Richtlijnen milieueffectrapportage: Uitbreiding van de activiteiten van URSA BENELUX te Waregem-Desselgem

Transcriptie

1 !"# $"""%&'(( )"!*++,-#"-./0)"!*++,-#"-.+ Richtlijnen milieueffectrapportage: Uitbreiding van de activiteiten van URSA BENELUX te Waregem-Desselgem 29 oktober 2007 PRMER-0287-RL

2 1 Inleiding URSA BENELUX BVBA, gelegen in de Industriezone 7 Pitantiestraat 127 te Waregem-Desselgem, heeft het voornemen een milieueffectrapport op te stellen i.f.v. de aanvraag van de uitbreiding en de verandering van de milieuvergunning en een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De uitbreiding zal gebeuren binnen de bestaande bedrijfsgebouwen, er wordt enkel een tweede bouwlaag voorzien op het achtergelegen fabrieksgedeelte. Het bedrijf is gelegen in industriegebied. Het project valt onder toepassing van de milieueffectrapportage volgens bijlage II rubriek 5) d) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 zijnde Installaties voor het vervaardigen en behandelen van glas (met inbegrip van glasvezels en de productie van glaswol) of voor het smelten van minerale stoffen (met inbegrip van mineraalvezels) met een productiecapaciteit van ton/jaar of meer en rubriek 13 zijnde wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelig gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding). URSA BENELUX BVBA heeft momenteel een productie van minerale wol van ton per jaar en wenst de productie uit te breiden tot of ton per jaar. Het bedrijf beschikt momenteel over een milieuvergunning t.e.m. 30 oktober Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de afdeling algemeen Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 20 augustus De terinzagelegging liep van 3 september 2007 tot en met 2 oktober 2007 bij de stad Waregem. De aankondiging van de terinzagelegging is gebeurd door aanplakking. Parallel aan de terinzagelegging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn, na een overlegvergadering met de betrokkenen op 12 oktober 2007, opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; aandacht te besteden aan duidelijke en voldoende grote figuren en te zorgen voor overeenstemming tussen figuur en legende; het projectgebied steeds duidelijk aan te duiden op de figuren; alle relevante straatnamen op stratenplan te situeren; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst met enkel technische termen, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; dat de inhoud van de paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; geen oude terminologie te gebruiken; het document na te kijken op spellingsfouten; het schema van de m.e.r.-procedure ingeval grensoverschrijdende effecten van belang zijn te verwijderen aangezien dit niet relevant is. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

3 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Art , 1, a en b Het doel van het MER is het in beeld brengen van de milieueffecten t.g.v. aanpassingen aan de bestaande bedrijfsgebouwen en dit i.f.v. de aanvraag van de uitbreiding en de verandering van de milieuvergunning en een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning. De concrete doelstelling en verantwoording van het project zal aan het MER toegevoegd worden. Het MER zal een overzicht bevatten van alle benodigde vergunningen voor het geplande project, inclusief een korte beschrijving van de procedure en de rol van het MER hierin. De administratieve voorgeschiedenis zal geschetst worden. 4 Voorgenomen project en alternatieven Art , 1, c, d en e Het project wordt beschreven in hoofdstuk 3 van de volledig verklaarde kennisgeving. Deze beschrijving is nogal summier gebeurd en zal in het MER verder uitgewerkt worden. De vier scenario s die evenwaardig onderzocht zullen worden, zullen beter omschreven en verduidelijkt worden. Er zal aangegeven worden of het perceel 832P ook deel zal uitmaken van het project en de vergunningsaanvraag. De verschillen in het proces om tot de verschillende vormen (losse vezels, rollen of platen) van het eindproduct te komen, zal toegelicht worden. De beschrijving van de processen zullen verduidelijkt worden aan de hand van processchema s. Een beschrijving van de spinmachines, polymerisatieovens en gaswasser zal in het MER worden opgenomen. Deze installaties zullen ook op een figuur gesitueerd worden. Er zal aangegeven worden waar de emissiepunten zich bevinden, om welke emissies het gaat en of er afzuiging plaatsvindt. Er zal verduidelijkt worden op welke basis (waterbasis, solventbasis, ) de gebruikte lijmen vervaardigd zijn. Het MER zal tevens de voor- en nadelen van het nulalternatief ( niets doen ) beschrijven. 5 Juridische en beleidsmatige context Art , 1, f De volledig verklaarde kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. De beleidsmatige randvoorwaarden zullen voor geur aangevuld worden met het visiedocument De weg naar een duurzaam geurbeleid. Het bedrijf is niet meer gelegen in de BPA s Ambachtelijke Zone Leie (23/04/1976) en Industriepark Desselgem (02/10/1979). Deze BPA s zijn afgeschaft door een besluit van de Vlaamse Regering dd. 16/03/2001 (B.S. 17/05/2001) omwille van art. 190 tweede lid van het decreet dd. 18/05/1999. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

