Richtlijnen voor het Project-MER Stadsontwikkelingsproject O-Sea in Oostende

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Tel: 02/ mer@vlaanderen.be Richtlijnen voor het Project-MER Initiatiefnemer: SA Allfin NV Koloniënstraat Brussel 5 juli 2016 PRMER-2343-RL

2 1. Inleiding Het voorgenomen project betreft de ontwikkeling van een stadsontwikkelingsproject op de site van het voormalige Mediacenter in Oostende. Het project omvat de bouw van circa 817 woongelegenheden en een brutovloeroppervlakte handelsruimte van circa 4800 m². Ook wordt een parkeergebouw met 1208 parkeerplaatsen voorzien evenals een ventweg aan de zuidzijde van de site. Het project zal gerealiseerd worden in 4 fasen over een periode van 8,5 jaar. De site is gelegen binnen een strategische projectzone voor de ontwikkeling van een gemengd project voor wonen, groene en verharde ruimten en aan het wonen verwante voorzieningen volgens het RUP Kustfront (17/01/2013). Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage III 10b Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen (projecten die niet onder bijlage II vallen) Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage III van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een project-m.e.r.-screening mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt gekozen om een project-mer op te maken. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 15 april De terinzagelegging in de stad Oostende liep van 3 mei 2016 tot en met 1 juni Tegelijkertijd vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen. De dienst Mer stelt deze bijzondere richtlijnen (verder richtlijnen) op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houden rekening met principieel verplichte onderdelen van een project-mer op basis van art van het DABM 2, de ontvangen inspraakreacties (meer bepaald m.b.t. de alternatieven, de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ), de ontvangen adviezen (zie bijlage) en met de bespreking van het volledig verklaard kennisgevingsdossier met de betrokkenen op de richtlijnenvergadering van 17 juni Deze richtlijnen hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-mer. Het project-mer moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld is in de kennisgeving en aangevuld/aangepast worden met de specifieke vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd zijn. Waar de kennisgeving en de richtlijnen van elkaar zouden afwijken, moet voorrang gegeven worden aan de richtlijnen. Inspraakreacties van onderstaande aard worden als niet relevant beschouwd voor de opmaak van een project-mer: reacties die geen deel uitmaken van de decretaal vereiste elementen van een project-mer (vb. waardevermindering of vermeerdering van onroerend goed, persoonlijke voorkeuren van omwonenden, nulmeting van toestand van gebouwen, ). 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk gewijzigd (DABM). Dienst Mer Richtlijnen PR2343 2

3 2. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Het project beoogt een invulling volgens het gemeentelijk RUP Kustfront. In het MER moet de verantwoording van het project bijkomend verduidelijkt worden op basis van beschikbare gegevens over behoefte aan de geplande functies. Het MER zal een overzicht bevatten van de aan te vragen vergunningstoestand (zowel stedenbouwkundige vergunning, milieuvergunning, ). Het MER moet relevante gegevens en conclusies uit voorgaande rapportages oplijsten (alle relevante milieustudies, ook andere dan m.e.r.-rapportages). Het MER dient bij de vergunningsaanvraag gevoegd te worden. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het DABM moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER moet hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. 3. Beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de kennisgeving moeten de volgende punten ook beschreven worden: o Een beschrijving van de beoogde verdeling over het aantal 1 ste en 2 de verblijven. o Een bijkomende verduidelijking van de verschillende fasen (inclusief timing) van het project. Hierbij zal specifiek aandacht besteed worden aan het duiden van de 2 de en 3 de fase van het project die tijdens de effectbespreking vaak samen genomen worden. o De functies die beschouwd worden onder diversen (kindercrèche en ondersteunde functies aan bejaardenhuisvesting) mogen niet meegerekend worden bij de bepaling van de brutovloeroppervlakte handelsruimte. o Een duiding van de bereikbaarheid en beoogde functie van de ventweg. o Verduidelijken dat ook in de andere fases dan O-Sea Charme fietsenstallingen voorzien worden. Hierbij zal aandacht besteed worden aan de bereikbaarheid en ligging van deze stallingen. o Verduidelijken van de relatie/locatie tussen de handelsvoorzieningen en de geplande laad- en loszones. o Verduidelijken hoe de inplanting van gevoelige bestemmingen binnen het project gebeurd is, rekening houdende met de ligging van het projectgebied nabij wegenis. Door een oordeelkundige inplanting binnen het projectgebied kunnen mogelijke milieueffecten beperkt worden. o Het Agentschap Zorg en Gezondheid vraagt ook aandacht voor de gezondheidsaspecten bij nieuwbouw. Energiebesparende maatregelen bij renovatie en nieuwbouwprojecten hebben vaak een negatief effect op de gezondheid wanneer deze niet worden gecombineerd met investeringen voor het leefklimaat en wooncomfort. De Vlaamse overheid werkte een aantal website uit hierrond: Zoals in de kennisgeving vermeld wordt, zal het MER geen alternatieven onderzoeken en beoordelen. Dienst Mer Richtlijnen PR2343 3

4 Vanuit inspraak wordt gevraagd om de mogelijkheid van een Congrescentrum te onderzoeken in plaats van de voorgenomen ontwikkeling. Vermits er echter geen intenties zijn om deze functie te realiseren wordt dit niet als een redelijk alternatief beschouwd. Inzake uitvoeringsalternatieven gaan de deskundigen na of er relevante BBT-studies of BREFnota s beschikbaar zijn en toetsen het bedrijf/project hieraan. De BBT toetsing moet duidelijk terug te vinden zijn door bv. de checklist BBT/BREF tabelmatig toe te voegen. 4. Juridische en beleidsmatige context De kennisgeving bevat het juridische en beleidsmatige kader dat voor dit MER van belang is in de vorm van een duidelijke overzichtsmatrix. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een ruimtelijke component moeten cartografisch gepresenteerd worden. De volgende randvoorwaarden moeten worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: Sinds 12 juli 2013 is het Onroerenderfgoeddecreet van kracht, dat de verschillende erfgoedwetgevingen vervangt. Daarnaast is het raadzaam om de meest recente vaststellingen van de inventarissen te hanteren. Verwijzen naar de hemelwaterverordening van 2013 i.p.v. deze van Voor geluid mag niet meer verwezen worden naar het ontwerp KB van Er moet verwezen worden naar de gedifferentieerde referentiewaarden uit het m.e.r.- richtlijnenboek Geluid en Trillingen. Het Vlaams Klimaatbeleidsplan, Vlaams stofplan en Luchtkwaliteitsplan NO 2 moeten toegevoegd worden. Er wordt in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP Kustfront verwezen naar zones voor bv. hoogtebeperking. Het grafisch plan moet nog aangevuld worden met deze zones. 5. Algemene en Methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. De referentiesituatie is de bestaande toestand met inbegrip van het project Wielingen. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario s al dan niet relevant zijn. Dit dient beschreven te worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Dienst Mer Richtlijnen PR2343 4

5 Naast de ontwikkelingsscenario s die in de kennisgeving beschreven zijn, moeten in het MER ook de volgende ontwikkelingsscenario s meegenomen worden: - Het geplande zwembad ter hoogte van het kruispunt Northlaan Nieuwpoortsesteenweg. Er moet nagegaan worden of hierover concrete informatie beschikbaar is. Indien dit niet het geval is, moet dit op kwalitatieve wijze worden meegenomen in de effectbespreking en -beoordeling van de relevante disciplines. Wanneer er tijdens het opstellen van het project-mer nieuwe ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, moeten deze toegevoegd worden aan het afwegingskader. Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het project-mer duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling dient transparant te gebeuren en aan de hand van volgende terminologie: aanzienlijk negatief (-3), negatief (-2), beperkt negatief (-1) en verwaarloosbaar of geen effect (0). Rekening houdende met een aanlegfase die meerdere jaren in beslag neemt, moet uitgebreider aandacht besteed worden aan de mogelijke effecten en maatregelen die genomen kunnen worden om deze effecten te milderen. Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de kennisgeving, voldoende aandacht besteed worden aan het volgende: Met betrekking tot de discipline mobiliteit: De verschillen in gehanteerde kencijfers voor handel in de verschillende deelgebieden moeten gemotiveerd worden. Ook moeten de cijfers over het percentage autoverkeer en verplaatsingen tijdens de avondspits afgestemd worden in het hele document. Wat de beoordelingskaders betreft moeten de kaders voor wijzigingen voetgangersvoorzieningen bereikbaarheid en de beoordeling van verkeersveiligheid zodanig aangepast worden dat er een duidelijk verschil is in beoordelingsscores. Ook de kaders voor verkeersbelasting en parkeren hebben bijkomende duiding nodig. Er wordt aangegeven dat er geen telgegevens beschikbaar zijn voor het kruispunt L. Van Tyghemlaan x N34 Troonstraat. Hierbij moet verduidelijkt worden hoe hiermee omgegaan wordt (ook in functie van receptordisciplines lucht en geluid en trillingen) en welke invloed dit heeft op de effectbeoordeling. De afwikkeling van het werfverkeer via primaire (en secundaire) wegen en bij voorkeur rechtstreeks via de R31 Northlaan Elisabethlaan richting primaire weg A10 is niet als een aanbeveling te beschouwen, maar als een noodzakelijke randvoorwaarde. Voor het effect op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid moet zowel een beoordeling met als zonder maatregelen opgenomen worden. De impact van het voorgenomen project op de doorstroming van het openbaar vervoer moet duidelijker in beeld gebracht worden. Het aspect parkeren moet verder uitgewerkt en verduidelijkt worden. Zo moet aangegeven worden wat het aanbod is tijdens de referentiesituatie en hoe dit zal wijzigen gedurende de verschillende uitvoeringsfasen. Eveneens moet verduidelijkt worden voor wie de geplande parkeervoorzieningen bedoeld zijn: bewoners, bezoekers, omliggende functies, Dienst Mer Richtlijnen PR2343 5

6 De potenties voor andere modi dan personenwagens moeten in het MER aangegeven worden. Eveneens moet kort beschreven worden hoe het gebruik van deze alternatieve modi kan gestimuleerd worden. De verplaatsing van de kusttramhalte Northlaan is momenteel niet voorzien. Een mogelijke verplaatsing in de toekomst moet besproken worden met de openbaar vervoersmaatschappij, maar zal niet binnen dit MER onderzocht en beoordeeld worden. Vanaf fase 2 worden aanzienlijk negatieve effecten vastgesteld. Het is dan ook nodig om milderende maatregelen voor te stellen en niet enkel aan te geven dat monitoring aangewezen is. Ook moet het resteffect na het nemen van de milderende maatregelen begroot worden. Het beperken van de wegbreedte t.h.v. de aansluiting Troonstraat x L. Van Tyghemlaan moet zo concreet mogelijk besproken worden. In het MER worden een aantal maatregelen voorgesteld die niet tot de bevoegdheid van de initiatiefnemer behoren. In het MER zal aangegeven worden dat overleg met de relevante instanties nodig is alvorens deze maatregelen ook effectief uitgevoerd kunnen worden. Met betrekking tot de discipline lucht: Mbt de luchtkwaliteit zijn jaargemiddelde interpolaties voor 2014 beschikbaar via: Bij de discipline mobiliteit wordt aangegeven dat geen recente telgegevens beschikbaar zijn voor het kruispunt N31 Northlaan x Nieuwpoortsesteenweg noch voor het kruispunt Van Tyghemlaan x N34 Troonstraat. In het MER moet verduidelijkt worden hoe de luchtkwaliteit in deze straten kan bepaald worden zonder dat er recente telgegevens beschikbaar zijn. Eveneens moet verduidelijkt worden hoe omgegaan wordt met de geplande ventweg. Er moet verduidelijkt worden hoe de verkeersgeneratie verwerkt wordt als invoer voor het model CAR Vlaanderen. De outputgegevens van CAR Vlaanderen moeten voor al de wegsegmenten van het volledige studiegebied weergegeven worden. Uit de resultaten blijkt dat voor een aantal straten de milieukwaliteitsnorm in de referentiesituatie reeds voor 80% (jaargemiddelde concentratie NO 2 = 32 µg/m 3, PM 10 = 25 µg/m 3 of PM 2,5 = 16 µg/m 3 ) ingenomen is. Er moeten dan ook vanaf een score -1 milderende maatregelen voorgesteld worden. Vermits hoge bijdrages ten opzichte van de norm berekend worden, moet het effect van de voorgestelde maatregelen nagegaan worden door deze door te rekenen in CAR Vlaanderen. Ook moet nagedacht worden over eventuele monitoringsvoorstellen i.f.v. milderende maatregelen. Voor de aanlegfase moet ook verwezen worden naar de bepalingen die uit VLAREM van toepassing zijn vanaf voor alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken in openlucht die worden uitgevoerd door een aannemer. Voor de exploitatiefase moeten ook mobiliteitsmaatregelen (bv. invoering eenrichtingsstraat, aanpassing verkeersbeleid, ) onderzocht worden en niet enkel maatregelen die de blootstelling verminderen (zoals bv. Klimopschermen, groengevels, groendaken). Deze blootstellingsmaatregelen hebben maar een zeer beperkte impact op de emissies en deze impact kan mogelijks ook negatief zijn. Bij mobiliteitsmaatregelen is de impact op de verkeersemissies groter en kan een reductie makkelijker bereikt worden. De mogelijkheid van mobiliteitsmaatregelen moeten zeker nagegaan worden voor de straten waar er volgens het beoordelingskader een belangrijke bijdrage/impact verwacht wordt. Voor straten waar de milieugebruiksruimte voor 80% wordt ingenomen in de referentiesituatie moet dit al gebeuren voor straten waar er een beperkte bijdrage/impact verwacht wordt. Indien blijkt dat de impact van de voorgestelde maatregelen niet toereikend is, moet er nagegaan worden of er alsnog een Dienst Mer Richtlijnen PR2343 6

7 inrichtingsalternatief kan voorgesteld worden. Eventueel kan ook een alternatief met een beperkter programma voorgesteld worden. Met betrekking tot de discipline klimaat: In deze discipline moet aangegeven worden hoe het project rekening houdt met een veranderend klimaat, o.a. voor lucht en water. Hierbij kan verduidelijkt worden hoe rekening gehouden wordt met een mogelijke stijging van de zeespiegel. Met betrekking tot de discipline geluid & trillingen: Niet alleen de wegen waar een relevante stijging van het verkeer verwacht wordt, moeten meegenomen worden in het studiegebied. Ook de wegen waar een relevante daling verwacht wordt, zijn relevant. Een validatie van het geluidsmodel moet opgenomen worden door de verschillen tussen gemeten en berekende geluidsniveaus te bespreken en/of expliciet op te nemen, en waar nodig de significante afwijkingen te duiden. Vlarem II stelt dat geluidsmetingen slechts mogen uitgevoerd worden bij een windsnelheid van maximaal 5 m/s. In het MER worden windsnelheiden vermeld tot 8 m/s. In het MER moet verduidelijkt worden waarom deze geluidsmetingen toch meegenomen worden bij de effectbespreking en -beoordeling. Een motivering voor de gekozen meetduur ter hoogte van de ambulante meetpunten moet opgenomen worden. Ook moet gemotiveerd worden waarom geen beduidende verhoging van het vliegtuiglawaai mag verwacht worden. De relevantie van het aspect trillingen ten gevolge van eventuele heiwerkzaamheden dient nagegaan te worden en in het MER geduid te worden. Het voorgestelde afwegingskader voor woongebieden moet geschrapt worden. De toename van het aantal personenwagens op de Troonstraat per fase moet afgestemd worden met de discipline mobiliteit. Met betrekking tot de discipline bodem: Significantiekaders moeten 7-delig zijn. Er wordt aangegeven bij de milderende maatregelen dat indien retourbemaling wordt toegepast, het bemalingswater geretourneerd moet worden in grondwater met vergelijkbare saliniteit. Dit moet ook in de effectbespreking zelf aan bod komen.grondwateraspecten moeten binnen discipline water behandeld worden. Er wordt aangegeven dat gestreefd moet worden naar een gesloten grondbalans door uitgegraven gronden te benutten binnen het project of bij andere projecten in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied. Tijdens de richtlijnenbespreking werd aangegeven dat er binnen het project geen mogelijkheden zijn. Het MER moet dan ook in die zin aangepast worden. Met betrekking tot de discipline water: De bemaling mag geen verzilting noch verspreiding van verontreiniging veroorzaken. I.f.v. het gekozen alternatief moet een monitoringsplan uitgewerkt worden waarbij rekening gehouden wordt met de resultaten van de grondwatermodellering. De nodige terugkoppeling zal hiervoor voorzien worden met VMM. Om de afvoer van hemelwater naar de gemengde riolering zoveel mogelijk te vermijden, wordt gevraagd om maximaal in te zetten op hergebruik van hemelwater en al het dakwater afkomstig van de groendaken te voorzien voor hergebruik. Er wordt aangegeven dat voor de andere deelgebieden dan O-Sea Charme een rioleringsplan ontbreekt. Er moet dan ook verduidelijkt worden wanneer dit plan wel beschikbaar zal zijn. Dienst Mer Richtlijnen PR2343 7

8 Wat bemaling betreft is in functie van bodemkwaliteit een afstemming met de discipline bodem nodig. Er wordt aangegeven dat de kwaliteit van bemalingswater het beton van de riolering kan aantasten en dat de impact als relevant beschouwd wordt. Het MER moet hier dan ook de nodige maatregelen voor voorstellen. Met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: De bespreking van de deeldiscipline archeologie moet aangevuld worden. Onder wordt verwezen naar het voormalige Mediacenter en de waarschijnlijke bodemverstoring die dit complex veroorzaakt heeft. Dit moet echter onderbouwd worden: eventuele aanwezigheid van kelders, fundering van het center en hoe dit zich verhoudt tot de verwachte bodemgesteldheid (een polderbodem met een verticale bodemopbouw). Uitspraken over gaafheid of verstoring kunnen pas gedaan worden na veldonderzoek of nadat uit plannen blijkt dat het gebouw volledig onderkelderd was. Het is mogelijk dat het center alle archeologische sporen vernield heeft, maar ook zijn er vele voorbeelden gekend van archeologisch erfgoed dat perfect bewaard bleek onder een bodemplaat en onder bebouwing. Het is cruciaal dat de leemten in de kennis (aanwezigheid archeologisch erfgoed, gaafheid ondergrond) correct in kaart worden gebracht en dat duidelijk wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgesprongen. Volgens de bepalingen van het Onroerenderfgoeddecreet zal voor dit project een archeologienota moeten worden opgemaakt en aan de bouwvergunning worden toegevoegd. Deze procedure moet beschreven worden in het MER. Het MER beperkt zich tot de directe omgeving die visueel zichtbaar is. Gebouwen die zich op de zeedijk bevinden zoals vb. het Formentor gebouw worden niet in rekening gebracht. Nochtans is de Formentor opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed. In het MER moet dit aan bod komen. Met betrekking tot de discipline mens-gezondheid en ruimtelijke aspecten: De nodige aandacht moet gaan naar de gezondheidskundige impact van verkeersveiligheid. Meer actieve mobiliteit in plaats van gemotoriseerd verkeer heeft een positief effect op de luchtkwaliteit en omgevingsgeluid naast een positief effect op de eigen gezondheid. Vanuit inspraak wordt gevraagd om bijkomende aandacht te besteden aan het aspect veiligheid en het (on)veiligheidsgevoel op de site. Ook moet bijkomende onderbouwing gebeuren van de beoordeling van schaduwwerking, windhinder en privacy (inkijk). Hierbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen de positieve en negatieve effecten ten gevolge van het project. Deze mogen niet samen genomen worden in een globale beoordeling. De resultaten binnen deze discipline moeten afgestemd worden met de discipline lucht. Wanneer er belangrijke bijdrages bekomen worden in de discipline lucht, moeten deze ook beoordeeld worden naar gezondheid toe. Communicatie is een belangrijk aspect bij dergelijke projecten. Onderstaande tool kan hierbij extra ondersteuning bieden: communiceren_met_uw_buren-769.html 6. Leemten in de kennis Het MER zal opgave doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze zijn opgedeeld naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid Dienst Mer Richtlijnen PR2343 8

9 gemaakt wordt tussen leemten m.b.t. het project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal ook aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. De leemten die momenteel beschreven worden in de kennisgeving mogen geschrapt worden, vermits deze eigen zijn aan het milieueffectenonderzoek. 7. Monitoring en evaluatie Het MER zal per discipline/thema eventueel opvolgingsmaatregelen voorstellen, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. 8. Integratie en eindsynthese Het MER zal in een afzonderlijk deel een discipline overschrijdende, samenvatting bevatten over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld worden vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen zal in de mate van het mogelijke aangegeven worden waar deze zullen/kunnen doorwerken. Deze synthese zal aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 9. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen In dit hoofdstuk zal het rapport aangeven welke de verwachte tewerkstellings- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. 10. Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting zal een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport vormen, dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten moeten ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen zijn. Bij het schrijven van de niettechnische samenvatting kan gebruik gemaakt worden van de handleiding niet-technische samenvatting zoals gepubliceerd op Deze niet-technische samenvatting zal in het project-mer als afzonderlijk hoofdstuk opgenomen ofwel als afzonderlijk document opgesteld worden. De dienst Mer vraagt ook om op het voorblad van de niet-technische samenvatting de handtekeningen van alle deskundigen op te nemen. Dienst Mer Richtlijnen PR2343 9

10 11. Vorm van het MER Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer: - recent kaartmateriaal te gebruiken, telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk moeten de grenzen van het terrein duidelijk aangegeven zijn en dient door het kaartmateriaal ook duidelijk te zijn welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; - aandacht te besteden aan correcte verwijzingen naar figuren en paragrafen in het MER; - te waken over de afstemming tussen de tekst van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting; - de ingediende eindversies van het rapport en de niet-technische samenvatting door de initiatiefnemer, de coördinator en alle deskundigen te laten ondertekenen; - Het definitieve project-mer evenals de niet technische samenvatting digitaal aan de dienst Mer te bezorgen. 12. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen Zoals voorgesteld in de volledig verklaarde kennisgeving worden volgende disciplines in het project-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: lucht, water, bodem, geluid en trillingen, mens-toxicologie, mens- psychosomatische aspecten, mens-ruimtelijke aspecten, mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en fauna en flora. De discipline klimaat wordt door de erkende MER-deskundigen in de disciplines water en lucht opgesteld. Het team van deskundigen werd op de richtlijnenvergadering van 17 juni 2016 gewijzigd: Het team van deskundige wordt uitgebreid met Mieke Deconinck als erkend MER-deskundige in de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie deeldomeinen bouwkundig erfgoed en archeologie. Het gewijzigde team van deskundigen wordt goedgekeurd. Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan de dienst Mer. Tenslotte wordt aanbevolen tijdens het opstellen van het MER contact te houden met de dienst Mer en met de overige instanties, in het bijzonder in functie van de verwerking van hun adviezen in het MER. Digitaal getekend Door Paul Van Snick Afdelingshoofd Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Richtlijnen PR

11 Bijlage Aantal inspraakreacties die tijdens de terinzagelegging ingediend werden bij: - Stad Oostende: 1 - Dienst Mer: 2 waarvan in totaal 2 unieke inspraakreacties. Lijst met de instanties die gereageerd hebben (schriftelijk of aanwezig op richtlijnenvergadering) en betrokken worden in de verdere procedure: Agentschap Wegen en Verkeer Agentschap Wegen en Verkeer afdeling Wegenbouwkunde De Lijn Departement MOW Departement LNE, dienst Milieuhinder Departement LNE, dienst Lucht en Klimaat Onroerend Erfgoed Agentschap Zorg en Gezondheid VMM Operationeel Waterbeheer KMI Stad Oostende Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, Afdeling Kust Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: Provincie West-Vlaanderen Agentschap Wonen Vlaanderen Algemene Directie Material Resources, Divisie CIS & Infra, Sectie Infrastructuur Onderdeel Support Belgocontrol Headoffice Federale Overheidsdienst Mobiliteit & Verkeer Directoraat-generaal Luchtvaart Directie Luchtruim en Luchthavens Ruimte Vlaanderen, APL Dienst Mer Richtlijnen PR