Richtlijnen milieueffectrapportage. Bouw en exploitatie van een nieuwe gevangenis in Dendermonde

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen milieueffectrapportage Bouw en exploitatie van een nieuwe gevangenis in Dendermonde Initiatiefnemer: Regie der Gebouwen Gulden Vlieslaan 87 bus Brussel 14 december 2015 PRMER-2252-RL

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft de bouw en exploitatie van een nieuwe gevangenis in Dendermonde. Het project omvat een nieuwe gevangenis van het type Ducpétieux, een muur en afrastering rond het gevangeniscomplex, een parking ten westen van de gevangenis en een nieuwe ontsluitingsweg richting het noorden. De nodige vergunningen zullen aangevraagd worden door Poort van Dendermonde NV en Waterwegen en Zeekanaal NV. Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage III 10b Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen (projecten die niet onder bijlage II vallen) Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een project-m.e.r.-screening mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt gekozen om een project-mer op te maken. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 8 oktober De terinzagelegging in de stad Dendermonde liep van 19 oktober 2015 tot en met 19 november Parallel vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De dienst Mer stelde deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2, de ontvangen inspraakreacties (meer bepaald m.b.t. de alternatieven, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ), de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 27 november Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. Inspraakreacties en adviezen van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-mer: reacties die uitsluitend een persoonlijk standpunt inhouden over de wenselijkheid van het project; reacties die gaan over procedurele aspecten buiten deze project-mer procedure (reacties over het reeds eerder opgemaakte plan-mer en het daar gevoerde alternatievenonderzoek); 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR2252 2

3 reacties die betrekking hebben op zaken buiten de scope van het project-mer (bv. betrekken van instanties bij de start van de werken). 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming De doelstelling en verantwoording zal duidelijk opgenomen worden in het MER. Het MER zal een overzicht bevatten van de aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, natuurvergunning, ). Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. 3. Beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden: o De stad Dendermonde vraagt te onderzoeken of de bestaande waterloop nr. 8 in de noordkant geïntegreerd kan worden. Aan deze waterloop worden in functie van het project echter geen wijzigingen voorzien. o Verduidelijken of een mogelijke uitbreiding op maaiveld of gelaagd zal gebeuren. o Het mogelijk gebruik van pompen voor de aansluiting van de gevangenis op de riolering moet verduidelijkt worden. o De mogelijkheden voor hergebruik van hemelwater moeten verder verduidelijkt worden. VMM had ook graag hergebruik van hemelwater gezien voor de wasserij en de beplanting, naast het voorziene hergebruik voor toiletten en onderhoud. Op de richtlijnenvergadering werd aangegeven dat er geen bewatering van de beplanting nodig is. o Op dit moment is er nog geen duidelijkheid of er bedrijfsafvalwater zal ontstaan in de werkplaatsen. In het MER zal dit beschreven worden en aangegeven worden hoe hiermee wordt omgegaan. o De ontbossing en compensatie moet verder verduidelijkt worden. o Er wordt een groene bufferzone voorzien om visuele hinder en lichthinder te beperken. Wat betreft lichthinder, zal de effectiviteit hiervan ook afhangen van de hoogte van de lichtpalen. Dit moet verder verduidelijkt en gemotiveerd worden in het MER. o Er wordt voorgesteld een aarden wal van 1 m hoogte uit te voeren als er grondoverschot is. Dit zou de geluidsoverlast kunnen beperken tot de huidige waarde. Dit moet verder verduidelijkt worden. Een aarden wal kan gebruikt worden voor het beperken van geluid van laag gelegen bronnen (bv bandengeluid) maar het is niet duidelijk hoe de geluidsoverlast afkomstig van de gevangenis hierdoor beperkt wordt. Dit moet ook aan bod komen bij de relevante disciplines. Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal het MER geen alternatieven onderzoeken en beoordelen. Dienst Mer Richtlijnen PR2252 3

4 Vanuit de inspraak wordt gevraagd om bijkomend de milieueffecten van volgende alternatieven te onderzoeken en beoordelen: Uitvoeringsalternatief: gelijkvloerse kruising van de Oude Dender (met een brug zoals bv. in het centrum van Dendermonde) mogelijke uitvoeringsalternatieven voor de compensatie van het verlies aan waterbergend vermogen. Voor de ingesproken alternatieven moet nagegaan worden of deze als een redelijk alternatief beschouwd kunnen worden. Indien dit het geval is, moeten deze als volwaardig alternatief meegenomen worden in de effectbespreking en beoordeling. Wanneer deze alternatieven als niet redelijk beschouwd worden, moet dit verduidelijkt en gemotiveerd worden. De beschrijving van het nulalternatief zal verder verduidelijkt worden, waarbij rekening gehouden zal worden dat een deel van de ontsluitingsweg reeds gerealiseerd is. Het niet uitvoeren van het project houdt dus in dat deze weg er wel ligt. 4. Juridische en beleidsmatige context De volledig verklaarde kennisgeving doet opgave van het juridische/beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. Volgende relevante randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: De wet op de onbevaarbare waterlopen en de wet op de buurtwegen. Op pag. 39 staat dat de Zwijvickwaterloop niet geklasseerd is. Deze is oud-geklasseerd en in beheer van de polder Beneden-Dender. Bijkomend verwijzen naar de wetgeving op deze oud-geklasseerde waterloop. Nog binnen het plangebied ligt langs het Denderkanaal de onbevaarbare waterloop R20- R10 (rechterkant Denderkanaal) van derde categorie en in beheer bij de polder Schelde Durme Oost. Tegen eind 2015 geeft de Vlaamse regering haar goedkeuring aan het definitieve ontwerp van stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde, waarin onder meer het bekkenspecifieke deel Denderbekken vervat zit. Het Bekkenbeheerplan moet vervangen worden door: - Stroomgebiedbeheerplan voor de Schelde - Bekkenspecifieke delen: Denderbekken Benedenscheldebekken Het afschaffen en verleggen van de buurtwegen en het opnieuw ontsluiten van de landbouwgronden ingesloten door de onteigeningen wordt best vermeld als een aparte procedure. Voor het verleggen van buurtwegen in openbare bedding (buurtweg 25) dient een rooilijnplan te worden opgemaakt. De procedure hiervoor loopt volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni Het besluit van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur van 23 april 2012 waarbij het Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005, vastgelegd in het ministerieel besluit van 23 oktober 2005, werd verlengd en waarin de uitgangsprincipes worden vastgesteld inzake de lozing van gevaarlijke stoffen via bedrijfsafvalwater. Soortenbesluit opnemen. Dienst Mer Richtlijnen PR2252 4

5 Gedifferentieerde referentiewaarden voor geluid opnemen ipv ontwerp-kb. 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied met effecten moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. De referentiesituatie is de bestaande toestand (2015). Voor de ontsluitingsweg wordt zowel de huidige feitelijke situatie als de huidige juridische situatie als referentiesituatie beschouwd. Een deel van de ontsluitingsweg werd reeds aangelegd en is dus aanwezig op het terrein (huidige feitelijke situatie). Maar volgens de huidige juridische situatie ligt deze weg er niet, vermits de vergunning op dit moment geschorst is. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten dienen onderzocht te worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren. Eventuele bijstellingen in conclusies ten opzichte van het eerder opgestelde plan-mer zullen kort geduid worden. De dienst Mer vraagt om bij de beschrijving van de bestaande toestand en milieueffecten, als aanvulling op de volledig verklaarde kennisgeving, voldoende aandacht te besteden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline mobiliteit: Bij de afbakening van het studiegebied ligt de focus op wegverkeer. Ook de andere modi dienen meegenomen te worden. Hierbij moet ook aandacht gaan naar de oostelijke ontsluitingsweg. Het significantiekader voor verkeersveiligheid en leefbaarheid moet verder uitgewerkt worden. Het is momenteel niet duidelijk wanneer een effect als aanzienlijk negatief zal beoordeeld worden. De aanlegfase moet ook behandeld worden, rekening houdend met een aanlegfase van 21 maanden. Voor de bereikbaarheid van de treinen moet ook nagegaan worden of de vermelde treinen een halte hebben in station Dendermonde of Oudegem. Dienst Mer Richtlijnen PR2252 5

6 Er moet eveneens een beoordeling opgenomen worden van de impact van het project op de verkeersintensiteiten langs de N406. De fietsvoorzieningen en wegen voor landbouwvoertuigen in en nabij het projectgebied zullen verder verduidelijkt worden. Voor het wandel/fietspad aan de zuidzijde langs de spoorweg vraagt de stad Dendermonde om voor verdere afstemming van de tekst contact op te nemen met de dienst wegen en waterlopen van de stad in kader van het voorziene fietspad lange afstand. De figuur m.b.t. het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk zal geactualiseerd worden op basis van de informatie die aangeleverd werd door de stad Dendermonde. De stad Dendermonde vraagt te bekijken in hoeverre er voor de blijvende ontsluiting van landbouwpercelen milderende maatregelen vereist zijn. In het project wordt de blijvende ontsluiting van de landbouwpercelen reeds meegenomen, zodat hiervoor geen bijkomend onderzoek nodig is. De hoofdontsluiting langs de noordzijde is voor particulier personenvervoer en leveringen. Er moet verduidelijkt worden waarom de busstopplaats aan de Meersstraat hiermee niet in tegenspraak is. Vanuit inspraak werd gevraagd om een inschatting te maken van mogelijk sluipverkeer in de Gasthuisstraat en andere straten van de Boonwijk vermits er een voetgangersingang voorzien is aan de zuidzijde. Voor het huidige verkeer aan de zuidzijde van de site zal gebruik gemaakt worden van beschikbare gegevens. Het sluipverkeer zal op kwalitatieve wijze besproken worden in het MER. Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: Het studiegebied moet afgestemd worden met dat van mobiliteit, ook op kaart. In het MER zal verduidelijkt worden dat voor de nieuwe weg getoetst werd aan de gedifferentieerde referentiewaarden voor nieuwe wegen. Bij de conclusies moet ook de beoordeling van het wegverkeer opgenomen worden. Vanuit inspraak werd aangegeven dat de 2 continue immissiemetingen voor geluid onrealistisch zijn omdat ze uitgevoerd werden in een periode toen er in de directe omgeving een zware kraan bijna dag en nacht zware en lawaaierige bouw- en grondactiviteiten uitvoerde. In het MER zal door de deskundige gemotiveerd worden waarom deze metingen wel gehanteerd kunnen worden om de referentiesituatie te beschrijven. Met betrekking tot de discipline lucht: Wanneer de referentietoestand beschreven wordt o.b.v. IFDM-Traffic moet genuanceerd worden dat street canyon-effecten hierbij niet in rekening gebracht worden. In het MER moeten de verkeersaannames die gebruikt worden voor de modellering van de luchtkwaliteit opgenomen worden. Voor lucht dient ook een worst case situatie onderzocht te worden. Bij mobiliteit werd als sensitiviteit nagegaan wat de effecten zijn als alle werknemers en bezoekers met de auto komen. Voor lucht zal dit ook kwalitatief ingeschat worden. EC moet ook kwalitatief besproken worden. Voor klimaat moeten ook de CO 2-emissies in kaart gebracht worden, deze kunnen berekend worden met IFDM-Traffic. In een inspraakreactie wordt aangegeven dat de lokale luchtvervuiling in functie van de heersende windrichtingen niet behandeld wordt. Door de deskundige moet gemotiveerd worden op welke wijze rekening gehouden werd met de heersende windrichting. Wanneer voor wegsegmenten een score -1 bekomen wordt, moet expliciet getoetst worden of 80% van de milieukwaliteitsnorm ingenomen wordt. Met betrekking tot de discipline water: Dienst Mer Richtlijnen PR2252 6

7 Vanuit inspraak wordt gevraagd om de mogelijke invloed van klimaatverandering in het MER te behandelen. Resultaten over de mogelijke impact van klimaatverandering zijn reeds beschikbaar en zullen opgenomen worden in het MER. Ook was er vanuit inspraak bezorgdheid of het afvalwater wel kan verwerkt worden via de bestaande riolering. Dit werd reeds ingeschat in het MER, zodat geen bijkomend onderzoek nodig is. In het MER moeten ook maatregelen voorgesteld worden indien de invloedstraal van bemaling tot aan huizen reikt. Met betrekking tot de discipline fauna en flora: Vanuit inspraak wordt gevraagd om in het kader van het project-mer alsnog zoveel mogelijk gegevens te verzamelen en te inventariseren met betrekking tot de bestaande biodiversiteit, in het bijzonder inzake vleermuizen. De meest recente databanken werden echter reeds geconsulteerd. Vermits er ook rekening gehouden wordt met de (mogelijke) aanwezigheid van vleermuizen, heeft een uitgebreide inventarisatie in het kader van dit MER geen meerwaarde. In het MER wordt immers van een worst case situatie uitgegaan, waarbij er vleermuizen in het gebied aanwezig zijn. Ook wordt vanuit inspraak gevraagd dat de potentiele negatieve effecten van het project op de bestaande biodiversiteit grondiger worden onderzocht. Zo wordt er verdere onderbouwing gevraagd dat de aanleg van een hop-over, t.t.z. het aanplanten van enkele hoogstammige bomen ter hoogte van de brug over de Oude Dender, de negatieve effecten grotendeels zou remediëren. Op de richtlijnenvergadering werd aangegeven dat hierover geen studies beschikbaar zijn. Op basis van ecoducten ter hoogte van Meerdaalwoud en de nood aan donkere zones voor vleermuizen zal een bijkomende motivering in het MER opgenomen worden. Zoals gevraagd vanuit inspraak moet voor het compenseren en remediëren van de effecten (o.m. wat betreft de niet vergunde weg) uitgegaan worden van de bestaande juridische toestand en niet van de bestaande feitelijke toestand. Inspraak geeft aan dat de verlichting van de gelijkaardige gevangenis in Beveren wel verstorend werkt, in tegenstelling tot wat in het MER aangegeven wordt voor de geplande gevangenis in Dendermonde. De gevangenis in Beveren is qua ligging echter niet vergelijkbaar met de gevangenis in Dendermonde, zodat de projectgeïntegreerde maatregelen die momenteel voorzien worden niet nodig zijn voor de gevangenis in Beveren. Met betrekking tot de discipline mens-ruimtelijke aspecten: De beoordeling voor landbouw moet afgestemd worden met de opgemaakte landbouwimpactstudie. Het Departement Landbouw en Visserij vraagt om voldoende maatregelen te voorzien voor de landbouwers om de negatieve impact te beperken, bv. vergoeding aan eigenaar en gebruikers van de landbouwpercelen. Dat kan aan bod komen als milderende maatregel. De effecten op gezondheid ten gevolge van lucht en geluid moeten ook ingeschat worden. 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Dienst Mer Richtlijnen PR2252 7

8 Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, leesbare samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting te zijn opgenomen. Bij het schrijven van de niet-technische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting zoals gepubliceerd op Deze niet-technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden en zal tevens in digitale vorm aangeleverd worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk dienen de grenzen van het terrein Dienst Mer Richtlijnen PR2252 8

9 duidelijk aangegeven te zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - Inspraakreacties die betrekking hebben op niet-inhoudelijke zaken (verklaring symbolen, legende figuren, spellingsfouten, ) worden niet opgenomen in de richtlijnen. De deskundigen moeten er wel over waken deze fouten of onzorgvuldigheden niet te herhalen in het MER. - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem, geluid en trillingen, mens-ruimtelijke aspecten, mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora. Het in de volledig verklaarde kennisgeving voorgestelde team van erkende MER-deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. De beslissing over deze wijzigingen zal per brief meegedeeld worden aan de initiatiefnemer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend Door Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Richtlijnen PR2252 9

10 Bijlage Lijst van inspraakreacties tijdens de terinzagelegging bij: - Stad Dendermonde: geen - Dienst Mer: 2 (waarvan 1 ondertekend door 10 personen) Waarbij in totaal 2 unieke inspraakreacties. Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk/op vergadering), incl. verontschuldigden, die verder betrokken worden in de procedure: - College van Burgemeester en Schepenen van Dendermonde - Departement MOW - Elia - Infrabel Directie Toegang Net - Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen - VMM Afdeling Ecologisch Toezicht Milieureglementering - VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer - Agentschap Natuur en Bos Oost-Vlaanderen - De Lijn - Oost-Vlaanderen - Departement Landbouw en Visserij Afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving Dienst OmgevingOost-Vlaanderen - Departement LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Milieuhinder - Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Preventie Oost-Vlaanderen* * Deze instantie heeft aangegeven geen advies te geven. Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: - Provincie Oost-Vlaanderen - Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten - Aquafin NV - Departement LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Lucht en Klimaat - Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen Oost-Vlaanderen Dienst Mer Richtlijnen PR