Richtlijnen voor het project-mer R4 W&O te Gent, Evergem en Zelzate

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus Brussel T 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen voor het project-mer R4 W&O te Gent, Evergem en Zelzate Initiatiefnemer: De Werkvennootschap NV Botanic Tower, Sint-Lazaruslaan Brussel 7 juli 2017 PRMER-2462-RL

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft de herinrichting van 19 concrete aansluitingscomplexen en kruisingen op de R4 West en de R4 Oost en de heraanleg van de daarbij horende wegenis van de R4 zelf. De R4 West zal omgebouwd worden tot een primaire weg type 1. De R4 Oost wordt omgebouwd wordt tot een primaire weg type 1 tussen de E34 en de grens met Nederland en tot een primaire weg type 2 tussen de E34 en de R4-Eisenhowerlaan. Het projectgebied bevindt zich op het grondgebied van Gent, Evergem, Zelzate en mogelijks Wachtebeke (afhankelijk van de gekozen variant). Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1. Het project valt onder volgende rubrieken: Rubriek 10e van bijlage III - aanleg van wegen (projecten die niet onder bijlage I of II vallen) Rubriek 13 van bijlage III - wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding) Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een project-m.e.r.-screening mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt gekozen om een project-mer op te maken. De dienst Mer van de Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 22 februari De terinzagelegging in Gent, Evergem, Zelzate en Wachtebeke liep van 3 april 2017 tot en met 31 mei Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. Gezien de ligging van het project nabij Nederland wordt een grensoverschrijdende procedure gevolgd. De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de methodologie van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2, de ontvangen inspraakreacties (o.a. m.b.t. de alternatieven, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten en huidige knelpunten), de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 15 juni Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project- MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving (hierna: KG) en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de KG en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR2462 2

3 Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-mer: reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project; reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-mer (vb. waardevermindering of vermeerdering van onroerend goed per perceel); reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-mer procedure; reacties die betrekking hebben op niet-inhoudelijke zaken (verklaring symbolen, legende figuren, spellingsfouten, ); reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-mer. Verschillende inspraakreacties vermelden bezorgdheden, aandachtspunten, die in elk geval, hoe dan ook, aan bod zullen komen in het MER, omdat dit reeds aangegeven werd in de kennisgeving en/of omdat dit vereist is volgens de courante methodologie, zoals beschreven in de richtlijnenboeken. Deze elementen werden niet herhaald in deze richtlijnen. Als de inspraakreacties echter specifieke informatie geven over de lokale situatie, dient daarmee rekening gehouden te worden in het MER voor zover dit vereist is voor de effectbeoordeling. In deze richtlijnen worden enkel elementen opgenomen die een relevant geacht element toevoegen aan de methodologie of het alternatievenonderzoek zoals dat in de KG voorzien was. Bij het indienen van de kennisgeving werd AWV Oost-Vlaanderen nog als initiatiefnemer van het project-mer vermeld. Het initiatiefnemerschap van dit project-mer werd ondertussen overgenomen door De Werkvennootschap. Dit zal zo vermeld worden in het verdere procesverloop van het MER. 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming De hoofd- en nevendoelstellingen van het project worden duidelijk beschreven in hoofdstuk van de KG. Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. 3. Beschrijving project, alternatieven en ontwikkelingsscenario s Het project betreft in hoofdzaak de herinrichting van 19 knooppunten op de R4 West en Oost. Voor elke van deze 19 knooppunten werden in het verleden verschillende uitvoeringsalternatieven overwogen. Het voorafgaande proces en de historiek van het genereren van alternatieven voor elk van de 19 knooppunten en het vervolgens optimaliseren en trechteren van die verschillende Dienst Mer Richtlijnen PR2462 3

4 uitvoeringsalternatieven wordt reeds uitgebreid beschreven in de KG en zal herhaald en desgevallend aangevuld worden in het MER. Dat proces heeft ertoe geleid dat er nu in principe voor de meeste knooppunten telkens één voorkeursconcept voorligt. Dat voorkeursconcept zal in het MER beoordeeld worden voor dat concreet knooppunt. Tabel 4.2 kan eventueel nog verder verduidelijkt en geüpdatet worden in het MER. De historiek van het gevoerde alternatievenonderzoek dient in het MER duidelijk toegelicht te worden. Voor een aantal knooppunten liggen er momenteel nog meerdere varianten voor. De keuze voor een voorkeursconcept is bij het opmaken van deze richtlijnen m.a.w. nog niet gemaakt voor deze knooppunten. Het betreft de knooppunten W9, O3 en 04, 04bis en 06. Voor deze knooppunten zullen dus in het MER meerdere varianten onderzocht worden. Voor elk knooppunt wordt in het MER dus in principe een voorkeursconcept onderzocht. Dat voorkeursconcept is reeds voldoende gedetailleerd om in het MER een grondige milieueffectbeoordeling mogelijk te maken. Zoals in hoofdstuk 2.3 van de KG wordt aangegeven zal in het MER ook rekening gehouden worden met een aantal ontwerpvrijheden en afwijkingsmarges die zullen worden toegestaan aan de opdrachthouder/aannemer van het project. Indien de uiteindelijke configuratie van het te vergunnen project te veel zou afwijken van het project zoals dat onderzocht wordt in het MER, dan zou het MER immers niet meer bruikbaar zijn voor de vergunning. Het kan daarom zinvol zijn om in het MER reeds een aantal concrete gekende ontwerpvrijheden bij een aantal knooppunten expliciet te benoemen en er aandachtig over te waken dat deze systematisch onderzocht worden in het MER. Van een aantal ontwerpvrijheden kan waarschijnlijk verwacht worden dat deze gewoon een verdere detaillering zijn van de algemene beschrijving van een knooppunt, zodat deze ontwerpvrijheden sowieso gedekt zijn door het MER. In hoofdstuk wordt de ontdubbeling van de N62 Tractaatweg vermeld. Dit project dient meer gedetailleerd toegelicht te worden. De link met voorliggend project dient ook verduidelijkt te worden. Er zal vooral een interferentie zijn met knooppunt O1/02/03/04. Bij hoofdstuk van de KG kan de Tractaatweg ook toegevoegd worden aan de lijst van bovenlokale wegen. Nagenoeg alle knooppunten zijn realiseerbaar binnen de vigerende bestemmingsplannen. In het MER dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat dit voor knooppunten W9, O9 en 04bis echter niet volledig het geval is. Dit dient toegelicht te worden in het MER. Infrabel vraagt in haar advies dat door het voorliggend project een latere verdubbeling van de aldaar aanwezige spoorlijn (L55) niet gehypothekeerd wordt. In het MER moet aangegeven worden of hier mee rekening gehouden werd. De Lijn vraagt in haar advies om te verduidelijken dat alle bestaande haltes langsheen de R4 Oost afgeschaft zullen worden bij de herinrichting. In hoofdstuk 2.5 worden de twee ontwikkelingsscenario s (herinrichting doortocht Zelzate en ontwikkeling spoorlijn L204 en L77) opgelijst waarmee rekening gehouden zal worden in het MER. Op de richtlijnenvergadering bleek reeds dat de verwachte cumulatieve effecten waarschijnlijk zeer beperkt zullen zijn. Dit dient toegelicht te worden in het MER. Dienst Mer Richtlijnen PR2462 4

5 In de laatste paragraaf van hoofdstuk wordt gesproken van een fietsinfrastructuurproject dat mogelijks in een afzonderlijk project zal worden gerealiseerd. Dit dient verder toegelicht te worden in het MER. In hoofdstuk wordt gesteld dat Infrabel de voorkeur heeft voor een ongelijkvloerse kruising met de spoorweg. Het beleid van Infrabel hierrond kan kort geschetst worden. In hoofdstuk dienen de termen normen inzake lichtinval verduidelijkt te worden. Op de richtlijnenvergadering bleek reeds dat zulke normen niet bestaan en enkel sprake is van eisen gesteld aan de aannemer. In hoofdstuk dient nagegaan te worden of de tekst en de figuur wel overeenstemmen. Mogelijk staan hier enkele onjuistheden. De aanleg van een fietssnelweg vormt een deel van het voorliggende project. Uit de inspraak blijkt dat de fietssnelweg op bepaalde locaties nu reeds bestaat en dat die bestaande passages minder breed zijn dan de geplande fietssnelweg. Op de richtlijnenvergadering werd gesteld dat een verbreding van deze bestaande passages geen deel uitmaakt van voorliggend project. Dit dient in het MER verduidelijkt te worden. Vanuit de inspraak kwam het grondig gemotiveerde voorstel naar voor om de voorgestelde kruispuntinfrastructuur van knooppunten W7 en W8 onderling te verwisselen. Op de richtlijnenvergadering bleek dat de keuze voor de inrichting van de respectievelijke knooppunten W7 en W8 reeds een lange voorgeschiedenis kent en dat het voorstel van de insprekers in het verleden overwogen werd, maar niet weerhouden werd als voorkeursconcept. Motiveer en licht toe in het MER waarom dit geen redelijk alternatief is. Vanuit de inspraak werd voorgesteld om de knooppunten W9 en 09 op een zodanige manier te ontwikkelen dat ze een transferium naar de stad worden. Op de richtlijnenvergadering is gebleken dat zulk een ontwikkeling buiten de scope van het project valt en dus in feite een ander project vormt. In het MER zal wel onderzocht worden welke de effecten van het project op openbaar vervoer zijn. Specifiek voor het knooppunt W9 kunnen ook de opportuniteiten voor (optimalisatie van) het openbaar vervoer voorgesteld worden. Een transferium t.h.v. knooppunt O9 wordt door de stad Gent niet wenselijk/haalbaar geacht. In de nabije omgeving vervult de parking van WEBA reeds deze functie. In een aantal inspraakreacties werden voorstellen geformuleerd om het project te optimaliseren. Deze worden hieronder beknopt opgelijst. Onderstaande voorstellen dienen in overweging genomen te worden in het MER, wat enerzijds kan resulteren in het meenemen van het voorstel als te onderzoeken alternatief in MER of anderzijds kan leiden tot een motivatie dat het voorstel als niet redelijk wordt beschouwd, dat het in het verleden reeds onderzocht maar niet weerhouden werd of dat het buiten de scope van het project valt. Een nieuwe wegaansluiting voorzien vanaf de N458 de Stoepestraat naar de brug in Rieme- Noord die aansluit op de R4. Dienst Mer Richtlijnen PR2462 5

6 Het gloeilampmodel van W9 mag verder uitgewerkt worden zodat het verkeer komende van de R4 zonder af te slaan automatisch op de Zeeschipstraat uitkomt. Als uitvoeringsvariant voor de fietssnelweg langs de R4 West tussen de Ringvaart en Zeeschipstraat/Evergemsesteenweg kan een fietsviaduct overwogen worden dat de twee bruggen (over de Ringvaart en de Evergemsesteenweg) met elkaar verbindt. Voor O9 kan de aanleg van 1 tunnel en 1 brug overwogen worden. Verduidelijk hoe het fietsverkeer doorheen het knooppunt O1-O2-O3-O4 zal verlopen. In een inspraakreactie wordt gesteld dat de voor Wachtebeke noodzakelijke alternatieve ontsluiting (naar knooppunt O1) voor de KMO-zone in de Karnemelkpolder ontbreekt. Op de richtlijnenvergadering gaven initiatiefnemer en MER-coördinator aan dat deze inspraakreactie toegelicht en geduid zal worden in het MER. Dit kan leiden tot het besluit dat dit buiten de scope van het project valt, dan wel dat het wel meegenomen wordt in het MER. 4. Juridische en beleidsmatige context De KG bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. In het advies van de gewestelijke omgevingsambtenaar en het advies van Waterwegen en Zeekanaal staan een aantal punten opgelijst die in vergelijking met de KG aangepast zouden moeten worden in het hoofdstuk juridische, administratieve en beleidsmatige situering van het MER. 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk ook voorgesteld worden op kaart. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden Dienst Mer Richtlijnen PR2462 6

7 komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren. Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de KG, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline mobiliteit: In het MER zal de bereikbaarheid en hinder tijdens de aanlegfase besproken worden. Vanuit het MER kunnen in dit verband o.a. knelpunten gesignaleerd worden, oplossingen voorgesteld worden, maatregelen en randvoorwaarden opgelijst worden. In het MER moet echter geen gedetailleerd minder hinder -plan opgesteld worden, gezien dit iets is wat in een latere fase aan de aannemer opgelegd zal worden. In het MER dient meer gedetailleerde informatie gegeven te worden over het verkeersmodel dat gebruikt wordt. Verduidelijk zeker met welke geplande ontwikkelingen al rekening gehouden werd in het model. Verduidelijk tevens of er in het model rekening gehouden wordt met een mogelijk aanzuigeffect door de verwachte verbeterde doorstroming en infrastructuur. MOW wijst er in haar advies op dat de verkeerscijfers die voortkomen uit het strategisch verkeersmodel met het nodige voorbehoud gehanteerd moeten worden voor het beoordelen van de situatie op het onderliggend wegennet, in het bijzonder op kruispuntniveau. Dit dient in het MER geduid te worden. De effectgroep functioneren van het verkeerssysteem vrachtverkeer dient tevens opgenomen te worden in het MER (tabel 4-3 van de KG). Specifiek voor knooppunt W9 kunnen de effectgroepen kwaliteit overstapmogelijkheden en afstemmen van modi toegevoegd worden onder functioneren van het verkeersysteem andere modi en multimodaliteit (tabel 4-3 van de KG). Naast aandacht voor het openbaar vervoer en het fietsnetwerk moet ook voldoende aandacht besteed worden aan het voetgangersnetwerk. Mogelijk is dit niet voor alle knooppunten relevant. Indien het verkeersmodel hierover onvoldoende informatie zou verschaffen, dan kan dat semikwantitatief of kwalitatief gebeuren. Figuur 4.4 geeft slechts een deel van het studiegebied weer. Deze kaart dient vergroot te worden zodat het ganse studiegebied wordt opgenomen. Dienst Mer Richtlijnen PR2462 7

8 De Lijn geeft in haar advies aan dat naast de impact op de routes ook de impact op haltes onderzocht moet worden. Beide vallen onder directe impact van het project op de lijnvoering. De Lijn meldt tevens dat wat betreft de evolutie verkeersdruk op OV-routes zij zowel de doorstroming op wegsegmenten als aan kruispunten relevant acht. Dit dient meegenomen te worden in het MER. De effecten van de gewijzigde verkeerssituatie op het lokale verkeersnetwerk zullen op bepaalde locaties zeer relevant zijn. In haar advies lijst de gemeente Evergem een aantal lokale wegen op (die niet vermeld staan in figuur 4-2 van de KG) waar volgens haar effecten verwacht zullen worden. Deze dienen opgenomen te worden. In het MER dienen alle lokale wegen waarop relevante mobiliteitseffecten verwacht worden, opgelijst en behandeld te worden. Deze dienen ook bij de disciplines geluid en lucht besproken te worden. In verscheidene inspraakreacties werd de bezorgdheid geuit dat er door het verdwijnen van heel wat kruispunten op de R4 er in de toekomst meer verkeer op de lokale wegen terecht zal komen waardoor de leefbaarheid van de dorpen in het gedrang zou komen. Deze bezorgdheid zal grondig onderzocht worden in het MER: de effecten op het onderliggend wegennet zijn een aandachtspunt in het MER. Met betrekking tot de discipline geluid en trillingen: In hoofdstuk wordt gesteld dat inzake geluid enkel het worst case -scenario met de hoogste snelheden en de meest plausibele inrichtingsvariant(en) doorgerekend zal worden. Verscheidene adviesinstanties stelden zich hier vragen bij en drongen aan om alle scenario s en varianten op een gelijkaardige manier te beschouwen. Op de richtlijnenvergadering lichtte de MER-deskundige zijn voorgestelde methodologie vooreerst verder toe. Hij stelde dat wat de snelheidsscenario s betreft, er in het MER wel nog een sneltoets zal gebeuren voor het scenario van 90 km/u en dat er op basis van de vastgestelde verschillen met het worst case scenario van 120/100 km/u dan besloten kan worden dat de verschillen verwaarloosbaar zijn dan wel of er toch een volwaardige doorrekening nodig is voor bepaalde zones en wegsegmenten met het scenario van 90 km/u. Wat de inrichtingsvarianten betreft, zullen enkel de strikt lokale effecten van de niet-in-detailonderzochte variant bekeken worden gezien aangenomen kan worden dat de meer globale effecten ervan gelijkaardig zullen zijn. Op de richtlijnenvergadering werd afgesproken dat deze methodologie gehanteerd kan worden mits deze in het MER verder gedetailleerd en gemotiveerd wordt. Het studiegebied geluid dient zich minstens uit te strekken tot de 50 db(a) geluidscontour, conform het richtlijnenboek. Wat betreft de gedifferentieerde referentiewaarden voor nieuwe en bestaande wegen zullen in het MER de bepalingen uit de nieuwsbrief van de dienst Mer van 15 december 2015 toegepast worden. In het MER dient alleszins verduidelijkt te worden aan welke waarden zal worden getoetst voor de lokale en secundaire wegen in het studiegebied. In het advies van de afdeling Wegenbouwkunde wordt gevraagd om te verduidelijken of de inhoud van tabel 4-7 (significantiekader) conform de relevante nieuwsflits van de dienst Mer is. Dienst Mer Richtlijnen PR2462 8

9 De referentietoestand (met verkeerscijfers voor het referentiejaar 2020, afgeleid uit het verkeersmodel) zal gemodelleerd worden. De bestaande toestand niet. In de KG wordt voorgesteld om op 4 locaties een continue meting te doen. Verscheidene adviesinstanties achtten dit een onvoldoende aantal. De MER-deskundige dient daarom te heroverwegen om meer dan 4 continue metingen te doen en dient uitdrukkelijk te motiveren in het MER waarom hij dat specifieke aantal geschikt acht. Overleg hieromtrent met de relevant adviesinstantie en met de initiatiefnemer lijkt wenselijk. In het MER dient grondig gemotiveerd te worden dat de keuze voor ongeveer 20 ambulante meetpunten om kortstondige metingen te doen voldoende is om een goed beeld te krijgen van de situatie. De locatie van de respectievelijke meetpunten dient toegelicht te worden. In het MER dient verduidelijkt te worden met welk wegdektype rekening gehouden werd in het geluidsmodel. Een bijkomende kwalitatieve beoordeling van andere wegdektypes is wenselijk. Verduidelijk welke versie van de Standaard Rekenmethode II gebruikt wordt. Vanuit de inspraak wordt gevraagd om na te gaan op welke locaties eventueel geluidsschermen geplaatst kunnen worden. Uit de effectbespreking van deze discipline zal duidelijk blijken waar het plaatsen van geluidsschermen als milderende maatregel wenselijk/noodzakelijk is. Vanuit de inspraak werd gemeld dat er trillingen ervaren worden door het verkeer in de nabijheid van het kruispunt R4-N456, wat ook tot een geregelde beschadiging van het wegdek zou leiden. De MER-deskundige kan dit kwalitatief bespreken dan wel gemotiveerd aantonen waarom hij dit niet relevant acht voor dit MER. Met betrekking tot de discipline lucht: In hoofdstuk wordt gesteld dat bij de luchtmodellering enkel de meest plausibele inrichtingsvariant(en) doorgerekend zal worden, waarbij twee scenario s beschouwd worden in functie van het snelheidsregime. Verscheidene adviesinstanties stelden zich hier vragen bij en drongen aan om alle scenario s en varianten op een gelijkaardige manier te beschouwen. Op de richtlijnenvergadering werd in dit verband afgesproken dat er eventueel toch meerdere scenario s doorgerekend zullen worden wanneer uit de mobiliteitsgegevens blijkt dat kan verwacht worden dat de effecten onderscheidend zijn. Dit dient gemotiveerd te worden in het MER. Het meest recente model van CAR Vlaanderen dient toegepast te worden. Vanuit de effectbespreking kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden voor tijdens de exploitatiefase en de aanlegfase. Dienst Mer Richtlijnen PR2462 9

10 Met betrekking tot de discipline grondwater: Vanuit de effectbespreking kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden voor tijdens de exploitatiefase en de aanlegfase. OVAM vraagt in haar advies dat de nodige aandacht zal uitgaan om bij bemalingen te voorkomen dat mogelijk aanwezige grondwaterverontreinigingen langsheen het traject zich gaan verspreiden. De Vlaamse Milieumaatschappij geeft in haar advies mee dat de aanleg van de ondergrondse constructies er niet voor mogen zorgen dat er een permanente drainage optreedt met lagere grondwaterstanden tot gevolg. Ondergrondse constructies dienen dan ook uitgevoerd te worden als volledig waterdichte constructies en zonder kunstmatige drainagesysteem. Dit advies dient verwerkt te worden in het MER. In het MER zal onderzocht worden of er op dit vlak kwetsbare gebieden aanwezig zijn. Met betrekking tot de discipline oppervlaktewater: In haar advies meldt Waterwegen en Zeekanaal dat voorliggend project mogelijk interfereert met een aantal acties van hen op de Ringvaart en de Moervaart. Dit dient verwerkt te worden in het MER. Met betrekking tot de discipline biodiversiteit: In het MER moet rekening gehouden worden met het recent aangelegde Ter Durmenpark. Recente informatie hierover kan bekomen worden bij de stad Gent. In het MER zal een voortoets op de passende beoordeling gebeuren. Afhankelijk van het resultaat van deze voortoets zal desgevallend een volwaardige passende beoordeling moeten gebeuren. Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: De gewestelijk omgevingsambtenaar meldt dat in toepassing van het Onroerend Erfgoeddecreet vermoedelijk een bekrachtigde archeologienota vereist zal zijn. Dit kan vermeld worden in het MER. Het is zinvol om de dienst Stadsarcheologie van Gent te raadplegen voor informatie. Met betrekking tot de discipline mens-ruimtelijke aspecten: Zowel Fluxys, Elia als Defensie melden in hun advies dat er leidingen aanwezig zijn in het studiegebied waarmee rekening gehouden moet worden. Dienst Mer Richtlijnen PR

11 Het aspect externe veiligheid moet uitgewerkt worden in het MER gezien er enkele Sevesoinrichtingen aanwezig zijn in het studiegebied. De handleiding externe veiligheid in MER kan daarvoor gebruikt worden. In bijlage bij haar advies bezorgde het departement Landbouw en Visserij de Landbouwimpactstudie (LIS) die recent opgemaakt werd. Deze info kan verwerkt worden in het MER. Vanuit de inspraak werd de bezorgdheid geuit dat er ingeboet zou worden aan privacy doordat de infrastructuur dichter bij woonerven komt te liggen. Dit aspect dient behandeld te worden in het MER. Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid Deze discipline zal uitgewerkt worden conform het recente richtlijnenboek mens-gezondheid. Het beoordelingskader dat opgenomen werd in de KG wijkt echter af van het beoordelingskader uit dat richtlijnenboek. Dit dient nagegaan en desgevallend aangepast te worden in het MER. Zoals in een inspraakreactie wordt voorgesteld, kan het studiegebied van deze discipline mogelijks verder in zuidelijke richting uitgebreid worden zodat ook de effecten op de Bloemekenswijk onderzocht worden. Of dit nodig is, zal bekeken worden op basis van de resultaten van de verkeersmodellering (intensiteiten wegsegmenten in deze wijk). In één inspraakreactie werden enkele opmerkingen en bedenkingen geuit over de te gebruiken methodologie van de discipline mens-gezondheid. De discipline dient alleszins uitgewerkt te worden volgens het recente richtlijnenboek, maar deze relevant geachte bedenkingen uit deze inspraakreactie kunnen desgevallend verwerkt worden in het MER. 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. Dienst Mer Richtlijnen PR

12 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline-overschrijdende samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting. Deze niet-technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; Dienst Mer Richtlijnen PR

13 - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde KG worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: water, bodem, lucht, geluid en trillingen, mensruimtelijke aspecten, mens-mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora (biodiversiteit). In afwijking van wat in de KG staat en op gemotiveerd verzoek van de MER-coördinator, mag de discipline mens-gezondheid in het MER uitgevoerd worden door de MER-coördinator en wordt de MER-deskundige geluid en trillingen vervangen door Sven Loridan. Het in de volledig verklaarde KG voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd, inclusief de bovengenoemde gevraagde aanpassing wat de discipline mensgezondheid betreft. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend door Tom De Saegher Afdelingshoofd Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Dienst Mer Richtlijnen PR

14 Bijlage Tijdens de terinzagelegging werden 35 (grotendeels) unieke inspraakreacties ingediend. Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure: Wachtebeke Evergem Gent Zelzate Afdeling wegenbouwkunde Agentschap Zorg en Gezondheid Departement Landbouw en Visserij Dienst Veiligheidsrapportering Defensie Divisie CIS & Infra Fluxys Elia Departement Omgeving gewestelijk omgevingsambtenaar ANB Waterwegen en Zeekanaal NV Vlaamse milieumaatschappij OVAM Dienst Milieuhinder MOW De Lijn Infrabel Agentschap Wonen Vlaanderen Onroerend Erfgoed Agentschap Innoveren en Ondernemen Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Afdeling Milieuvergunningen Oost-Vlaanderen Team Vlaamse Bouwmeester Dienst Lucht en Klimaat Havenbedrijf Gent Ministerie van Infrastructuur en Milieu (NL) Gedeputeerde Staten van Zeeland (NL) Provinciale Staten van Zeeland (NL) Rijkswaterstaat directie Zeeland (NL) Gemeenteraad van Terneuzen (NL) Dienst Mer Richtlijnen PR