Hervergunning van de raffinaderij Petroplus

Transcriptie

1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Leefmilieu en Infrastructuur administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel MER Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage Hervergunning van de raffinaderij Petroplus Petroplus Refining Antwerp NV (PRA) & Petroplus Refining Antwerp Bitumen NV (PRAB) Haven 279 Beliweg Antwerpen 24 april 2005 PRMER-0121-RL

2 1. Inleiding Op de terreinen van de petroplus-raffinaderij tussen het vierde en vijfde havendok in de Antwerpse haven situeren zich de raffinage-acitiviteiten van Petroplus Refining Antwerp NV (PRA) en Petroplus Refining Antwerp Bitumen NV (PRAB). PRA en PRAB zijn afzonderlijke juridische entiteiten, de operationele en ondersteunende departementen zijn reeds geïntegreerd. De toekomstige situatie is momenteel nog onduidelijk: ofwel blijven de vergunningen gescheiden, ofwel wordt gestreefd naar een gezamenlijke vergunning. De activiteiten van PRA bevatten volgende afdelingen: atmosferische distillatie, LPGeenheid, nafta-ontzwaveling, reformer, gasolie-ontzwaveling, DEA-eenheid en zwavelherwinningseenheid. In de toekomst zullen enkele procesinstallaties uit dienst worden genomen. Hierbij staan nog enkele opties open. In de MER wordt uitgegaan van de situatie waarbij de atmosferische distillatie-eenheid, de LPG-eenheid, de nafta-ontzwavelingseenheid en de reformereenheid buiten dienst worden gesteld. PRAB omvat volgende proceseenheden: atmosferische distallatie, vacuümdistillatie, semi blowing plant voor bitumen en bitumen specialty products. De toekomstige toestand is gelijk aan de huidige situatie. Het MER wordt opgesteld in het kader van de aanvraag voor de hernieuwing van de bestaande milieuvergunningen. Op basis van artikel 3, punt 30, d) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen is opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van ton of meer EN op basis van artikel 3, punt 1, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen is een raffinaderij van ruwe aardolie met uitzondering van deze waarin uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie worden vervaardigd m.e.r.-plichtig. De initiatiefnemers zijn Petroplus Refining Antwerp NV (PRA) & Petroplus Refining Antwerp Bitumen NV (PRAB), Haven 279 Beliweg 20, 2030 Antwerpen. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 23 februari De ter inzagelegging liep van 14 maart tot 14 april 2005 in de stad Antwerpen. Parallel hieraan werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 2

3 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: - in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen. - de meetpunten in het kader van de disciplines Lucht en Oppervlaktewater cartografisch te situeren; ook de meetresultaten van de discipline Geluid zullen op kaart worden weergegeven; - recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende alsook een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst in het MER op te nemen. Door de keuze van het kaartmateriaal moeten de omringende activiteiten duidelijk zijn. Het is daarom aangewezen dat de omringende bedrijven met naam (en eventueel bedrijfsactiviteit) vermeld worden; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; Aanvullend kan hierbij nog aangegeven worden dat: - de toetsing aan de mer-plicht volledig zal worden aangegeven; - de huidige stand van zaken van het uitvoeringsbesluit zal worden weergegeven, waarbij ook een toetsing van het voorliggend project zal gebeuren aan de besluiten van 10/12/2004 (BS 07/02/2005); - de processchema s in het document en in bijlage kunnen verduidelijkt worden 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b Het milieueffectrapport dient te worden opgesteld om bij de hernieuwing van de milieuvergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het betreft ofwel samenvoeging tot 1 vergunning ofwel 2 aparte vergunningen zoals de huidige situatie. De meest relevante Vlarem-rubrieken die van toepassing zijn op het bedrijf zullen worden opgelijst in het MER. In de kennisgeving heerst er nog onduidelijkheid over de toekomstige situatie. Het rapport zal de stand van zaken hierover opvolgen en indien mogelijk de gekende toestand opnemen in het MER. 4. Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e De kennisgeving heeft op een voldoende wijze het voorgenomen project beschreven waarvoor een uitbreiding van de milieuvergunning wordt aangevraagd. De verschillende proceseenheden worden op een goede manier beschreven. De algemene situering van het bedrijf zal uitgebreid beschreven worden in het rapport. Hierbij zal ook aandacht besteed worden aan een beschrijving op basis van het gewestplan. Indien de toekomstige situatie onduidelijk blijft, zal in het MER een beschrijving worden opgenomen van de verschillende mogelijke scenario s. In deze scenario s zal rekening worden gehouden met de mogelijke afbraakfase bij het uit dienst nemen van procesinstallaties. Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 3

4 De stand van zaken m.b.t. de aanleg van de pijpleiding voor de aanvoer van waterstof zal opgenomen worden. De organisatie van de activiteiten en handelingen van de opslag en overslag zullen uitgebreid toegelicht worden, met inbegrip van een duidelijke weergave van de aanvoer en de bestemmingen van de producten. De gebruikte transportmodi (schepen, spoor, leidingen, ) worden ook ingepast in deze beschrijving. Het MER zal aangeven hoe via een adequate bedrijfsvoering milieurisico s voorkomen zullen worden. Hierbij zullen de maatregelen die genomen worden tegen mogelijke calamiteiten beschreven worden.. Locatie-alternatieven werden in de kennisgeving op een goed onderbouwde manier weggeschreven. Voor de uitvoeringsalternatieven zal getoetst worden aan volgende studies: o BREF raffinaderijen, BREF grote stookinstallaties, BREF opslagen en de daaraan gekoppelde IPPC richtlijn; o Vlaamse BBT-studie stookinstallaties. 5. Juridische en beleidsmatige context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de huidige stand van zaken van de randvoorwaarden op te volgen. Er wordt aanbevolen om de matrix iets uitgebreider op te vatten in het rapport. Het juridische en beleidsmatig kader dient te worden uitgebreid met: o NEC-richtlijn en Vlaams NEC-reductie-programma met aandacht voor de doelstellingen voor de raffinaderijsector (o.a. 10 kton SO2 en 6,5 kton NOX in 2010; recent vertaald naar nieuwe bubbelemissiegrenswaarden in VLAREM 2); o Vlaams klimaatplan (ipv nationaal klimaatplan); o Besluit van de VR van 18 februari 2005 inzake Vlaams toewijzingsplan CO2- emissierechten (BS 28 februari 2005); o benchmarkingconvenant; o allocatieplan Petroplus; o de richtlijn 1999/30/EG met onder meer luchtkwaliteitsnormen voor PM10 die in werking zijn sinds 1 januari 2005; o Legionella-besluit. 6. Bestaande toestand en milieueffecten 6.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. De kennisgeving geeft een goede Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 4

5 beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden. Het MER heeft betrekking op de gedeeltelijke inbreiding van bestaande activiteiten. Vanuit dit oogpunt wordt de huidige situatie omschreven als de milieueffecten ten gevolge van de emissies en residuen van de huidige activiteiten. De gegevens van het referentiejaar 2003 zullen gebruikt worden. Deze referentiesituatie wordt vergeleken met de geplande situatie, waarbij mogelijks verschillende scenario s zullen worden onderzocht. Mogelijke effecten van de afbraakfase kunnen in rekening worden gebracht. Bij elke discipline zal bij de beschrijving van de referentiesituatie aandacht besteed worden aan de opvolging en evaluatie van de milderende maatregelen geformuleerd in het vorige opgestelde milieueffectenrapport MER/CAH/01/453. Bij de discipline Lucht zullen de gegevens i.v.m. dioxines (besluiten studie voor PRAB en metingen voor PRA) in het MER worden opgenomen. Voor de tankemissies zullen indien mogelijk per tank volgende gegevens in het MER (eventueel als bijlage) opgenomen worden: - volume opgeslagen product; - type product; - dampspanning product bij opslagtemperatuur; - emissiereductiemaatregelen (vast dak, vlottend dak (inclusief type dichting), dampbehandeling,...); - jaarlijkse emissie. Voor de beladingsemissies zouden minstens per type product volgende gegevens in het MER moeten opgenomen worden: - type mobiel tank; - jaarlijks beladen volume; - dampspanning product bij belading; - emissiereductiemaatregelen (dampbehandeling); - jaarlijkse emissie. De werking en emissies van de fakkel zullen worden besproken waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen continue, beperkte werking en incidentele, intensieve werking. Voor de discipline Water zal een duidelijke waterbalans worden opgesteld waaruit een afstemming tussen opgenomen en geloosde debieten blijkt. Bij de discipline Fauna en Flora zullen de relevante natuurgebieden opgelijst worden en cartografisch worden weergegeven. Volgende gegevens kunnen opgenomen worden ter aanvulling van de referentiesituatie: o Bospolder is reeds ingericht als eerste natuurinrichtingsproject (aanvulling op p. 79 van de kennisgeving waar nog uitgegaan wordt van de spontane ontwikkeling) -> met versterking natte natuurwaarden, zoals rietland, plas-dras situaties allerhande, open water, stijgend aantal broedgevallen oa riet- en open watergebonden soorten, maar ook boomvalk dit jaar, en bijzondere soorten bezoekers zoals purperreiger, grote en kleine zilverreiger. o Voor wat betreft rechteroever zal naar planning vanaf september dit jaar gestart worden met natuurontwikkelingwerken ter hoogte van het westelijke deel van middenvijver (zuidwesten het Rot), dit ter voorafgaandelijke compensatie van de verstoring inzake geluid en versnippering die uitgaat van de oosterweelverbinding. Hier streeft men creatie van een nieuwe plas in overgang met oevervegetaties en uiteindelijk moersbos na (naast een in het oosten erop aansluitende zone waar de natuurrecreant verder aan zachte recreatie kan doen). Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 5

6 Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient ook gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Binnen elke discipline moet het gehanteerde toetsingskader worden aangegeven. Een significantiekader ontbreekt echter in het kennisgevingsdossier. Er zal aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Voor de discipline Lucht zullen de waarden van de immissimeetposten in de haven van Antwerpen voor PM10 met name 42M802 (Luchtbal) en 40AL01 (Antwerpen Linker Oever) gebruikt worden voor de toetsing van de berekende immissies. Emissies zijn gekoppeld aan het type aardolie (S-gehalte,...) en intermediaire producten die worden verwerkt in de raffinaderij. Als er in de toekomstige situaties wijzigingen optreden naar types producten kan dit een relevante parameter zijn bij de inschatting van de toekomstige emissies. Indien mogelijk en beschikbaar wordt de berekening van de tankemissies voor PRA en PRAB uitgevoerd volgens de methode die in ontwikkeling is bij Aminabel sectie lucht. In elk geval wordt de berekening voor PRA en PRAB op dezelfde wijze uitgevoerd. De bubble-emissiegrenswaarden zullen getoetst worden voor PRA, PRAB en voor geheel Petroplus. Hierbij zal steeds worden uitgegaan van het worst case scenario. Als tijdens de opmaak van het MER de toekomstige situatie vast komt te liggen, dan volstaat één van deze toetsingen. Met betrekking tot de discipline Water zal worden nagegaan of het sanitair afvalwater op een bepaalde manier kan gezuiverd worden vooraleer het geloosd wordt. VLAREM verplicht dit voor zowel nieuwe inrichtingen als voor bestaande inrichtingen van meer dan 5 I.E. De resultaten van de lopende studie voor de evaluatie van de bestaande afvalwaterzuivering, zullen indien mogelijk in het MER worden opgenomen. De maatregelen die het afvoeren van met olie verontreinigd grondwater via de stadsriolering onder het terrein moet beperken of voorkomen, zullen beschreven worden. In dit kader zal ook aandacht besteed worden aan het bodemsaneringsproject voor bovenstaand probleem dat de komende maanden afgerond wordt. Voor de discipline geluid zal het specifieke geluid getoetst worden voor PRA, PRAB en voor geheel Petroplus, tenzij opnieuw tijdens de opmaak van het MER komt vast te staan dat één van deze toetsingen overbodig is. Voor de discipline Bodem & grondwater zullen de maatregelen die getroffen worden om lekken in ondergrondse leidingen te voorkomen, geëvalueerd worden. Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 6

7 Binnen de discipline Mens zal het onderscheid worden aangegeven tussen de toxicologische en ruimtelijke aspecten. Er zal ook gevolg gegeven worden aan het Legionella-besluit. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name zal dienen te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie Vergelijking van de alternatieven art ,2, e De alternatievenvergelijking beperkt zich tot de toetsing aan de relevante BREF- en BBTstudies. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen. 7. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de milieuvergunningsreglementering. 9. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 7

8 10. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest, zal in dit hoofdstuk aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. De aspecten van ketenbeheer kunnen hierin verder aan bod komen met opgave van de aanvoerlijnen en van de afzetmogelijkheden. 11. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het rapport contact te houden met de Cel Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van hun adviezen. 24 april 2004, ir. M. CHERRETTE Afdelingshoofd Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 8

9 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en ter inzagelegging stad Antwerpen Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties geen Bijlage 3: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen Bijlage 3: De volgende instanties hebben schriftelijke opmerkingen bezorgd: AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen Antwerpen AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Sectie Lucht AMINAL, Afdeling Natuur Antwerpen VMM, Buitendienst Mechelen De Gouverneur van de Provincie Antwerpen De volgende instanties hebben laten weten dat ze geen schriftelijke opmerkingen hebben op het kennisgevingsdossier: AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel VR OVAM VMM, Erembodegem (Aalst) AMINAL, Afdeling Land College van Burgemeester en Schepenen van de stad Antwerpen Stad Antwerpen, Milieudienst CLW Van de volgende instanties hebben we geen reactie ontvangen: AMINAL, Afdeling Water Antwerpen AROHM, Afdeling ROHM Antwerpen, Cel Monumenten en Landschappen AROHM, Afdeling ROHM Antwerpen, Cel Ruimtelijke Ordening Administratie Gezondheidszorg Antwerpen, Gezondheidsinspectie AMINAL, Afdeling Bos en Groen Antwerpen Richtlijnen milieueffectrapportage Petroplus NV (PR0121) 9