Richtlijnen milieueffectrapportage: Inrichting van de KMO-ZONE LINDEKENSVELD te LUMMEN

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen milieueffectrapportage: Inrichting van de KMO-ZONE LINDEKENSVELD te LUMMEN 22 april 2004 PRMER-0034-RL

2 1 Inleiding De gemeente Lummen wil op de locatie Lindekensveld een bruto 3.9 ha groot lokaal bedrijventerrein ontwikkelen ten zuiden van de Bosstraat. Dit terrein leunt aan tegen de bestaande industriezone Lindekensveld ten noorden van de Bosstraat, met een oppervlakte van 18 ha. De ruimtelijke ontwikkeling van deze 3.9 ha KMO-zone is mogelijk door een gewestplanwijziging in Het project is MER-plichtig volgens artikel 2 rubriek 16 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 zijnde rooiing van bossen met het oog op een ander bodemgebruik voor zover de te rooien bosoppervlakte meer dan 3 ha bedraagt. Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 12 februari De ter inzage legging liep van 1 maart 2004 tot en met 31 maart 2004 in Lummen, de aankondiging van de ter inzage legging is gebeurd door aanplakking aan het gemeentehuis. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Cel Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Cel Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, kleur of arcering, legende; ( o.a. de figuren 3.1, 3.3. en 3.4, juiste gewestplanlegende; figuur 3.4 zonder "ontwerp Groene Hoofdstructuur") aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen figuur al dan niet met tekst erin ( zorg voor voldoende lettergrootte) en legende, en de bijbehorende verklarende tekst: dit is van belang bij de aanduiding van respectievelijk projectgebied en studiegebied en daarnaast eventueel de situering als lokalisatie in de ruime omgeving op een kaartblad dat ruimer is dan het studiegebied op zich; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; dat de inhoud van de paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; in een inleiding tevens de benodigde vergunningen, inclusief een korte beschrijving van de procedure, en de rol van het MER in een dergelijk proces te schetsen. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Art , 1, a en b In de kennisgeving wordt de algemene doelstelling van het project - ontwikkeling van een KMO-zone van 3.9 ha hoofdzakelijk voor de herlokalisatie van bedrijven die wegens hun ongunstige inpassing in de omgeving niet op hun huidige locatie kunnen blijven - toegelicht. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

3 In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (bindend vastgelegd door de Vlaamse Regering op 23/09/01997) werd besloten dat de gemeente Lummen als buitengebiedgemeente, bijkomende industriegronden kan inrichten voor herlokatie van zonevreemde bedrijven. Gezien de noodzaak om het tekort aan bedrijventerrein in te vullen, is in het ontwerp Ruimtelijk Structuurplan Lummen een inrichtingsscenario voorgesteld voor de volledige bedrijvenzone Lindekensveld (bestaande industriezone + de geplande KMO-zone van 3.9 ha + de optie op uitbreiding van 5 ha). In het kader van het voorontwerp sectoraal BPA zonevreemde bedrijven ( cfr. memorie van toelichting voorgelegd op de plenaire vergadering van 9 maart 2004) werd een inventaris opgesteld van de zonevreemde bedrijven. De cijfergegevens ( selectie van 17 i.p.v. 18 weerhouden bedrijven) van behoefte en resterend aanbod van terreinen ( o.m Lindekensveld + 1ha te Gestel ) wijkt enigszins af van het kennisgevingsdossier. Dit kennisgevingsdossier is opgemaakt voor de KMO-zone van 3.9 ha; de optie voor uitbreiding van 5 ha wordt in het kennisgevingsdossier als ontwikkelingsscenario behandeld. In het kennisgevingsdossier wordt de ontwikkeling van de KMO-zone van 3.9 ha gemotiveerd en de behoefte aan bijkomend lokaal bedrijventerrein aangetoond. In het MER moet dus de motivering, het aanbod en de behoefte aan bijkomend lokaal bedrijventerrein ( met de actualisatie t.ov. het kennisgevingsdossier) op een éénduidige, correcte en overzichtelijke wijze gebeuren waarbij moet duidelijk gemaakt worden welke cijfers vanaf nu consequent zowel in het MER, het ontwerp-ruimtelijk Structuurplan van Lummen als in het ontwerp-sectoraal-bpa- zonevreemde bedrijven zullen gehanteerd worden. In het rapport dienen het aantal zonevreemde bedrijven die dienen en wensen te herlocaliseren, het aantal kandidaat-kopers met oppervlaktebehoefte, het aantal bedrijven die vrijwillig wensen te herlocaliseren en het aantal niet vergunde bedrijven die mits (regularisatie-)vergunning dienen en wensen te herlocaliseren vermeld te worden en dient ook de hieruit voortvloeiende totale behoefte aan bedrijventerreinoppervlakte vermeld te worden. Daarnaast moet in het rapport op basis van de woonbehoeftestudie gemotiveerd te worden waarom het gebied niet gebruikt zal worden als woonuitbreidingsgebied en ook op termijn niet meer nodig zal zijn. 4 Voorgenomen projecten en alternatieven Art , 1, c, d en e Het voorgenomen project is de inrichting en de exploitatie van een 3.9 ha groot bedrijventerrein voor lokale ontwikkeling ten zuiden van de Bosstraat. De te ontwikkelen KMO-zone leunt aan tegen de bestaande industriezone Lindekensveld (18 ha) ten noorden van de Bosstraat. De behoefte aan het bedrijventerrein van 3.9 ha vloeit voor een belangrijk deel voort uit het beleid voor herlokatie van zonevreemde bedrijven. Op dit terrein is er al door bedrijven een optie genomen op 2.9 ha, een oppervlakte van 1.1 ha blijft nog ter beschikking ( zie opmerking hoger over de te hanteren cijfers) De belangrijkste ingreep om tot een ingerichte KMO-zone te komen is de ontbossing van de beboste zones. In de projectbeschrijving dient de juiste grootte van de te verwijderen bosoppervlakte vermeld te worden en dient gespecificeerd te worden welke soorten verwijderd zullen worden en welke niet en van welke leeftijd ze zijn.. De andere voorziene ingrepen zijn: aanleg van de ontsluitingsweg binnen de verkaveling, de effening van het Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

4 terrein, de aanleg van nutsvoorzieningen (elektriciteit, gas, water, riolering, ) en de aanleg van wegen, gebouwen en infrastructuren. Het verkavelingsplan voorziet 12 bouwpercelen. De ontsluiting van het bedrijventerrein zal gebeuren via de bestaande Bosstraat, welke onmiddellijk aansluit op de N717 Lummen- Beringen (Ringlaan). Om een maximale benutting van de KMO-zone te bewerkstellingen wordt in de verkaveling een insteekweg voorzien waarlangs kleinschaliger bedrijven zich kunnen vestigen. In het rapport dient men de ontsluitingsmogelijkheden voor de verschillende loten - ook lot 10 C en 11C na te gaan en voor te stellen. Het project-mer dient de huidige ruimtelijke situatie en de toekomstige situatie nauwkeurig te omschrijven, te situeren en te illustreren. Bij de projectbeschrijving dient de voorziene bufferzone binnen de KMO-zone van 3.9 ha gelokaliseerd te worden op een inrichtingsplan en beschreven te worden. Bij de beschrijving van het project dient zowel de bruto oppervlakte van het terrein als de netto oppervlakte vermeld worden. Het rapport zal een inrichtingsplan omvatten en een boscompensatieplan voor de KMO-zone van 3.9 ha, gekoppeld aan de tot nu toe ontbrekende compensatie voor de ontbossing van de 18 ha Lindekensveld. Het boscompensatieplan dient dus één geheel te vormen met de boscompensatie die nog zou moeten gerealiseerd worden ( 18 ha + 3,9 ha ) zoals gevraagd door de Afdeling Bos en Groen van AMINAL ingevolge artikel 90 bis van het bosdecreet waarbij de adviesverlening voor de ontbossing van de 3,9 ha zal "gekoppeld worden" aan het compensatiedossier van de 18 ha. Daarbij komt dan nog de optie volgens het ontwikkelingsscenario met de mogelijke bijkomende ontbossing van nog eens 5 ha KMO-gebied. Het hangt tevens van de initiatiefnemer af om hierbij voor de vlotheid van het dossier o.m. op basis van vooroverleg met de vergunningverlenende overheid meer bepaald ook inzake de gevolgen en opvolging van de vergunning bij de vorige 18 ha en met AMINAL, Afdeling Bos en Groen, uit te maken hoe dit compensatieplan als geheel best wordt aangepakt aangezien er wellicht ook stappen moeten ondernomen worden door de intiatiefnemer inzake vervreemding van de gronden van de bijkomende 3,9 ha met toelating van de bevoegde minister. Gezien de stappen die tot nu toe voor Lindekensveld zijn genomen lijkt het logisch dat in eerste instantie qua boscompensatie(plan) de verantwoordelijkheid ligt bij de gewestelijke overheid en dat ook voor het volgend dossier het vanwege de gemeentelijke overheid niet gewenst is dat er een doorschuifoperatie naar een opdeling met afzonderlijke verkavelingsloten met bijbehorende compensatie wordt van gemaakt, maar dat dus het compensatieplan wordt voorbereid en al uitgetekend wordt in voorliggende MER ter voorbereiding van de vergunningsaanvraag. 5 Juridische en beleidsmatige context Art , 1, f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Dit kader en de matrix moet geactualiseerd worden volgens de huidige stand van zaken van de wetgeving. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Specifiek bij het beleidskader Milieu en Natuur dienen de verschillende relevante artikels vermeld o.a. ook het zorgprincipe. Bij het decreet integraal waterbeleid (B.S. 14/11/2003) dient de watertoets en de integratie ervan in het MER vermeld te worden. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

5 6 Bestaande toestand en milieueffecten 6.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s Art , 1, g Als referentiesituatie dient de huidige situatie van het gebied beschreven te worden. De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven en welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden. Bij de beschrijving van de bestaande situatie dient aandacht besteed te worden aan gegevens en conclusies die beschikbaar zijn in het conform verklaarde MER (MER/CAI/96/225) "ontbossing en aanleg Lindekensveld" De mogelijke uitbreiding van de KMO-zone met 5 ha naar het zuiden toe wordt als ontwikkelingscenario behandelt in het MER. Bij de beschrijving van het ontwikkelingssenario dient ook rekening gehouden te worden met het al dan niet voorzien van een reservegebied voor KMO-zone ontwikkeling zoals aangeduid op figuur p.39 van de kennisgeving. Aanvullend hierbij kan nog aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline fauna en flora: als referentiesituatie wordt voor deze discipline uitgegaan van 2 scenario s enerzijds de situatie voor de inrichting van de industriezone van 18 ha ( cfr. gegevens vorig MER) en anderzijds de situatie na de inrichting van de industriezone ha; naast gegevens over het projectgebied zullen bestaande gegevens verzameld worden over de soortenrijkdom in de omgeving, deze beschrijving omvat specifiek ook de boomsoortensamenstelling, de oppervlakte en de leeftijd van het bestand met het oog op het compensatieplan. met betrekking tot water de situatie inzake afwatering en afvalwaterverwijdering. met betrekking tot de discipline mens: zal er aandacht besteed worden aan de recreatieve en bufferende functie van het te ontbossen terrein; Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disiciplinespecifieke delen van Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 6.2 Milieueffecten en milderende maatregelen Art , 2, a, b, c Het kennisgevingsdossier geeft een overzicht van de te verwachten milieueffecten per discipline. In het project-mer moeten deze milieueffecten onderzocht en beoordeeld worden en in functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. De methodologie voor de effectvoorspelling binnen elke discipline zal in het MER duidelijk worden omschreven. De beschrijving en afbakening van het studiegebied zal specifieker moeten gemotiveerd worden. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

6 De effectbeschrijving per discipline komt evenzeer qua ernst, soort en grootte aan bod in de samenvatting. Bij de bespreking van de milieueffecten dient in functie van de relevantie ook aandacht besteed te worden aan o.a. volgende beleidsdomeinen: licht, energie en grondstoffen, archeologische waarden, veiligheid en gezondheid. De cumulatieve effecten bij realisatie van het ontwikkelingsscenario dienen in rekening gebracht te worden. Aanvullend kan hierbij aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline bodem en grond- en oppervlaktewater: de watertoets dient uitgevoerd te worden; er aandacht besteed moet worden aan de afwatering zowel kwantitatief als kwalitatief; met betrekking tot de discipline fauna en flora: zal de gecompenseerde oppervlakte voor de ontbossing behandeld worden; zal de invulling en locatie van de bufferzone besproken worden; zal een evaluatie gemaakt worden van de restanten van de holleweg - gedeelte Boslaan en aansluitende percelen; zal de impact van enerzijds de ontwikkeling van het 18 ha industrieterrein en de 3.9 ha inrichting van KMO-zone behandeld worden en anderzijds de combinatie van deze ontwikkeling met het ontwikkelingsscenario; met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen zal aandacht besteed worden aan de landschappelijke functie van de bufferzone; zal aandacht besteed worden aan de landschappelijke inrichting van het terrein; met betrekking tot de discipline mens: zal de impact van de verwijdering van de vegetatie op de recreatieve en bufferende functie van de vegetatie en bebossing behandeld worden; zal de verschuiving van recreatie(druk) nagegaan worden bij verwijdering van de vegetatie; zal de link gelegd worden tussen tewerkstellingsgegevens en verkeersgeneratie en - afwikkeling; zal het effect van de bufferzone behandeld worden. In deel 8.6. van de kennisgeving "samenvatting van effecten, effectuitdrukking en -beoordeling, en gewicht van de effecten " wordt geen verklaring noch motivatie gegeven bij de "relatieve gewichtstoekenning". Is "2" dubbel zo zwaar, groot dan "1", zeker daar waar een kwantiatieve inschatting mogelijk is ; bijv. bij 'toename van geluidsgevoelige objecten'? Welke elementen zijn van tel om aan te geven dat "sociale veiligheid " een gewicht 2 meekrijgt en recreatie 'maar' 1? Ook een kwalitatief expertenoordeel moet zo inzichtelijk mogelijk gemaakt en verantwoord worden. 6.3 Vergelijking van de alternatieven Art , 2,e In het kennisgevingsdossier wordt gemotiveerd waarom geen locatiealternatieven en alternatieven t.a.v. het bedrijfslokatieprofiel bestudeerd zullen worden in het MER. Uitvoeringsalternatieven onder de vorm van milderende maatregelen zullen bestudeerd worden. Voor elk van de te bestuderen aspecten en disciplines zal na de beschrijving van de Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

7 huidige situatie ingegaan worden op de autonome ontwikkeling. Onder de autonome ontwikkeling wordt de invulling van de woonfunctie in het aan de KMO-zone aanpalende woonuitbreidingsgebied in rekening gebracht. 7 Leemten in de kennis Art , 4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het project, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie Art , 2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemten in de kennis. 9 Integratie en eindsynthese Art , 2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. 10 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen Art , 3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. Daarnaast zal in dit hoofdstuk ook aangegeven worden welke materialen in de uitvoeringsfase van dit project gebruikt zullen worden. 11 Niet-technische samenvatting Art , 5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER

8 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en ter inzage legging gemeente Lummen Bijlage 2: Lijst Inspraakreacties Lummen 1 inspraakreactie ontvangen Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: AMINAL, Afdeling Land, Taxandria-Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt AMINAL, Afdeling Bos & Groen, Taxandria-Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt AMINAL, Afdeling Natuur, Taxandria-Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt AROHM, Afdeling ROHM Limburg, Ruimtelijke Ordening, Taxandria-Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt Bijlage 4: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: AROHM, Afdeling ROHM Limburg, Cel Monumenten en Landschappen, Taxandria- Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt Bijlage 5: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen: AMINAL, Afdeling Water, Taxandria-Center, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt AROHM, Afdeling Ruimtelijke Planning, Graaf de Ferrarisgebouw, Koning Koning Albert II-laan 20, bus 7, 1000 Brussel AROHM, Afdeling woonbeleid, Koning AlbertII-laan 20 bus 7, 1000 Brussel Administratie Wegen en Verkeer, Afdeling Wegen en Verkeer Limburg, Gouverneur Roppesingel 25, 3500 Hasselt Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER