MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0063 van 18 februari 2016 in de zaak 14/MHHC/82-M In zake :... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke van de Vlaamse Minister voor Omgeving, Natuur en Landbouw vertegenwoordigd, bij delegatie, door : de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, met kantoor te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20, bus 8 waar woonplaats wordt gekozen verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING De vordering, ingesteld met een aangetekende brief van 16 september 2014, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit AMMC van 12 augustus 2014 met kenmerk 14/AMMC/413-M/HD. De bestreden beslissing legt aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 990 euro, hetzij 165 euro vermeerderd met de opdeciemen, wegens het bemesten van een perceel tot op circa 1,5 meter in plaats van 5 meter van de bovenste rand van de aangrenzende waterloop van categorie 3, over een lengte van 50 meter. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING Verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en het administratief dossier neergelegd. Verzoekende partij heeft geen memorie van wederantwoord ingediend. MHHC - 1

2 Bij beschikking 14/MHHC/82-M/B1 van 5 maart 2015 stelt de kamervoorzitter in toepassing van artikel 14, 1, lid 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 2011 houdende vaststelling van de rechtspleging voor het Milieuhandhavingscollege (hierna Procedurebesluit) dat het beroep zal worden behandeld op de zitting van de zesde kamer van 9 april De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 9 april 2015, waarop het beroep werd behandeld, de debatten werden gesloten en de zaak in beraad werd genomen. 3. Bij beschikking van 9 november 2015 wordt de zaak door de voorzitter van het Milieuhandhavingscollege toegewezen aan de vierde kamer. Bij tussenarrest MHHC/M/1516/0010 van 9 november 2015 worden de debatten heropend en zijn de partijen opgeroepen voor de zitting van 24 november Bestuursrechter Pascal LOUAGE heeft verslag uitgebracht. Verzoekende partij en mevrouw..., beleidsmedewerker van de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid, die verschijnt voor verwerende partij, zijn gehoord. De vordering tot vernietiging wordt ab initio behandeld en de debatten worden gesloten. III. FEITEN Op 15 maart 2014 stellen twee gewestelijke toezichthouders bij de Mestbank - Vlaamse Landmaatschappij Regio Oost ambtshalve het volgende vast : een perceel grasland werd bemest via sleepslangtechniek. Achteraan grenst dit perceel over de ganse lengte aan de... - een waterloop van categorie 3. We stellen vast dat dit perceel over een lengte van 50 meter tot op +/- 1,5 meter van de bovenste rand van deze waterloop werd bemest. Er dient echter een afstand van 5 meter tot de bovenste rand van de waterloop gerespecteerd te worden. Deze vaststellingen worden opgenomen in een aanvankelijk proces-verbaal nr. VLM_14_PV_6020_0522_A van 21 maart 2014, dat aan het Parket -en aan verzoekende partijwordt verzonden op 28 maart Er wordt hieromtrent op 21 maart 2014 tevens een navolgend proces-verbaal opgemaakt met nr. VLM_14_PV_6020_0535_N, dat eveneens aan het Parket -en aan verzoekende partij- wordt verzonden op 28 maart Daarin wordt de verklaring opgenomen van verzoekende partij, die het volgende stelt : Ik als bemester wist niet dat ik 5m van die gracht moest afblijven en de gebruiker had me daar ook niets van verteld, en wist het misschien ook niet. Ik als bemester heb geen MHHC - 2

3 voordeel met die afstand niet te respecteren en had dat zeker niet gedaan indien ik op de hoogte was en die gracht er niet uitgezien had als een open riool. 3. Middels schrijven aan de gewestelijke entiteit AMMC van 3 april 2014, ontvangen op 9 april 2014, meldt de procureur des Konings te Hasselt dat het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal worden behandeld. 5. Middels schrijven van 12 mei 2014 stelt de gewestelijke entiteit verzoekende partij in kennis van haar voornemen om desgevallend een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. Verzoekende partij wordt daarbij tevens uitgenodigd om haar schriftelijk verweer mee te delen, eventueel vergezeld van een vraag om dit verweer mondeling toe te lichten. Verzoekende partij dient geen schriftelijke repliek in, noch verzoekt zij om te worden gehoord. 6. Op 12 augustus 2014 legt de gewestelijke entiteit aan verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 990 euro, hetzij 165 euro vermeerderd met de opdeciemen die op het ogenblik van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten. Verzoekende partij wordt hiervan in kennis gesteld middels aangetekend schrijven met ontvangstbewijs van 21 augustus De gewestelijke entiteit motiveert haar beslissing onder meer als volgt : In het proces-verbaal werd een schending van artikel 21 van het Decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen vastgesteld. Deze feiten betreffen een milieumisdrijf (art van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Concreet op 15 maart 2014 perceel dat aan de... grenst, een waterloop van categorie 3, was bemest Over een lengte van 50 meter werd tot op ongeveer 1,5 meter van de bovenste rand van de waterloop bemest. U had de drijfmest op het betreffende perceel uitgereden. U meldde dat u niet op de hoogte was van het feit dat de...een waterloop van categorie 3 was, waardoor een afstand van 5 meter moest behouden worden. In uw bericht erkende u de feiten, en meldde u dat u niet op de hoogte was van de regelgeving. Deze aangevoerde onwetendheid over wat al dan niet toegelaten is, neemt evenwel het bestaan van het milieumisdrijf niet weg. U had informatie kunnen inwinnen over het bestaan van de wettelijke verplichtingen en meer specifiek over de regelgeving betreffende de waterloop die achteraan het perceel loopt. Van rechtsdwaling kan derhalve geen sprake zijn. De feiten worden door U niet betwist. MHHC - 3

