Richtlijnen milieueffectrapportage: Project Prestibel Antwerpen-Linkeroever

Transcriptie

1 !"# $"""%&'(( )"!*++,-#"-./0)"!*++,-#"-.+ Richtlijnen milieueffectrapportage: Project Prestibel Antwerpen-Linkeroever Prestibel Left Village NV. 9 augustus 2006 PRMER-0194-RL

2 1 Inleiding Prestibel Left Village nv heeft het voornemen om een stadsontwikkelingsproject te realiseren op de Linkeroever te Antwerpen. Het voorgenomen project omvat ondermeer de bouw van ca wooneenheden, een hotel, handelszaken, een waterthemacomplex en een aantal kantoren. Het projectgebied wordt in het noorden en het westen begrensd door respectievelijk de Blancefloerlaan, de op- en afrit linkeroever van de E17 en de infrastructuurbundel spoorweg-r1/e17 richting Gent en in het zuiden door het Galgenweel. Het project valt onder toepassing van de milieueffectrapportage volgens bijlage II 10) b) van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 zijnde stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, met betrekking tot de bouw van 1000 of meer woongelegenheden, of met een brutovloeroppervlakte van 5000 m 2 handelsruimte of meer, of met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer personenequivalenten per tijdsblok van 2 uur. Het voorgenomen project dient in het MER aan de volledige rubriek 10)b) van bijlage II getoetst te worden, dus ook aan de brutovloeroppervlakte handelslruimte en de verkeersgenerende werking. Het voorgenomen project kadert in het BPA Galgenweel-Borgerweert, de procedure voor de goedkeuring van het BPA is momenteel lopende. Het BPA Galgenweert-Borgerweert vormt het kader voor vergunnings- en m.e.r-plichtige projecten; in deze optiek dient dan ook een plan-m.e.r.- beoordeling te gebeuren. Deze beoordeling kan geïntegreerd worden in het voorgenomen project-mer (zie ook 3. doelstelling, verantwoording en besluitvorming, 4. voorgenomen project en alternatieven). Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de afdeling algemeen Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 8 juni De terinzagelegging liep van 27 juni 2006 tot en met 27 juli 2006 bij de de stad Antwerpen, de aankondiging van de terinzagelegging is gebeurd door aanplakking. Parallel aan de terinzagelegging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn, na een overlegvergadering met de betrokkenen op 28 juli 2006, opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen (zie bijlagen). 2 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen figuur en legende; alle relevante straatnamen (onder meer Emond de Coussemakerstraat) op stratenplan te situeren; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; dat de inhoud van de paragraaf overeenkomt met de titel van die paragraaf; Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

3 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Art , 1, a en b Het kennisgevingsdossier geeft aan dat de doelstelling van het project kadert in het voorzien van extra woongelegenheid voor de stad Antwerpen, het integreren van een hoeveelheid betaalbare woningen in een woonzone, het herstel van het sociaal evenwicht en het verbreden van het tewerkstellings- en voorzieningenaanbod. De doelstelling en verantwoording van het project zal ook in het MER aangegeven worden. In het kader van de verantwoording kan men gebruik maken van de woonbehoeftestudie uitgevoerd in 1988 in opdracht van de stad Antwerpen, er zal eveneens nagegaan worden of er al een actualisatie van de woonbehoeftestudie gebeurd is en of deze dient te gebeuren in het kader van de verantwoording van het voorgenomen project. De doelstelling integratie van een hoeveelheid betaalbare woningen in een woonzone dient ook in de projectbeschrijving van het MER aan bod te komen. In dat kader kan gebruik gemaakt worden van de samenwerkingsovereenkomst die afgesloten is tussen Prestibel Left Village nv en de stad Antwerpen. Het MER kan enerzijds dienstig zijn in het kader van de vergunningen die vereist zijn voor het voorgenomen project maar ook voor goedkeuring van het BPA Galgenweert-Borgerweert. Bij de methodiek dient het MER aan te geven hoe het aanreiken van gegevens voor deze 2 doelstellingen in het MER zal opgevat worden. Het MER zal een overzicht bevatten van alle benodigde vergunningen (onder meer stedenbouwkundige vergunningen en milieuvergunningen) voor het geplande project, inclusief een korte beschrijving van de procedure en de rol van het MER hierin. Er zal ook aandacht besteed worden aan het BPA-proces en de rol van het MER hierin. Bij de beschrijving van de procedures dient aandacht besteed te worden aan de openbare onderzoeken. 4 Voorgenomen projecten en alternatieven Art , 1, c, d en e Het voorgenomen project betreft een stadsontwikkelingsproject op de Linkeroever te Antwerpen. Het project omvat ondermeer de bouw van ca wooneenheden, een hotel, handelszaken, een waterthemacomplex en een aantal kantoren. Het kennisgevingsdossier geeft aan dat de afbakening van het voorgenomen projectgebied niet hetzelfde is als het plangebied van het BPA Galgenweert-Borgerweert. In het projectgebied is momenteel het stuk van de Blancefloerlaan en het stuk van de op- en afrit van de E17 niet opgenomen in tegenstelling tot in het BPA Galgenweert-Borgerweert. In het kader van de m.e.r.-beoordeling van het BPA Galgenweert-Borgerweert kan het aangewezen zijn om de afbakening van het projectgebied af te stemmen op het BPA-gebied. Indien dit niet mogelijk is, dient in het MER duidelijk gemotiveerd te worden waarom dit momenteel niet kan en hoe met deze leemte omgegaan zal/kan worden in de besluitvorming. De ontwikkeling van het voorgenomen project zal gefaseerd verlopen. Het MER dient in de mate van het mogelijke deze fasering zo concreet mogelijk aan te geven. Dit is onder meer van belang in het kader van ontwikkelingsscenario s (zie 6.1 bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s) en eventuele cumulatieve effecten. Het MER dient als resultaat van de effectbespreking duidelijk aan te geven vanaf welk percentage ontwikkeling, welke interne en externe infrastructuuraanpassingen (met inbegrip van openbaar vervoer) onder meer voor de ontsluiting van het projectgebied vereist of wenselijk zijn. De infrastructurele ontwikkelingen in functie van het percentage ontwikkeling die al in het project opgenomen zijn, dienen beschreven en geëvalueerd te worden. In het kader van de fasering kan voor de sterk economisch afhankelijke aspecten eventueel gebruik gemaakt worden van de samenwerkingsovereenkomst die afgesloten is tussen de initiatiefnemer en de stad Antwerpen. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

4 Het MER dient de huidige ruimtelijke situatie (met inbegrip van de functies) nauwkeurig te omschrijven en te illustreren. Het MER dient de voorgenomen functies en de bijhorende oppervlaktes (eventueel met minima en maxima) éénduidig aan te geven. Het MER dient de richtcijfers i.v.m. het realiseerbaar programma duidelijk te kaderen t.a.v. de minimale en maximale vloeroppervlakken bij de ruimteboekhouding. De verschillende functies dienen duidelijk op figuren gesitueerd te worden. Er dient ondermeer concreet aangegeven te worden welke recreatieve functies in de zone voor park PC parkstrook midden opgenomen kunnen worden. De percentages groen (eventueel maxima en minima) voor de zones groen en wonen parkrand west en oost dienen aangeven te worden en in de relevante disciplines geëvalueerd te worden. Het inrichtingsplan dient opgenomen, toegelicht en geëvalueerd te worden in de relevante disciplines. De combinatie van de verschillende voorgenomen functies en de onderlinge ligging t.o.v. elkaar dient in het MER geëvalueerd te worden in het kader van de relevante disciplines (vb. de ligging van de woningen t.o.v. recreatie, hotel, commercieel, kantoren). De verkeersgeneratie van het voorgenomen project dient kwantitatief aangegeven te worden.m.b.t. het parkeren geeft het kennisgevingsdossier aan dat het BPA boven- en ondergrenzen zal aangegeven aan het aantal te realiseren bestemmingsparkings. Het kennisgevingsdossier bevat minimale en maximale parkeernormen i.f.v. de bestemming. In het MER dient aangegeven te worden op wat deze parkeernormen gebaseerd zijn. De parkeerbehoefte van de verschillende voorgenomen functies en van het integrale project dient in het MER aangegeven en beoordeeld te worden. Het MER dient duidelijk en éénduidig aan te geven of er ondergrondse parkeerplaatsen voorzien zullen worden, de diepte en locatie dient aangegeven te worden en dient geëvalueerd te worden in de respectievelijke disciplines. De ontsluiting van het voorgenomen project en de interne circulatie rekening houdend met de verschillende functies dient beschreven en geëvalueerd te worden. De ontsluiting van het gebied voor voetgangers, fietsers en via openbaar vervoer zal beschreven worden. M.b.t. de verschillende staten zal in het MER aangegeven worden waarom de tweede hoofdstraat van rechts minder breed (nl. 12m i.p.v. 18m) zal zijn dan de andere hoofdstraten. Het kennisgevingsdossier geeft aan dat de zone voor wonen zoveel mogelijk gevrijwaard zal worden van gemotoriseerd verkeer, in het MER zal concreet beschreven worden hoe dit zal gebeuren, dit zal ook geëvalueerd worden. De hoogte (eventueel aan de hand van een minimale en een maximale hoogte) van de verschillende gebouwen zal aangegeven (met inbegrip van de figuren) en geëvalueerd worden in de respectievelijke disciplines van het MER. Indien mogelijk zal dit geillustreerd worden aan de hand van foto s van maquettes of schetsen. De afwatering (regen- en afvalwater) van de site zal toegelicht worden en waar nodig geïllustreerd worden aan de hand van een rioleringsplan of van figuren. Maatregelen die reeds in het project geïntegreerd zijn m.b.t. hergebruik van regenwater, infiltratie, buffering, zullen aangegeven worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van de studie m.b.t. de riolering en bufferingsmogelijkheden waarvan in het kennisgevingsdossier aangeeft dat deze gelijktijdig met het MER opgemaakt zal worden. De projectbeschrijving zal aangegeven of er bemaling nodig zal zijn voor het project en hoe diep er zal gegraven en afgegraven worden in het kader van het project. In het kader van de aanlegfase zal aangegeven worden in tekst en op kaart welke locaties in aanmerking komen als stapelplaats voor materiaal en welke locaties daar zeker niet voor mogen aangewend worden. Er zal aangegeven worden of aan- of afvoer van grond nodig zal zijn. M.b.t. locatiealternatieven zal meer concreet aangegeven worden waarom de voorgenomen site de meest geschikte locatie is voor het project zoals gesteld wordt in het kennisgevingsdossier. Eventueel andere overwogen locaties met hun nadelen t.a.v. de gekozen locatie kunnen beschreven worden in het MER. Het MER zal aangeven of er uitvoerings- of interne locatiealternatieven onderzocht worden, indien uit de effectbespreking blijkt dat deze vereist zijn, dan kunnen deze voorgesteld worden als milderende maatregelen. Het MER zal tevens de voor- en nadelen van het nulalternatief ( niets doen ) beschrijven. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

5 5 Juridische en beleidsmatige context Art , 1, f De kennisgeving heeft opgave gedaan van een deel van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het juridisch/beleidsmatig kader dient verder aangevuld te worden met onder meer de relevante wetgeving m.b.t. de discipline lucht (onder meer de richtlijn 1999/30/EG betreffende de luchtkwaliteitsnormen voor SO 2, NOx, fijn stof en lood, het saneringsplan voor fijn stof, de NEC-richtlijn), m.b.t. de discipline geluid (onder meer besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai (22/07/2005) ), m.b.t. de discipline oppervlaktewater (onder meer het besluit van de Vlaamse Regering van 01/10/2004 inzake hemelwaterverordeningen) en het afvalstoffendecreet Vlarea. De conventie van Malta dient als beleidsmatige randvoorwaarde beschouwd te worden. M.b.t. het decreet op het archeologisch partrimonium dienen de relevante artikels getoetst te worden in de discipline monumenten en landschappen. Het is belangrijk om de relevante juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden op kaart (onder meer vogel- en habitatrichtlijngebieden, beschermde landschappen, ) te situeren, dit kan eventueel ook gebeuren bij de discipline zelf. In de juridisch en beleidsmatige matrix moet aangegeven waar (figuur of tekst) de relevante randvoorwaarden verder aan bod komen in het MER. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie van de juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. 6 Bestaande toestanden en milieueffecten 6.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s Art , 1, g De kennisgeving geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. In het MER dient duidelijk aangegeven te worden welke jaar als referentiejaar gebruikt wordt. Indien in een discipline gegevens uit een ander referentiejaar gebruikt worden, dient dit gemotiveerd te worden en dient er over gewaakt te worden dat een afweging van de effecten over de disciplines heen hierdoor niet in het gedrang komt. De discipline lucht dient als volwaardige discipline opgenomen te worden in het MER. De afbakening van het studiegebied voor de discipline lucht dient afgestemd te worden op het deel mobiliteit. In vergelijking met het kennisgevingsdossier dient het studiegebied voor de discipline monumenten en landschappen aangepast te worden zodat het beschermde landschap Rot volledig deel uitmaakt van het studiegebied. Met betrekking tot de veiligheidsaspecten dient het studiegebied uitgebreid te worden tot 2 km. Relevante ontwikkelingsscenario s op basis van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen behandeld te worden in het MER. De geplande timing van de verschillende ontwikkelingsscenario s kan in de mate van het mogelijke opgenomen worden in het project-mer en er dient getoetst te worden of het voorgenomen project de ontwikkelingsscenario s in gedrang brengt of wat de impact van de geplande ontwikkelingen kan zijn op het voorgenomen project. Onder meer volgende ontwikkelingsscenario s dienen aan bod te komen: de Oosterweelverbinding (in relatie tot Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

6 het afschaffen en verplaatsen van het huidige aansluitingscomplex Blancefloerlaan en E17), de geplande tram en andere openbaarvervoersvoorzieningen in het studiegebied. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Het Richtlijnenboek m.e.r. Deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van deze begrippen en de invulling ervan. Aanvullend bij de kennisgeving kan nog aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline bodem en grondwater: de huidige bodemkwaliteit dient beschreven te worden, dit kan onder meer aan de hand van beschikbare gegevens van bodemonderzoeken (eventueel kan het bodemonderzoek van Axtron Geoconsulting NV van 19/12/2001 geraadpleegd worden) in het studiegebied; als er reeds bodemsaneringen uitgevoerd zijn dan dient dat aangegeven te worden; met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: de huidige afwatering van het terrein (regen- en afvalwater) zal beschreven worden; met betrekking tot de discipline fauna en flora: zal nagegaan worden of er specifieke aandachtspunten mbt studiegebied af te leiden zijn uit het GNOP; met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: zal aandacht besteed worden aan het beschermd landschap Rot in z n geheel; de centraal archeologische inventaris kan als brongeraadpleegd worden (een paswoord hiervoor kan aangevraagd worden bij het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed), daarnaast kan ook de Lokale Archeologie Advieskaart van Antwerpen geraagdpleegd worden (dit kan bij de dienst Stadsarcheologie, Kloosterstraat 15, 2000 Antwerpen); met betrekking tot de discipline mens: zullen de huidige openbaarvervoersvoorzieningen en voorzieningen voor zwakke gebruikers (met inbegrip van wandel- en fietsnetwerken) ter hoogte van het studiegebied beschreven worden; de capaciteit van het wegennet in het studiegebied dient aangegeven te worden en eventueel bestaande knelpunten dienen beschreven te worden; zal indien relevant - gebruik gemaakt worden van informatie verkregen naar aanleiding van het openbaar onderzoek van het BPA; met betrekking tot de discipline lucht: de huidige luchtkwaliteit (met inbegrip van fijn stof) in het studiegebied dient beschreven te worden; de studie immissieproblematiek tengevolge van verkeer dient geraadpleegd te worden, hierin wordt de luchtkwaliteit langs autosnelwegen (onder meer de E19) in kaart gebracht en worden knelpunten die optreden als gevolg van verkeer inzake het behalen van luchtkwaliteitsnormen geïdentificeerd; met betrekking tot andere milieuaspecten (omvat onder meer geluid en trillingen, veiligheid, licht, energie- en grondstoffenvoorraad): voor het aspect veiligheid dient in functie van de reeds beschikbare informatie - rekening gehouden te worden met volgende plannen en rapportages op gebied van externe veiligheid het vastgestelde gewestelijke RUP fase 1 Waaslandhaven en de daarbij opgestelde Nota aangaande externe risico s voor zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in relatie met het voorontwerp van gewestelijk RUP Waaslandhaven fase I ; het in opmaak zijnde Strategisch plan voor de gehele haven van Antwerpen en het daarbij in opmaak zijnde RVR op strategisch planniveau ; de (omgevings)veiligheidsrapporten van ondermeer Alca Pertroleum, Total Petrochemicals Antwerpen, Elastomers en 3M Belgium; Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

7 Tijdens het opstellen van het MER dient gebruik gemaakt te worden van de disiciplinespecifieke delen van Richtlijnenboek m.e.r. meer bepaald de hoofdstukken met betrekking tot (bronnen van) Basisinformatie, (afbakening van het) Studiegebied en (analyse van de) Referentiesituatie. 6.2 Milieueffecten en milderende maatregelen Art , 2, a, b, c Het kennisgevingsdossier geeft een overzicht van mogelijke te verwachten effectgroepen per discipline. In het project-mer moeten de milieueffecten onderzocht en beoordeeld worden en in functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. De methodologie voor de effectvoorspelling en het gehanteerde significantie- en beoordelingskader zal binnen elke discipline in het MER duidelijk worden omschreven. De milderende maatregelen kunnen opgedeeld worden i.f.v. de verschillende besluitvormingsprocessen waarvoor het MER gebruikt kan worden (zie 3. doelstelling, verantwoording en besluitvorming). Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerd beoordelingskader. De cumulatieve effecten bij realisatie van ontwikkelingsscenario s dienen in rekening gebracht te worden (zie 6.1 bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s). De discipline lucht dient bij de effectbespreking als een afzonderlijke discipline behandeld te worden. Aanvullend bij de kennisgeving kan aangegeven worden dat: met betrekking tot het ingreep-effecten schema: bij de exploitatiefase zal aandacht besteed worden aan de impact op mens en landschap voor het aspect recreatie; met betrekking tot de discipline bodem en grondwater: een grondbalans zal opgesteld worden; vermeld zal worden of het opstellen van een technisch verslag en bodembeheerrapport nodig is; zal indien beschikbaar de conclusies van het technisch verslag en bodembeheerrapport opgenomen worden in het MER; zal indien relevant voor het project aandacht besteed worden aan de impact van ondergrondse constructies op grondwaterstromingen; zal indien relevant voor het project aandacht besteed worden aan retourbemaling; de elementen nodig om de watertoets te kunnen uitvoeren moeten aangereikt worden; met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: zal aandacht besteed worden aan de impact van de lozing van het afvalwater; indien er hemelwater of bemalingswater geloosd wordt op oppervlaktewater dan de effecten t.g.v. de lozing behandeld te worden; zal nagegaan worden of het nieuwe rioleringsstelstel aangesloten kan worden op de infrastructuur die aquafin aan het aanleggen is (in het kennisgevingsdossier wordt aangegeven dat daarvoor een studie zal moeten uitgevoerd worden); zal aandacht besteed worden aan de principes uit het Besluit van de Vlaamse Regering inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen, ; de elementen nodig om de watertoets te kunnen uitvoeren aangereikt worden; met betrekking tot de discipline fauna en flora: zal nagegaan worden of het voorgenomen project een verbindingsfunctie kan vervullen met natuurgebieden in de omgeving; zal ook aandacht besteed worden aan de onderhoudsfunctie van de groenvoorzieningen; Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

8 met betrekking tot de discipline monumenten en landschappen: zal de impact (eventueel naar aanleiding van recreatie) op het beschermd landschap Rot behandeld worden; m.b.t. visuele beleving dient er ondermeer voldoende aandacht besteed te worden aan de hoogtes en volumes van de geplande gebouwen; zal aandacht besteed worden aan de impact op gekend en ongekend archeologisch erfgoed; met betrekking tot de discipline mens: de verkeersgeneratie t.g.v. het voorgenomen project dient geëvalueerd te worden t.a.v. van de beschikbare weg- en openbaarvervoersvoorzieningen; de bereikbaarheid van het voorgenomen project voor zwakke weggebruikers dient geëvalueerd te worden; de ontsluiting en interne circulatie van het voorgenomen project dient geëvalueerd te worden voor alle gebruikers; de relatie tussen wandel- en fietsverbindingen die voorzien gaan worden en het huidig netwerk dient beschreven en geëvalueerd te worden; de parkeervoorzieningen dienen t.a.v. de behoefte geëvalueerd te worden; dient aandacht besteed te worden aan schaduwwerking, inkijk en windhindereffecten t.g.v. het voorgenomen project; de recreatiedruk op de omgeving t.g.v. het voorgenomen project dient beschreven en geëvalueerd te worden, er dient nagegaan te worden of de recreatiedruk opgevangen kan worden door de voorzieningen binnen het projectgebied; dient de complementariteit van de verschillende functies op de site afgewogen worden met inbegrip de oriëntatie van de functies t.a.v. elkaar in het kader van hinder; met betrekking tot de discipline lucht: het effect van de verkeerstromen op de luchtkwaliteit dient in kaart gebracht te worden, hierbij dient aandacht besteed te worden aan de Blancefloerlaan en de E17 (R1); de modellering van de lokale luchtkwaliteit als gevolg van het verkeer binnen het studiegebied en op de Blancefloerlaan kan gebeuren met het model CAR-vlaanderen (beschikbaar via de website van de cel lucht nl. lucht.milieuinfo.be) er dient rekening gehouden te worden met de resultaten van de studie immissieproblematiek t.g.v. het verkeer: knelpunten en maatregelen bij overschrijdingen van de grenswaarden (PM10, NO 2 ) dienen milderende maatregelen voorgesteld en doorgerekend worden; de resultaten van de berekeningen van de luchtkwaliteit dienen hier opgenomen te worden waarbij het aantal blootgestelden aan (te) hoge concentraties worden weergegeven; met betrekking tot andere milieuaspecten (omvat onder meer geluid en trillingen, veiligheid, licht, energie- en grondstoffenvoorraad): met betrekking tot de discipline geluid zullen geluidscontouren opgesteld worden; Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

9 6.3 Vergelijking van de alternatieven Art , 2,e Het MER zal duidelijk de methodologie beschrijven om de eventuele alternatieven op basis van hun effecten t.o.v. elkaar af te wegen. Bij de afweging van de (verschillende) alternatieven zal ook het nulalternatief opgenomen worden. Het rapport zal aantonen of het voorgestelde project met inbegrip van milderende maatregelen het best haalbare project is voor het milieu, ook op lange termijn. 7 Leemten in de kennis Art , 4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het project, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie Art , 2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemten in de kennis. 9 Integratie en eindsynthese Art , 2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De synthese zal ook de aandachtspunten i.f.v. het BPA Galgenweel-Borgerweert aangeven. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer moeten hierin opgenomen worden. De eindsynthese dient een conclusie m.b.t. de haalbaarheid van het project te bevatten. 10 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen Art , 3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. Daarnaast zal in dit hoofdstuk ook in de mate van het mogelijke - aangegeven worden welke materialen gebruikt zullen worden. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

10 11 Niet-technische samenvatting Art , 5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. Het relevant kaartmateriaal dient deel uit te maken van de niet-technische samenvatting, als het kaartmateriaal als een afzonderlijke bundel deel uitmaakt van het MER, dan volstaat het om te verwijzen naar de relevante kaarten in de bundel. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. 9 august 2006, ir. K. DESMET Afdelingshoofd Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11

11 Bijlagen Bijlage 1: Bekendmaking en terinzagelegging te Antwerpen Bijlage 2: Aantal inspraakreacties: één ingediend bij de dienst Mer Bijlage 3: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die schriftelijk of op de vergadering reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: LNE, Afdeling lucht, hinder, milieu en gezondheid, cel Lucht, Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel (Tania Van Mierlo) LNE, afdeling milieu-, natuur- en energiebeleid, dienst VR, Koning Albert II-laan 20, 1000 Brussel (Henri De Schouwer) RO Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Phoenix-gebouw, Koning Albert II-laan 19, 1210 Brussel (Alde Verhart) RO Vlaanderen, Onroerend erfgoed, Copernicuslaan 1, bus 19, 2018 Antwerpen (Mira Van Olmen) LNE, Afdeling Milieuvergunningen dienst Antwerpen, VAC, Copernicuslaan 1 bus 8, 2018 Antwerpen (Peter Balas) OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen (Els Gommeren) De Lijn, Grotehondstraat 58, 2018 Antwerpen (Roger Corbieur) College van Burgemeester en schepenen van de stad Antwerpen, Grote Markt 1, 2000 Antwerpen (Philippe Teugels) Bijlage 4: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: LNE; Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen, Wetstraat 34-36, 1000 Brussel (Johan Desmet) Bijlage 5: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet schriftelijk reageerden en ook niet aanwezig waren op de vergadering en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen: Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1, bus 9, 2018 Antwerpen ANB, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1, bus 7, 2018 Antwerpen IVA VMM- Water, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1, bus 2, 2018 Antwerpen IVA VMM, Buitendienst Mechelen, Van Benedenlaan 34, 2800 Mechelen LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder-geluid, Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 Brussel Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, Afdeling Antwerpen, Cel woonbeleid, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1, bus 4, 2018 Antwerpen MOW, Mobiliteitscel, t.a.v. M. Serbruyns, Koning Albert II laan 20, 11de verdieping, 1000 Brussel IVA-Infrastructuur Antwerpen, Vlaams Administratief Centrum, Copernicuslaan 1, bus 12, 2018 Antwerpen De Gouverneur van de Provincie Antwerpen, Koningin Elisabethlei 22, 2018 Antwerpen Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER /11