Richtlijnen milieueffectrapportage. Milieueffectrapport voor een pluimveehouderij met mestkuikens te Zonnebeke (Lagrou Patrick)

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage Milieueffectrapport voor een pluimveehouderij met mestkuikens te Zonnebeke (Lagrou Patrick) 17 september 2004 PRMER-0086-RL

2 1. Inleiding De heer Lagrou baat momenteel een veeteeltbedrijf uit dat gespecialiseerd is in het houden van braadkippen. In de huidige situatie worden er op het bedrijf stuks braadkippen gehouden. Voor de voortzetting van zijn bedrijf heeft de initiatiefnemer twee opties, afhankelijk van de financiële situatie in de kippensector. Een eerste doelstellingsalternatief is de voortzetting van de bestaande toestand, het tweede alternatief houdt de omvorming in van braadkippen naar scharrelkippen. Onder beide vormen worden de kippen gehuisvest in 4 bestaande pluimveestallen. Bij voortzetting van de huidige toestand zitten de kippen op de grond, bij omvorming wordt gekozen voor een grondhuisvesting met legnesten en roosters. Het bedrijf beschikt over een vergunning voor het houden van mestkippen, vergund tot 13/07/2004. Er dient een milieuvergunning worden aangevraagd voor de omvorming of hernieuwing van het pluimveebedrijf. Voor een aantal rubrieken wordt regularisatie van reeds bestaande en in gebruik zijnde infrastructuren aangevraagd. De initiatiefnemer van dit project is de heer Patrick Lagrou, Kranenburgstraat 7, 8980 ZONNEBEKE. Deze activiteit is onderworpen aan de MER-plicht volgens hoofdstuk 2, artikel 3, punt 8c van het mer-besluit van 23/03/1989, zijnde een bedrijf met stalruimte voor pluimvee, hoenderachtigen, eendachtigen en gekweekte volièrevogels, ouder dan 3 weken, van meer dan stuks wanneer het bedrijf gelegen is in een agrarisch gebied niet vallend onder hoofdstuk 1, artikel 3, punt 8b van het mer-besluit. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 19 juli De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Zonnebeke liep van 12 augustus 2004 tot 10 september Deze terinzagelegging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aan- Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

3 plakking aan het gemeentehuis. Parallel werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

4 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer: recent kaartmateriaal m.b.t. elke relevante discipline te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; een verklarende woordenlijst, lijsten met figuren en tabellen, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info alle relevante straatnamen en waterlopen op kaart te situeren; dat de inhoud van paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; eventuele achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in een inleiding tevens de benodigde vergunningen (correcte omschrijving gewenst), incl. een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen; een duidelijk plan te gebruiken van de huidige bedrijfsterreinen, alsook een gedetailleerd plan van het toekomstige project met een precieze ruimtelijke situering van o.a. mestloods, terreinverhardingen, grondwaterwinning, ; storende zetfouten te vermijden, zoals leghennen (kennisgeving p. 18) en een straal van 500 km (kennisgeving p. 29). 3. Beschrijving van de huidige bedrijfstoestand Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de huidige situatie en de toekomstige situatie die opgesplitst wordt in twee verschillende doelstellingsalternatieven. Bij de beschrijving van de huidige bedrijfstoestand zal duidelijk worden aangegeven of het gaat over de huidige toestand op zich of over de huidige vergunde toestand. De huidige vergunde situatie wordt aangevuld met de niet-vergunde of niet-gemelde Vlarem-rubrieken waarbij tevens een indicatie kan gegeven worden van de relevantie van deze activiteiten in functie van de beoordeling van de milieueffecten. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

5 Bij de huidige exploitatiecyclus zal aangegeven worden als alle vier de stallen tussen elke ronde gedurende twee weken leeg staan of er een rotatiesysteem wordt toegepast. Bij de beschrijving van de huidige bedrijfstoestand vraagt de Cel Mer tevens: een weergave van de totale oppervlakte en de activiteiten van het bedrijf met hierbij een grondige beschrijving van de exploitatiecyclus, het gebruikte staltype en andere gebouwen met inbegrip van afmetingen, capaciteit,, ; de hoeveelheid mest (zowel absoluut als procentueel t.o.v. het totaal) die op de eigen grond uitgevoerd wordt of geëxporteerd wordt; de beschrijving van de natuurlijke begroeiing op en rond het bedrijfsterrein zoals hagen, struwelen, alleenstaande bomen, ; een beschrijving van het gebruikte ventilatiesysteem en schoorsteentype in de stallen; overzicht van het waterverbruik voor de dieren en het reinigen van de stallen (grondwater, regenwater); indien mogelijk en nuttig, ter verduidelijking de projectbeschrijving te illustreren met beeldmateriaal; het totale volume van de acht mestciternes ( 80 m³) van elk liter te herbekijken. 4. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b Dit MER wordt opgesteld in het kader van de aanvraag van de milieuvergunning voor de omvorming of hernieuwing van het pluimveebedrijf, waarbij geen uitbreiding in mestproductie wordt gerealiseerd. Er worden twee doelstellingsalternatieven in overweging genomen: 1. voortzetting van de bestaande toestand, d.i braadkippen 2. omvorming van braadkippen naar scharrelkippen. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

6 De huidige vergunning liep tot 13 juli 2004 waardoor het pluimveebedrijf reeds een voorlopige milieuvergunningsaanvraag van 6 maanden verkregen heeft. In deze periode dient een MER te worden opgemaakt. Een duidelijke beschrijving van de doelstellingen en verantwoording van het bedrijf dient dus opgenomen te worden in het rapport. 5. Voorgenomen projecten en alternatieven art ,1,c, d en e Het voorgenomen project bestaat uit twee verschillende doelstellingsalternatieven gezien de huidige onzekere financiële situatie in de kippensector. Het eerste doelstellingsalternatief bestaat uit het houden van braadkippen, wat hetzelfde is als de voortzetting van de bestaande toestand. De omvorming van het bedrijf naar scharrelkippen wordt beschouwd als een tweede alternatief. Beide alternatieven worden gelijkwaardig behandeld in het MER. Op pagina 8 van de kennisgeving wordt de rubriek aangegeven, terwijl de vergunde toestand (1.490 kw) niet gelegen is tussen 300 kw en 500 kw. In het MER zal de juiste omschrijving van deze rubriek worden aangegeven. Ook op pagina 8 van de kennisgeving wordt de rubriek a) vermeld. Op pagina 15 van de kennisgeving wordt echter rubriek teruggevonden. In het MER zal dit uitgeklaard worden. Het is onduidelijk of er een uitbreiding gepland is van de grondwaterwinning, de bestaande (niet vergunde) toestand wordt behouden of er een nieuwe bijkomende grondwaterwinning wordt geboord. Het aan te vragen vergunde debiet blijkt in beide situaties dezelfde. In het MER zal de huidige en toekomstige grondwaterwinning duidelijk toegelicht worden. De mestproductie bij beide alternatieven zal duidelijk worden weergegeven, waarbij de verschillen tussen beide alternatieven worden aangegeven met hun Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

7 consequenties. Ook het tijdspad waarna mest wordt afgevoerd zal worden toegelicht. Er worden twee doelstellingsalternatieven vooropgesteld in dit MER. De voor- en nadelen van de verschillende alternatieven worden beschreven en afgewogen. Op die manier kan een rangschikking bekomen worden van de verschillende alternatieven, waarbij ook het meest milieuvriendelijke alternatief naar voor komt. Bij het tweede alternatief zal de omvorming van de stallen voor de scharrelkippen duidelijk beschreven worden welke aanpassingen hoe en waar zullen moeten gebeuren. In dit geval kunnen in functie van de doelstellingsalternatieven mogelijke uitvoeringsalternatieven aangegeven worden i.f.v. het reduceren van mogelijke milieueffecten. 6. Juridische en beleidsmatige context art ,f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. In het MER wordt opgave gedaan van alle wetgeving en beleidsplan in de vorm van een overzichtsmatrix. De meest relevante wetgeving en beleidsplannen m.b.t. het project worden verder uitgewerkt en grondig beschreven i.f.v. het te realiseren project. In het kader van het Milieubeleidsplan wordt voldoende aandacht besteed aan de reductiedoelstellingen voor verzurende emissies. De thema s vermesting, verzuring en verstoring door geurhinder zijn in het bijzonder van belang voor de pluimveesector. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

8 7. Bestaande toestand en milieueffecten 7.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g Als referentiesituatie dient het gebied met de omgeving (het relevante studiegebied) te worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Deze referentiesituatie dient te worden aangevuld met de beslissingen, die worden verwacht te zijn uitgevoerd, vooraleer het voorgenomen project zal aanvangen. Relevante ontwikkelingsscenario s dienen te worden uitgewerkt zoals aangegeven in het kennisgevingdossier. Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. De kennisgeving geeft op voldoende wijze een beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor zullen gebruikt worden en waar in het raam van het MER bijkomende inventarisatie noodzakelijk is. In het MER dient de methodologische aanpak en de gebruikte informatiebronnen waarop gesteund wordt voor de beschrijving van de bestaande toestand grondig te worden beschreven. In het MER dient een duidelijke verantwoording vermeld over de afbakening van het gekozen studiegebied. Voor de discipline Fauna en Flora wordt melding gemaakt van de soorten met een hoge faunistische of floristische waarde in het studiegebied. Hierbij wordt speciaal aandacht besteed aan het VEN-gebied De Ieperboog en het habitatrichtlijngebied Westvlaams Heuvelland. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

9 Mogelijks voorkomende beschermde monumenten en landschappen in het studiegebied kunnen aangegeven worden en cartografisch weergegeven worden. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project een cumulatief effect kunnen teweeg brengen. Zo worden de milieueffecten van beide doelstellingsalternatieven voor alle thema s op een kwantitatieve of een kwalitatieve manier weergegeven. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r., meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De kennisgeving geeft een volledige en projectgerichte beschrijving per milieuthema van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld en geeft aan dat in functie van het effectenonderzoek milderende maatregelen zullen worden voorgesteld en uitgewerkt. Belangrijk hierbij is dat in de tekst van het MER voor elk onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet. De effectbespreking zal per milieuthema onderzocht worden. De Cel Mer kan zich vinden in deze werkwijze, mits per thema ook een duidelijke en verhelderende omslag gemaakt wordt naar de relevante milieudisciplines. Cumulatieve effecten dienen te worden onderzocht met name zal dienen te worden nagegaan in welke mate omliggende activiteiten gelijkaardige milieueffecten genereren. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

10 Bij de berekening van de geuremissies bij het thema geurhinder zullen, voor zover mogelijk, de Vlaamse kentallen gebruikt worden. Indien bij de opmaak van het MER deze nog niet verschenen zijn, kan gebruik gemaakt worden van de Nederlandse kentallen. Bij de beschrijving van de toekomstige situatie zal voor de meest relevante staltypes gebruik gemaakt worden van kentallen. Bij het thema verontreiniging oppervlaktewater wordt de effectgroep lozing bedrijfsafvalwater in beschouwing genomen. Nochtans wordt in hoofdstuk 3 van de kennisgeving vermeld dat geen lozing plaatsvindt van bedrijfsafvalwater. Enige verduidelijking hieromtrent dient te worden gemaakt in het MER. Er zal ook worden aangegeven hoe de watertoets (cfr. Decreet integraal waterbeleid) wordt ingepast in het rapport. Zo dient zeker aandacht te worden besteed aan de grondwaterwinning die mogelijks wordt uitgebreid. De effecten van verzuring dienen ook te worden geëvalueerd met betrekking tot de discipline Water. Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disciplinespecifieke delen van het Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (karakterisering van de) Effectgroepen, Effectuitdrukking en Beoordelingscriteria, en (analyse van de) Geplande situatie Vergelijking van de alternatieven art ,2, e Voor het voorgenomen project zal de huidige situatie worden vergeleken met twee verschillende toekomstsituaties, die hier als doelstellingsalternatieven worden bestempeld. Beide doelstellingsalternatieven zullen evenwaardig onderzocht worden op hun mogelijke effecten binnen de geselecteerde effectgroepen. Er dient eveneens te worden nagegaan welke de alternatieven zijn inzake stalsysteem i.f.v. de mogelijke omvorming naar scharrelkippenbedrijf. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

11 Beide doelstellingsalternatieven worden afgewogen t.o.v. elkaar per thema, waaruit van milieuoogpunt dan het beste alternatief naar voor zal komen. 8. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 9. Monitoring en evaluatie art ,2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering. 10. Integratie en eindsynthese art ,2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is en welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken indien dit niet het geval zou zijn. Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

12 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. Indien dit nog niet bij de projectbeschrijving het geval is geweest zal in dit hoofdstuk tevens aangegeven worden welke materialen voor dit project zullen worden gebruikt. 12. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Relevante figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. 17 september 2004, ir. M. CHERRETTE Afdelingshoofd Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

13 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en ter inzagelegging gemeente Bijlage 2: Lijst van inspraakreacties geen Bijlage 3: Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen geen De volgende instanties hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: geen Bijlage 4: Lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingdossier: AMINAL, Afdeling Milieuvergunningen, Astridlaan 29/4, 8200 Brugge AMINAL, Afdeling Land, Alhambra-gebouw, E. Jacqmainlaan 20, bus 6, 1000 Brussel AMINAL, Afdeling Water, Zandstraat 255, bus 4, 8200 Brugge (St. Andries) AMINAL, Afdeling Natuur, Zandstraat 255, bus 3, 8200 Brugge (St. Andries) AROHM, Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, Werkhuisstraat 9, 8000 Brugge AROHM, Afdeling ROHM West-Vlaanderen, Cel Ruimtelijke Ordening, Werkhuisstraat 9, 8000 Brugge VLM, Mestbank, Emmanuel de Neckerstraat 5, 8000 Brugge AMINAL, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Cel Mer, Koning Albert IIlaan 20, bus 8, 1000 Brussel Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER

14 DGNRE, Avenue Prince de Liège 15, 5100 NAMUR (Jambes) De Gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen, Koning Leopold III-laan 41, 8200 Brugge (St.-Andries) College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Zonnebeke, Langemarkstraat 8, 8980 Ardooie Richtlijnen milieueffectrapportage PRMER