4 U bent in uw hoedanigheid als uitspreider van de mest verantwoordelijk voor de correcte naleving van de afstandsregels.betreffende de opbrenging van dierlijke meststoffen naast een waterloop van categorie 3. Bijgevolg staat het milieumisdrijf in uwen hoofde voldoende vast. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd. Ernst Het Mestdecreet strekt ertoe het leefmilieu te beschermen door de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten en fosfaten uit agrarische bronnen te verminderen, verdere verontreiniging van die aard te voorkomen en bij te dragen tot de realisatie van een goede toestand van de watersystemen en de luchtverontreiniging als gevolg van de productie en het gebruik van meststoffen te beperken. Bovenvermelde regelgeving is gericht op de verwezenlijking van de richtlijn inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (Nitraatrichtlijn). Bovenvermelde doelstellingen werden miskend doordat er te dicht bij de waterloop van derde categorie werd bemest. De feiten worden derhalve ernstig genoeg geacht om te worden gesanctioneerd. Frequentie geen aanleiding tot een verhoging van de geldboete. Omstandigheden geen andere bijzondere omstandigheden...' Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Exceptie van ontvankelijkheid ingevolge de ontstentenis van keuze van woonplaats in het verzoekschrift Standpunt van de partijen In het inleidend verzoekschrift wordt geen melding gemaakt van het -volledige- adres van verzoekende partij. Er wordt daarin enkel links bovenaan vermeld..., zonder nadere detaillering. Verwerende partij stelt in haar memorie van antwoord dat het beroep op basis van artikel 7, 1, 2 Procedurebesluit onontvankelijk is, gezien verzoekende partij heeft nagelaten om haar woonplaats te vermelden in haar verzoekschrift. Zij meent dat deze onregelmatigheid noch wordt geremedieerd door de vaststelling dat het adres van verzoekende partij bij haar is gekend, noch MHHC - 4

5 door de vaststelling dat dit adres wordt vermeld in de bestreden beslissing die deels als stuk aan het verzoekschrift werd toegevoegd. Artikel 7, 1, 2 Procedurebesluit zou daaromtrent volgens verzoekende partij formeel zijn en niet voor interpretatie vatbaar. Beoordeling door het College Het beroep van verzoekende partij betreft een vordering overeenkomstig artikel van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna het DABM), dat op het ogenblik van het inleiden van de vordering luidde als volgt : Tegen de beslissing waarbij de gewestelijke entiteit een alternatieve bestuurlijke geldboete oplegt, in voorkomend geval met voordeelontneming, kan degene aan wie de boete werd opgelegd beroep indienen bij het Milieuhandhavingscollege. Het beroep schorst de bestreden beslissing. De voorwaarden waaraan het inleidend verzoekschrift moeten voldoen werden op het ogenblik van het inleiden van de vordering bepaald in artikel 7 Procedurebesluit, dat alsdan luidde als volgt : Het verzoekschrift vermeldt op straffe van onontvankelijkheid : 1 de naam van de verzoekende partij; 2 de woonplaats, zetel of gekozen woonplaats van de verzoekende partij 3 de bestreden beslissing 4 een uiteenzetting van de ingeroepen bezwaren; 5 een inventaris van de stukken; Het verzoekschrift wordt gedagtekend en, op straffe van onontvankelijkheid, door de verzoekende partij ondertekend. 3. Een alternatieve bestuurlijke geldboete heeft tot doel om gedragingen, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van titel XVI DABM en waarop overeenkomstig deze titel een straf is gesteld, te voorkomen en te bestraffen. Het is een sanctie met een overwegend repressief karakter. Als gevolg van haar punitief karakter betreft het opleggen van dergelijke boete een strafvervolging in de zin van artikel 6, lid 1 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna EVRM). Bij het opleggen ervan moet dan ook worden voldaan aan de procedurele en materiële waarborgen voor strafvervolging en bestraffing, zoals vervat in de artikelen 6 en 7 EVRM en het zevende protocol bij het EVRM, in de artikelen 14 en 15 van het internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en in de fundamentele beginselen van het strafrecht. Ook de decreetgever beoogde een uitgebreide rechtsbescherming. In de memorie van toelichting bij het ontwerp dat titel XVI van het DABM is geworden wordt uitdrukkelijk gesteld dat "bestuurlijke geldboeten door hun punitief karakter, aanleiding moeten geven tot dezelfde rechtswaarborgen die gelden voor strafvervolgingen en de berechting van strafbare feiten", en dat het decreet op dat vlak een optimale rechtsbescherming wil waarborgen (Memorie van toelichting, Vlaams Parlement, , 1249, nr. 1, 14 en 16-17). MHHC - 5

6 Gelet op voormelde vaststelling dient afdoende rekening te worden gehouden met het in hoofde van verzoekende partij gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, overeenkomstig -onder meer- artikel 6, lid 1 EVRM. In het licht van dit grondrecht moeten al te strikte interpretaties van procedureregels, waardoor de rechterlijke beoordeling van de grond van de bij de rechter aanhangig gemaakte zaak wordt belet, in beginsel worden vermeden. Dergelijke strikte interpretaties kunnen, in navolging van het standpunt daaromtrent van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, immers in conflict komen met het grondrecht van toegang tot de rechter (zie o.a. EHRM, nr /07 dd. 24 februari 2009, L Erablière t. België). 4. De verplichting van verzoekende partij om, op straffe van onontvankelijkheid, in haar verzoekschrift melding te maken van haar woonplaats, heeft tot doel de diensten van het College, hetzij voortaan de Dienst van de Bestuursrechtscolleges, in staat te stellen om alle procedurestukken te betekenen aan verzoekende partij en in het algemeen om haar gemakkelijk te kunnen bereiken. Vermits het adres van verzoekende partij wordt vermeld in de bestreden beslissing, die deels als stuk aan het verzoekschrift werd toegevoegd, ondervond de griffie in casu geen enkel beletsel om de woonplaats van verzoekende partij te achterhalen, terwijl verwerende partij reeds kennis had van deze woonplaats. Derhalve heeft deze procedurele tekortkoming in hoofde van verzoekende partij de rechtsgang niet vertraagd noch belemmerd, terwijl verwerende partij hierdoor evenmin werd geschaad in haar rechten van verdediging. Gelet op voormelde uiteenzetting bestaan er geen redenen om het beroep onontvankelijk te verklaren wegens de schending van artikel 7, 1, 2 Procedurebesluit. De exceptie is ongegrond. B. Exceptie van ontvankelijkheid ingevolge de ontstentenis van vermelding van de bestreden beslissing in het verzoekschrift Standpunt van de partijen In het inleidend verzoekschrift wordt geen melding gemaakt van de bestreden beslissing. Er wordt daarin enkel gesteld dat verzoekende partij met dit schrijven wil beroep aantekenen op het proces-verbaal HA.63.H /14 op datum 21 Maart 2014, en het navolgend procesverbaal VLM.14.PV Verwerende partij stelt in haar memorie van antwoord dat het beroep op basis van artikel 7, 1, 3 Procedurebesluit onontvankelijk is, gezien verzoekende partij in haar verzoekschrift in het geheel geen melding heeft gemaakt van de bestreden beslissing. Zij meent dat deze onregelmatigheid niet wordt geremedieerd doordat verzoekende partij de bestreden beslissing gedeeltelijk heeft toegevoegd aan het verzoekschrift. Artikel 7, 1, 3 Procedurebesluit zou volgens verwerende partij formeel zijn en niet voor interpretatie vatbaar. Indien daaromtrent anders zou worden geoordeeld, zou dit volgens verwerende partij impliceren dat het College uit het ganse dossier zelf de nodige elementen zou moeten filteren die in het verzoekschrift MHHC - 6

7 aanwezig moeten zijn, waardoor elke betekenis aan artikel 7, 1, 3 Procedurebesluit zou worden ontnomen. Beoordeling door het College Het College verwijst in het kader van de beoordeling van deze exceptie vooreerst naar hetgeen hierboven onder randnummers A.1, 2 en 3 algemeen werd uiteengezet bij de beoordeling van de exceptie op basis van artikel 7, 1, 2 Procedurebesluit. De verplichting van verzoekende partij om, op straffe van onontvankelijkheid, in haar verzoekschrift melding te maken van de bestreden beslissing, heeft tot doel om de diensten van het College toe te laten de bestreden boetebeslissing -onmiddellijk- te identificeren, en het voorwerp van het beroep te bepalen. Op basis hiervan wordt het beroep door de griffier ingeschreven in het register van de beroepen, en wordt de verwerende partij vervolgens in kennis gesteld van dit beroep, en uitgenodigd om het College binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de kennisgeving in het bezit te stellen van de bestreden beslissing, evenals van de genummerde en geïnventariseerde stukken op grond waarvan deze beslissing is genomen. Vermits de bestreden beslissing, inclusief haar kenmerk, deels als stuk aan het verzoekschrift werd toegevoegd, terwijl in het verzoekschrift tevens expliciet melding werd gemaakt van de processen-verbaal op basis waarvan de bestreden beslissing werd genomen, ondervond de griffie in casu geen enkel beletsel om de bestreden boetebeslissing te achterhalen. Dit blijkt reeds afdoende uit het schrijven van de griffie aan verwerende partij van 17 september 2014 houdende kennisgeving van het beroep en het opvragen van de stukken overeenkomstig artikel 11 Procedurebesluit, waarin de bestreden beslissing en haar kenmerk zonder voorbehoud worden vermeld. Derhalve heeft deze procedurele tekortkoming in hoofde van verzoekende partij de rechtsgang niet vertraagd noch belemmerd, terwijl verwerende partij hierdoor evenmin werd geschaad in haar rechten van verdediging. Gelet op voormelde uitzeenzetting bestaan er geen redenen om het beroep onontvankelijk te verklaren wegens de schending van artikel 7, 1, 3 Procedurebesluit. De exceptie is ongegrond. C. Exceptie van ontvankelijkheid ingevolge de ontstentenis van vermelding van de inventaris van de stukken in het verzoekschrift Standpunt van de partijen Het inleidend verzoekschrift maakt geen melding van een inventaris van de stukken. Wel wordt een deel van de bestreden beslissing als stuk toegevoegd. Verwerende partij stelt in haar memorie van antwoord dat het beroep op basis van artikel 7, 1, 5 Procedurebesluit onontvankelijk is. Verzoekende partij zou in haar verzoekschrift hebben MHHC - 7

8 nagelaten om melding te maken van de inventaris van de stukken, terwijl zij nochtans wel een stuk aan haar verzoekschrift toevoegde. Beoordeling door het College Het College verwijst in het kader van de beoordeling van deze exceptie vooreerst naar hetgeen hierboven onder randnummers A.1, 2 en 3 algemeen werd uiteengezet bij de beoordeling van de exceptie op basis van artikel 7, 1, 2 Procedurebesluit. De verplichting van verzoekende partij om, op straffe van onontvankelijkheid, in haar verzoekschrift melding te maken van de inventaris van haar stukken, heeft tot doel om het College en de verwerende partij, in het licht van de verdere procedure en de rechten van verdediging, uitsluitsel te bieden omtrent het aantal en de aard van de toegevoegde overtuigingsstukken. Het verzoekschrift bevatte als bijlage enkel een kopie van een deel van de bestreden beslissing. Dit stuk kan evenwel niet worden beschouwd als een overtuigingsstuk dat wordt aangewend ter staving of ondersteuning van het beroep van verzoekende partij. Bovendien had verwerende partij hiervan reeds kennis, zodat zij onmogelijk geschaad kan zijn in haar rechten van verdediging, en de rechtsgang niet werd belemmerd. Verzoekende partij diende derhalve niet specifiek een inventaris van de stukken op te maken ingevolge de toevoeging aan haar verzoekschrift van een deel van de bestreden beslissing. Gelet op voormelde uitzeenzetting bestaan er geen redenen om het beroep onontvankelijk te verklaren wegens de schending van artikel 7, 1, 5 Procedurebesluit. De exceptie is ongegrond. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het inleidend verzoekschrift van 14 september 2014 worden door het College twee bezwaren afgeleid op basis waarvan verzoekende partij de herleiding vordert van de bestreden boetebeslissing. A. Eerste bezwaar Standpunt van de partijen Verzoekende partij stelt onwetend te zijn geweest omtrent de te behouden afstand van 5 meter. Zij overweegt het volgende : Als ik er van bewust geweest was dat de code van waterloop van categorie 3 was, had ik hier zeker en vast rekening mee gehouden en de wettelijke afstand van 5 meter gerespecteerd MHHC - 8

9 Verwerende partij repliceert in haar memorie van antwoord dat verzoekende partij de feiten niet betwist, en overweegt het volgende : Voor zover met dit bezwaar dwaling of goede trouw over wat al dan niet toegelaten was wordt ingeroepen, neemt dit het bestaan van het milieumisdrijf niet weg. Verzoekende partij had informatie moeten inwinnen over het bestaan van wettelijke verplichtingen inzake de bemesting tot tegen de Bergbeek en meer in het bijzonder aangaande de categorie van deze waterloop. Bijgevolg kan verzoekende partij niet dienstig dwaling als schulduitsluitingsgrond inroepen. Dit werd overigens ook expliciet gemotiveerd in de bestreden beslissing Beoordeling door het College Artikel 21 van het Decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (hierna Mestdecreet) luidde op het ogenblik van de feiten als volgt : Het is verboden meststoffen op of in de bodem te brengen, met uitzondering van bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij beweiding : 1 tot 5 m landinwaarts vanaf de bovenste rand van een waterloop. De waterlopen, vermeld in het eerste lid, zijn de bevaarbare waterlopen en de onbevaarbare waterlopen van eerste, tweede en derde categorie, ingedeeld op grond van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen. Artikel 16., lid 1 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt : De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de hiernavolgende wetten en decreten met inbegrip van de uitvoeringsbesluiten ervan : 19 het decreet van 22 december 2006 houdende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, met behoud van de toepassing van artikel 60bis, 2, van dat decreet -waaronder voorliggende inbreuk niet ressorteert (eigen toevoeging); Artikel 16., 2 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt : Tenzij het uitdrukkelijk anders bepaald is, wordt, voor de toepassing van deze titel, verstaan onder : 2 milieumisdrijf : een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel, die strafrechtelijk kan worden bestraft overeenkomstig de bepalingen van deze titel; Artikel 16.6., 1 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt : Wie opzettelijk, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft MHHC - 9

10 Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, rechtstreeks of onrechtstreeks, stoffen, micro-organismen, geluid en andere trillingen of stralingen in of op water, bodem of atmosfeer inbrengt of verspreidt, wordt gestraft Artikel , lid 2 DABM luidde op het ogenblik van de feiten als volgt : Een alternatieve bestuurlijke geldboete kan uitsluitend worden opgelegd voor de milieumisdrijven, vermeld in artikelen , , , bis, ter, quater, quinquies, sexies en septies, en bedraagt maximaal euro. De bestreden beslissing is gesteund op de processen-verbaal van 21 maart 2014 en de daarin vastgestelde feiten worden door verzoekende partij op zich niet betwist. Deze processen-verbaal hebben -overeenkomstig artikel DAMB- overigens bewijswaarde tot het tegendeel is bewezen. Verzoekende partij pleegde op basis van de vaststellingen in deze processen-verbaal een inbreuk op artikel 21 Mestdecreet. Deze inbreuk ressorteert onder de milieumisdrijven in artikel 16.6., 1 DABM, waarvoor overeenkomstig artikel , lid 2 DABM een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd 3. Conform geciteerde artikelen, en met name artikel 16.6., 1 DABM, is opzet met betrekking tot voorliggend misdrijf niet vereist, en volstaat een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid. De bewering van verzoekende partij dat zij onwetend was inzake de noodzaak tot het respecteren van de afstandsregel doet derhalve op zich geen afbreuk aan het bestaan van het misdrijf. De opmerkingen van verzoekende partij dat de uitgereden drijfmest niet in de waterloop terecht is gekomen, dat het niet logisch is dat runderen bij begrazing tot bij de waterloop mogen komen omdat zo ook verontreiniging kan plaatsvinden, en dat de besproken waterloop zeker geen zuiver water betreft, doen evenmin afbreuk aan het bestaan van het misdrijf. Artikel 21 Mestdecreet vereist niet dat er rechtstreeks meststoffen in de waterloop moeten terechtkomen, noch dat de waterloop zuiver water moet bevatten. Het volstaat om meststoffen op of in de bodem te brengen voorbij de perimeter van 5 meter vanaf de bovenste rand van de waterloop, die hetzij bevaarbaar moet zijn, hetzij onbevaarbaar en van eerste, twee of derde categorie volgens de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen. Voorts voorziet artikel 21 Mestdecreet expliciet een uitzondering voor bemesting door rechtstreekse uitscheiding bij beweiding. De kritiek van verzoekende partij betreft derhalve wettigheidskritiek, waaromtrent het College niet bevoegd is om zich uit te spreken. 4. Uit de formulering van hoger geciteerd bezwaar van verzoekende partij blijkt onmiskenbaar dat zij erkent dat zij kennis had van de afstandsregel in artikel 21, lid 1, 1 Mestdecreet. Zij beweert immers enkel geen kennis te hebben gehad van het feit dat de betreffende waterloop waarlangs werd bemest ressorteerde onder categorie 3. Gezien verzoekende partij niet aanvoert dat zij geen kennis had van de geldende regelgeving, betwist zij haar aansprakelijkheid voor de inbreuk op de strafwet derhalve niet zozeer op basis MHHC - 10

11 van onoverwinnelijke of onoverkomelijke rechtsdwaling, maar eerder op basis van een feitelijke dwaling. Het College oordeelt dat verzoekende partij niet gehandeld heeft zoals ieder redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld. Vermits zij niet betwist dat zij wist dat er steeds een afstand van 5 meter moet worden bewaard tussen alle bevaarbare en onbevaarbare waterlopen van eerste, tweede en derde categorie, stond het aan verzoekende partij om zich desgevallend vooraf te vergewissen van de status van de betreffende waterloop. De regels inzake de nabijheid van waterlopen en hun belang in het licht van de doelstellingen van het Mestdecreet moeten immers worden geacht voor alle landbouwers en bemesters parate kennis te zijn, gelet op de aanhoudende problematiek sinds tientallen jaren van de verontreiniging van waterlopen door nitraten en fosfaten uit agrarische bronnen en gelet op -de schending van- de Nitraatrichtlijn. Minstens diende verzoekende partij, indien zij effectief onwetend was omtrent de categorie van de betreffende waterloop en zich hiervan niet voorafgaandelijk aan het bemesten kon vergewissen, voorzichtigheidshalve een afstand te bewaren van 5 meter, temeer zij verklaarde dat zij als bemester geen voordeel heeft met die afstand niet te respecteren. Het eerste bezwaar is ongegrond. B. Tweede bezwaar Standpunt van de partijen Verzoekende partij stelt in essentie dat er op basis van de motieven van de bestreden beslissing moet worden vastgesteld dat er een kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten op basis waarvan de alternatieve bestuurlijke geldboete werd opgelegd en het bedrag van deze boete. Zij argumenteert daaromtrent het volgende : Het bedrag van de boete is naar mijn mening veel te hoog volgens de feiten de uitgereden drijfmest niet in de waterloop terecht is gekomen, maar op minstens 1,5 meter van deze waterloop totaal niet logisch dat door middel van begrazing van het perceel de runderen tot bij de waterloop mogen komen en zo ook verontreiniging kan plaatsvinden. Ook is de besproken waterloop zeker geen zuiver water maar eerder een open riool De afstand dat het perceel de waterloop nadert is beperkt tot een paar tientallen meters waardoor de schade zeker niet zo hoog kan zijn. boete zomaar uit het niets bepaald is en hierbij niet voldoende is gestaafd met de gebeurde feiten. In mijn toch al tientallen jaren als landbouwer heb ik nog nooit een vergelijkbare feit gepleegd waar volgens mij toch ook rekening mee gehouden moet worden. Verwerende partij repliceert in haar memorie van antwoord dat de gewestelijke entiteit de hoogte van de boete binnen de grenzen van artikel DABM discretionair kan vaststellen, en dat verzoekende partij niet aantoont dat er kennelijk onredelijk werd gesanctioneerd. Zij overweegt daaromtrent het volgende : In de bestreden beslissing heeft verwerende partij afdoende gemotiveerd waarom de feiten in kwestie voldoende ernstig zijn om bestuurlijk te worden gesanctioneerd. MHHC - 11

12 Het feit dat de mest niet in de waterloop terechtkwam en op minstens 1,5 meter van de waterloop verwijderd lag, neemt niet weg dat de mest kan afspoelen naar het oppervlaktewater. Het is net om dergelijke afspoeling van nitraat te voorkomen dat de wetgever geopteerd heeft voor een minimumafstand van 5 meter. Ook indien de mest niet rechtstreeks in de waterloop wordt geloosd, kan dit bijgevolg de waterloop schaden. boete werd opgelegd wegens bemesting te dicht bij de waterloop en niet wegens de lozing van mest in de waterloop. Bijgevolg werd wel degelijk rekening gehouden met het feit dat de mest niet rechtstreeks in de waterloop terechtkwam. Het feit dat de waterloop reeds in een slechte toestand verkeerde, kan uiteraard niet leiden tot een nuancering van de ernst van het misdrijf of tot een mildering van de geldboete. betekent integendeel dat hier meer maatregelen nodig zullen zijn om deze in een goede toestand te krijgen en men zeker op deze locatie de nodige aandacht moet besteden aan het voorkomen van nitraatuitspoeling. Bovendien zou een mildering omwille van de slechte toestand enkel een snellere en verdergaande achteruitgang van reeds zwaar getroffen waterlopen stimuleren, nu misdrijven daar klaarblijkelijk minder ernstig zouden zijn. Uit het proces-verbaal blijkt dat over een lengte van 50 meter werd bemest tot op ongeveer 1,5 meter van de bovenste rand van de waterloop, wat toch een aanzienlijke afstand is. Verzoekende partij stelt dat hij nog nooit een vergelijkbaar feit heeft gepleegd. De factor frequentie heeft in casu niet geleid tot een verhoging van de geldboete. Voor zover de bezwaren, aangehaald door verzoekende partij, zouden kunnen worden beschouwd als verzachtende omstandigheden, werd hoger reeds aangetoond dat hiermee desgevallend op afdoende wijze rekening werd gehouden in de bestreden beslissing. Beoordeling door het College Verzoekende partij argumenteert dat uit de bestreden beslissing niet afdoende blijkt dat het boetebedrag in verhouding is met de ernst van de feiten en de schade aan het leefmilieu, die door haar worden genuanceerd. Zij stelt vooreerst dat er ten onrechte geen rekening werd gehouden met het feit dat de uitgereden drijfmest niet in de waterloop is terecht gekomen, maar op minstens 1,5 meter afstand hiervan. Zij wijst daarbij op de mogelijke begrazing van het perceel met runderen, die wel tot bij de waterloop mogen komen en op die manier ook verontreiniging kunnen veroorzaken. Zij stelt tevens dat de betreffende waterloop geen zuiver water bevat, maar eerder een open riool vormt. Tenslotte benadrukt zij dat het perceel slechts een paar tientallen meters grenst aan de waterloop. Verzoekende partij meent tevens dat er bij het opleggen van de boete onvoldoende rekening werd gehouden met de vaststelling dat zij in haar loopbaan van tientallen jaren als landbouwer nooit een vergelijkbaar feit pleegde. Zij roept derhalve in essentie de schending in van het proportionaliteitsbeginsel, zoals bepaald in de artikelen DABM en DABM. MHHC - 12

13 Artikel DABM luidt als volgt : Bij het opleggen van bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten zorgen de personen, vermeld in artikel , alsook de gewestelijke entiteit, vermeld in artikel , ervoor dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke maatregelen of bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en de maatregelen of de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Artikel DABM, dat een precisering betreft van artikel DABM, luidt als volgt : Als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, wordt de hoogte van de geldboete afgestemd op de ernst van het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. 3. Zoals hoger overwogen bij de beoordeling van het eerste bezwaar, vermocht de gewestelijke entiteit in hoofde van verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen voor de vastgestelde inbreuk op artikel 21 Mestdecreet. De gewestelijke entiteit beschikt in het licht van artikel , lid 2 DABM over een ruime discretionaire bevoegdheid bij het bepalen van het boetebedrag. Het College zal bij haar legaliteitstoezicht nagaan of de gewestelijke entiteit haar appreciatiebevoegdheid naar behoren heeft uitgeoefend binnen het kader van geciteerde artikelen DABM en DABM. Zij zal met name nagaan of de gewestelijke entiteit hierbij is uitgegaan van de juiste feitelijke en juridische gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan rechtmatig en dus niet kennelijk onredelijk tot haar boetebeslissing is kunnen komen. Er zal pas sprake zijn van een schending van deze artikelen indien, aan de hand van de argumentatie van verzoekende partij, wordt vastgesteld dat de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de daarin opgenomen waarderingscriteria tot bepaling van het boetebedrag. Gelet op haar ruime discretionaire bevoegdheid dient de gewestelijke entiteit de boetebeslissing te motiveren overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen. In navolging van artikel 3 van deze wet moeten in de beslissing de juridische en feitelijke motieven worden vermeld die hieraan ten grondslag liggen, waarbij deze motieven afdoende moeten zijn. De gegeven motivering moet draagkrachtig zijn, zodat de aangehaalde motieven moeten volstaan om de beslissing te schragen. Ze moet ook concreet en precies zijn, toegespitst op de concrete situatie. 4. In de bestreden beslissing wordt inzake de ernst van de feiten met het oog op de beoordeling van de hoogte van de geldboete in hoofdorde verwezen naar de doelstellingen van het Mestdecreet, zoals omschreven in artikel 2, dat luidt als volgt : Dit decreet heeft tot doel de bescherming van het leefmilieu door de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten en fosfaten uit agrarische bronnen te verminderen, verdere verontreiniging van die aard te voorkomen, bij te dragen tot de realisatie van een goede toestand van de watersystemen en de beperking van de MHHC - 13

14 luchtverontreiniging als gevolg van de productie en het gebruik van meststoffen. Dit doel wordt onder meer gerealiseerd door bepalingen inzake de productie, de verhandeling, het gebruik, de bewerking en de verwerking van meststoffen, en dit zowel in het kader van de goede landbouwpraktijken als in het kader van de zorg voor de goede kwaliteit van het water en de bodem. Dit decreet bevat de maatregelen uitgewerkt met het oog op het behalen van de doelstellingen in het kader van de Nitraatrichtlijn en de aan het mestbeleid gerelateerde doelstellingen van de kaderrichtlijn Water. Het streven naar de naleving van de Nitraatrichtlijn wordt daarbij terecht benadrukt, gelet op de eerdere veroordeling van België door het Hof van Justitie wegens de onjuiste uitvoering van deze richtlijn, in navolging waarvan het -huidige- Mestdecreet werd ingevoerd. Tevens wordt daarin terecht overwogen dat de doelstellingen van het Mestdecreet door verzoekende partij werden miskend door niet voldoende afstand te bewaren van de betreffende waterloop. Gezien de bemestingsvoorschriften een wezenlijk onderdeel vormen van de maatregelen om die doelstellingen te bereiken is deze motivering pertinent. 5. De argumenten van verzoekende partij, ter ondersteuning van haar standpunt dat de ernst van de feiten en de schade aan het leefmilieu moeten worden genuanceerd, overtuigen niet. 5. In tegenstelling tot hetgeen verzoekende partij aanvoert, is het niet kennelijk onredelijk dat er in de bestreden beslissing niet specifiek rekening wordt gehouden met het feit dat er een afstand werd bewaard tot de waterloop van minstens 1,5 meter, zodat de uitgereden drijfmest niet rechtstreeks in de waterloop terecht is gekomen. Het verbod in artikel 21 Mestdecreet heeft betrekking op het op of in de bodem brengen van meststoffen buiten bepaalde grenzen ten opzichte van bepaalde waterlopen. Er wordt niet vereist dat er rechtstreeks meststoffen in de waterloop moeten terechtkomen. De decreetgever acht het voldoende waarschijnlijk dat er eveneens onrechtstreeks waterverontreiniging wordt veroorzaakt door nitraten en fosfaten ingevolge bemesting op onvoldoende afstand van bepaalde waterlopen, zodat regels inzake de nabijheid van waterlopen worden opgelegd. Overigens werd de grens van 5 meter in casu met 3,5 meter overschreden, zodat er bezwaarlijk sprake is van een beperkte overschrijding van de grenslijn. Wat betreft meststoffen die afkomstig zijn van rechtstreekse uitscheiding van dieren bij beweiding voorziet de decreetgever in artikel 21 Mestdecreet expliciet in een uitzondering, zodat klaarblijkelijk wordt aangenomen dat dergelijke bemesting geen afbreuk doet aan de beoogde doelstellingen van het Mestdecreet. De verwijzing door verzoekende partij naar mogelijke verontreiniging door runderen ingeval van toegelaten begrazing tot tegen de waterloop doet overigens geen afbreuk aan haar inbreuk. 5. Het is evenmin kennelijk onredelijk dat de bestreden beslissing de waterkwaliteit van de aangrenzende waterloop niet in rekening brengt. De gebeurlijke vaststelling dat de aangrenzende waterloop geen zuiver water zou bevatten, maar eerder een open riool zou vormen, doet geen afbreuk aan het verbod in artikel 21 Mestdecreet, dat niet is gekoppeld aan de waterkwaliteit van MHHC - 14

15 de waterlopen ten opzichte waarvan een zekere afstand dient te worden bewaard bij het bemesten. De bewering van verzoekende partij inzake de slechte waterkwaliteit van de aangrenzende waterloop wordt overigens door geen enkel stuk gestaafd. Voorts lijkt deze bewering eerder te bevestigen dat het niet naleven van de afstandsregels in artikel 21 Mestdecreet effectief lijdt tot -ernstige- waterverontreiniging, zodat strikte handhaving zich opdringt Tenslotte kan de bestreden beslissing evenmin als kennelijk onredelijk worden bestempeld op basis van de vaststelling dat niet afdoende rekening zou zijn gehouden met de vaststelling dat het bemeste perceel slechts een paar tientallen meters grenst aan de betreffende waterloop. Ook dit criterium heeft geen uitstaans met de verbodsbepaling in artikel 21 Mestdecreet. Overigens moet worden vastgesteld dat een afstand van 50 meter niet gering is, gezien dit leidt tot een onterecht bemeste oeverzone van 175 m² ((5 m - 1,5 m) * 50 m), van waaruit meststoffen in de waterloop kunnen uitvloeien. 6. Het argument van verzoekende partij, dat er bij het opleggen van de boete ten onrechte onvoldoende rekening werd gehouden met de vaststelling dat zij nooit eerder een gelijkaardig feit zou hebben gepleegd, overtuigt evenmin. In de bestreden beslissing wordt inzake de factor frequentie gesteld dat dit waarderingscriterium in casu geen aanleiding gaf tot een verhoging van de geldboete. De vaststelling dat het eenmalig -vastgestelde- karakter van de schending van de verbodsbepaling in artikel 21 Mestdecreet door de gewestelijke entiteit bij de factor frequentie niet in aanmerking werd genomen als boetemilderende omstandigheid, is niet kennelijk onredelijk. De inbreuk wordt op zich immers niet betwist, en de boete wordt opgelegd op basis van die inbreuk. Deze invulling van het waarderingscriterium frequentie sluit overigens aan bij de memorie van toelichting bij artikel DABM, waarin als negatieve factor bij de bepaling van de hoogte van de geldboete expliciet wordt gewezen op de milieumisdrijffrequentie van de gepleegde feiten. 7. Gelet op de overwegingen hierboven, zowel samen genomen als afzonderlijk, moet worden besloten dat de gewestelijke entiteit bij de beoordeling van de inbreuk op artikel 21 Mestdecreet niet op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria in de artikelen DABM en DABM. Zij besloot in het licht van de ernst van de feiten wettig en afdoende gemotiveerd om de bestreden alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Het tweede bezwaar is ongegrond. MHHC - 15

16 OM DEZE REDENEN BESLIST HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Het beroep is ontvankelijk doch ongegrond. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 21 januari 2016 door het Milieuhandhavingscollege, vierde kamer, samengesteld uit: Marc VAN ASCH Geert DE WOLF Pascal LOUAGE Bram CARDOEN voorzitter van de vierde kamer bestuursrechter bestuursrechter met bijstand van toegevoegd griffier toegevoegd griffier, De voorzitter van de vierde kamer, Bram CARDOEN Marc VAN ASCH MHHC - 16

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0077 van 10 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0013/M/0009 In zake: de heer Dirk VANOVERSCHELDE, wonende te 8610 Kortemark, Vijfhuishoekstraat 8 waar woonplaats

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0084 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0025/M/0020 In zake: de heer Ludo GEUSENS, wonende te 3930 Hamont-Achel, Jagershoef 1 waar woonplaats wordt gekozen

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0067 van 3 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/007/M/0003 In zake: de heer Johan VANDECANDELAERE, wonende te 8940 Wervik, Kruisekestraat 341 verzoekende partij

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/3 35-VK van 9 augustus 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Willem SLOSSE, advocaat, met kantoor te 2018

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/45-VK van 10 juli 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0111 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0049/M/0040 In zake: de heer Hugo PASSCHYN, wonende te 8792 Waregem, Waregemstraat 100 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0142 van 30 juni 2016 in de zaak MHHC/1415/0097/M/0078 In zake: landbouwvennootschap VAN LOOVEREN L&L, met zetel te 2960 Brecht, Klein Veerle 46B verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0046 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/87-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Koenraad DEGROOTE met kantoor te 8720 Wakken,

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/4-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. S/2011/00007 van 9 februari 2011 in de zaak 2010/0401/SA/3/0363 In zake: 1.... 2.... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0051 van 21 januari 2016 in de zaak 14MHHC/69-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) 401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing) Beroep tegen een terechtwijzing. "(... ) verschijnt. In de zaak 0401l10/(... )/N van: de heer [X], bedrijfsrevisor, wonende (...

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0055 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/91-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER ARREST nr. A/2013/0075 van 19 februari 2013 in de zaak 2010/0528/SA/3/0681 In zake: de nv... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 JUNI 2012 C.11.0735.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.11.0735.N BELGISCHE STAAT, minister van Binnenlandse Zaken, Mr. Michel Mahieu, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen A. D. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERKIEZINGSBETWISTINGEN ARREST Nr. R.Verkb.2015/0001 van 31 maart 2015 in de zaak 1415/0001 In zake: de heer Steven APER, wonende te 9180 Moerbeke, Damstraat 159 verzoekende partij Belanghebbende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 25 juni 2019 met nummer RvVb-A-1819-1144 in de zaak met rolnummer 1718-RvVb-0447-A Verzoekende partijen de gemeente SINT-KATELIJNE-WAVER, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.15.0622.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0622.N M A H, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer 5678. Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T Rolnummer 5678 Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 418, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het Hof van Cassatie.

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1491 van 30 augustus 2016 in de zaak RvVb/1415/0506/A/0495 In zake: de bvba MONDY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Jan FERLIN, Peter

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0168 van 27 oktober 2015 in de zaak RvVb/1415/0431/A/0413 In zake: 1. de heer Nico TERRY 2. mevrouw Els FROYEN bijgestaan en vertegenwoordigd door:

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE DERDE KAMER TUSSENARREST nr. S/2013/0269 van 17 december 2013 in de zaak 1112/0485/SA/3/0437 In zake: 1. de heer..., wonende te... 2. mevrouw..., wonende

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r

I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n. C o m m i s s i e v a n B e r o e p. N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r I n s t i t u u t van de B e d r i j f s r e v i s o r e n C o m m i s s i e v a n B e r o e p N e d e r l a n d s t a l i g e K a m e r Openbare terechtzitting van 16 december 2016 In de zaak 0467/2013/(

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662. RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T nr. 133.653 van 8 juli 2004 in de zaak A. 74.255/XII-662. In zake : Daniël VAN LOOY, die woonplaats kiest bij advocaat K. Rommens, kantoor houdende te

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie