Richtlijnen voor het Project-MER Windpark Nieuwpoort-Middelkerke

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen voor het Project-MER Windpark Nieuwpoort-Middelkerke Initiatiefnemer: Elicio John Cordierlaan Oostende 10/03/2017 PRMER-2401-RL

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft het bouwen en exploiteren van 6 windturbines op het grondgebied van Middelkerke en Nieuwpoort. De 6 nieuwe turbines liggen ten westen en ten oosten van het Kanaal Plassendale Nieuwpoort, waarvan 3 zuidelijke turbines ook ten zuiden van de Kreek van Nieuwendamme gelegen zijn. Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage II 3i) Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voorzover de activiteit betrekking heeft : - op 20 windturbines of meer, of - op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied. 13a) Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage II genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding). Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 27/10/2016. De terinzagelegging in de gemeente Middelkerke liep van 15/11/2016 tem 15/12/2016 en in Nieuwpoort van 14/11/2016 tot 14/12/2016. Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2, de ontvangen inspraakreacties (meer bepaald m.b.t. de alternatieven, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ) en de ontvangen adviezen (zie bijlage).deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR2401 2

3 Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-mer: reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project; reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-mer (vb. kosten-baten-analyse, waardevermindering of vermeerdering van onroerend goed, persoonlijke voorkeuren van publiek, ); reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-mer procedure; reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-mer (bijvoorbeeld: het beleid inzake windturbines). 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Het MER zal een overzicht bevatten van de aan te vragen vergunningen (omgevingsvergunning en evt. andere vergunningen). De beschrijving van het besluitvormingsproces moet aangepast worden aan de nieuwe omgevingsvergunningsprocedure. Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER dient bij de omgevingsvergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. In de kennisgeving staat momenteel het volgende: De negen turbines 3 zijn samen ruimtelijk gebundeld langs het Kanaal Plassendale - Nieuwpoort, het Nieuw Bedelf, de Kreek van Nieuwendamme en het IJzerspaarbekken. Echter, de bundeling met het kanaal Plassendale Nieuwpoort is enigszins betwistbaar. Deze tekst wordt best aangepast. 3. Beschrijving project en alternatieven Dit project beoogt de oprichting en exploitatie van twee bijkomende clusters van telkens 3 turbines naast een bestaande cluster van 3 windturbines. De geplande clusters worden in de kennisgeving benoemd als cluster 1 (WT4, WT 5 en WT6) en cluster 2 (WT7, WT8 en WT9). - Zoals in de kennisgeving aangegeven, zal voor de windturbines uitgegaan worden van een Enercon E53 als referentietype (alternatief 1) met een rotordiameter 55 m en maximale tiphoogte van 100 m. - Als uitvoeringsalternatief (alternatief 2) worden de twee deelclusters uitgevoerd met twee verschillende types: o cluster 1 (WT 4, 5 en 6) wordt uitgevoerd met een maximale tiphoogte van 100 meter met een rotordiameter van 50 à 55 m (b.v. Enercon E53 ); o cluster 2 (WT 7, 8 en 9) wordt uitgevoerd met een maximale tiphoogte van 122 m en met een rotordiameter van 70 à 82 m (b.v. Leitwind LTW77) 3 Hiermee worden de 3 bestaande en 6 nieuwe windturbines bedoeld. Dienst Mer Richtlijnen PR2401 3

4 In de MER moeten deze alternatieven consequent en eenduidig benoemd worden (b.v. niet als scenario s ). In het advies van het Agentschap voor Onroerend Erfgoed wordt gevraagd om als alternatief een lijnopstelling van windturbines parallel aan en ten noorden van het spaarbekken van de IJzer te onderzoeken. In de kennisgeving wordt verwezen naar een bijlage waarin gemotiveerd wordt waarom dit niet als alternatief wordt meegenomen. Echter, deze bijlage was niet toegevoegd aan de kennisgeving. In het MER dient ofwel afdoende gemotiveerd te worden waarom dit geen redelijk alternatief is ofwel dient dit alternatief mee onderzocht te worden. 4. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. Conform het richtlijnenboek Algemene Methodologische aspecten dient in het MER een onderscheid gemaakt te worden tussen het projectgebied en het studiegebied. Het projectgebied is de ruimte waarbinnen het project gerealiseerd wordt. Het studiegebied is het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieu-impact. Het studiegebied omvat minstens het project- of plangebied, maar kan vele malen groter zijn, afhankelijk van de lokalisatie en de invloedssfeer van de te verwachten effecten. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. In een inspraakreactie wordt aangegeven dat de bestaande windturbines (WT1, WT2 en WT3) in de nabije toekomst mogelijks vervangen worden. In het MER moet kwalitatief geduid worden wat een vervanging van de bestaande windturbines kan betekenen inzake cumulatieve effecten. In een inspraakreactie is ook sprake van een ander windturbineproject dat in de nabijheid van het project zou ontwikkeld worden. Indien hierover meer informatie gekend is, moet kwalitatief geduid worden wat de mogelijke cumulatieve effecten kunnen zijn. Dienst Mer Richtlijnen PR2401 4

5 Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren. Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: - In alternatief 2 wordt voor cluster 2 (WT7, WT8 en WT9) een opstelling onderzocht met een maximale tiphoogte van 122 m. Bij de technische beschrijving staat een LTW 77 windturbine beschreven, terwijl de effectbeoordeling gebeurt op basis van een AW70. Verduidelijk waarom dit een worst-case benadering is. - De beoordeling van de effectscores en het kader voor milderende maatregelen moeten in overeenstemming gebracht worden met het algemeen significantiekader. - Neem voor immissiepunt I9 ook de van toepassing zijnde richtwaarden op of verduidelijk waarom deze richtwaarden niet worden vermeld. - Er zal nog een bijkomend beoordelingspunt in de woonwijk Lombardsijde (Prinsenvelddreef) opgenomen worden (cfr. Nieuwsbrief Elicio februari 2017). - Geef in het MER aan of er voor het berekenen van de mogelijke cumulatieve effecten met de 3 bestaande windturbines (WT1, WT2 en WT3) vertrokken is van de vergunde of de geïnstalleerde vermogens. - Volgende zin is tweemaal opgenomen in de kennisgeving: Aangezien de vergunbare geluidsvermogenniveaus van de te vergunnen WT s verschillen tijdens de beoordelingsperiodes wordt er gerekend voor enerzijds de dagperiode en anderzijds voor de avond- en nachtperiode. Verduidelijk wat met deze zin bedoeld wordt. Vermoedelijk is deze stelling niet van toepassing voor de cumulatieve effecten van de vergunde windturbines (WT1, WT2 en WT3) met de 3 geplande windturbines in het oosten (WT7, WT8 en WT9). Kijk dit na. - Geef aan hoe er bij de bespreking van de cumulatie met de vergunde windturbines (WT1, WT2 en WT3) tot een conclusie over het omgevingsgeluid gekomen wordt (los van andere bronnen in de omgeving). - Onder VIII.5.4. Significantie exploitatiefase windturbines wordt een link gemaakt naar het significantiekader uit het m.e.r.-richtlijnenboek geluid en trillingen. Uit de cijfers m.b.t. het specifieke geluid blijkt dat men voor de avond- en nachtperiode vertrekt van een werking in een gereduceerde modus. Milderende maatregelen zijn m.a.w. al uitgevoerd, waardoor de eindscore steeds -1 is. In de tekst verdient dit verdere verduidelijking. Volgens het significantiekader moet ook een tussenscore bepaald worden, die rekening houdt met de stijging t.o.v. het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Deze tussenscore moet expliciet vermeld worden. - VIII.6. Samenvatting hoort eerder thuis in een niet-technische samenvatting. - Figuur VIII-3 en Figuur VIII-27: Gewestplan projectgebied + beoordelingspunten geluid geven geen volledig beeld van het gewestplan. Kijk dit na en pas aan. Dienst Mer Richtlijnen PR2401 5

6 - In overeenstemming met de andere hoofdstukken is het aangewezen om ook volgende onderdelen te voorzien in de discipline geluid en trillingen en de relevantie ervan te duiden: Leemten in de kennis en Monitoring en post-evaluatie. Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid: - In alternatief 2 wordt voor cluster 2 (WT7, WT8 en WT9) een opstelling onderzocht met een maximale tiphoogte van 122 m. Bij de technische beschrijving staat een LTW 77 beschreven, terwijl de effectbeoordeling gebeurt op basis van een MM82. Verduidelijk waarom dit een worst-case benadering is. - Hou bij het beschrijven van de gezondheidsaspecten rekening met het advies van de Hoge Gezondheidsraad uit 2013 ( windmolens). - Link de eerder vermelde gezondheidskundige advieswaarden van de WGO aan de bespreking van de hinder en gezondheidsaspecten op vlak van geluid. - Actualiseer de gegevens en effectbeoordeling waar nodig. Niet limitatieve voorbeelden: o Gebruik voor de bevolkingsdichtheid in de omgeving van het projectgebied de o meest recente gegevens van de statistische sectoren. Voor het aspect veiligheid aftoetsen aan het Vlaams Beoordelingskader waarbij er rekening gehouden wordt met de huidige windturbineposities en alternatief 2. - Voor slagschaduw is een toetsing aan de norm van 30 min effectieve slagschaduw per dag noodzakelijk. Met betrekking tot de discipline mens-ruimtelijke aspecten: - Tijdelijke werkvlakken en dienstwegen worden volgens de kennisgeving na de werken in oorspronkelijke staat hersteld. Voor gronden die momenteel in landbouwgebruik zijn betekent dit dat de gronden na de werken opnieuw voor landbouw kunnen gebruikt worden en dat de bodem opnieuw geschikt is voor gangbare landbouwbewerkingen. Verduidelijk of dit de bedoeling is. - Volgens Elia ligt er een ondergrondse hoogspanningskabel (150kV Koksijde-Slijkens in het projectgebied (zie advies Elia) langsheen de Polderdijk. Elia vraagt hiermee rekening te houden. Met betrekking tot de discipline biodiversiteit (vroeger fauna en flora): - Aangezien de discipline fauna en flora naar aanleiding van de nieuwe Europese projectm.e.r. richtlijn (2014/52/EU) wijzigt naar biodiversiteit, moet de benaming van de discipline wijzigen. Met de definitie van biodiversiteit in het achterhoofd dienen voor een het project, waar relevant, de mogelijke effecten meegenomen en beoordeeld te worden die betrekking hebben op de samenhang. - Volgens het advies van het ANB moet de effectbeoordeling aangepast worden en ontbreken nog gegevens om de effecten te kunnen inschatten. Met de opmerkingen uit het advies van ANB moet rekening gehouden worden. - Voor het project wordt een passende beoordeling opgesteld. De passende beoordeling die in de kennisgeving was opgenomen moet verder aangepast en verduidelijkt worden aan de hand van de opmerkingen uit het advies van het ANB. In de passende beoordeling moet bijzondere aandacht gaan naar het effect op Goudplevier, Wulp, Zilvermeeuw en alle vleermuissoorten. - Ook de effecten op VEN-gebieden en beschermde soorten uit het Soortenbesluit (15/05/2009) moeten in het MER voldoende aan bod komen. Dienst Mer Richtlijnen PR2401 6

7 Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: - Er wordt in de kennisgeving geen onderscheid gemaakt in de beoordeling van landschapsbeleving en -beeld tussen alternatief 1 en alternatief 2. Verduidelijk in de tekst waarom. - Op p. 178 van de kennisgeving wordt verwezen naar bijlage 9 nota over ontsluiting en werfinrichting. Dit moet bijlage 6 zijn. 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline-overschrijdende samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niettechnische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting zoals gepubliceerd op Deze niet- Dienst Mer Richtlijnen PR2401 7

8 technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: bodem, water, geluid en trillingen, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora. De disciplines mens, mobiliteit en klimaat zullen door de coördinator van het MER opgesteld worden. Het team van deskundigen werd gewijzigd: Jelle Quartier wordt als deskundige discipline Fauna en Flora vervangen door Quirin Vyvey. Het gewijzigde team van deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend Door Paul Van Snick Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Richtlijnen PR2401 8

9 Bijlage Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden: 2 unieke inspraakreacties. Lijst met de instanties die schriftelijk gereageerd hebben en betrokken worden in de verdere procedure: - Agentschap Onroerend Erfgoed - Gemeente Middelkerke - Departement Landbouw en Visserij - Elia - Departement LNE- ALBON, diensten Natuurlijke Rijkdommen en Land en Bodembescherming.- geen opmerkingen - Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust. - geen opmerkingen - Agentschap Wegen en Verkeer geen opmerkingen - Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: - Algemene Directie Material Resources, Divisie CIS & Infra, Sectie Infrastructuur Onderdeel Support - Belgocontrol Headoffice - Departement LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Milieuhinder - Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen - Departement MOW Afdeling Maritieme Toegang - Fluxys Infoworks - Koninklijk Meteorologisch Instituut - Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten - Waterwegen en Zeekanaal nv - Stad Nieuwpoort - Gemeente Koksijde - Provincie West-Vlaanderen - Vlaamse Landmaatschappij Regio West (Gent) Dienst Mer Richtlijnen PR2401 9