Bedreigen van een docent voldoende reden om leerling van school te verwijderen ADVIES

Transcriptie

1 Bedreigen van een docent voldoende reden om leerling van school te verwijderen in het geding tussen: de heer A, wonende te B, verzoeker, en ADVIES de Stichting C, gevestigd te gemeente D, het bevoegd gezag van de E te F, verweerder gemachtigde: mevrouw mr. M.R.A.E. de Bont-Hanenkamp 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 3 februari 2017 heeft verzoeker zich gericht tot de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) met een klacht over het besluit van verweerder van 7 februari 2017 om G van de E (hierna: de school) te verwijderen. Deze klacht heeft de LKC met instemming van verzoeker ter behandeling doorgestuurd naar de Commissie die het verzoek, gericht tegen het verwijderingsbesluit, op 7 februari 2017 in behandeling heeft genomen. Verweerder heeft op 22 februari 2017 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 7 maart 2017 te Utrecht. Op 3 maart 2017 heeft verzoeker aanvullende informatie ingediend. Deze informatie is gelet op de termijnen die daarvoor gelden, te laat ingediend. Omdat verweerder, zoals de Commissie ter zitting heeft vastgesteld, geen inhoudelijke bezwaren had tegen de aanvullende stukken, zijn deze door de Commissie toegelaten. Verzoeker was ter zitting aanwezig en werd vergezeld door G. Namens verweerder waren aanwezig ter zitting de heer H, rector-bestuurder, de heer J, adjunctdirecteur, mevrouw K, docent natuurkunde en mevrouw L, afdelingsleider, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Namens het samenwerkingsverband B en M was ter zitting aanwezig mevrouw N, directeur. 2. DE FEITEN 1. Verzoeker is de vader van G. G is geboren op 16 februari G is het schooljaar gestart op de school. Het schooljaar zit zij in 3 mavo. 3. Op 25 januari 2017 werd G door de docent natuurkunde uit de klas gestuurd. Hierbij vond een incident plaats tussen G en de docent natuurkunde. Het was de zesde keer dat G dat schooljaar uit de les werd gestuurd. Op grond van de op school geldende regels volgt na zes keer uit de les te zijn gestuurd, een schorsing / advies d.d. 13 april 2017 pagina 1 van 6

2 4. Op 26 januari 2017 heeft de rector-bestuurder een besluit tot schorsing in afwachting van verwijdering genomen. Reden voor de voorgenomen verwijdering was dat het gedrag van G op 25 januari 2017 de veiligheid van een medewerker in het geding heeft gebracht en door het handhaven van G een pedagogisch veilig klimaat niet kan worden gewaarborgd. Ook heeft de wijze waarop de ouders van G zich nadien hebben opgesteld de vertrouwensverband ernstig geschaad, aldus het besluit. 5. Op 27 januari 2017 is met de ouders van G gesproken over de schorsing in afwachting van de verwijdering. In dit gesprek is de brief van 26 januari 2017 aan hen overhandigd. 6. Bij brief van 29 januari 2017 hebben de ouders van G bezwaar gemaakt tegen het schorsingsbesluit en de voorgenomen verwijdering. 7. Op 3 februari 2017 zijn de ouders van G gehoord over hun bezwaar. In dit gesprek is met de ouders van G besproken dat het O College bereid is G als leerling aan te nemen. 8. Bij brief van 7 februari 2017 heeft verweerder aan de ouders meegedeeld dat G definitief van school wordt verwijderd. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoeker Het verwijderingsbesluit is niet gebaseerd op de waarheid. De aanleiding voor het incident was het feit dat G voor een les eerder als absent stond gemeld, terwijl zij zoals was opgedragen samen met een klasgenoot naar het studiecentrum was gegaan. Aan het begin van de les op 25 januari 2017 wilde G dit met de docent natuurkunde bespreken, maar dat schoot de docent in het verkeerde keelgat. Daarop moest G meteen de klas verlaten. G was wel aan het lachen maar heeft niet gezegd ik lach je keihard uit. De docent was ontploft; zij heeft G vastgepakt (daarbij geknepen) en haar hardhandig en met gebalde vuisten weggestuurd. De docent heeft G hardhandig de klas uit getrokken en geduwd. G heeft niet tegen de docent gezegd dat zij haar in elkaar zou slaan. Het was juist G die werd bedreigd. G is vervolgens naar de afdelingsleider gegaan en heeft gevraagd wat zij moest doen. De afdelingsleider gaf aan dat G bij de docent moest navragen of ze echt uit de klas was gestuurd. Ook uit de WhatsApp berichten van medeleerlingen en de daarna uitgeschreven verklaringen van deze leerlingen, blijkt dat de docent G (hardhandig) heeft vastgepakt. Overigens heeft de docent vaker leerlingen hardhandig aangepakt. Dit heeft verzoeker vernomen van een leerling die door de docent hardhandig van de jongens wc werd gehaald. Verweerder stelt in het besluit van 26 januari 2017 dat G zou hebben gezegd: als u mij nog een keer aanraakt dan sla ik u in elkaar. G zegt nooit u, reden waarom zij door de docent wiskunde al eens de klas is uitgestuurd. Deze verklaring klopt dus niet of G was zo geschrokken, omdat zij was aangeraakt. Er is niet gehandeld conform artikel 27 Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) en artikel 14 Inrichtingsbesluit WVO. G is door verweerder niet gehoord over het incident. Vlak na het incident was G te geëmotioneerd om een verklaring af te leggen. Daarom heeft verzoeker haar opgehaald en ziek gemeld. Ook verzoeker en de moeder van G zijn voorafgaand aan het besluit niet gehoord en zijn niet gewezen op de bezwaarmogelijkheid. Ook is de Onderwijsinspectie niet ingelicht / advies d.d. 13 april 2017 pagina 2 van 6

3 Puur het standpunt van de docent en haar werkgever is voldoende om G van school te verwijderen terwijl deze standpunten niet op de waarheid berusten. G is nooit eerder geschorst en er zijn nooit eerder incidenten geweest. Ook heeft er geen ernstig strafbaar feit plaatsgevonden. Verweerder had daarom niet tot verwijdering over mogen gaan. Standpunt verweerder Primair voert verweerder aan dat de Commissie niet bevoegd is, omdat verzoeker een klacht heeft ingediend bij de LKC en geen verzoek bij de Commissie. G en een klasgenoot waren een les eerder niet in het studiecentrum geweest, terwijl zij daar wel hadden moeten zijn. Een conciërge had hen door de school zien lopen waarop beide leerlingen absent zijn gemeld. G en haar klasgenoot wilden aan het begin van de les op 25 januari 2017 in discussie, maar de docent wilde met de les beginnen. Wel is toegelicht waarom G en de klasgenoot absent waren gemeld. G bleef daarna smoezen en lachen. Op de vraag van de docent aan G wat er was, zei zij tegen de docent: Ik lach je gewoon uit. Daarop heeft de docent G uit de klas gestuurd. G wilde de klas niet verlaten omdat ze dan geschorst zou worden omdat het de zesde keer dat schooljaar was dat zij eruit werd gestuurd. De docent drong aan dat G de klas moest verlaten en dat als G dat niet zou doen, zij de afdelingsleider zou halen. Daarop is G achter de docent langs naar de deur gelopen waar zij weer in de aanval ging. Zij zei: Je denkt toch zeker niet dat ik naar je luister, weet je hoe jong je bent, ik luister echt niet naar jou. Hierop heeft de docent haar gevraagd de klas te verlaten en heeft daarbij een hand op de schouder van G gelegd om haar de deur te wijzen. Bij deze lichte aanraking schoot G in de aanval waarbij ze boven de docent uittorende en gilde: Ik ben niet bang om mijn handen te gebruiken, ik sla je in elkaar. Daarop heeft G het lokaal verlaten en is naar de afdelingsleider gegaan die op dat moment les gaf. De afdelingsleider heeft G gevraagd terug te gaan naar de docent om te vragen of zij echt uit de klas was gestuurd. G maakte op dat moment geen geëmotioneerde indruk. Wel vertelde zij dat er iets was voorgevallen en ze niet wist wat ze ermee ging doen. G is daarop terug gegaan naar de docent, die op de gang met haar heeft gepraat. G gaf aan dat ze het er niet mee eens was. De docent heeft toen aangegeven er op een later moment over te willen praten. G gaf aan dat ze er nog wel iets mee zou doen en aangifte tegen de docent zou doen. Vanwege haar boosheid kwam zij wel enigszins dreigend over. G kwam daarna wederom bij de afdelingsleider waarop zij samen naar de conciërge zijn gelopen. Onderweg was de afdelingsleider met G in gesprek maar G was onderwijl aan het appen en bellen. Daarom heeft de afdelingsleider haar verschillende keren gevraagd om te stoppen en aangegeven dat zij later contact met de ouders van G op zou nemen. G, die op dat moment aan het bellen was met verzoeker, heeft de telefoon aan de afdelingsleider gegeven die het gesprek heeft weggedrukt. G heeft daarop de telefoon weer afgepakt en zei tegen de afdelingsleider: Ik hoef niet te luisteren naar jou, ik mag bellen wanneer ik wil, mijn ouders willen dat ik bereikbaar ben, ik luister alleen naar mijn ouders. G is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord over het incident maar zij koos ervoor niet te praten. Vervolgens heeft haar vader haar, zonder dit aan de school te melden, van school opgehaald en haar ziek gemeld. Door deze handelwijze hebben G en haar ouders ervoor gekozen om niet van de gelegenheid gebruik te maken om haar kant te vertellen. De ouders hebben de gelegenheid gehad om het verhaal van G te vertellen. Zij stellen zich echter kritiekloos achter G op. Op geen enkele wijze staan zij open voor de lezing van de school. Bovendien bagatelliseren ze / advies d.d. 13 april 2017 pagina 3 van 6

4 de uitspraken van G en doen die af als uitspraken van een puber. Tussen het gesprek op 27 januari 2017 en 3 februari 2017 heeft overleg plaatsgevonden met de Onderwijsinspectie en de leerplichtambtenaar. De verklaringen die door de docent, de docent die het gesprek op de gang heeft gehoord, de afdelingsleider en de verklaringen van enkele leerlingen zijn eensluidend over wat er is gebeurd. In verklaring nummer vier die verzoeker heeft ingebracht staat dat de betreffende leerling zou hebben gesproken met de afdelingsleider. Er is echter geen leerling bij de afdelingsleider gekomen om iets over het incident te verklaren. Overigens heeft de klasgenoot erkend dat zij en G niet in het studiecentrum zijn geweest. Verweerder is overgegaan tot verwijdering omdat de bedreiging zowel fysiek (over de docent heen staan) als mondeling (ik sla je in elkaar) de veiligheid van de medewerker aantast en het vanuit goed werkgeverschap onacceptabel is daar geen vervolg aan te geven. Wanneer verweerder dit zou accepteren, ontwricht dit het functioneren van de docent. Bovendien geldt dat als dit gedrag zou worden getolereerd, er geen veilig en pedagogisch klimaat meer kan worden gewaarborgd. Dergelijk gedrag is niet eerder op de school voorgekomen. Vanwege dit gedrag is G niet meer te handhaven en is het voor haar beter elders een nieuwe start te maken. Verweerder heeft niet alleen rekening te houden met de belangen van G maar ook met die van de school als geheel en van de docenten. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid Op grond van artikel 27c lid 2 sub b WVO kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Het geschil heeft hierop betrekking. De Commissie is derhalve bevoegd. Ondanks dat het verzoek aanvankelijk is ingediend als klacht bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs, kan de Commissie het in behandeling nemen en advies uitbrengen omdat verzoeker heeft verklaard dat dit zijn voorkeur heeft. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend, is het verzoek ontvankelijk. De beoordeling van het verwijderingsbesluit Overeenkomstig het gestelde in artikel 27 lid 1 derde volzin WVO en artikel 14 lid 1 Inrichtingsbesluit WVO vindt verwijdering van een leerling niet plaats dan nadat de leerling en de ouders hierover zijn gehoord en het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Voorts dient voorafgaand aan de definitieve verwijdering overleg plaats te vinden met de Onderwijsinspectie. Vaststaat dat verweerder G niet heeft gehoord. Verweerder heeft hierover gesteld dat G wel in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord over het incident, maar dat G door de wijze waarop zij zich heeft opgesteld van die mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Verweerder had G echter over het (voorgenomen) verwijderingsbesluit moeten horen alvorens tot definitieve verwijdering over te gaan. Dit is weliswaar onzorgvuldig, maar leidt niet tot gegrondheid van het / advies d.d. 13 april 2017 pagina 4 van 6

5 verzoek. Verzoeker en de moeder van G zijn immers uiteindelijk meerdere keren in de gelegenheid geweest om over het incident en de verwijdering hun standpunten en dat van G naar voren te brengen. Voorts heeft verweerder het O College bereid gevonden G toe te laten. Verweerder heeft derhalve aan de vereisten zoals hierboven genoemd, voldaan. Inhoudelijke beoordeling van het verwijderingsbesluit De Commissie stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat op 25 januari 2017 een incident heeft plaatsgevonden tussen G en de docent natuurkunde nadat de docent G uit de klas had gestuurd. Verzoeker stelt dat de docent G hardhandig de klas uit heeft gestuurd en juist de docent G heeft bedreigd door met gebalde vuisten voor haar te staan. Dit is gebaseerd op de verklaring van G en enkele WhatsAapp berichten van klasgenoten en hun later door verzoeker uitgeschreven verklaringen. Verweerder heeft daar tegenin gebracht dat G de klas niet wilde verlaten en na aandringen van de docent zich zowel fysiek als mondeling dreigend heeft opgesteld. Dit is gebaseerd op de verklaring van de docent natuurkunde zelf, een docent die de docent natuurkunde met G hoorde spreken op de gang, de verklaring van de afdelingsleider en verklaringen van enkele medeleerlingen afgelegd tegenover de adjunct-directeur. Partijen verschillen van mening over de gebeurtenissen. Gelet op consistentie en de inhoud van de door verweerder overgelegde verklaringen in aanvulling op die van de direct betrokken docent natuurkunde, heeft verweerder kunnen concluderen dat de feiten voldoende vaststaan. Daarbij weegt de Commissie mee dat G voornamelijk de gedragingen ontkent maar haar verklaring verder niet substantieel heeft onderbouwd. Dit geldt ook voor haar verklaring dat zij niet in het studiecentrum is geweest, terwijl haar klasgenoot met wie zij naar het studiecentrum zou zijn geweest, heeft erkend dat zij niet in het studiecentrum zijn geweest. De Commissie gaat bij de verdere beoordeling van het geschil daarom uit van de versie van de docent. Het bedreigen van een docent is zo ernstig dat dit reden kan zijn voor verwijdering. De gang van zaken daarna, zowel het gedrag van G zelf als de houding van verzoeker en van de moeder van G, heeft geleid tot een onwerkbare situatie. Na het incident heeft G gedreigd aangifte te doen tegen de docent. De afdelingsleider heeft geprobeerd in gesprek te komen met G maar dit bleek niet mogelijk omdat ze bleef appen en bellen en aangaf dat ze niet naar de afdelingsleider hoefde te luisteren. Daarna heeft verzoeker G opgehaald van school en haar ziek gemeld waardoor een nader gesprek niet mogelijk was, hetgeen eerder een escalerend dan een de-escalerend effect had. Ook het uitgesproken gebrek aan vertrouwen van verzoeker en de moeder van G heeft verweerder tot de conclusie kunnen brengen dat van een vruchtbaar voortgezet verblijf van G op de school geen sprake meer kon zijn. Verweerder heeft derhalve in redelijkheid kunnen besluiten G vanwege het incident en de gang van zaken daarna van school te verwijderen. Alles overziend zal de Commissie het verzoek ongegrond verklaren / advies d.d. 13 april 2017 pagina 5 van 6

6 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek ongegrond. 6. AANBEVELINGEN De Commissie adviseert verzoeker zijn dochter niet langer onderwijs te onthouden. Aldus gedaan te Utrecht op 13 april 2017 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris / advies d.d. 13 april 2017 pagina 6 van 6