TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Vergelijkbare documenten
HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

HERTENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

168 HOOFDSTUK 5. REEKSONTWIKKELINGEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

Tentamen Functies en Reeksen

Inleiding Analyse 2009

Overzicht Fourier-theorie

Technische Universiteit Delft Tentamen Calculus TI1106M - Uitwerkingen. 2. Geef berekeningen en beargumenteer je antwoorden.

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

3. Bepaal de convergentie-eigenschappen (absoluut convergent, voorwaardelijk convergent, divergent) van de volgende reeksen: n=1. ( 1) n (n + 1)x 2n.

Aanvulling bij de cursus Calculus 1. Complexe getallen

Je mag Zorich deel I en II gebruiken, maar geen ander hulpmiddelen (zoals andere boeken, aantekeningen, rekenmachine etc.)!

Tentamen Grondslagen van de Wiskunde A Met beknopte uitwerking

Technische Universiteit Delft. ANTWOORDEN van Tentamen Gewone differentiaalvergelijkingen, TW2030 Vrijdag 30 januari 2015,

Tentamen Calculus 2 25 januari 2010, 9:00-12:00 uur

1. (a) Gegeven z = 2 2i, w = 1 i 3. Bereken z w. (b) Bepaal alle complexe getallen z die voldoen aan z 3 8i = 0.

Examen G0U13 Bewijzen en Redeneren Bachelor 1ste fase Wiskunde. vrijdag 31 januari 2014, 8:30 12:30. Auditorium L.00.07

Z.O.Z. Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Analyse 1 WP001B 16 juni 2016, 12:30 15:30 (16:30)

FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE Afdeling Kwantitatieve Economie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Uitwerkingen Tentamen Gewone Differentiaalvergelijkingen

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

n=0 en ( f(y n ) ) ) n=0 equivalente rijen zijn.

TENTAMEN ANALYSE 1. dinsdag 3 april 2007,

Relevante vragen , eerste examenperiode

Examen G0U13B Bewijzen en Redeneren (6 sp.) Bachelor of Science Wiskunde. vrijdag 1 februari 2013, 8:30 12:30

Hertentamen Wiskundige Technieken 1 Donderdag 4 jan 2018, 9-12 uur

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

TW2040: Complexe Functietheorie

Tussentoets Analyse 1

5.8. De Bessel differentiaalvergelijking. Een differentiaalvergelijking van de vorm

Lineaire algebra I (wiskundigen)

TW2040: Complexe Functietheorie

a) Bepaal punten a l en b m zó dat de lijn door a en b parallel is met n.

Oefeningen Wiskundige Analyse I

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Student number: Zet je naam op alle bladzijdes (liefst nu!) voor het geval ze loslaten.

34 HOOFDSTUK 1. EERSTE ORDE DIFFERENTIAALVERGELIJKINGEN

college 6: limieten en l Hôpital

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

20 OKTOBER y 2 xy 2 = 0. x y = x 2 ± 1 2. x2 + 8,

Hertentamen Topologie, Najaar 2009

V.2 Limieten van functies

opgaven formele structuren tellen Opgave 1. Zij A een oneindige verzameling en B een eindige. Dat wil zeggen (zie pagina 6 van het dictaat): 2 a 2.

Oefenopgaven Grondslagen van de Wiskunde A

Opgaven Inleiding Analyse

Vectorruimten en deelruimten

3 De duale vectorruimte

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Functietheorie (2Y480) op 23 januari 2002,

4051CALC1Y Calculus 1

(vi) Als u een stelling, eigenschap,... gebruikt, formuleer die dan, toon aan dat de voorwaarden vervuld zijn, maar bewijs die niet.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica

Relevante examenvragen , eerste examenperiode

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Calculus C (2WCB1) op zaterdag 25 januari 2014, 9:00 12:00 uur

Ter Leering ende Vermaeck

Radboud Universiteit Nijmegen Tentamen Calculus 1 NWI-NP003B 4 januari 2013,

Tentamen Lineaire Algebra

Vrije Universiteit Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Afdeling Econometrie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Opgaven Getaltheorie en Cryptografie (deel 1) Inleverdatum: 28 februari 2002

Tentamen lineaire algebra 2 18 januari 2019, 10:00 13:00 Uitwerkingen (schets)

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Aanvulling aansluitingscursus wiskunde. A.C.M. Ran

EXAMEN LINEAIRE ALGEBRA EN ANALYTISCHE MEETKUNDE I. 1. Theorie

TW2040: Complexe Functietheorie

2 Kromming van een geparametriseerde kromme in het vlak. Veronderstel dat een kromme in het vlak gegeven is door een parametervoorstelling

Complexe functies 2019

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007

OF (vermits y = dy. dx ) P (x, y) dy + Q(x, y) dx = 0

Kies voor i een willekeurige index tussen 1 en r. Neem het inproduct van v i met de relatie. We krijgen

Aanwijzingen bij vraagstukken distributies

TW2040: Complexe Functietheorie

Lineaire algebra I (wiskundigen)

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 4 november 2013

TW2040: Complexe Functietheorie

== Tentamen Analyse 1 == Maandag 12 januari 2009, u

1E HUISWERKOPDRACHT CONTINUE WISKUNDE

Examen Complexe Analyse (September 2008)

Doe de noodzakelijke berekeningen met de hand; gebruik Maple ter controle.

Tentamen Inleiding Kansrekening 9 juni 2016, 10:00 13:00 Docent: Prof. dr. F. den Hollander

TW2040: Complexe Functietheorie

WI1708TH Analyse 3. College 2 12 februari Challenge the future

Opgaven bij Numerieke Wiskunde I

WI1708TH Analyse 3. College 5 23 februari Challenge the future

ax + 2 dx con- vergent? n ln(n) ln(ln(n)), n=3 (d) y(x) = e 1 2 x2 e 1 2 t2 +t dt + 2

18.I.2010 Wiskundige Analyse I, theorie (= 60% van de punten)

3 Opgaven bij Hoofdstuk 3

x a k of.x 1 a 1 / 2 + ::+.x n a n / 2 k 2 bol om a, straal k

I.3 Functies. I.3.2 Voorbeeld. De afbeeldingen f: R R, x x 2 en g: R R, x x 2 zijn dus gelijk, ook al zijn ze gegeven door verschillende formules.

Afdeling Kwantitatieve Economie

Transcriptie:

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN Vakcode: 8D020. Datum: vrijdag 17 maart 2006. Tijd: 14:00 17:00. Plaats: SC C. Lees dit vóórdat je begint! Maak iedere opgave op een apart vel. Schrijf je naam en studentnummer op elk vel dat je inlevert, inclusief de bijlage. Lever je uitgewerkte opgaven (géén kladpapier!) en bijlage persoonlijk bij de surveillanten in. Het tentamen bestaat uit 4 vragen. De waardering per onderdeel staat aangegeven in de kantlijn. Geef niet alleen antwoorden, maar laat ook zien hoe je eraan gekomen bent. Het gebruik van dictaat, aantekeningen en calculator is toegestaan. Notaties en inities in het dictaat kunnen afwijken van die in dit tentamen. VEEL SUCCES! (20 ) 1. Voor een complexwaardig discreet beeld f : Ω Z 2 C is de p-norm voor p 1 geinieerd als ( ) 1 f p = f[α] p p. Hierin is de sommatie-index een tweedimensionale multi-index, α Ω Z 2, en is Ω Z 2 een eindige verzameling roosterpunten. De sup-norm is geinieerd als volgt: f = lim p f p. a. Bewijs dat f = max f[α] uitgaande van bovenstaande inities. (Hint: Maak een afschatting van de vorm... f p... in termen van M en Ω, waarin M = max f[α] en waarin Ω het aantal roosterpunten in Ω voorstelt. ) Noem max f[α] = M en schrijf Ω voor het aantal roosterpunten in Ω. Dan geldt M p f p p = f[α] p M p Ω dus M f p M Ω p 1. Bij is gebruik gemaakt van het feit dat voor tenminste één roosterpunt, zeg α Ω, geldt f[α ] = M. Bij is gebruik gemaakt van de afschatting f[α] p M p voor elke term α Ω. Aangezien lim p Ω 1/p = 1 volgt uit deze inklemming f = lim p f p = M. Gegeven is onderstaand 4 4 beeld. 1

