1 Efficient oversteken van een stromende rivier



Vergelijkbare documenten
UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

2010-I. A heeft de coördinaten (4 a, 4a a 2 ). Vraag 1. Toon dit aan. Gelijkstellen: y= 4x x 2 A. y= ax

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 23 december 2014

1a Laat x variëren van 0 tot 2; kies een willekeurige maar wel vaste x tussen 0 en 2; de bijbehorende y varieert van 0 tot

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 3 november 2014

Functies van één veranderlijke

Uitwerkingen Mei Eindexamen VWO Wiskunde B. Nederlands Mathematisch Instituut Voor Onderwijs en Onderzoek

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Calculus, 2DM10, maandag 22 januari 2007

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Tentamen 4 november 2013

Inhoud college 5 Basiswiskunde Taylorpolynomen

d. Met de dy/dx knop vind je dat op tijdstip t =2π 6,28 het water daalt met snelheid van 0,55 m/uur. Dat is hetzelfde als 0,917 cm per minuut.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Appendix: Zwaartepunten

Het brachistochroonprobleem van een magneet in een niet-uniform magneetveld

De grafiek van een lineair verband is altijd een rechte lijn.

Examen VWO. wiskunde B1,2

Eindexamen wiskunde B vwo I

Het tentamen levert maximaal 30 punten op, waarvan de verdeling hieronder is aangegeven.

Module 5 Uitwerkingen van de opdrachten

Complexe eigenwaarden

BIOFYSICA: Toets I.4. Dynamica: Oplossing

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking van het tentamen Functietheorie (2Y480) op ,

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking Tentamen Basiswiskunde, 2DL03, woensdag 3 oktober 2007.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Tentamen Basiswiskunde, 2DL03, woensdag 1 oktober 2008, uur.

7 College 01/12: Electrische velden, Wet van Gauss

Tentamen Golven en Optica

Gaap, ja, nog een keer. In één variabele hebben we deze formule nu al een paar keer gezien:

Het oplossen van goniometrische vergelijkingen een alternatieve handleiding voor HAVO wiskunde B

Beoordelingscriteria tentamen G&O, 5 juli 2006

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Functietheorie (2Y480) op 25 november 1998, uur.

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (3D020)

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2004-II

Primitieve functie Als f : R --> R continu is op een interval, dan noemt men F : R --> R een primiteive functie of

Cijfer = totaal punten/10 met minimum 1

Toegepaste wiskunde. voor het hoger beroepsonderwijs. Deel 2 Derde, herziene druk. Uitwerking herhalingsopgaven hoofdstuk 6

Infi A oefententamen ψ

Machten, exponenten en logaritmen

Basiskennistoets wiskunde

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica 29 juni Nummer vragenreeks: 1

TOELATINGSEXAMEN ANALYSE BURGERLIJK INGENIEUR EN BURGERLIJK INGENIEUR ARCHTECT - 3 JULI 2003 BLZ 1/8

De parabool en de cirkel raken elkaar in de oorsprong; bepaal ook de coördinaten van de overige snijpunten A 1 en A 2.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Het drie-reservoirs probleem

Uitleg van de Hough transformatie

Botsingen. N.G. Schultheiss

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Het tentamen levert maximaal 30 punten op, waarvan de verdeling hieronder is aangegeven.

Eenvoud bij tekenen en rekenen

1. Een van mijn collega s, liet een mooi verhaal zien: De opgave was: Los op ln(x + 2) ln(x + 1) = 1.

Wiskundige Technieken 1 Uitwerkingen Hertentamen 2 januari 2014

Tweede Programmeeropgave Numerieke Wiskunde 1 De golfplaat Uiterste inleverdatum : vrijdag 16 mei 2003

8. Differentiaal- en integraalrekening

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN Faculteit Wiskunde en Informatica. Uitwerking van het tentamen Inleiding Signalen (2Y490) op 15 augustus 2003

Verrassende uitkomsten in stromingen

Schriftelijk examen 2e Ba Biologie Fysica: elektromagnetisme

TRILLINGEN EN GOLVEN HANDOUT FOURIER

1 VRIJE TRILLINGEN 1.0 INLEIDING 1.1 HARMONISCHE OSCILLATOREN het massa-veersysteem. Hoofdstuk 1 - Vrije trillingen

TENTAMEN WISKUNDIGE BEELDVERWERKINGSTECHNIEKEN

CALCULUS 2. najaar Wieb Bosma (naar aantekeningen van Arno van den Essen) Radboud Universiteit Nijmegen

Examen VWO. wiskunde B1 (nieuwe stijl)

snelheid in m/s Fig. 2

2 Vraagstuk Dynamicaboek (Kermisattractie)

Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

Wiskunde: Voortgezette Analyse

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers:

Reeksnr.: Naam: t 2. arcsin x f(t) = 2 dx. 1 x

Uitwerking tentamen Stroming 15 juli 2005

Examen VWO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

1 WAAM - Differentiaalvergelijkingen

Zomercursus Wiskunde. Module 4 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie 22 augustus 2011)

1. Langere vraag over de theorie

Je moet nu voor jezelf een overzicht zien te krijgen over het onderwerp Functies en grafieken. Een eigen samenvatting maken is nuttig.

wiskunde B pilot vwo 2017-I

Relevante vragen , eerste examenperiode

Krommen in de ruimte

1 Het principe van d Alembert

De wortel uit min één, Cardano, Kepler en Newton

De spannning bij een tussen twee punten belast koord

x 1 (t) = ve rt = (a + ib) e (λ+iµ)t = (a + ib) e λt (cos µt + i sin µt) x 2 (t) = ve rt = e λt (a cos µt b sin µt) ie λt (a sin µt + b cos µt).

Examen VWO. wiskunde B1 (nieuwe stijl)

5. Vergelijkingen Vergelijkingen met één variabele Oplossen van een lineaire vergelijking

(Assistenten zijn Sofie Burggraeve, Bart Jacobs, Annelies Jaspers, Nele Lejon, Daan Michiels, Michael Moreels, Berdien Peeters en Pieter Segaert).

H. 8 Kwadratische vergelijking / kwadratische functie

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

Buiging van een belaste balk

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Rijdynamica van motorvoertuigen (7)

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Tussentoets Analyse 2. Natuur- en sterrenkunde.

college 2: partiële integratie

UNIVERSITEIT TWENTE Faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica

e x x 2 cos 2 (sin t) cos(t) dt

5.8. De Bessel differentiaalvergelijking. Een differentiaalvergelijking van de vorm

Tentamen optimaal sturen , uur. 4 vraagstukken

Uitwerkingen van het Tentamen Moleculaire Simulaties - 8C Januari uur

Examen VWO. wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Transcriptie:

keywords: varia/rivier/rivier.tex Efficient oversteken van een stromende rivier Een veerpont moet vele malen per dag een stromende rivier oversteken van de ene aanlegplaats naar die aan de overkant. De vraag is hoe kom hij zo vlug mogelijk aan de overkant. Voor we de oplossing geven, schematiseren we eerst het probleem. De rivier is recht en heeft overal een breedte L. De aanlegplaatsen bevinden zich recht tegenover elkaar. We nemen het coordinatenstelsel zo dat de stroom in de y-richting is en de dwarscoordinaat in de x-richting. De ene aanlegplaats bevindt zich op het punt ( L/2, ) en de andere op (L/2, ). Voor de stroming in de rivier nemen we een parabolisch profiel aan ( ) v s (x) = v m 4x2. () L In Fig. is het profiel van de stroming in de rivier geschets. We nemen voorts aan dat de veerpont smal is ten opzichte van de rivier. De pont kan dus willekeurig dicht langs de oever varen, waar de stroming praktisch nul is. Dat betekent dat er altijd een oplossing is hoe snel ook de rivier stroomt. De veerpont heeft een maximumsnelheid v en als je vlug aan de overkant wilt komen zal je altijd op maximumsnelheid varen. Het heeft dus alleen zin om de vaarrichting te kiezen. We geven die aan door een hoek θ met de x-as. Het probleem is nu: welke functie θ(x) geeft de snelste overtocht? Men zou kunnen denken dat het verstandig is om steeds zo recht mogelijk over te steken. Dus dat θ(x) = de beste oplossing is. Dan is men inderdaad snel aan de overkant, maar niet bij de aanlegplaats! Want de pont wordt met de stroom mee gesleurd. Men moet daarna nog een stukje langs de oever terugvaren. We noemen dit de triviale overtocht en berekenen de duur hiervan, omdat het een referentiepunt, ten opzicht waarvan men een verbetering kan meten. Bij de triviale overtocht is de pont in de tijd t = L/v aan de overkant. Ondertussen is de pont de afstand A afgedreven. A volgt als t L/2 A = v s dt = v s (x) dt L/2 = v ( ) L/2 m 4x2 = 2 v m L. (2) v L/2 L 3 v De totale tijd van deze trivial overtocht is dus t tr = L + A ( = t + 2 v m v 3 v ). (3) Om de optimale θ(x) te berekenen gaan we over op dimensieloze grootheden. Dat betekent dat we variabelen delen door de karakteristieke grootheid van het probleem. Wiskundig is het correcter om daarvoor nieuwe variabelen in te voeren. We geven de voorkeur er aan dezelfde symbolen te gebruiken, zodat hun betekenis duidelijk blijft. Dus we maken de vervangingen 2x L x, t t t, q = v m v. (4)

2 y Stroomsnelheid van de rivier x Figure : Stroomprofiel van de rivier q is de basis parameter van het probleem; het is de verhouding van de maximum stroomsnelheid v m van de rivier tot de maximum snelheid v van de veerpont. Voor q = (geen stroming) is de triviale overtocht optimaal. In deze gereduceerde grootheden zien de triviale overtochtstijd en het stromingsprofiel er uit als t tr = ( + 2q/3), v s (x) = q( x 2 ). (5) De componenten van de snelheid van de veerpont worden v x = cos θ(x), v y = sin θ(x) + v s (x). (6) De overtochtstijd wordt bepaald door v x en luidt t ov = v x = cos θ(x). (7) We moeten aan de eis voldoen dat de pont bij de aanlegplaats van de overkant uitkomt en dus netto geen verplaatsing in the y-richting heeft ondergaan. Dit geeft de conditie sin θ(x) + v s (x) v y dt = =. (8) cos θ(x)

3 Het probleem is de minimale t ov te vinden door variatie van de functie θ(x) onder de bijvoorwaarde (8). 2 Oplossing van het variatie probleem Variatie problemen van het bovengenoemde type worden opgelost met behulp van een Lagrange multiplier λ. In plaats van het minimaliseren van de integraal (7) varieren we de integraal I = ( cos θ(x) + λ sin θ(x) + v ) s(x). (9) cos θ(x) onafhankelijk naar θ(x) én naar λ. Variatie naar θ(x) geeft de vergelijking δi = [ ( sin θ(x) cos 2 θ(x) + λ + sin θ(x)[sin θ(x) + v s(x)] cos 2 θ(x) )] δθ(x). () Variatie van I naar λ levert natuurlijk de bijvoorwaarde (8). Omdat de variatie δθ(x) willekeurig en nu ook onafhankelijk is, moet de integrand van () nul worden voor ieder punt x, wil I optimaal zijn. De variatie vergelijking luidt dus sin θ(x) + λ[ + v s (x) sin θ(x)] =, () ofwel sin θ(x) = λ + λ v s (x). (2) Dit moet in de integraal (8) gesubstitueerd worden en dan hebben we een vergelijking voor λ, die λ geeft als functie van q. De functie λ(q) is de essentie van het probleem. De waarde van λ kan direct gerelateerd worden aan de hoek θ voor x =. Dan is immers de rivierstroming en (2) reduceert tot sin θ() = λ, of wel λ = ( arcsin θ()). (3) Omdat het verstandig is om bij de wal tegen de stroom in te sturen (een negatieve θ) zal λ positief uitvallen. Ook volgt hier direct uit dat λ. Dus de Lagrange multiplier λ ligt in het interval λ. Met λ kennen we θ(x) en daarmee de baan door integratie van de snelheid met (6). Met (7) wordt de duur t v van de overtocht gegeven. De uitwerking van conditie (8) met de vorm () is niet eenvoudig. Er is één vereenvoudiging: θ(x) is een even functie van x. We kunnen ons dus beperken tot de halve integraal van tot omdat de andere helft hetzelfde bijdraagt. 3 De integraal voor λ De integraal (8) wordt met substitutie van de oplossing (2) J(λ, q) = λ + v s (x)[ λv s (x)]. (4) [( λv s (x)) 2 λ 2 ] /2

4 λ als functie van q.8 optimalisatie parameter λ.6.4.2.5 verhouding q van maximum stroomsnelheid tot veerpontsnelheid Figure 2: λ als functie van q. λ en q worden als parameters gegeven, omdat de integraal alleen hiervan afhangt. J(λ, q) is een elliptische functie, maar dat is weinig behulpzaam in het vinden van de waarde van λ die J(λ, q) = maakt. Het nulpunt geeft de waarde van λ als functie van q. Het is nuttig op te merken dat er een -op- relatie is tussen q en λ. De conditie J(λ, q) = definieert ook hoe q afhangt van λ. Er zijn twee manieren om een beeld te krijgen van λ(q). De eerste is de integrand te ontwikkelen naar machten van q, of wat hetzelfde is, naar machten van v s (x). We vinden voor sin θ(x) de ontwikkeling Dit geeft voor cos θ(x) sin θ(x) = λ + λ 2 v s (x) λ 3 v 3 s (x) + (5) cos θ(x) = In laagste orde krijgen we dus van (8) de vergelijking = λ 3 λ 2 v s(x) (6) λ 2 [ λ + v s(x) + ]. (7) λ 2 Aangezien de integraal over v s (x) de waarde 2q/3 geeft hebben we als eerste term λ = 2q/3 + O[q 3 ]. (8) We zien dus dat q = (geen stroming) inderdaad θ(x) = oplevert. Omdat λ in laagste orde als 2q/3 gaat is het geoorloofd om de machten λ als

5 hogere orde te beschouwen. Om de term q 3 te berekenen moeten we al verschillende contributies in rekening brengen. Hogere orden worden al gauw uitzichtloos. De andere methode is gewoon numerieke integratie. Dat gaat goed voor niet al te grote q. Numeriek blijkt dat J(2q/3) >, dus λ moet groter zijn dan de lage q limiet (8). Anderzijds zagen we al dat λ niet groter dan kan worden. Voor q > komt de oplossing voor λ akelig dicht bij te liggen. Het is dan voordeliger om het zoeken om te keren en bij een λ vlak onder een bijbehorende waarde van q te vinden. Op die manier is het zoeken uit te breiden tot waarden van q <.5. Daarboven komt het zoeken weer in nieuwe numerieke moeilijkheden, omdat de integrand erg snel varieert met x in de buurt van x =. In Fig. 2 is λ als functie van q getekend voor q <. getekend. In Fig. 3 Optimale overtochtspaden.2 q=.25 q=.5 q=.75 q=.. y -. -.2 - -.75 -.5 -.25.25.5.75 positie x in de rivier Figure 3: Optimale banen als functie van q. zijn een aantal overtochts banen getekend voor een aantal waarden q. Voor q = begint de baan een scherpe bocht langs de wal te vertonen. Dit wordt uitgesprokener naarmate de waarde van q toeneemt. In de laatste, Fig. 4, geven we de relatieve winst ten opzichte van de triviale overtocht als functie van q. J.M.J. van Leeuwen, Leiden, december 22

6 Relatieve winst van optimale t.o.v. triviale overtocht.95 efficientie van overtocht t.o.v de triviale.9.85.8.75.7.65.6.5.5 verhouding q van stroomsnelheid tot veerpontsnelheid Figure 4: Relatieve tijdwinst ten opzichte van de triviale overtocht als functie van q.