ADVIES. Stichting D, gevestigd te P, het bevoegd gezag van basisschool C te O, verweerder

Transcriptie

1 De school kan een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte niet verwijderen als niet op tijd een ontwikkelingsperspectief met uitstroomprofiel is opgesteld. in het geding tussen: ADVIES de heer en mevrouw A, wonende te O, verzoekers, en Stichting D, gevestigd te P, het bevoegd gezag van basisschool C te O, verweerder 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Op 13 maart 2017, aangevuld op 29 maart 2017 hebben verzoekers aan de Commissie een geschil voorgelegd over het voorgenomen besluit van verweerder van 1 maart 2017 om B van basisschool C te verwijderen. Verweerder heeft op 29 maart 2017 een verweerschrift ingediend en dit aangevuld op 5 april De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 18 april 2017 te Utrecht. Verzoekers waren ter zitting aanwezig. Namens verweerder waren ter zitting aanwezig de heer E, lid College van Bestuur, en mevrouw F, directeur van basisschool C. Het samenwerkingsverband G is niet ingegaan op de uitnodiging van de Commissie om ter zitting als informant aanwezig te zijn. 2. DE FEITEN 1. Verzoekers zijn de ouders van B. B is geboren op 10 december 2008 (acht jaar). B was van groep 1 tot en met de eerste maanden van groep 4 een leerling van basisschool H. Vanaf november 2015 (groep 4) is hij een leerling van basisschool C (verder: de school). 2. Volgens de incidentenregistratie van de school is B in groep 4 betrokken geweest bij incidenten op 30 december 2015, 12 mei 2016, 30 mei 2016, 2 juni 2016, 22 juni 2016 en 27 juni B is in juni 2016, aan het eind van groep 4 getest. Uit deze test is naar voren gekomen een performale intelligentie van 130 en een verbale intelligentie van In juni 2016, aan het einde van groep 4, heeft de school voorgesteld om B vijf ochtenden in de week in J te plaatsen. Deze groep biedt ondersteuning voor executieve functies en verrijkingsstof. J is een voorziening waarbij er een kortdurende periode intensieve begeleiding in de ochtend wordt gegeven met als doel zo snel mogelijk terug te stromen naar / advies d.d. 30 mei 2017 pagina 1 van 5

2 de reguliere groep. De school werkt samen met K, een opleidingscentrum op het gebied van hoogbegaafdheid voor leerkrachten en begeleiders. 5. Volgens de incidentenregistratie van de school is B in groep 5 betrokken geweest bij incidenten op 2 september 2016, 26 september 2016, 14 november 2016 en 10 december Op 10 februari 2017 vond met B een incident plaats in J. Verzoekers bestrijden dit incident omdat er niemand bij was, behalve de leerkracht. De leerkracht heeft van het incident een verslag opgesteld. Volgens dit verslag is B zeer boos geworden omdat hij twee vragen van een toets niet wist en de leerkracht de antwoorden niet wilde geven voordat B klaar was met de toets. B heeft daarop geschreeuwd in het gezicht van de leerkracht, gooide met lesmateriaal, gooide met meubilair en probeerde de leerkracht te schoppen. Als B met zijn moeder meegaat en haar wordt gezegd dat het beter is B die middag thuis te houden, ontploft B opnieuw en schreeuwt dat hij naar school wil en dat het de schuld is van de leerkracht, die hem het antwoord op de vraag had moeten geven, aldus het verslag. 7. Op 15 februari 2017 vond een gesprek plaats tussen de school en verzoekers. B is daarna vanaf donderdag 16 februari 2017 geschorst. Dit betrof een schorsing in afwachting van de verwijderingsprocedure. 8. Op 1 maart 2017 heeft verweerder schriftelijk de verwijderingsprocedure aan verzoekers bevestigd. In deze brief schrijft verweerder dat hij over de schorsing en verwijdering met verzoekers op 21 en 28 februari 2017 heeft gesproken. De brief vermeldt onderzoek naar een viertal opties te weten: sbo, so, plaatsing in J op C met gespecialiseerde ondersteuning vanuit de Bascule, en onderzoek door de ouders naar een andere reguliere school. Voorts heeft verweerder aangegeven dat als plaatsing in J in combinatie met gespecialiseerde ondersteuning vanuit de Bascule (een academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie) niet voldoende perspectief biedt voor B, en een andere school is gevonden die hem wil toelaten, de verwijdering daadwerkelijk zal worden geëffectueerd. Tot dat moment blijft B geschorst, aldus de brief. 9. Op 7 maart 2017 is B gestart bij een organisatie die hulp biedt bij huiswerkbegeleiding en bijles. B gaat daar twee ochtenden per week naar toe. 10. Op 9 maart 2017 heeft de Onderwijsconsulent verzoekers geadviseerd ermee in te stemmen om B door de Bascule te laten onderzoeken. Verzoekers hebben hiermee ingestemd. 11. Op 13 maart 2017 heeft verweerder aangeboden om B vijf dagen per week op te vangen op L, een school voor speciaal basisonderwijs. B zou dan ingeschreven blijven staan op C. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers / advies d.d. 30 mei 2017 pagina 2 van 5

3 Omdat zich rond B een paar incidenten hadden voorgedaan in groep 4 heeft de school voor de zomer van 2016 voorgesteld hem in J te plaatsen. Hierover staat niets op papier, maar omdat verzoekers met hun oudste zoon goede ervaringen hadden met J, hebben zij daarmee ingestemd. In juni 2016 hebben verzoekers B laten onderzoek op intelligentie en persoonlijkheid. Daarbij zijn als hulpvragen gesteld of er bij B sprake is van meer- of hoogbegaafdheid en hoe ouders B kunnen begeleiden in de huidige emotionele onbalans. De school heeft op verzoek van verzoekers input gegeven voor dit onderzoek. De onderzoekspsycholoog vond een verdere verwijzing van B niet nodig. Ouders hebben we een kindertherapeut ingeschakeld. De school is niet ingegaan op het aanbod om met deze kindertherapeut van B op te trekken. Op 30 november 2016 zijn er gedragsafspraken gemaakt voor B. Hij houdt zich daaraan en ontvangt stickers voor goed gedrag. De kinderen in de klas voelen zich niet bedreigd en zijn niet bang voor B. Ze zijn bezorgd dat hij geschorst wordt als hij de klas uitgaat. B laat geen aanhoudend, onberekend en dreigend gedrag zien. Bij het incident van 10 februari 2017 stond moeder op de gang en heeft niets gehoord. Ook waren er geen andere kinderen in de klas bij het incident aanwezig. Niet duidelijk is daarom wat zich precies heeft afgespeeld in de klas. Het voorgenomen verwijderingsbesluit dat na dit incident volgde is daarom disproportioneel. Bovendien is niet duidelijk welke onderwijsondersteuning B nodig heeft. Het is daarom voorbarig geweest dat op 28 februari 2017 is gewezen in de richting van speciaal basisonderwijs (sbo) of speciaal onderwijs (so). Verzoekers willen voor B desnoods een andere reguliere basisschool, maar verweerder wil hen hierin niet tegemoet komen. Sbo L is voor B niet geschikt, er zitten kinderen met een uiteenlopende ondersteuningsvraag en omdat het sbo niet is toegerust voor hoogbegaafden zal hij er weinig aansluiting vinden. Standpunt verweerder B is in november 2015 op de school gekomen. Vanaf december 2015 was B betrokken bij een aantal ernstige incidenten en voorvallen in de groep en bij de tussenschoolse opvang. Hij vertoont het gedrag bij verschillende leerkrachten. Op 30 september 2016 vond er een incident plaats waarbij B de leerkracht en een overblijfkracht uitschold, de overblijfkracht in het gezicht krabde en een medeleerling hard tegen de muur duwde. Op 10 februari 2017 heeft B zich tegenover de leerkracht van J ernstig misdragen door met leerspullen en meubilair te gooien, hem in het gezicht te schreeuwen en te trachten hem te schoppen. De school heeft een incidentenregister bijgehouden. Er is sprake van een reeks van incidenten, waarbij B meermaals leerlingen fysiek heeft aangevallen. Een leerling is door hem in het gezicht gekrabd en een ander heeft hij tot bloedens toe een potlood in het gezicht gestoken. Na het incident van februari 2017 in J heeft de school geconcludeerd dat zij door het gedrag van B de veiligheid van kinderen en personeel niet meer kan garanderen. Wat de begeleiding van B betreft heeft de school verschillende acties ondernomen. B is bij aanvang van groep 5 (schooljaar ) geplaatst in J. In september 2016 heeft de school KIVA-training aangeboden met een speciale trainer. Hierbij wordt een stappenplan gemaakt voor probleemlossing. B is vanuit het Brugteam van het samenwerkingsverband geobserveerd, waarbij is geconcludeerd dat het gedrag van B geen verband houdt met het gedrag van de leerkrachten. Eind november 2016 heeft de school voorgesteld B aan te melden voor (spoed) Multidisciplinair Onderzoek om zijn ondersteuningsbehoefte in beeld te brengen, maar dit kon wegens verhindering van de moeder van B geen doorgang vinden. Er is contact geweest met de kindertherapeut van B. Een afspraak om in school te komen en een les bewegingsonderwijs te / advies d.d. 30 mei 2017 pagina 3 van 5

4 bezoeken is niet doorgegaan omdat zich net een heftig incident met B had voorgedaan. Voor B is geen ontwikkelingsperspectief opgesteld omdat hij cognitief geen problemen had. Verweerder heeft aangeboden dat B gedurende de schorsing en het zoeken naar een andere school tijdelijk geplaatst wordt op sbo L. Dit is een crisisplaatsing en B blijft daarbij ingeschreven op C. Verweerder wil B niet toelaten op een andere reguliere basisschool van verweerder omdat daar dezelfde veiligheidsaspecten gelden. Verder heeft verweerder aangeboden dat B in J kan blijven als er intensieve begeleiding vanuit de Bascule kan worden geboden. Thans is Multidisciplinair Onderzoek nodig om te bezien welke vorm van onderwijs en ondersteuning voor B passend is. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid bij verwijdering Op grond van artikel 43 lid 2 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) kunnen aan de Commissie geschillen worden voorgelegd die verband houden met de verwijdering van een leerling. Voor wat de beoordeling van de bevoegdheid van de Commissie betreft, stelt zij een voornemen tot verwijderen hieraan gelijk. Het geschil heeft hierop betrekking. Nu verder het verzoek tijdig is ingediend is de Commissie bevoegd en is het verzoek ontvankelijk. De inhoudelijke beoordeling van het voorgenomen verwijderingsbesluit Op grond van artikel 40c WPO is het toegestaan met opgave van redenen een leerling voor een periode van ten hoogste één week te schorsen. Overeenkomstig het gestelde in artikel 40 lid 11 WPO vindt verwijdering van een leerling niet plaats dan nadat de betrokken groepsleerkracht is gehoord, het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Verweerder heeft aan het voornemen tot verwijderen ten grondslag gelegd dat er sprake is van grensoverschrijdend gedrag waarmee de veiligheid van personeel en leerlingen in het gedrang zijn gekomen. Dat hiervan sprake is, is naar het oordeel van de Commissie voldoende komen vaststaan. Het incidentenregister en de toelichting ter zitting maken duidelijk dat verweerder zijn besluit baseert op een reeks van incidenten waarbij sommige als ernstig moeten worden aangemerkt en de kans op herhaling groot is. Er is onweersproken sprake van slaan, schoppen, krabben in het gezicht, grof taalgebruik, gooien met meubilair, impulsief en onbeheerst gedrag tegenover medeleerlingen en leerkrachten en B is op dergelijke momenten dan voor de leerkracht niet meer bereikbaar. De ernst van de problematiek rechtvaardigt dat verweerder tot het voornemen van verwijdering is overgegaan. De hierbij aangeboden tijdelijke crisisopvang op sbo M acht de Commissie voorlopig passend. Dit laat onverlet dat verweerder in de aanloop naar de verwijderingssituatie de noodzakelijk verplichtingen in het kader van onvoldoende heeft ingevuld. Toen B aan het einde van groep 4 (na de nodige incidenten en het intelligentieonderzoek) werd geplaatst in J had de school een ontwikkelingsperspectief (opp) moeten opstellen. Dit document is niet alleen vereist bij extra ondersteuning wegens leerachterstanden, maar ook indien wegens gedragsproblemen extra ondersteuning nodig is. Het opp had ertoe geleid dat voor B een systematische analyse en aanpak van zijn ondersteuningsbehoefte zou worden geformuleerd. Het had de school er tevens toe verplicht na te denken over het uitstroomprofiel van B en over het gehele document met verzoekers het gesprek aan te gaan. Daarmee had de school de grenzen / advies d.d. 30 mei 2017 pagina 4 van 5

5 van de eigen begeleidingsmogelijkheden, de noodzaak van nader onderzoek, en de resterende onderwijsmogelijkheden voor B binnen het samenwerkingsverband tijdig in beeld kunnen en behoren te brengen. Dit is nagelaten, waardoor voor B na het incident van februari 2017 feitelijk uitsluiting van het onderwijsproces op zijn school volgde, terwijl de ondersteuningsbehoefte van B en een voor hem passende alternatief niet in beeld waren, waardoor hij is komen thuis te zitten. De Commissie is daarom van oordeel dat het verzoek gegrond is. Dit neemt niet weg dat, zoals hierboven is overwogen, gelet op het gedrag van B verweerder in redelijkheid kon overgaan tot het voorgenomen verwijderingsbesluit. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie het verzoek gegrond. 6. AANBEVELINGEN De Commissie beveelt aan dat verweerder in afstemming met het samenwerkingsverband voortvarend aan de slag gaat voor B te vinden. Aldus gedaan te Utrecht op 30 mei 2017 door mr. drs. P.H.A. van Geel, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen, drs. M.E. Post, leden, in aanwezigheid van mr. S.J.F. Schellens, secretaris. mr. drs. P.H.A. van Geel voorzitter mr. S.J.F. Schellens secretaris / advies d.d. 30 mei 2017 pagina 5 van 5