Bio-warmtekrachtkoppeling (bio-wkk) Oostrozebeke

Transcriptie

1 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap departement Leefmilieu en Infrastructuur administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling (bio-wkk) Oostrozebeke A&S Energie Vaarnewijkstraat Harelbeke 27 maart 2005 PRMER-0109-RL

2 1. Inleiding De projectvennootschap A&S Energie is een initiatief van de Tijdelijke Vereniging Aspiravi nv Spano nv, die op de site van Spano het voornemen heeft een bio-wkk te bouwen voor de productie van warmte en elektriciteit. Hiervoor zal gebruikt worden gemaakt van niet recycleerbare stromen van biomassa en organisch biologische stoffen en afvalstoffen. De geplande installatie heeft volgende capaciteitskenmerken: o thermisch inputvermogen: 80MWth o input brandstof: ± ton/h of ton/jaar o werking bij opstart: thermisch outputvermogen: 5,0 MWth (thermische olie) elektrisch outputvermogen: 20,7 MWe o werking i.f.v. verwachte evoluties: thermisch outputvermogen: 25,0 MWth (waarvan 5,0 MWth via thermische olie en 20,0 MWth via stoom) elektrisch outputvermogen: 14,0 MWe Op basis van artikel 3, punt 18 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen is een Installatie voor de vernietiging door verbranding of chemische omzetting van industriële afval, andere dan deze bedoeld in rubriek 7 en/of van huisvuil, met een jaarcapaciteit van ton of meer m.e.r.-plichtig. De initiatiefnemer is Aspiravi nv, Vaarnewijkstraat 18, 8530 HARELBEKE. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 26 januari De ter inzagelegging liep van 14 februari tot 4 maart 2005 in de gemeente Oostrozebeke. Parallel hieraan werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Na de richtlijnenbespreking voor het MER werd een bespreking gehouden tussen Milieuvergunningen West-Vlaanderen en A&S Energie waarbij werd besloten dat de bio-wkk-centrale van A&S energie niet als een milieutechnische eenheid met het nabijgelegen Spano NV wordt beschouwd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: - recent kaartmateriaal (bij voorkeur minimum A4-formaat) te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende alsook een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst in het MER op te nemen. Door de keuze van het kaartmateriaal moeten de omringende activiteiten duidelijk zijn. Het is daarom aangewezen dat de omringende bedrijven met naam (en eventueel bedrijfsactiviteit) vermeld worden; - een correcte afbakening van de perceelsgrenzen van de site cartografisch weer te geven; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 2

3 - om het voorliggende project eveneens te toetsen aan de besluiten van 10/12/2004 (BS 07/02/2005); - om op de figuur van het GRUP de toekomstige installatie weer te geven. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b De doelstelling van het betreffende project wordt als drieledig voorgesteld in de kennisgeving: energetisch en milieutechnisch verantwoord valoriseren van niet recycleerbare stromen van biomassa en organisch biologische producten; de geproduceerde energiestromen maximaal lokaal inzetten voor de energiebehoeften van Spano; beantwoorden aan en bijdragen tot de realisatie van de Vlaamse, nationale en internationale doelstellingen inzake productie van hernieuwbare energie. Het milieueffectrapport dient te worden opgesteld om bij de milieuvergunnings- en bouwaanvraag gevoegd te worden. De Vlarem-rubrieken die van toepassing zijn op het bedrijf zullen worden opgelijst in het MER. In de kennisgeving wordt het project uitgebreid verantwoord. In het rapport zal een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen doelstelling van het project, de verantwoording, de procesbeschrijving en de bespreking van de alternatieven. 4. Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e De kennisgeving heeft op een voldoende wijze het voorgenomen project beschreven. Er dient duidelijk te worden aangegeven wat de impact van het project is op de procesvoering binnen Spano nv en op het mogelijks uit dienst gaan van installaties. De verschillende bedrijven waarmee Spano samenwerkt, alsook de bedrijven binnen de Triax-groep (zoals Spanin nv) die instaan voor het aanbod van houtafval zullen nader toegelicht worden. Daarnaast zal de verwachte evolutie m.b.t. de vervanging van de directe drogers beschreven worden, met aandacht voor de mogelijke effecten binnen de verschillende disciplines. De algemene situering van het bedrijf zal uitgebreid beschreven worden in het rapport. De organisatie van de activiteiten en handelingen van de opslag en overslag zullen uitgebreid toegelicht worden, met inbegrip van een duidelijke weergave van de aanvoer van de grondstoffen en de afvoer van reststoffen. De gebruikte transportmodi (schepen, spoor, leidingen, ) worden ook ingepast in deze beschrijving. Hierbij zal de bestaande loskade van Spano nv duidelijk gelokaliseerd worden. Het transport van de loskade naar de site van de bio-wkk zal indien mogelijk aangegeven worden, ook rekening houdend met het ontwikkelingsscenario van een mogelijke ontsluitingsweg (N382). De mogelijke toegangen tot de site zullen weergegeven worden. De brede definiëring van de afvalstoffen van organisch-biologische oorsprong zal verduidelijkt worden. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijk verontreinigde afvalstoffen en de impact hiervan op de emissienormen en de acceptatiecriteria die aangepast zijn aan het type afvalstof. Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 3

4 De correcte rubrieken van VLAREM II m.b.t. de emissiegrenswaarden en de meetparameters en frequenties waaraan de bio-wkk moet voldoen, zullen opgenomen worden in het rapport. Een gedetailleerde en effectgerichte beschrijving van de uit te voeren werken en handelingen tijdens de aanlegfase zal duidelijk aan bod komen in het MER. Locatie-alternatieven werden in de kennisgeving op een goed onderbouwde manier weggeschreven. In het kader van de uitvoeringsalternatieven zal bij de keuze van de oven beide alternatieven eveneens naar hun milieu-impact worden beoordeeld. In het MER zullen de specifieke BBT-aspecten waarmee rekening werd gehouden bij de keuze van de installatie aangegeven worden. Hiervoor zal getoetst worden aan de Europese BREF LCP en de Vlaamse BBT-studie stookinstallaties. Daarnaast zal ook de keuze voor een niet-katalytische reductie van de de-no x installatie onderbouwd worden. 5. Juridische en beleidsmatige context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de huidige stand van zaken van de randvoorwaarden op te volgen. Volgende randvoorwaarden zullen toegevoegd worden: Milieubeleidsovereenkomst van 23 april 2004 met de elektriciteitssector betreffende de vermindering van SO 2 en NO x -emissies. In het MER dient een evaluatie te worden uitgevoerd van de nieuwe emissies versus de vermeden emissies, enkel de emissies van de elektriciteitsopwekking vallen onder de MBO. Richtlijn 2004/8/EG van 11 februari 2004 inzake de bevordering van WKK op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt. Met enkele beleidsmatige randvoorwaarden hieruit zal rekening worden gehouden. De Europese BREF LCP en de Vlaamse BBT-studie stookinstallaties. 6. Bestaande toestand en milieueffecten 6.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden. Bij de discipline Lucht zal de bestaande stofproblematiek in de omgeving van de site besproken worden in het MER. De verdeling van de deeltjesgrootte van het stof, de samenstelling van de deeltjesfractie en de concentraties aan PM 10 en PM 2,5 zullen indien mogelijk Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 4

5 worden weergegeven. Hiervoor kunnen bestaande rapporten worden geraadpleegd (Vito, Aminal). Belangrijke bestaande emissiebronnen zullen aangegeven worden in het kader van cumulatieve effecten. Emissiebronnen van Spano waarvan de te meten parameters interfereren met toekomstige emissieparameters van de bio-wkk zullen hier worden aangegeven. Bij de beschrijving van de huidige toestand voor de discipline Geluid zullen de meetpunten voor de bepaling van het heersende omgevingsgeluid duidelijk cartografisch gelokaliseerd worden. Bij de discipline Monumenten & Landschappen zal voor de archeologische aspecten beroep gedaan worden op het Vlaams Instituut voor Erfgoed en het hoofdbestuur Monumenten en Landschappen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Tijdens het opstellen van het MER dient ook gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De kennisgeving geeft een goede beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er wordt gestreefd naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. Binnen elke discipline moet het gehanteerde toetsingskader worden aangegeven. Tevens zal aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Voor de discipline Lucht zullen de vermeden emissies van Spano nv door de inplanting van de bio-wkk duidelijk worden aangegeven. Ook het scenario waarbij de warmtelevering zal stijgen in de toekomst wordt mee opgenomen. Naast de aangegeven vermeden CO 2 -emissies zullen andere mogelijke baten van de bio- WKK beschreven worden. Cumulatieve effecten zullen worden onderzocht voor de parameters van Spano en andere omliggende emissiebronnen die interfereren met de belangrijkste emissieparameters van de bio-wkk. Binnen deze discipline zal een inschatting gemaakt worden van mogelijke geurbronnen en de daaruit voortkomende geuremissies. Voor de discipline geluid zal rekening gehouden worden met tonale componenten. In de discipline Bodem & grondwater zal de wijziging in bodemgebruik gekwantificeerd worden. Met betrekking tot de discipline Water zullen alle aspecten van de watertoets aan bod komen. In het geval geen effecten te verwachten zijn, zal dit aangegeven worden. Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 5

6 De hoeveelheid verharde oppervlakte zal worden aangegeven in het kader van buffering en infiltratie. Binnen de discipline Mens-toxicologie zal de methodologie van APSG gehanteerd en vermeld worden. Er zal worden nagegaan of er nood is aan een voorstel tot risicocommunicatie. Voor de discipline Monumenten & Landschappen zal de mogelijkheid van een schermfunctie in relatie met het bestaande bedrijf onderzocht worden. Hierbij wordt de relatie met het GRUP nagegaan en de mogelijke toekomstige kanaalweg. De effecten van de landschappelijke inpassing op visueel-ruimtelijk vlak zullen worden ingeschat. Ook de belevingsaspecten worden beoordeeld, met name de zichtbaarheid van de installatie vanaf de dorpskern van Oostrozebeke en bestaande lintbebouwing. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name zal dienen te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie Vergelijking van de alternatieven art ,2, e De alternatieven voor de oven zullen naast de aangegeven parameters ook met elkaar vergeleken worden naar hun milieu-impact. Er zal een toetsing gebeuren aan de Europese BREF LCP en de Vlaamse BBT-studie stookinstallaties. De onderbouwde keuze voor een niet-katalytische reductie van de de-no x installatie zal hier duidelijk worden aangegeven. In functie van de resultaten van het effectenonderzoek kunnen bijkomende alternatieven geformuleerd worden, eventueel onder de vorm van milderende maatregelen. 7. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de milieuvergunningsreglementering. Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 6

7 9. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. In dit hoofdstuk zullen de effecten interdisciplinair t.o.v. elkaar worden afgewogen. Er zal worden aangegeven hoe de verschillende disciplines t.o.v. elkaar worden afgewogen. 10. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest, zal in dit hoofdstuk aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 11. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het rapport contact te houden met de Cel Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking in het MER van hun adviezen. 4 april 2005, Voor het afdelingshoofd, afwezig: ir. Luc Janssens celverantwoordelijke Natuurtechnische Milieubouw Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 7

8 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en ter inzagelegging stad Antwerpen Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties geen Bijlage 3: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen Bijlage 3: De volgende instanties hebben schriftelijke opmerkingen bezorgd: AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Sectie Lucht (Dhr. Meulepas) AROHM, Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen (Dhr. Himpe) AROHM, Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Ruimtelijke Ordening (Mw. Lenoir) AROHM, Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (Dhr. Van Lieshout) Administratie Gezondheidszorg West-Vlaanderen, Gezondheidsinspectie (Mw. Meersman) OVAM (Dhr. Vanaken) VMM, Erembodegem (Aalst) (Mw. Rosier) VMM, Buitendienst Gent (Mw. Segers) De volgende instanties hebben laten weten dat ze geen schriftelijke opmerkingen hebben op het kennisgevingsdossier: AMINAL, Afdeling Land (Dhr. De Vrieze) College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Oostrozebeke (Mw. Vandamme) Van de volgende instanties hebben we geen reactie ontvangen: AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen West-Vlaanderen AMINAL, Afdeling Water West-Vlaanderen AMINAL, Afdeling Natuur West-Vlaanderen AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen Instituut voor Natuurbehoud De Gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen Richtlijnen milieueffectrapportage Bio-warmtekrachtkoppeling - Oostrozebeke (PR0109) 8