Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Goedkeuringsverslag van de planmilieueffectrapportage voor het gewestelijk RUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse Initiatiefnemer: Agentschap Wegen en Verkeer van de Vlaamse Overheid Wegen en Verkeer Oost-Vlaanderen Bollebergen 2B bus Zwijnaarde 10 juni 2013 PL-0074-GK

2 1 Inleiding Het Agentschap Wegen en Verkeer van de Vlaamse Overheid wil een rondweg N60 rond het centrum van Ronse aanleggen. De N60 is een belangrijke weg van en naar de Vlaamse Ardennen, die van Gent tot Valenciennes loopt. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is de N60 geselecteerd als een primaire weg I (weg met een belangrijke verzamelfunctie op Vlaams niveau) en maakt bijgevolg deel uit van het netwerk van autowegen op Vlaams niveau. Tussen De Pinte en Nukerke (Maarkedal) is de weg in de loop der jaren stelselmatig uitgebouwd tot een weg met 2x2 rijstroken. Ter hoogte van Ronse functioneert de weg nog niet als een primaire weg. De verkeersstroom verloopt door het centrum van Ronse en de capaciteit en de weginrichting zijn niet aangepast aan deze van een primaire weg. De ronde punten hebben onder meer een te kleine diameter en capaciteit voor het vrachtverkeer op de N60. Momenteel bevat de N60 bijgevolg een ontbrekende schakel (ook missing link genoemd) ter hoogte van Ronse. Het regeerakkoord van de Vlaamse regering voorziet dat een aantal geselecteerde missing links, waaronder de N60 rondweg te Ronse, worden weggewerkt tijdens de huidige legislatuur. In uitvoering daarvan wil het Agentschap Wegen en Verkeer deze missing link van de N60 ter hoogte van Ronse realiseren om de verkeersveiligheid en leefbaarheid in het centrum van Ronse te verbeteren. Met het oog op de realisatie van de N60 rondweg te Ronse voorziet het gewestplan Oudenaarde (KB 24 februari 1997) over een afstand van ongeveer 5,5 km een reservatiestrook met een nieuw tracé, losstaand van de bestaande N60. Het bleek evenwel onduidelijk of de nieuwe weg op dit ogenblik nog kan worden gerealiseerd binnen de op het gewestplan voorziene reservatiestrook. Mogelijks moest op een deel van het tracé de ruimtelijke bestemming gewijzigd worden, wat dan dient te gebeuren in een gewestelijk RUP. Daarom werd voorliggend plan-mer opgesteld om dat gewestelijk RUP mee te onderbouwen. In het plan-mer worden de milieueffecten van de tracéalternatieven ten opzichte van elkaar afgewogen en worden milderende maatregelen voorgesteld om de nadelige effecten te milderen. Het geplande GRUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I van het project-mer-besluit van 10 december 2004, i.e. een project als bedoeld in rubriek 9 van bijlage I Aanleg van autosnelwegen en autowegen met inbegrip van hoofdwegen. Het Agentschap Wegen en Verkeer moet een plan-mer op maken voor het GRUP. Het voorliggende plan-mer wordt opgemaakt volgens de generieke plan-mer procedure zoals bepaald in het hoofdstuk II van Titel IV van het D.A.B.M. Het voorstel van Kennisgeving (hierna: KG) werd door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 7 juli De dienst Mer heeft de volledig verklaarde KG ter inzage gelegd via publicatie van deze KG op haar website ( van 10 juli 2008 tot en met 22 augustus De KG was in die periode ook raadpleegbaar ten kantore van de dienst Mer in Brussel en bij de initiatiefnemer (Agentschap Wegen en Verkeer Oost-Vlaanderen, Bollebergen 2b bus 12, 9052 Zwijnaarde). De KG lag tevens ter inzage van het publiek op het gemeente-/stadhuis van Ronse,

3 Kluisbergen en Maarkedal in diezelfde periode. Via een bericht in Het Laatste Nieuws/De Nieuwe Gazet Editie Gent Eeklo werd bovendien gemeld aan het publiek dat de KG ter inzage lag en dat burgers hierop konden reageren. Tevens werd via aanplakking op de aanplakplaatsen van bovenstaande gemeentes en steden gemeld dat de KG ter inzage lag. De dienst Mer heeft tevens een afschrift van de volledig verklaarde KG met het oog op advies bezorgd aan de relevant geachte overheden en instanties. Al deze overheden en instanties werden uitgenodigd om hun opmerkingen op de KG te bezorgen aan de dienst Mer. Heel wat instanties hebben gereageerd. De ontvangen adviezen werden behandeld op de richtlijnenvergadering van 23 september 2008 en dit in functie van het opstellen van de richtlijnen. Met de relevant geachte (elementen van de) adviezen werd rekening gehouden in deze richtlijnen. Ook vanuit het publiek kwamen er heel wat inspraakreacties op de KG. Deze waren afkomstig zowel van particulieren als van verenigingen/organisaties. De relevant geachte adviezen werden besproken op de richtlijnenvergadering en verwerkt in de richtlijnen. Gezien de betrokkenheid van een faciliteitengemeente, nl. Ronse, waar volgens de taalwetgeving een Franstalige versie van de kennisgeving beschikbaar dient te zijn, werd een bijkomende periode van terinzagelegging voorzien van 12 september 2008 tot en met 10 november Gedurende deze periode was de Nederlandstalige versie van het kennisgevingsdossier beschikbaar bij de hierboven aangegeven instanties, het Franstalige kennisgevingsdossier was te raadplegen op het stadhuis van Ronse, bij de initiatiefnemer en bij de Dienst Mer. Dit werd aangekondigd via de website van de Dienst Mer, via de krant Het Laatste Nieuws/De Nieuwe Gazet Editie Gent Eeklo en La Dernière Heure/Les Sports van 11 september Ook deze inspraakreacties werden, wanneer relevant, meegenomen in de richtlijnen. De richtlijnen werden betekend door de dienst Mer op 26 januari Gezien het groot aantal alternatieven en varianten, is er tijdens een tussentijds overleg op 16 oktober 2009 tussen dienst Mer, het studiebureau (MER-deskundigen) en de initiatiefnemer besloten om te werken met een trechteringsnota voor het alternatievenonderzoek. Het doel van deze trechtering is om een selectie te maken van de redelijke alternatieven die verder in het plan-mer onderzocht en beoordeeld zouden worden. Deze trechteringsnota werd ter voorbereiding van een overlegvergadering bezorgd aan de adviesverlenende instanties die gereageerd hebben op het kennisgevingsdossier. Deze instanties kregen de kans om schriftelijk of op de vergadering zelf hun opmerkingen op dit document te formuleren. Het verslag van dit overleg met adviesinstanties op 26 januari 2010 dient beschouwd te worden als bijzondere aanvullende richtlijnen voor dit plan-mer. Het werd gepubliceerd op de website van de dienst Mer en werd verstuurd 15 februari In de periode van 15 september 2010 tot 1 december 2010 werden door de initiatiefnemer drie werksessies georganiseerd met de Dienst Mer en de betrokken overheidsinstanties (gemeenten, provinciebestuur, administraties, ) met als doel verdere toelichting te geven bij het gevolgde ontwerpproces en de resultaten van het technisch ontwerp en de m.e.r. Rekening houdend met de eerdere richtlijnen werd door het team van deskundigen een ontwerpversie van het plan-mer opgesteld. Die ontwerpversie werd door de dienst Mer op 8 maart 2011 voor advies overgemaakt aan de betrokken overheden en instanties. De adviezen op die ontwerpversie werden behandeld op de ontwerptekstvergadering van 14 april 2011.

4 Een verslag van die ontwerptekstvergadering werd opgesteld door het studiebureau en goedgekeurd door de dienst Mer. De ontwerpversie van het plan-mer werd vervolgens aangepast door het team van deskundigen volgens de afspraken gemaakt op deze ontwerptekstvergadering. Om uiteenlopende redenen werd er initieel voor geopteerd om het plan-mer op te maken in twee fasen: Een plan-mer 1 ste fase dat diende ter ondersteuning van een tracé-keuze door de Vlaamse Regering en een plan-mer 2 e fase dat na deze keuze zou worden opgesteld ter onderbouwing van het GRUP. Op 22 juli 2011 werd de eerste fase van het MER door de initiatiefnemer ingediend. Op 26 augustus 2011 wordt het ingediende plan-mer 1 ste fase afgekeurd. Op 24 november 2011 en 15 december 2011 vonden twee werksessies plaats met de dienst Mer en de betrokken overheidsinstanties (gemeenten, provinciebestuur, administraties, ) om een aantal tekortkomingen in het plan-mer uit te klaren en weg te werken. Een tweede indiening volgde in februari 2012, waarna de dienst Mer het plan-mer 1 ste fase goedkeurde. Er werden hierbij aanvullende richtlijnen voor de 2 e fase toegevoegd (aanvullende richtlijnen van 23 maart 2012). Na overleg tussen de initiatiefnemer en de dienst Mer werd het eerdere voornemen om het plan-mer op te delen in twee fasen verlaten. De opdeling van het plan-mer in twee fasen bood immers onvoldoende rechtszekerheid. Er werd daarom besloten om één plan-mer met onderbouwing voor tracékeuze en GRUP op te maken. De eerdere beslissing van de dienst Mer tot goedkeuring van plan-mer 1 ste fase is dan ook zonder voorwerp. Op 25 september 2012 en 12 december 2012 werden nog twee werksessies georganiseerd met de verschillende adviesinstanties om hun input reeds te kunnen meenemen in de ontwerp- MER-tekst en de milderende maatregelen. De ontwerpversie van het volledige plan-mer werd door de dienst Mer ontvangen op 10 januari 2013 en voor advies overgemaakt aan de betrokken overheden en instanties. De adviezen op die ontwerpversie werden behandeld op de ontwerptekstvergadering van 31 januari Tijdens enkele navolgende besprekingen met enkele adviserende instanties werden deze opmerkingen verder in detail besproken en werd overeen gekomen hoe aan deze opmerkingen zou worden tegemoet gekomen. Een verslag van die ontwerptekstvergadering en van de navolgende besprekingen werd opgesteld door het studiebureau en goedgekeurd door de dienst Mer. De ontwerpversie van het plan-mer werd vervolgens aangepast door het team van mer-deskundigen volgens de afspraken gemaakt op de ontwerptekstvergadering en de navolgende besprekingen. Een definitieve papieren versie van het plan-mer werd tenslotte bezorgd aan de dienst Mer en dit goedkeuringsverslag heeft betrekking op die definitieve versie. 2 Toetsing van het plan-mer aan de decretale vereisten Het voorliggende milieueffectrapport is een overzichtelijk document en bevat de wettelijk vereiste onderdelen. Na aftoetsing blijkt dat het plan-mer voldoet aan de richtlijnen zoals door de dienst Mer geformuleerd in haar beslissing van 26 januari 2009 en aan de aanvullende bijzondere

5 richtlijnen zoals door de dienst Mer geformuleerd in haar beslissing van 15 februari 2010 en dat in voldoende mate is voldaan aan de opmerkingen van de dienst Mer en de verschillende adviserende instanties geformuleerd tijdens het overleg met het team van mer-deskundigen in de loop van het m.e.r.-proces. Door voortschrijdend inzicht en regelmatig overleg met het team van mer-deskundigen (zoals voorzien in DABM ) bleken enkele bepalingen in de aanvullende richtlijnen 23 maart 2012 niet relevant, deze bepalingen gingen voorbij aan de scope en/of doelstelling van het plan-mer. In overleg met de dienst Mer is dan ook besloten dat deze bepalingen niet hoeven worden gevolgd. 3 Alternatievenonderzoek In deel 4 wordt de alternatievenafweging samengevat. Er werd vertrokken van zes planalternatieven plus het nulalternatief, waar na de inspraakronde nog twee inspraakalternatieven zijn aan toegevoegd. Via twee trechteringsstappen in het plan-mer zijn de hellingsvarianten A en C van planalternatief 2 en de hellingsvarianten A, D, E en H van planalternatief 3 geselecteerd als redelijke, verder in detail te bestuderen alternatieven. In de tweede trechteringsstap werd tevens een afweging gemaakt tussen de verschillende knooppuntscenario s voor de drie geplande knooppunten. Doel van de trechtering was om een selectie te maken van de redelijke alternatieven voor het onderzoek in het plan-mer in consensus met de opdrachtgevende overheid en de verschillende betrokken administraties. Alternatieven waarvan op voorhand kon worden vastgesteld dat ze niet voldoen aan de doelstellingen of die met zekerheid leiden tot aanzienlijk grotere milieueffecten dan andere alternatieven, werden als niet redelijk beschouwd. Zij werden bijgevolg niet verder in aanmerking genomen. Dit trechteringsproces werd uitgevoerd in nauw overleg tussen de dienst Mer, de initiatiefnemer en het team van mer-deskundigen. De dienst Mer verklaart zich dan ook akkoord met het trechteringsproces: het trechteringsproces heeft geleid tot een duidelijke identificatie van de tracés die als redelijke tracéalternatieven beschouwd kunnen worden. 4 De passende beoordeling Er werd een passende beoordeling (hierna: PB) uitgevoerd voor het GRUP. Zoals bepaald in artikel 36 ter, 3 van het Natuurdecreet werd deze PB geïntegreerd in het plan-mer door ze als bijlage op te nemen. ANB heeft zich in haar advies van 29 mei 2013 (kenmerk: AVES/VVB/MER/ ) uitdrukkelijk akkoord verklaard met de inhoud en conclusie van deze PB. Ook de dienst Mer bevestigt bij deze dat zij akkoord gaat met de inhoud en conclusie van de PB. 5. Conclusies van het plan-mer en suggesties voor het RUP Op verscheidene plaatsen in het plan-mer worden de conclusies van het milieueffectenonderzoek samengevat: In de integratie en eindsynthese 1.1 wordt per discipline tekstueel een samenvatting gegeven van de effectbeoordeling.

6 In de integratie en eindsynthese 1.3 wordt per discipline tekstueel een overzicht gegeven van de voorgestelde milderende maatregelen. In de integratie en eindsynthese 1.4 wordt in tabelvorm een overzicht gegeven van de voorgestelde milderende maatregelen alsook hoe deze vertaald kunnen worden. In de integratie en eindsynthese 1.5 wordt in een synthesetabel per effectgroep een beoordeling voor elk tracé gegeven na implementatie van de voorgestelde milderende maatregelen. In bijlage bij het plan-mer zit een niet-technische samenvatting van het plan-mer. Besluit Op basis van bovenstaande aftoetsing blijkt dat het plan-mer alle inhoudelijke en vormelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel , 5 van het D.A.B.M.. Het plan-mer bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Gelet op het feit dat voor het voorgenomen plan het MER-proces volledig en in overleg met de dienst Mer doorlopen heeft en gelet op de toetsing van het voltooide plan-mer, zoals voorgeschreven door artikel van het D.A.B.M., waarvan het resultaat hierboven is opgenomen, wordt het plan-mer voor het GRUP Missing Link N60 ter hoogte van Ronse hierbij goedgekeurd. 10 juni 2013 Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB