Geschil over verwijdering leerling. De veiligheidssituatie van de leerling is van invloed op het vinden van een andere passende school.

Transcriptie

1 Geschil over verwijdering leerling. De veiligheidssituatie van de leerling is van invloed op het vinden van een andere passende school. ADVIES in het geding tussen: mevrouw [verzoekster], wonende te [plaatsnaam], verzoekster, gemachtigde: mevrouw mr. A.M.T. Wigger en [het bevoegd gezag], gevestigd te [plaatsnaam], het bevoegd gezag van basisschool [de school] te [plaatsnaam] (verder: de school), verweerder gemachtigde: de heer mr. S.G. van der Galiën 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 1 mei 2019 heeft verzoekster aan de Commissie een geschil voorgelegd over het ontbreken van een ontwikkelingsperspectief voor [de leerling], alsmede de voorgenomen beslissing van 3 april 2019 van verweerder om [de leerling] te verwijderen van de school. Verweerder heeft op 17 mei 2019 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 6 juni 2019 te Utrecht. Verzoekster is ter zitting verschenen, vergezeld door mevrouw [vertrouwd persoon], en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder waren ter zitting aanwezig mevrouw C. [bestuurder] en mevrouw [locatiedirecteur], daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Namens [het samenwerkingsverband] was ter zitting aanwezig de heer [directeur]. 2. DE FEITEN 1. Verzoekster is de moeder van [de leerling]. [de leerling] is geboren op [geboortedatum] Zij is het schooljaar gestart in groep 1 van de school. Het schooljaar zit zij in groep 7. De school is gelegen buiten de wijk waar verzoekster met haar dochter woont. 2. Op 21 maart 2019 heeft zich op school rond [de leerling] een incident voorgedaan. Daarna heeft verweerder met verzoekster schriftelijke afspraken gemaakt die verband houden met het wegloopgedrag en grensoverschrijdend gedrag van [de leerling]. 3. Op 2 april 2019 heeft zich opnieuw een incident voorgedaan, waarbij [de leerling] onder andere de klas niet wilde verlaten, schreeuwde en een leraar heeft geslagen. [de leerling] is daarop bij brief van 3 april 2019 geschorst voor drie dagen. De brief vermeldt dat [de / advies d.d. 4 juli 2019 pagina 1 van 5

2 leerling] onder voorwaarden op maandagochtend weer kan terugkeren in haar klas. Verder is in de brief opgenomen dat de school overweegt over te gaan tot verwijdering. 4. Op 4 april 2019 heeft verzoekster per bij de school haar ongenoegens geuit. 5. Op 6 april heeft verzoekster per haar bezwaar tegen de schorsing ingediend. 6. Verweerder heeft op 8 april 2019 besloten [de leerling] van school te verwijderen en haar totdat een andere school is gevonden, niet meer toe te laten tot de school. 7. Op 11 april 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden op de school over een passende oplossing voor [de leerling]. Hierbij waren aanwezig verzoekster en haar gemachtigde, de gezinscoach Centrum voor Jeugd en Gezin, mevrouw [de directeur van de school], de gemachtigde van verweerder en het samenwerkingsverband. 8. Op 17 april 2018 heeft verzoekster schriftelijk te kennen gegeven dat [de aangeboden school], niet geschikt is omdat deze is gelegen in de woonwijk van verzoekster. 9. Op 4 juni 2019 heeft verweerder een definitief verwijderingsbesluit gezonden aan verzoekster en daarbij aangegeven dat [de aangeboden school] bereid is om [de leerling] toe te laten. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoeker Tot groep 6 (schooljaar ) is [de leerling] op school goed begeleid. Vanaf groep 6 heeft [de leerling] last van pestgedrag van een aantal leerlingen in de klas. Zij is kwetsbaar. Dit komt mede door haar thuissituatie. Die situatie is gecompliceerd, waardoor hulpverleningsinstanties bij het gezin betrokken zijn. Verzoekster heeft in haar bezwaar tegen de schorsing een kreet om hulp voor [de leerling] willen laten doorklinken. Op 11 april 2019 bleek tijdens het overleg dat de school geen terugkeer van [de leerling] wenste te bespreken. Verzoekster wilde juist meewerken met school aan terugkeer, omdat zij anders verantwoordelijk zou worden gehouden voor het komen thuiszitten van [de leerling]. De school heeft op 11 april 2019 niet open willen staan voor de zienswijze van verzoekster, heeft geen informatie willen verstrekken over de school die het samenwerkingsverband en de school kennelijk op het oog hebben en heeft verzoekster daar zonder enige voorbereiding zelf op af gestuurd. In de voorgenomen verwijderingsbeslissing staat dat de school onvoldoende in staat is om [de leerling] de juiste ondersteuning, passend bij haar sociaal-emotioneel niveau, te geven. Een ontwikkelingsperspectief is echter niet opgesteld. Vanwege de extra ondersteuningsbehoefte van [de leerling] dient de selectie van een andere school plaats te vinden aan de hand van de ondersteuningsmogelijkheden van die school. Dat is niet gebeurd. Verzoekster heeft tegen de intern begeleider van de school meegedeeld dat de aangeboden alternatieve school in de wijk Molenwijk uit veiligheidsoogpunt niet verstandig is voor [de leerling]. Met de tweede school in [de wijk], heeft verzoekster gebeld, maar haar werd voorgehouden dat het vreemd was dat de school van verweerder het niet opnieuw wilde gaan proberen met [de leerling]. [de leerling] is geschorst voor drie dagen en vervolgens in het kader van de voorgenomen verwijdering niet meer toegelaten tot de school. Deze werkwijze is in strijd met de wettelijke bepalingen en het recht van [de leerling] op onderwijs / advies d.d. 4 juli 2019 pagina 2 van 5

3 Standpunt verweerder Er bestaan al lange tijd grote zorgen bij school over de veiligheid van [de leerling]. Er is een periode geweest dat zij steeds wegliep van school en naar huis wilde en naar niemand wilde luisteren. Om te leren omgaan met moeilijk gedrag heeft de school begin 2019 [de leerling] een Rots en Watertraining aangeboden. Het herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag van [de leerling] levert bij leerlingen en het team sterke gevoelens van onveiligheid op. Op 2 april 2019 is het in de klas opnieuw fout gegaan. [de leerling] wilde de klas niet verlaten ondanks meerdere verzoeken van de leerkracht, de clusterdirecteur en de locatiedirecteur. [de leerling] heeft schreeuwend bedreigende uitspraken gedaan. Ze heeft de leerkracht van groep 8 geslagen nadat deze [de leerling] had gevraagd te wachten in de gang. Verzoekster heeft diezelfde dag op school de directie bedreigd en in het bijzijn van [de leerling] niet respectvolle uitspraken gedaan. Dit was de reden om verzoekster een toegangsverbod op te leggen. Ook heeft de school in reactie op deze gebeurtenissen Veilig Thuis ingeschakeld en een melding gedaan bij de politie. Verzoekster heeft daarna op 4 april naar de school een verzonden. Die maakte naast de bedreiging ook duidelijk dat verzoekster geen enkel vertrouwen meer had in de school en zij ongewenst gedrag van [de leerling] niet meer corrigeerde. Omdat de een ernstige en concrete bedreiging van de veiligheid voor medewerkers van de school bevatte heeft de school de politie ingeschakeld. Die is de volgende dag met enkele agenten op het schoolplein aanwezig is geweest. Ook de politie heeft de bedreiging dus reëel gevonden en heeft naast de aanwezigheid op het schoolplein extra gesurveilleerd in de wijk. Op 8 april 2019 heeft verweerder schriftelijk bevestigd aan verzoekster dat hij voornemens is [de leerling] van school te verwijderen. Dit voornemen is op 4 juni 2019 omgezet in een definitief besluit. Daarin staat dat basisschool [de aangeboden school] bereid is [de leerling] in te schrijven. Tijdens het overleg op 11 april 2019 heeft het samenwerkingsverband laten weten dat er twee mogelijk plekken waren voor [de leerling]. Dit betrof [basisschool buiten de woonwijk van verzoekster], en [de aangeboden school]. Laatste heeft een kleine, veilige groep 7. De directeur van [basisschool buiten de woonwijk van verzoekster] heeft op basis van de eerste indrukken gezegd dat [de leerling] een kind is voor speciaal onderwijs in cluster 4 en heeft haar niet willen inschrijven. Daarmee is de school het zeer oneens. [de leerling] is in de kern een lief en behulpzaam meisje, maar kan niet met conflicten omgaan. Daar is geen ontwikkelingsperspectief voor nodig. 4. VISIE SAMENWERKINGSVERBAND [de leerling] is een regulier leerling die kan ontsporen als gevolg van een moeilijke thuissituatie. Maar zij heeft geen extra ondersteuningsbehoefte. Bij het zoeken naar een andere school heeft de consulent van het samenwerkingsverband vooral gekeken naar thuisnabijheid. Met de mogelijk nieuwe scholen is de reden van verwijdering gedeeld. 5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij verwijdering Op grond van artikel 43 lid 2 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een / advies d.d. 4 juli 2019 pagina 3 van 5

4 voornemen tot verwijderen hieraan gelijk. Het geschil heeft hierop betrekking. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend, is de Commissie bevoegd en is het verzoek ontvankelijk. De Commissie behandelt het verzoekschrift mede met betrekking tot het definitief verwijderingsbesluit van 4 juni De inhoudelijke beoordeling Verweerder is op grond van veiligheidsoverwegingen ertoe overgegaan om [de leerling] van school de verwijderen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt voldoende dat er sprake is van zodanig reële veiligheidsproblematiek dat van verweerder niet langer gevergd hoeft te worden om [de leerling] ingeschreven te houden. Op die grondslag is het verwijderingsbesluit niet onredelijk. De veiligheidsproblematiek heeft er wat verweerder betreft ook aan in de weg gestaan om [de leerling] na de schorsing nog toe te kunnen laten tot de school. Echter, schorsing, langer dan een week, is in het primair onderwijs niet toegestaan. Gezien deze wettelijke eis had van verweerder verwacht mogen worden dat hij na de schorsing had ingezet op enige vorm van (tijdelijke) terugkeer van [de leerling] naar school. Het aanbieden van huiswerk acht de Commissie in dit geval onvoldoende geweest. Verweerder heeft immers op 11 april 2019 overleg kunnen voeren met verweerster en haar gemachtigde over de (voorgenomen) verwijdering. Hij had toen ook afspraken kunnen voorleggen aan verzoekster over het bieden van onderwijs aan [de leerling] na de schorsing. Concrete voorstellen van verweerder op dit punt zijn de Commissie niet gebleken. Naar het oordeel van de Commissie is verweerder tekortgeschoten om [de leerling] na afloop van de toegestane schorsingsperiode adequaat onderwijs aan te bieden. Partijen verschillen erover van mening of [de leerling] een leerling is met een extra ondersteuningsbehoefte. Naar het oordeel van de Commissie kan door verweerder nauwelijks staande worden gehouden dat ten aanzien van [de leerling] geen sprake zou zijn van een extra ondersteuningsbehoefte. Met de opvatting dat voor [de leerling] geen ontwikkelingsperspectief is vereist, miskent verweerder de doorwerking op school van de veiligheidssituatie bij [de leerling] thuis. Een ontwikkelingsperspectief is ook vereist indien, zoals bij [de leerling], de sociaalemotionele problematiek van de leerling het niveau van de basisondersteuning overstijgt. Verweerder mag er derhalve niet aan voorbij gaan dat verzoekster erop wijst dat de gevonden school uit oogpunt van veiligheid niet passend is. Dat argument is juist voor [de leerling] relevant. De Commissie verwacht daarom van verweerder dat hij met het oog op een adequate invulling van de op hem rustende zorgplicht en samen met het samenwerkingsverband, een hernieuwde inspanning levert bij het vinden van een passende school voor [de leerling]. Dit laat onverlet dat voor de verwijderingsbeslissing voldoende grondslag aanwezig is. Alles overziend zal de Commissie het verzoek gegrond verklaren. 6. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond / advies d.d. 4 juli 2019 pagina 4 van 5

5 7. AANBEVELINGEN De Commissie beveelt aan dat verweerder samen met het samenwerkingsverband een hernieuwde inspanning levert bij het vinden van een passende school voor [de leerling]; dit is een school die in de ondersteuning kan voldoen aan de veiligheids- en sociaal-emotionele problematiek van [de leerling]. Aldus gedaan te Utrecht op 4 juli 2019 door mr. D. Ghidei, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen en drs. W.A.J.J. Willems, leden, in aanwezigheid van mr. S.J.F. Schellens, secretaris. mr. D. Ghidei voorzitter mr. S.J.F. Schellens secretaris / advies d.d. 4 juli 2019 pagina 5 van 5