0 i i 2 2 0 2i 0 3 4i 1 3 i 4 3 4i 3 b. Bepaal hiervan respectievelijk b1. de 1-norm, f 1, f 1 = 0 + i + i + 2 + 2 + 0 + 2i + 0 + 3 4i + 1 + 3 + 4i + i + 4 + 3 + 3 =1+1+2+2+2+5+1+3+4+1+4+3+3=32. b2. de 2-norm, f 2, en f 2 2 = 0 2 + i 2 + i 2 + 2 2 + 2 2 + 0 2 + 2i 2 + 0 2 + 3 4i 2 + 1 2 + 3 2 + 4i 2 + i 2 + 4 2 + 3 2 + 3 2 = 1+1+4+4+4+25+1+9+16+1+16+9+9=100, dus f 2 = 10. b3. de sup-norm, f. f =max{ 0, i, i, 2, 2, 0, 2i, 0, 3 4i, 1, 3, 4i, i, 4, 3, 3 }=max{0, 1, 2, 3, 4, 5}=5. (20 ) 2. In deze opgave bekijken we de kwadratische vorm, Q : V IR + 0 : f Q(f), gegeven door ( ) Q(f) = fxx(x, 2 y) + 2fxy(x, 2 y) + fyy(x, 2 y) dxdy, Ω Hierin is V een lineaire ruimte van functies van het type f : Ω IR waarvoor bovenstaande integraal goed geinieerd en onafhankelijk van de integratievolgorde is. Ω IR 2 is een begrensd initiegebied. We voeren het begrip seminorm in, als volgt. Definitie. Zij U een vectorruimte over IR. Een seminorm is een niet-negatief iniete afbeelding : U IR zodanig dat voor alle v, w U, λ IR geldt: (i.) v 0, (ii.) λ v = λ v, (iii.) v + w v + w. 2

a. Toon aan dat f = Q(f) een seminorm van f V is door te laten zien dat aan de iniërende voorwaarden is voldaan. (Hint: Ad (iii.) Stel p, q 0 en f, g V. Schrijf Q(p f ± q g) = p 2 Q(f) + q 2 Q(g) ± 2 p q R(f, g) en leidt een uitdrukking af voor R(f, g) in het rechterlid. Beschouw vervolgens de triviale ongelijkheid Q (p f q g) 0 waarbij je p = Q(g) en q = Q(f) kiest.) (i.) Q(f) 0, dus ook f = Q(f) 0, voor alle f V. (ii.) λ f = Q(λ f) = λ 2 Q(f) = λ Q(f). Bij is gebruik gemaakt van de initie (λ f)(x, y) = λ f(x, y) en van lineariteit van integreren. (iii.) De hint volgend vinden we Q(p f ± q g) = p 2 Q(f) + q 2 Q(g) ± 2 p q R(f, g), waarin R(f, g) = (f xx (x, y) g xx (x, y) + 2f xy (x, y) g xy (x, y) + f yy (x, y) g yy (x, y)) dxdy. Ω Substitutie van p = Q(g) en q = Q(f) in Q (p f q g) 0 geeft ( ) 0 Q f Q(g) g Q(f) = 2 Q(f) Q(g) 2 R(f, g) Q(f) Q(g) oftewel R(f, g) Q(f) Q(g). Hiermee volgt tenslotte, voor willekeurige f, g V, ( 2 f+g 2 = Q(f+g) = Q(f)+Q(g)+2 R(f, g) Q(f)+Q(g)+2 Q(f) Q(g) = Q(f) + Q(g)) = ( f + g ) 2, m.a.w. f + g f + g. b. Bewijs ook dat f = Q(f) géén echte norm inieert. Stel f(x, y) = a+bx+cy voor willekeurige a, b, c IR niet gelijktijdig nul, dan geldt f V en f 0, met f = Q(f) = 0. Voor functies anders dan de nulfunctie moet echter gelden dat de norm strict positief is, hetgeen hier dus niet het geval is. (30 ) 3. In deze opgave hanteren we de volgende initie voor de discrete Fouriertransformatie (DFT) van een discreet signaal, u : Ω IR : l u[l], op een ééndimensionaal rooster Ω = {1,..., N} met N roosterpunten: û[k] = N u[l] e 2πi(k 1)(l 1)/N voor k = 1,..., N. l=1 Bijgevolg geldt voor de inverse DFT: u[l] = 1 N N û[k] e 2πi(k 1)(l 1)/N voor l = 1,..., N. k=1 We bekijken het volgende concrete voorbeeld: u[l] = c l 1 voor l = 1,..., N, 3

