Richtlijnen milieueffectrapportage. MER voor PRAYON NV Exploitatie van een chemisch bedrijf

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage MER voor PRAYON NV Exploitatie van een chemisch bedrijf 15 juni 2004 PRMER-0066-RL

2 1. Inleiding Prayon NV is een chemisch bedrijf met als voornaamste activiteiten de zuivering van ruw fosforzuur tot wit fosforzuur, de productie van fluorchemicaliën en monokaliumfosfaten en het afvullen van SO 2. Dit MER wordt opgemaakt om de nulsituatie van de exploitatiezetel van Prayon te Ruisbroek in kaart te brengen. De initiatiefnemer van dit project is Prayon NV, Gansbroekstraat 31, 2870 RUIS- BROEK (Puurs). Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de MERplicht volgens hoofdstuk 2, artikel 3, punt 30a van het mer-besluit van 23/03/1989. Het betreft de volgende chemische installaties voor zover niet opgenomen in sub 6 en/of sub 16 : a. behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën voor de productie of de behandeling van anorganische chemicaliën met een productiecapaciteit van ton per jaar of meer. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 16 april De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Puurs van 7 mei 2004 tot 5 juni Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het gemeentelijk aanplakbord. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

3 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; dat de inhoud van paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen met hierbij aandacht voor de juiste terminologie; een duidelijk grondplan gebruiken van het bedrijfsterrein met een precieze ruimtelijke situering en aanduiding van de installaties, opslag- en verzendingsfaciliteiten, de waterzuiveringsinstallatie en andere ondersteunende installaties; hierbij kan reeds effectgericht gewerkt worden en mogelijke emissies kunnen gelokaliseerd worden; een duidelijke luchtfoto toe te voegen ter verduidelijking. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Op de terreinen van Prayon NV te Puurs zijn momenteel volgende installaties in werking: afdeling voorbehandeling en afdeling solventextractie voor de zuivering van het ruwe fosforzuur; afdeling fluorchemicaliën en monokaliumfosfaat SO 2 -afvulling; opslag- en verzendingsfaciliteiten; centrale waterzuiveringsinstallatie. Hierbij worden ook de effecten van de recent vergunde opslagtanks voor zwavelzuur en fosforzuur en opslag van Prayon Benelux in rekening gebracht. Het doel van dit MER is de huidige milieu-impact van de exploitatiezetel van Prayon te Puurs in kaart brengen. De nulsituatie wordt gedefinieerd als de toestand van het studiegebied waarbij alle installaties van Prayon nv op vergunde capaciteit zouden werken. Als referentiejaar wordt het jaar 2003 genomen. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

4 4. Voorgenomen project en alternatieven Aangezien de nulsituatie beschreven wordt staat het voorgenomen project hier voor de huidige activiteiten op de site van Prayon NV. Alle activiteiten en deelactiviteiten van het bedrijf zullen duidelijk en effectgericht beschreven worden. Hierbij wordt vooral aandacht besteed aan de geleide en diffuse emissies die vrij komen tijdens de verschillende processen. In dit kader kan ook een beeld geschetst worden van alle grond- en hulpstoffen en eindproducten en residuen van de activiteiten. Hierbij dient te worden aangegeven in welke vorm de stoffen (buk, verpakking, ) worden aan- en/of afgevoerd worden. De procesbeschrijving dient bij voorkeur voorgesteld worden door een algemeen blokschema waarin de verschillende stappen en emissies duidelijk toegelicht worden. Bij de procesbeschrijving worden ook de chemische reacties die plaatsvinden, opgenomen in het rapport. Het zuurzuiveringsproces en de productie van monokaliumfosfaat zoals beschreven in de kennisgeving, zal nader toegelicht en verduidelijkt worden in het MER. Naast de lozingsnormen voor het effluent dienen ook de normen voor het koelwater te worden opgenomen Binnen de relevante disciplines zal indien nodig aandacht besteed worden aan bijzondere voorwaarden die in de milieuvergunningen werden opgelegd. Er kan een historisch overzicht gegeven worden van maatregelen/aanpassingen binnen het productieproces en afvalwaterzuiveringsproces die reeds werden genomen om de milieu-impact te reduceren. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

5 5. Juridische en beleidsmatige context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Bij de situering van het project dient duidelijk worden te vermeld dat binnen de terreingrenzen van Prayon een stuk bosgebied is gelegen. Speciale aandachtsgebieden zoals het Vlaams Natuurreservaat Arkenbos en het Noordelijk Eiland beheerd door afdeling Natuur dienen opgenomen te worden en eveneens op een kaart te worden gesitueerd. Volgende relevante randvoorwaarden dienen te worden aangepast: p.19 Verandering van het klimaat door het broeikaseffect : lastenverdeling in het kader van Kyoto is wel al bepaald; p.19 Verontreiniging door fotochemische stoffen : de tweede paragraaf is afkomstig van MINA2 wat niet meer actueel is; p.19 Verontreiniging door fotochemische stoffen : de solventrichtlijn is volledig omgezet in Vlarem; Vlaams klimaatplan; VEN-gebieden definitief afgebakend op 18 juli 2003; Protocol van Goteborg is nog niet in werking getreden. Er wordt gevraagd om in een matrixvorm een volledig overzicht te geven van de relevante en nuttige niet-relevante wetgeving en beleidsplannen. Enkele woorden van uitleg bij de niet-relevante wetgeving en beleidsplannen in de matrix volstaan samen met een korte vermelding van de reden van niet-relevantie. De wetgeving en beleidsplannen, relevant voor het project, worden verder uitgewerkt bij de methodologische aanpak van de betreffende disciplines, de beschrijving van de ontwikkelingsscenario s, de verantwoording van het project, of onder de matrix,. In deze matrix wordt dan aangegeven waar dit beschreven staat. Er wordt gevraagd hier aandacht aan te besteden tijdens het opstellen van een kennisgeving en MER. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

6 6. Bestaande toestand en milieueffecten 6.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving (het relevante studiegebied) te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Voor de referentiesituatie wordt het jaar 2003 als referentiejaar genomen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. De kennisgeving geeft op beperkte maar voldoende wijze een beschrijving per milieudiscipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden en waar in het raam van het MER bijkomende inventarisatie noodzakelijk is. In het MER dient een duidelijke verantwoording te worden vermeld over de afbakening van het gekozen studiegebied. Voor de discipline Oppervlaktewater moet duidelijk aangegeven worden welke oppervlaktewateren in de nabijheid van het project effecten kunnen ondervinden t.g.v. het bestaande project. Ook het Zeekanaal, waarin het koelwater rechtstreeks wordt geloosd, zal tot het studiegebied gerekend worden. Binnen deze discipline zal ook een waterbalans van het bedrijf opgenomen worden. De lozing van afvalwater in een wachtbekken en de verdeling naar de Rupel en het Zeekanaal zal verder uitgewerkt worden. Voor de discipline Bodem en grondwater zal een duidelijk beeld geschetst worden van de huidige verontreinigingssituatie, indien mogelijk cartografisch geïllustreerd. Voor de discipline Lucht zullen de geleide en diffuse bronnen van fijn stof duidelijk en volledig beschreven worden. Er zal verduidelijkt worden welke brandstof de stoomketels verbruiken. Naar geurhinder toe zal een overzicht gegeven worden van de klachten en de reeds genomen maatregelen om de geurimpact te verminderen. Voor de discipline geluid zal de kaart met de 3 meetpunten gecorrigeerd worden met het juiste onderliggende gewestplan. Er zullen voor de discipline Fauna & Flora bijkomende informatiebronnen geraadpleegd worden zoals inventarisatiegegevens van natuurverenigingen. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

7 Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te verzamelen over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die mogelijk samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De kennisgeving geeft een degelijke beschrijving per discipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elk onderzochte effectgroep wel duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. In de kennisgeving wordt geen significantiebeoordelingskader voorgesteld. In het MER zal voor elke discipline de omzetting van de beschreven kwantitatieve of kwalitatieve effecten naar een mogelijke beoordelingsschaal verduidelijkt worden. Voor de discipline Bodem zal de methodologie voor effectbeoordeling grondig uitgewerkt worden. Binnen de discipline Oppervlaktewater dient speciale aandacht besteed worden aan de parameter zwevende stoffen wegens eerdere normoverschrijdingen. Ook de parameters fluoride, AOX en totaal fosfor moeten van naderbij worden onderzocht wegens toekomstige normverstrenging. De meest relevante parameters zullen afzonderlijk worden besproken. Naast de impact van het afvalwater moeten ook de mogelijke effecten van het koelwater op het ontvangende oppervlaktewater onderzocht worden. Voor de toetsing van de effecten zullen de gemiddelde waarden gebruikt waarden, de extreme waarden worden in de rand vermeld. Voor de discipline Lucht zal de nadruk liggen op fijn stof. In 2003 echter werd de PM10 jaargrenswaarde voor de bescherming van de volksgezondheid, vermeerderd met de overschrijdingsmarge, zijnde 43 microgram/m³, overschreden in een meetpost van de VMM vlakbij Prayon NV. De PM10 daggrenswaarde voor de bescherming van de volksgezondheid, vermeerderd met de overschrijdingsmarge, zijnde 60 microgram/m³, werd in 2003 eveneens meer dan het toegelaten aantal (zijnde meer dan 35 keer) overschreden. Een goede kwantificering van de huidige en toekomstige stofemissies van Prayon, waar mogelijk emissies van TSP (total suspended matter), PM10 en PM2,5 wordt aanbevolen. Verder is het ook van uiterst belang dat de stofbijdrage van het bedrijf Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

8 op de luchtkwaliteit dient worden aangetoond. Ook de kwantificering van het aandeel van Prayon in de in 2003 vastgestelde overschrijding zal worden beschreven. De parameter Tributylfosfaat zal ook opgenomen worden bij de effectbeoordeling. De technische aspecten van het gebruikte IFDM-model zullen worden opgenomen in het rapport. De efficiëntie van de door Prayon toegepaste reductiemaatregelen voor fijn stof zullen worden vergeleken met de gemiddelden die door het Rains-model van IIASA worden naar voor geschoven. In de MER dient de huidige toestand bij Prayon te worden getoetst aan de maatregelen die in de sectorstudie en in de kostencurven worden beschreven, zoals vermeld wordt op pagina 24 van de kennisgeving. Voor de inschatting van de geluidsimpact naar Boom toe zullen enkele korte metingen richting Boom op verschillende afstanden van Prayon uitgevoerd worden. Binnen de discipline Fauna & flora wordt vooral aandacht besteed aan de milieuimpact op de aandachtsgebieden zoals het Vlaams Natuurreservaat, het Noordelijk Eiland en aan het bosgebied grenzend aan en behorend tot de terreinen van Prayon. Er zal een overzicht gegeven worden van een klachtenhistoriek die ooit geuit werden aan het bedrijf binnen de discipline Mens. Het aspect mobiliteit binnen deze discipline zal eveneens onderzocht worden. De impact van het bedrijf op het omliggende landschap en vooral op de aangrenzende relictzone Scheldevallei van Dendermonde tot Kruibeke zal worden onderzocht in de discipline Monumenten & landschappen. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name zal dienen te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Er worden geen alternatieven overwogen, in het MER wordt een overzicht gegeven van de huidige impact van het bedrijf op het milieu. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

9 7. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. 9. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. 10. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 11. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

10 Bijlagen Bijlage 1: Lijst van inspraakreacties geen Bijlage 2: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Sectie Lucht (Inge Overmeer) VMM (Filip Decrick) AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen (Laureen Delellio) De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: VMM (Myriam Rosier) Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER