderng weer n het energeverbruk van een aggregaat t.g.v. een verschllende ontwkkelng van de onderdelen. Het demateralsate-effect wordt alleen bepaald voor een aantal specfeke subsectoren van bedrven (ze nadere utwerkng onder Demateralsate ). De laatste categore, de ntrasectorale structuureffecten, zn n alle sectoren van het socaaleconomsch systeem aanwezg. B de bedrven zn ze gedefneerd bnnen (ntra) de subsectoren. Intrasectorale effecten geven het verschl aan tussen het verbruk conform een specfeke volumegroothed van een subsector en het referenteverbruk. Dt kan bvoorbeeld zn: het verschl tussen verbruk conform de afzet (volume) en verbruk conform de fyseke producte n kg staal n de bassmetaal, ECN-C--01-129 19

dem tussen afzet en beschkbaar vloeroppervlak n m 2 n de denstensector. B hushoudens en transport lgt de desaggregatestructuur en de poste van de ntra-sectorale effecten mnder vast. Herb kan b dt effect gedacht worden aan: het verschl tussen het verbruk conform de totale consumpte en het verbruk voor rumteverwarmng conform het aantal wonngen (hushoudens), het verschl tussen het verbruk conform de totale vervoersprestate en het verbruk conform de afgelegde auto-km voor personenvervoer (transportsector). Belangrke structuureffecten n protocol In de beledsevaluates spelen m.n. sectorverschuvngen en demateralsate een belangrke rol. In het verleden heeft bvoorbeeld een van de BBP-groe afwkende toename b de energentenseve sectoren belangrke consequentes gehad voor het energebeled. Demateralsate s van belang omdat het soms onderdeel vormt van de doelstellng van het besparngsbeled. In het protocol worden deze twee structuureffecten daarom apart onderscheden. Sectorstructuureffect Zowel op het nveau van hoofdsectoren als op dat van sectoren en subsectoren kan er sprake zn van verschuvngen n het productesysteem de effect hebben op de verbruksontwkkelng. De overeenkomst s dat het steeds verschuvngen zn op het economsch vlak. Het totale effect wordt n het protocol gepresenteerd als het sectorstructuureffect. Dt bestaat ut de eerder beschreven: hoofdsector-structuureffecten voor bedrven, toegevoegde waarde effect b bedrven, ntersectoraal structuureffect b bedrven. Het sectorstructuureffect geeft het effect op het verbruk weer van alle verschuvngen n het economsch domen, d.w.z. tussen BBP op natonaal nveau en afzet op (sub)sector nveau. Met name de verschuvngen bnnen de (al of net energe-ntenseve) productesectoren n de ndustre zn vanut energe oogpunt van belang. Demateralsate De term demateralsate heeft n het algemeen betrekkng op een ontwkkelng n fyseke termen de achterblft b de ontwkkelng n economsche termen. Omdat energeverbruk vaak gekoppeld s aan fyseke ontwkkelngen zorgt demateralsate er dus voor dat de groe van het verbruk (exclusef besparng) achterblft b de volgens de afzetgroe. Dt effect blkt veroorzaakt te worden door: wzgngen n het productenpakket van sectoren, waardeverhogng/hogere marges b bestaande producten, vermnderng materaalgebruk van producten, substtute naar mnder energe-ntenseve materalen, hergebruk van materalen/mnder prmare materalen. De eerste twee vormen van demateralsate zn te beschouwen als verschuvngen bnnen een economsch productesysteem. Daarom zou men deze ook tot het ntersectoraal structuureffect kunnen rekenen. In de praktk s het echter moelk om verschuvngen n het productenpakket en waardeverhogng op bedrfsnveau n kaart te brengen. Daarom worden deze twee trends meegenomen als onderdeel van het demateralsate-effect, en net als onderdeel van sectorstructuur veranderngen. Het demateralsate-effect kan n begnsel alleen bepaald worden voor subsectoren met een bekende ontwkkelng van de fyseke producte. In de praktk zn dt m.n. de energe-ntenseve 20 ECN-C--01-129

subsectoren van de ndustre. Her s zowel een fyseke productegroothed als een economsche beschkbaar. Het demateralsate-effect geeft het verschl weer tussen het verbruk conform de producte n economsche termen, en het verbruk conform een fyseke producte, voor subsectoren waar een energe-relevante fyseke productegroothed beschkbaar s. In een groot aantal gevallen kan de energe-relevante groothed welswaar n fyseke termen utgedrukt worden, maar s toch geen sprake van demateralsate. Bvoorbeeld b de denstensector wordt het verbruk vaak gekoppeld aan het vloeroppervlak n m 2. Het verschl n verbruk b koppelng aan m 2 oppervlak.p.v. aan afzetvolume mag echter geen demateralsate genoemd worden. Her s sprake van een ntrasectoraal structuureffect. Het demateralsate effect s te beschouwen als een bzondere categore bnnen de ntrasectorale effecten b subsectoren (ze Tabel 3.1). In sommge gevallen s er dscusse over wel of geen demateralsate. Bvoorbeeld b de tunbouw s de fyseke groothed teeltoppervlak relevant voor het energeverbruk. De afzet blkt sneller toe te nemen dan het teeltoppervlak, voornamelk omdat per m 2 grond steeds meer kg product worden geoogst. Deze ontkoppelng tussen economsche en fyseke ontwkkelngen b de glastunbouw wordt soms gezen als demateralsate, ondanks dat er geen fyseke productegroothed s. In de MJA-afspraken voor de glastunbouw wordt deze vorm van demateralsate samengenomen met energebesparng. In het protocol wordt n dt soort gevallen op pragmatsche gronden een keuze gemaakt of een ontwkkelng valt onder demateralsate of onder een algemeen ntrasectoraal structuureffect. Afgrenzng sectorstructuureffect en demateralsate In begnsel kan elke wzgng n de economsche structuur ook gezen worden n termen van demateralsate. Anderzds kan recyclng gezen worden als een neuwe economsche actvtet naast de bestaande producte ut ruwe grondstoffen. Op pragmatsche gronden wordt n het protocol een grens getrokken op het nveau van de subsectoren. Het sectorstructuureffect dekt de veranderngen op nveaus boven dat van de subsectoren; her kunnen ontwkkelngen veelal alleen n economsche termen beschreven worden. Bnnen subsectoren kunnen de veranderngen als demateralsate gekenmerkt worden, mts zowel een economsche als een fyseke productegroothed beschkbaar zn. Sectorstructuureffecten representeren verbrukseffecten door economsche verschuvngen tot op het nveau van subsectoren; demateralsate betreft verbrukseffecten bnnen een deel van de subsectoren. 3.4 Utbredng aantal structuureffecten Behalve de her gedefneerde set structuureffecten (ze Tabel 3.1) kunnen ook andere structuureffecten geïntroduceerd worden b de analyse van verbruksontwkkelngen. Immers n de werkelkhed zn er vele andere ontwkkelngen de nvloed hebben op het energeverbruk. B denstverlenende bedrven valt te denken aan een nformatca-effect, waardoor de verhoudng tussen aantal werknemers en elektrctetsverbruk toeneemt. B hushoudens s dt de samenstellng van de wonngvoorraad (de aandelen flat, rteswonng en vrstaand). Al deze effecten zouden n begnsel meegenomen moeten worden b het bepalen van het referenteverbruk. Met name buten de klasseke productesectoren, en zeker b hushoudens en transport, s dt nodg om een goede analyse van besparng te maken. ECN-C--01-129 21

B transport valt b.v. te denken aan structuureffecten tussen: totale vervoersprestate, vervoersprestate vrachtvervoer n ton-km, vervoersprestate vrachtvervoer over de weg n ton-km, dem utgedrukt n voertug-km, dem met alleen opleggers n voertug-km. Elke neuwe groothed levert weer een neuwe verbruksontwkkelng op; tussen de stappen zt steeds een bepaald structuureffect. De ntroducte van neuwe grootheden gaat vaak samen met een verdere desaggregate van het verbruk. In het algemeen geldt dat hoe verder het verbruk utgespltst wordt, en hoe meer energerelevante grootheden worden gebrukt, hoe beter het her bepaalde referenteverbruk het werkelke verbruk-exclusef-besparng weergeeft. In begnsel stelt de her gebrukte decompostemethode geen grenzen aan het aantal opdelngen en gebrukte grootheden (ze ook Appendx B). In de praktk ontbreken echter vaak betrouwbare cfers over de ontwkkelng van de grootheden of het energeverbruk op lager nveau. Daarom s n de hudge protocolaanpak slechts een beperkte desaggregate en een beperkte set grootheden toegepast (ze ook Appendx A). 22 ECN-C--01-129

4. ENERGIEVERBRUIKSGROOTHEDEN IN HET PROTOCOL 4.1 Verbruk n de energestatsteken In de vorge hoofdstukken s beschreven hoe energeverbruksontwkkelngen ontleed worden, met als belangrkste component voor dt protocol, de energebesparng. In dt hoofdstuk wordt beschreven welke verbruksgrootheden n het protocol worden gehanteerd. Eerst wordt kort ngegaan op de gehanteerde energestatsteken, verbrukssectoren en het begrp energedrager. In de aanpak van het protocol wordt zoveel mogelk aangesloten b de ndelng n sectoren n de energestatsteken van het CBS. Het energeverbruk n Nederland wordt door het CBS n kaart gebracht va enquêtes b energeverbrukers en -bedrven. Daarb wordt een ndelng van verbrukers gehanteerd op bass van SBI-codes (Standaard Bedrfs Indelng). De resultaten worden op aarbass gepublceerd n de statstek Nederlandse Energehushoudng (CBS-NEH). Verbrukssectoren CBS maakt n de energebalans ondersched n endverbruksectoren (hushoudens, ndustre, transport en overge afnemers) en energesectoren (raffnage, elektrctetsproducte en overge energebedrven). Transport omvat net alleen de transportbedrven, maar ook het egen autovervoer b bedrven en de personenauto s b hushoudens. De categore overge afnemers omvat land- en tunbouw, bouwnverhed en handel/densten/overhed (HDO). Overge energebedrven omvat o.a. de gasvoorzenng, cokesfabreken en de dstrbutebedrven. Per 1994 s het CBS overgegaan op een neuwe ndelng van verbrukers conform nternatonale afspraken. Dt heeft geled tot verschuvngen bnnen de ndustre en de denstensector. Ook s b de energebedrven een neuwe sector, decentrale opwekkng met warmtekracht, geïntroduceerd. Deze sector omvat verbruk en producte n warmtekracht nstallates de beheerd worden door meer parten, b.v. een endverbruker en een energedstrbutebedrf (z.g. ont-ventures). Dt warmtekracht-vermogen was tot 1994 b de ndustresectoren opgenomen. Energedragers Energeverbruk vndt plaats n de vorm van verbruk van energedragers, zoals kolen, cokes, ruwe ole of oleproducten, aardgas, restgassen, elektrctet en stoom of warm water. Het verbruk van verschllende energedragers kan opgeteld worden omdat voor elke energedrager de energe-nhoud n Joule s vastgelegd (b.v. 31,65 MJ per m 3 aardgas). B energedragers wordt soms ondersched gemaakt naar z.g. prmare energedragers, zoals ruwe ole, kolen, uraan en aardgas, en secundare energedragers, zoals motorbrandstoffen, elektrctet en warmte. De energebedrven zorgen voor de omzettng van prmare energedragers n voor de afnemers brukbare secundare energedragers. Verbruksaldo Voor alle verbrukssectoren geeft CBS het verbrukssaldo; dt s gelk aan de som van: aanvoer van energe (+), eventuele egen energewnnng bnnen de sector, waaronder duurzame energe (+), energe de wordt afgeleverd aan andere sectoren (-). Dt verbrukssaldo wordt zo nodg gecorrgeerd voor voorraadmutates b de verbrukers. ECN-C--01-129 23

4.2 Totaal verbruk en toepassng Totaal Bnnenlands Verbruk (TBV) Het verbruksaldo op natonaal nveau s het Totaal Bnnenlands Verbruk (TBV); dt s de som van door het CBS waargenomen energewnnng en -nvoer, mnus utvoer, bunkers en voorraadmutates. Dt TBV s ook gelk aan de som van de verbruksaldo s van alle energebedrven en endverbrukers 1. Systeemgrenzen Het betreft her wnnng en verbruk van energe bnnen de landsgrenzen van Nederland (ncl. scheepvaart n de 12-mls zone en wnnngsactvteten op het contnentaal plat). Bunkerng van brandstoffen door de nternatonale scheepvaart en luchtvaart valt dus net onder het Nederlands verbruk. De wnnng betreft ook duurzame bronnen, waarvan de bdrage meestal wordt utgedrukt n de hoeveelhed output, bvoorbeeld de elektrctet ut wndturbnes (ze ook Hoofdstuk 7, protocol duurzame energe). Net-energetsch verbruk In 1990 was volgens (CBS-NEH) ca. 15% van het totale energeverbruk n Nederland bestemd voor net-energetsche doelenden ; dt speelt met name n de chemsche ndustre, waar dt verbruk veelal feedstocks wordt genoemd. B het net-energetsch verbruk spelen vaak geheel andere factoren een rol dan b energetsche toepassngen. Daarom wordt n nternatonale analyses (o.a. IEA) het z.g. non-energy use verbruk soms apart gehouden b beschouwngen over het energeverbruk (ze ook Hoofdstuk 7). In het protocol wordt gewerkt met het verbruk ncl. het deel bestemd voor net-energetsche toepassngen. De redenen hervoor zn: net-energetsch verbruk legt ook beslag op de voorraden fossele energe, net-energetsch verbruk legt op dezelfde wze als energetsch verbruk beslag op de energe-nfrastructuur, de (CBS-)tdreeksen van het TBV worden altd ncl. het net-energetsch verbruk gegeven. Het net-energetsch verbruk wordt wel als apart stuk verbruk meegenomen n de protocolanalyse; herdoor kunnen ook utspraken worden gedaan over alleen de energetsche toepassngen van energedragers (en samenhangende emsses). 4.3 Fnaal verbruk Het verbrukssaldo van een sector wordt n de statsteken opgedeeld naar: - Verbruk voor omzettng mnus producte ut omzettng. Dt betreft hoofdzakelk nzet van brandstof (meestal gas) voor omzettng n elektrctet en stoom n warmtekrachtnstallates; het optredende verles b de omzettng heet het omzettngssaldo. - Fnaal energetsch verbruk, het verbruk van energedragers voor het verrchten van actvteten waarna geen brukbare vorm van energe meer overblft. - Net-energetsch fnaal verbruk, het verbruk van energedragers als grondstof ofwel feedstocks. Bvoorbeeld oleproducten als bass voor kunststoffen, als hulpstof voor specfeke chemsche reactes of verbruk van btumen, smeerole en oplosmddel. De relate tussen fnaal verbruk en het verbruksaldo van het CBS wordt gegeven n Fguur 4.1. Omdat een deel van de ngekochte energedragers b de verbruker wordt omgezet treedt een 11 In vroegere CBS-statsteken zat tussen bede benaderngen het zogenoemde statstsche verschl. Snds 1999 zn de statstsche verschllen weggewerkt ut de natonale balans. Ze verder Appendx D. 24 ECN-C--01-129