waarin c>0, c 1, een constante parameter is. In deze opgave mag je gebruik maken van de regel van l Hôpital voor het berekenen van limieten: Regel van l Hôpital. Voor twee differentieerbare functies f en g met lim f(x) = lim g(x) = 0 x c x c geldt f(x) lim x c g(x) = lim f (x) x c g (x), indien de limiet in het rechterlid bestaat. a. Beschouw de volgende som met N termen: s = N l=1 e (l 1)K, K C constant. Je mag aannemen dat K geen veelvoud is van 2πi. Laat zien dat s = 1 enk 1 e K. (Hint: Vergelijk de sommen s = 1 + e K +... + e (N 1)K en e K s = e K + e 2K +... + e NK.) De hint volgend levert, na subtractie: s = 1 + e K + e 2K +... + e (N 1)K e K s = e K + e 2K +... + e (N 1)K + e NK (1 e K ) s = 1 e NK Hieruit volgt onmiddellijk s = 1 enk 1 e K mits ek 1. Aan deze laatste voorwaarde is voldaan omdat K k 2πi voor een of andere k Z. b. Toon aan dat e 2πiζ = 1 voor alle ζ Z. Uit e iφ = cos φ + i sin φ, φ [0, 2π), volgt dat e 2πiζ = cos(2πζ) + i sin(2πζ) = 1 voor alle ζ Z. c. Leid een expliciete formule af voor û[k] (dus niet in termen van een reeksontwikkeling). (Hint: Gebruik voorgaande onderdelen.) N û[k] = l=1 u[l] e 2πi(k 1)(l 1)/N N = l=1 cl 1 e 2πi(k 1)(l 1)/N = N l=1 e(l 1)(ln c 2πi(k 1)/N). Bij is gebruik gemaakt van de identiteit c = e ln c. Identificeren we ln c 2πi(k 1)/N K dan kunnen we de resultaten van onderdeel a en b gebruiken: Resultaat: û[k] = N l=1 e (l 1)K = 1 enk 1 e K = 1 c N 1 c e 2πi(k 1)/N. Bij is wederom gebruik gemaakt van c = e ln c en van onze initie van K. d. Hieronder analyseren we het limietgedrag voor c 1. Bewijs hiertoe de stelling dat lim û[k] = c 1 { N als k =1 0 als k 1. (Hint: Beschouw de gevallen k =1 en k =2,..., N apart.) 4

Als k = 2,..., N geldt dat lim û[k] = lim c 1 c 1 1 c N k = 1 hebben we lim û[1] = lim c 1 c 1 1 c 1 c N = 0 (teller gaat in de limiet naar nul, noemer niet). Als 1 c e 2πi(k 1)/N N c N 1 = N. Bij is de regel van l Hôpital toegepast. 1 = lim c 1 (30 ) 4. We beschouwen de functieverzameling S (IR) van alle zogenaamde Schwartz functies. Voor functies f S (IR) geldt dat ze Fouriertransformeerbaar zijn, met f S (IR). In deze opgave hanteren we de volgende Fourierconventie: f(ω) = e iωx f(x) dx. a. Stel f S (IR) is een oneven functie, d.w.z. f(x) = f( x) voor alle x IR. Laat zien dat in dat geval geldt dat f(0) = 0. We hebben f(0) = f(x) dx = f( x) dx = f(y) dy = f(0). Bij is antisymmetrie van f gebruikt, bij substitutie van variabele x = y. De overige vergelijkingen volgen uit de initie van Fouriertransformatie. Hieruit volgt f(0) = 0. Voorts voeren we op S (IR) de volgende vorm in: Hierin is (f g)(x) = f g = (f g)(x) dx. f(y) g(x y) dy het convolutieprodukt van f en g. Voor convolutieproducten geldt de zogenaamde ongelijkheid van Young: Lemma. Zij 1 p, q, met 1/p + 1/q 1, en zij f L p (Ω), g L q (Ω), dan geldt f g r f p g q waarin 1 r = 1 p + 1 q 1. b. Gebruik de ongelijkheid van Young om aan te tonen dat f g < voor alle f, g S (IR). Er geldt f g = (f g)(x) dx (f g)(x) dx = f g 1 f 1 g 1 <. Bij is de ongelijkheid van Young toegepast, met p = q = r = 1. Bij is gebruik gemaakt van de inclusie S (IR) L 1 (IR), d.w.z. een Schwartz functie is altijd een L 1 -functie. c. Laat zien dat (f g)(x) dx = f(0) ĝ(0). 5

Uit ( f g)(ω) = f(ω) ĝ(ω) voor alle ω IR volgt in het bijzonder (f g)(x) dx = ( f g)(0) = f(0) ĝ(0). d. We gaan nu controleren of f g een reëel inprodukt inieert. Beantwoord hiertoe de volgende vragen. d1. Bewijs lineariteit met betrekking tot het eerste argument: λf + µg h = λ f h + µ g h (2 1 2 ) voor alle λ, µ IR en f, g, h S (IR). Kies λ, µ IR en f, g, h S (IR) willekeurig. Dan geldt λf + µg h = ((λf + µg) h) (x) dx = λ (f h)(x) + µ (g h)(x) dx = λ (f h)(x) dx+µ (g h)(x) dx = λ f h + µ g h. Bij is gebruik gemaakt van lineariteit van het convolutieprodukt ten aanzien van de eerste factor en bij van lineariteit van integreren. (2 1 2 ) d2. Bewijs symmetrie: f g = g f voor alle f, g S (IR). Dit volgt rechtstreeks uit commutativiteit van het convolutieprodukt: f g = (f g)(x) dx = (g f)(x) dx = g f, of ook, met behulp van c, uit commutativiteit van de gewone vermenigvuldiging: f g = f(0) ĝ(0) = ĝ(0) f(0) = g f. (2 1 2 ) d3. Toon aan dat f f 0 voor alle f S (IR). Kies f S (IR) willekeurig, dan geldt f f = (f f)(x) dx = ( f(0) ) 2 0. Bij is wederom onderdeel c gebruikt. d4. Is de nulfunctie de enige functie in S (IR) waarvoor f f = 0? Concludeer of we te maken (2 1 2 ) hebben met een reëel inprodukt of niet. Nee, er bestaan niet-triviale functies f S (IR) waarvoor f f = 0. Dit volgt uit a en c: Iedere antisymmetrische Schwartz functie f geeft f f c = ( f(0) ) 2 a= 0. Een voorbeeld is f(x) = x e x 2. De bilineaire vorm is dus geen inprodukt. EINDE 6