4 Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. 6 Bestaande toestanden en milieueffecten 6.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s Art , 1, g De volledig verklaarde kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. In het MER dient duidelijk aangegeven te worden welk jaar als referentiejaar gebruikt wordt, indien in een discipline gegevens uit een ander referentiejaar gebruikt worden, dient dit gemotiveerd te worden. De afbakening van het studiegebied dient voor de verschillende disciplines op kaart aangeduid te worden. Er zal een paragraaf toegevoegd worden over (brand)veiligheid en bereikbaarheid van de site in het kader van de brandveiligheid. Relevante ontwikkelingsscenario s op basis van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen behandeld te worden in het MER. De geplande timing van de ontwikkelingsscenario s kan, indien gekend, opgenomen worden in het MER. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de kennisgeving kan nog aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline lucht (met inbegrip van geur): o er aangegeven zal worden of de vracht van formaldehyde en fenol ook vervat zit in de KWS; o de huidige emissies aan VOS en NH 3 belangrijk zijn, in het kader van het NEC moet dan ook nagegaan worden of deze emissies kunnen gereduceerd worden (bvb. met nabehandeling van geleide bronnen); o in tabel 6.1 de vracht van dioxines dient nagekeken te worden; o een lijst van de koelinstallaties zal opgenomen worden; o dat de solventbalans kort zal besproken worden; o er verduidelijkt zal worden of het om sectorale of algemene emissienormen gaat. Bij de algemene emissienormen dienen ook de emissiegrenswaarden (massastromen) vermeld te worden; met betrekking tot de discipline water: o de huidige afwatering van het terrein (regen- en afvalwater) zal beschreven worden, er zal indien relevant een rioleringsplan toegevoegd worden; o er verduidelijkt zal worden of er momenteel reeds een zuivering plaats vindt van het huishoudelijk afvalwater aangezien nu reeds gezuiverd moet worden tot op de normen van oppervlaktewater; met betrekking tot de discipline bodem: o de jaartallen van het uitgevoerde OBO en BBO zullen vermeld worden; Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

5 met betrekking tot de discipline mens: o de capaciteit van de gebruikte aan- en afvoerwegen zal aangegeven worden; o d.m.v. telgegevens de bezetting van de gebruikte aan- en afvoerwegen aangeven en beoordelen, inzake effectbeoordeling dient er rekening gehouden te worden met de draagkracht van de wegen; o de gebruikte aan- en afvoerwegen zal beschreven worden, onder meer zijn er vrijliggende fiestpaden, fiets- of wandeloversteekplaatsen, ; o de ligging van aan- en afvoerwegen t.a.v. recreatieve fiets- en wandelroutes zal aangegeven worden; o de modal split binnen het bedrijf zal aangeven worden; o de mogelijkheden inzake openbaar vervoersgebruik voor werknemers zullen aangeven worden; o het aantal beschikbare parkeerplaatsen op het bedrijf beoordeeld zal worden i.f.v. het aantal werknemers en de huidige modal split; o de ligging van ontsluitingsroutes t.a.v. bewoning en gevoelige bevolkingsgroepen (scholen, rusthuizen, ) dient aangegeven te worden; o de gevoelige bevolkingsgroepen binnen het studiegebied in beeld dienen gebracht te worden; o de hindereffecten inzake geluid, geur en nachtelijke activiteiten dienen beschreven en beoordeeld te worden; o er enkel een oplijsting van het klachtenregister zal opgenomen worden, de naam van de klagers zal niet vermeld worden; o de APSG-methodologie dient naspeurbaar in het MER toegepast te worden; o aangeven of het bedrijf een risicocommunicatieplan heeft en indien ja de voornaamste aspecten van het plan toelichten. Het psychologische effect van de mogelijke hinderaspecten (geluid, geur, ) zal onderzocht worden. (Indien onduidelijk, kan hiervoor contact opgenomen worden met Dr. Karine Meersman); o aandacht zal besteed worden aan het aspect lichthinder; met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: o eveneens aandacht besteed zal worden aan het niet-beschermd erfgoed; o de ruimtelijke integratie van het bedrijf in de omgeving zal beoordeeld worden; Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de (geactualiseerde) disiciplinespecifieke delen van Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 6.2 Milieueffecten en milderende maatregelen Art , 2, a, b, c Het volledig verklaarde kennisgevingsdossier geeft een overzicht van mogelijke te verwachten effecten per discipline. In het MER moeten de milieueffecten onderzocht en beoordeeld worden en in functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. De methodologie voor de effectvoorspelling en het gehanteerde significantie- en beoordelingskader zal binnen elke discipline (uitgezonderd de discipline geluid en trillingen) in het MER duidelijk worden omschreven. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerd beoordelingskader. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

6 Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: water (grond- en oppervlaktewater), lucht, bodem, geluid en trillingen en mens (toxicologische, psychosomatische en mobiliteitsaspecten). Er zal duidelijk aangegeven worden welke deskundige verantwoordelijk is voor de discipline mens, mobiliteitsaspecten. De disciplines fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en licht, warmte en straling kunnen gebeuren door de coördinator van het rapport. De medewerkers zullen eveneens in het rapport vermeld worden. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de volledig verklaarde kennisgeving en de reeds geformuleerde aandachtspunten bij de beschrijving en beoordeling van de referentiesituatie kan aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline lucht (met inbegrip van geur): o de parameters NO x, SO 2 en CO ook zullen opgenomen worden; o er aandacht besteed zal worden aan diffuse emissies die mogelijk kunnen ontstaan en ontsnappen tijdens de narijping van het product gedurende de opslag; o de bespreking van de fugitieve emissies verduidelijkt zal worden; o de methodiek en de resultaten van de geurstudie die uitgevoerd zal worden, uitvoerig zullen beschreven en besproken worden, hierbij zal het aantal gehinderden bepaald worden; o voor de beoordeling gebruik zal gemaakt worden van het significantiekader zoals voorgesteld in het richtlijnenboek lucht. Hierbij zal voor de schaalniveaus beperkte bijdrage en relevante bijdrage getoetst worden aan een range ipv aan één waarde; met betrekking tot de discipline water: o een waterbalans voor de huidige en toekomstige situatie aangegeven zal worden; o naast de scheiding en eventueel hergebruik van regenwater ook aandacht besteed zal worden aan buffering, infiltratie en/of andere maatregelen om tot een vertraagde afvoer te komen; o de elementen voor het uitvoeren van de watertoets aangereikt dienen te worden; met betrekking tot de discipline mens: o de mogelijkheden van de Leie als verkeersas voor aan- en/of afvoer van grondstoffen en producten op zijn (ecologische/economische) haalbaarheid zullen onderzocht worden; met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: o de ruimtelijke integratie van het bedrijf in de omgeving beoordeeld zal worden; o de inplanting van geluidsmilderende maatregelen zoals schermen, wallen, beoordeeld zal worden; 6.3 Vergelijking van de alternatieven Art , 2,e Het MER zal duidelijk de methodologie beschrijven om de alternatieven op basis van hun effecten t.o.v. elkaar af te wegen. Bij de afweging van de alternatieven zal ook het nulalternatief opgenomen worden. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project met inbegrip van milderende maatregelen het best haalbare project is voor het milieu, ook op lange termijn. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

7 7 Leemten in de kennis Art , 4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het project, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie Art , 2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemten in de kennis. 9 Integratie en eindsynthese Art , 2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer moeten hierin opgenomen worden. De eindsynthese dient een conclusie m.b.t. de haalbaarheid van het project inzake milieueffecten te bevatten. 10 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen Art , 3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. Daarnaast zal in dit hoofdstuk ook in de mate van het mogelijke - aangegeven worden welke materialen gebruikt zullen worden. 11 Niet-technische samenvatting Art , 5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. Het relevant kaartmateriaal dient deel uit te maken van de niet- technische samenvatting, als het kaartmateriaal als een afzonderlijke bundel deel uitmaakt van het MER, dan volstaat het om te verwijzen naar de relevante kaarten in de bundel. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. 29 oktober 2007, Voor het afdelingshoofd, afwezig ir. J. COCKX Ingenieur Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8

8 Bijlagen Bijlage 1: Inspraakreacties: geen Bijlage 2: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die schriftelijk of op de vergadering reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: VMM, buitendienst Oostende, Zandvoordestraat 375, 2800 Oostende (Kathleen Vanmaele) VMM, A. Van de Maelestraat 96, 9320 Erembodegem (Myriam Rosier) Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed (Koen Himpe) Ovam, Stationstraat 110, 2800 Mechelen (Natalie Hoffmann) LNE, Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer, Graaf de Ferraris gebouw 7 e verdieping, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel (Gunther Van Broeck) LNE, Afdeling lucht, hinder, risicobeheer, milieu en gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer, Graaf de Ferraris gebouw 7 e verdieping, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel (David Knight) Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid West-Vlaanderen, Spanjaardstraat 15, 8000 Brugge (Karine Meersman) College van Burgemeester en Schepenen van de stad Waregem, Gemeenteplein 2, 8790 Waregem Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: / Bijlage 4: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet schriftelijk reageerden en ook niet aanwezig waren op de vergadering en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen (zij zullen geen ontwerptekst meer ontvangen tenzij ze de dienst Mer verzoeken om deze toch te ontvangen): LNE, Afdeling Millieuvergunningen, Afdeling West-Vlaanderen, Koningin Astridlaan 29 bus 4, 8200 Brugge VMM Afdeling water, Zandstraat 255 bus 4, 8200 Brugge (Sint-Andries) ANB, buitendienst West-Vlaanderen, Zandstraat 255 bus 3, 8200 Brugge (Sint-Andries) Agentschap R-O Vlaanderen, R-O West-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening De Gouverneur van de provincie West-Vlaanderen, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (Sint-Andries) Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /8