Initiatiefnemer: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Gouvernementstraat Gent. 13 december 2011 PLIR-0043-GK

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Goedkeuring van de plan-milieueffectrapportage uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit voor ruimtelijke uitvoeringsplannen voor: PRUP Secundaire wegverbinding Aalst-Lebbeke N41 incl. zoekzones voor windturbines Initiatiefnemer: Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Gouvernementstraat Gent 13 december 2011 PLIR-0043-GK

2 1 Inleiding De provincie Oost-Vlaanderen heeft een plan-milieueffectrapport (plan-mer) laten opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgesteld wordt i.f.v. de aanleg van nieuwe weginfrastructuur over een afstand van ongeveer 10 km (al naargelang het gekozen traject) in de provincie Oost-Vlaanderen, namelijk de realisatie van de N41 tussen het kruispunt N41-N47 te Lebbeke en de N406 te Gijzegem Hofstade (Aalst). Daarnaast worden in het plan-mer ook mogelijkheden onderzocht om windturbines te plaatsen binnen een aantal vlakvormige zoekzones in de omgeving van het nieuwe wegtracé. Het PRUP in opmaak heeft als doelstelling om zones aan te duiden waarbinnen bestemmingswijzigingen worden voorgesteld. Het plan-mer beschrijft en beoordeelt de milieueffecten van de inplanting van deze planelementen en de relevante alternatieven. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het decreet van 27 april Het plan-mer is opgemaakt volgens de procedure van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (BS 30 mei 2008). Het plan-mer bevat de toetsing aan het plan-m.e.r.-decreet. Het voorstel voor nota van publieke consultatie is door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 15 april De dienst Mer heeft de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie ter inzage gelegd. Enerzijds gebeurde dit via publicatie van deze nota op haar website ( en op de website van de provincie Oost-Vlaanderen ( van 3 mei 2010 t.e.m. 2 juni 2010, anderzijds door het ter beschikking stellen van deze nota op het gemeente- of stadhuis van Aalst, Lebbeke en Dendermonde gedurende dezelfde periode. Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie werden behandeld op de vergadering van 10 juni 2010 en dit in functie van het opstellen van verdere richtlijnen bij de opmaak van het plan-mer. De overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie van de nota van publieke consultatie waren uitgenodigd op deze vergadering. In de richtlijnen van 24 augustus 2010 zijn de ontvangen inspraakreacties en adviezen verwerkt. De ontwerpversie van het plan-mer werd naar de verschillende administraties en openbare besturen rondgestuurd voor opmerkingen. Bij de ontwerptekstbespreking (15 maart 2011) werden door de verschillende betrokken administraties en openbare besturen opmerkingen gegeven op het ontwerp-mer. Het verslag van deze vergadering werd naar alle betrokkenen rondgestuurd. Nadien vonden bovendien een aantal bilaterale overlegmomenten (met de adviesinstanties departement MOW, AWV Oost-Vlaanderen, ANB en VMM-Afdeling Operationeel Waterbeheer) plaats n.a.v. een nieuwe wegvariant die in de loop van het m.e.r.-proces werd ontwikkeld (het zgn. optimalisatietracé). zoekzones voor windturbines 2

3 Gedurende het m.e.r.-proces werden een aantal klachten (m.b.t. transparantie van de resultaten die voortvloeien uit de milieubeoordeling) neergelegd bij de Vlaamse Ombudsman. In samenspraak met de Vlaamse Ombudsdienst liet de dienst Mer de discipline mobiliteit in het plan-mer (in het bijzonder de resultaten uit de gehanteerde verkeersmodellering) reviseren door het Vlaams Verkeerscentrum. Deze revisie resulteerde in een validatienota. Op basis van de opmerkingen op de ontwerptekst werd het definitieve MER opgesteld. Het definitieve MER werd door de dienst Mer ontvangen op 10 oktober Op 29 november 2011 besliste de dienst Mer dat dit plan-mer onvolledig was; het plan- MER werd vervolgens afgekeurd. Op basis van het afkeuringsverslag werd een tweede definitief MER opgesteld. Deze tweede eindversie van het plan-mer werd formeel ingediend op 5 december In het MER beschreven en geëvalueerde alternatieven Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen, waarin de realisatie van een secundaire wegverbinding werd verankerd, laat geen ruimte voor een onderzoek naar het nulalternatief (waarbij geen uitvoering wordt gegeven aan het voorliggende plan) of een nul-plus-alternatief (een doelstellingsalternatief, waarbij het ruime mobiliteitsgebeuren tussen Dendermonde en Aalst onder de loep wordt genomen en ingezet wordt op duurzamere vervoersmodi dan de auto en vrachtwagen, alsook op eventuele andere flankerende maatregelen). Ook bepaalde locatiealternatieven (de zgn. noordelijke en zuidelijke tracés) werden niet voor verder gedetailleerd onderzoek weerhouden in het plan-mer. Van deze alternatieven wordt verwacht dat zij minder invulling geven aan de verzamelende en verbindende rol, die voor de te ontwerpen wegverbinding werd weggelegd. Wel werden een aantal locatievarianten en inrichtingsalternatieven (via milderende maatregelen, cf. infra) onderzocht in het plan-mer. Wat betreft de ontsluiting van het grootschalige bedrijf VPK werden twee mogelijke aansluitingspunten weerhouden voor verder m.e.r.-onderzoek. Een gebundelde aansluiting met de N406 werd geweerd. Tenslotte kwamen een aantal potentiële inplantingslocaties voor windturbines aan bod. In een gefaseerde trechtering en op basis van een aantal uitsluitingscriteria komt men in het plan-mer tot drie zoekzones voor windturbines. Vanuit de inspraak werd erop aangedrongen de niet-weerhouden locatiealternatieven en het nul-plus-alternatief toch te onderzoeken. Op deze vraag werd echter niet ingegaan. In het plan-mer wordt beknopt maar op voldoende wijze ingegaan op de redenen waarom deze alternatieven niet verder werden onderzocht. Weerhouden locatievarianten Bij aanvang van het plan-m.e.r.-proces werden vier tracéalternatieven ontwikkeld, zijnde: Het basistracé, dat samenvalt met de door het Agentschap voor Wegen en Verkeer reeds onteigende percelen; zoekzones voor windturbines 3

4 Het gewestplantracé, dat samenvalt met de reservatiestrook voor wegen in het gewestplan; Tracéalternatief 1, dat tussen Denderbelle en Gijzegem gebundeld verloopt met de Zijpbeekvallei; Tracéalternatief 2, dat meer gebundeld verloopt met Denderbelle en Mespelare. Na de ontwerptekstbespreking werd een aangepast wegtracé ontwikkeld (het zgn. optimalisatietracé) waarbij kombergingsgebied meer wordt gevrijwaard. De (voor het plan-mer) geselecteerde zoekzones voor windturbines zijn de volgende: Zoekzone 1: het gebied in de zone tussen Denderbelle, Lebbeke en Dendermonde; Zoekzone 2: het gebied ten westen van de N406 en ten zuiden van de woonkern Oudegem; Zoekzone 3: het gebied ten westen van de woonkern Gijzegem, t.h.v. het bestaande bedrijventerrein Noord I (Gijzegem). De veranderingen ten aanzien van de referentiesituatie die met elk van deze alternatieven samengaan en de implicaties op vlak van leefmilieu werden onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat: Voor het wegsegment bestaande N41 tot aan Dender het geoptimaliseerde tracévoorstel op vlak van milieuaspecten als voorkeurstracé wordt aangeduid; Voor het wegsegment tussen Dender en N406 het basistracé of tracéalternatief 1 als aangewezen alternatieven naar voor komen; Voor het wegsegment Gijzegem geen van de onderzochte alternatieven uitsteekt boven de andere (op vlak van leefmilieu). Uit de milieubeoordeling komen eveneens verfijnde en ingeperkte zones naar voren, die in aanmerking komen voor het inplanten van windturbines. 3 Toetsing van het MER aan de decretale vereisten Art Het plan-mer is opgesteld door een team van MER-deskundigen en onder leiding van de MER-coördinator, zoals voorgesteld in de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie en goedgekeurd door de dienst Mer bij de betekening van de richtlijnen. De milieubeoordeling is uitgevoerd voor de disciplines bodem, grondwater, oppervlaktewater, mobiliteit, fauna en flora, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, geluid, lucht en mens - socio-organisatorische aspecten. Het plan-mer bevat tevens de elementen voor de watertoets, deze zijn behandeld in de discipline water (hoofdstukken 5 en 6). Na aftoetsing blijkt dat het MER in voldoende mate is ingegaan op de richtlijnen en aan de opmerkingen, geformuleerd tijdens het overleg met de deskundigen in de loop van het m.e.r.-proces. Ook de vragen tot verduidelijking en aanvulling uit het afkeuringsverslag werden ingevuld, zij het op een uitermate gebalde wijze. zoekzones voor windturbines 4

5 Hoofdstuk 1.3 Afweging van de tracéalternatieven uit deel III van het plan-mer bevat een integratie en eindsynthese van de effecten; tabel 10.1 uit hoofdstuk 10.1 Overzicht van de voorgestelde milderende maatregelen (deel II van het plan-mer) geeft een duidelijk overzicht van de verschillende milderende maatregelen per discipline weer en geeft aan via welke instrumenten deze verder vertaald en uitgewerkt kunnen worden in het verdere procesverloop. Het hoofdstuk 1.4 Overzicht milieubeoordeling secundaire wegverbinding uit deel III van het plan-mer bevat een duidelijke discipline-overschrijdende eindconclusie m.b.t. de milieu-impact van de afgewogen alternatieven en de bijhorende milderende maatregelen. De dienst Mer vestigt tot slot, i.f.v. het verdere besluitvormingsproces, de aandacht op de volgende zaken, die uit de milieubeoordeling voor de N41 naar voren kwamen. 1. Het plan leidt tot heel wat negatieve effecten op vlak van water, natuur, landschap en leefbaarheid (luchthinder, geluidshinder, visuele hinder). Daar komt nog bij dat er een heel scala aan compenserende, milderende en flankerende maatregelen noodzakelijk worden geacht om de milieueffecten die dit plan met zich meebrengt, enigszins in te perken. Bovendien blijkt uit het plan-mer dat niet alle negatief aanzienlijke milieueffecten gemilderd kunnen worden. D.w.z. dat wordt verwacht dat de effecten betreffende geluidsverstoring, ecologische barrièrewerking en verstoring t.a.v. fauna en flora - na mildering - nog steeds even negatief significant zullen zijn. 2. Uit het plan-mer blijkt ook dat niet alle bestaande negatieve milieueffecten worden weggewerkt, in die zin dat een verbetering op de ene plaats een verslechtering op een andere plaats betekent. Ook uit de disciplineoverschrijdende afweging van de milderende maatregelen komt naar voren dat een gunstige verandering van één effect/discipline een verschuiving in negatieve zin bij een ander effect of een andere discipline teweegbrengt. 3. Uit de beoordeling van de N41 t.a.v. het ontwikkelingsscenario 2020 blijkt dat de maximale intensiteit i.f.v. de leefbaarheid in bepaalde dorpskernen nog steeds overschreden zal zijn. Het oplossend vermogen van de N41 (doorgaand verkeer weren uit de dorpskernen tussen Aalst en Dendermonde) heeft m.a.w. zijn grenzen. 4. De feitelijke natuurcompensatie moet voldoende in oppervlakte zijn, voldoende aaneensluitend (geen verspreide percelen) en met voldoende potenties om de te compenseren gewenste habitats te kunnen ontwikkelen. Bovendien mag deze compensatie zich niet voordoen op percelen die nu reeds biologisch waardevol zijn. Naast de feitelijke is ook de planologische compensatie van belang. Het MER bevat over het algemeen voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. De goedkeuring van het milieueffectrapport wordt met dit goedkeuringsverslag betekend. zoekzones voor windturbines 5

6 Besluit Op basis van bovenstaande aftoetsing blijkt dat het MER alle inhoudelijke en vormelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel van voormeld decreet. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Gelet op het feit dat voor het voorgenomen plan het m.e.r.-proces volledig en in overleg met de dienst Mer doorlopen werd en gelet op de toetsing van het voltooide plan-mer, zoals voorgeschreven door artikel DABM, waarvan het resultaat hierboven is opgenomen, wordt het plan-mer voor de secundaire wegverbinding N41, incl. zoekzones voor windturbines, goedgekeurd. 13 december 2011, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB zoekzones voor windturbines 6