SAMENVATTING Geschil over toelating leerling tot mavo; VO

Transcriptie

1 SAMENVATTING Geschil over toelating leerling tot mavo; VO Een leerling heeft twee jaar thuisonderwijs ontvangen. Als de inspectie die situatie beëindigt, meldt verzoekster haar zoon aan bij een school voor voortgezet onderwijs. Na onderzoek door een psychologisch bureau wordt de leerling eind juni 2014 ingeschreven maar het schoolbestuur verklaart die inschrijving begin juli 2014 nietig. Ter zitting laten partijen dit onderdeel van het geschil vallen. Verzoekers brengen dan in dat de toelating tot mavo-plus, waartoe het schoolbestuur eind november 2014 had besloten, onjuist is: dat had technasium op havo-niveau moeten zijn. Bovendien had er een ontwikkelingsperspectief opgesteld moeten zijn voordat de leerling werd toegelaten. De Commissie overweegt dat de beoordeling of de aanmelding een leerling betreft die extra ondersteuning behoeft, is uitgevoerd. Daarbij heeft het schoolbestuur zich gebaseerd op de informatie van verzoekers, namelijk dat hun zoon een normale cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling doormaakt, dat hij het basisonderwijs volgde zonder Leerlinggebonden Financiering en dat de ondersteuning in het voortgezet onderwijs gericht moet zijn op zijn executieve functies, zoals de planning van huiswerk. Daarnaast heeft het schoolbestuur eigen onderzoek uitgevoerd. Daaruit volgde het advies voor regulier onderwijs. Door de school is toegezegd een ontwikkelingsperspectief op te stellen, niet vanwege een extra ondersteuningsbehoefte, maar omdat de leerling weer moest gaan wennen aan het dagelijks leven op een school. Er was verder geen vermoeden dat de leerling extra ondersteuning nodig had. De school heeft hem daarom in redelijkheid kunnen toelaten als leerling zonder extra ondersteuningsbehoefte. De vraag of de leerling vervolgens tot het juiste niveau van regulier onderwijs is toegelaten, valt buiten de kaders van passend onderwijs. Nog daargelaten dat het schoolbestuur ten tijde van de inschrijving redelijkerwijze heeft kunnen oordelen dat de leerling geen extra ondersteuningsbehoefte had, vereist de wet niet dat de toelatingsbeslissing is gebaseerd op een opgesteld ontwikkelingsperspectief (artikel 26 lid 1 en 2 WVO). Het verzoek omtrent de vraag of de leerling tot het juiste niveau van het onderwijs is toegelaten, is niet-ontvankelijk. Het verzoek over het ontwikkelingsperspectief is ongegrond in het geding tussen: A, te B, verzoekers gemachtigde: mevrouw mr. K. Slump en ADVIES het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, gemachtigde: de heer mr. P.J.M. Dijkmans Pagina 1 van 5

2 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift met bijlagen, per ontvangen op 18 november 2014, hebben verzoekers bij de Commissie een geschil aanhangig gemaakt. Het geschil is gericht tegen de beslissing van verweerder van 2 juli 2014 tot nietigverklaring van de inschrijvingsbeslissing van 30 juni 2014 van de zoon van verzoekers, D. Ter zitting is door verzoekers voorts ter beoordeling voorgelegd de redelijkheid van de beslissing van verweerder van omstreeks 1 december 2014 om D toe te laten tot de mavo-plus klas. Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 5 december 2014 en aangevuld op 11 december De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 18 december 2014 te Utrecht. Verzoekers waren ter zitting aanwezig, vergezeld door D en E (vertrouwd persoon) en werden bijgestaan door hun gemachtigde. Namens verweerder was aanwezig F, voorzitter van het College van Bestuur, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd. D heeft aan het begin van de zitting een verklaring voorgelezen en daarna de zitting verlaten. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 2. DE FEITEN Verzoekers zijn de ouders van D A, geboren 23 augustus D woont bij verzoekster. D heeft vanaf groep 1 regulier basisonderwijs gevolgd op basisschool G zonder Leerlinggebonden financiering. Zijn Citoscore in groep 8 was 529. Het advies van de basisschool luidde: vmbo-kb. Als gevolg van een incident op die school heeft D vanaf 10 december 2012 het basisonderwijs niet meer gevolgd. D is begin 2013 door X jeugdpsychiatrie onderzocht op ADHD en ODD. De uitslag van dit onderzoek was negatief; ADHD of ODD werd niet vastgesteld. Het schooljaar was D ingeschreven, dan wel beschikte hij over een observatieplaats, bij H te I (VSO cluster 4). Die periode ontving hij een vorm van thuisonderwijs via een onderwijsinitiatief van verzoekster. Deze situatie liep omstreeks mei 2014 af. Op 9 mei 2014 heeft verzoekster een gesprek gehad met de bestuursvoorzitter, de heer F, van K om de mogelijkheden van toelating te bespreken. Op 22 mei 2014 is D door het bureau Y onderzocht in het kader van een begaafdheidsonderzoek. De uitslag van dit onderzoek was: VIQ 129, PIQ 95, TIQ 110 (een disharmonisch profiel). Verzoekster heeft D op 27 juni 2014 aangemeld voor het technasium bij K. Op 30 juni 2014 ontving zij hiervan het inschrijfbewijs. Bij schrijven van 2 juli 2014 heeft verweerder de inschrijving nietig verklaard. Op 14 september 2014 is het samenwerkingsverband gestart met een bemiddelingspoging. In dat kader is in overleg met verzoekster voor D een Citotoets eind leerjaar 1 op havoniveau afgenomen. Het advies van het samenwerkingsverband op basis van die Citotoets en de dossieranalyse luidde mavo+/mavo/vmbo-t. Op 26 november 2014 heeft verzoekster D aangemeld voor vmbo-tl (mavo plus) klas 2. D is per 1 december 2014 toegelaten tot en gestart op het vmbo-tl klas 2 (mavo plus) bij K (locatie) S. 3. STANDPUNT VAN PARTIJEN Standpunt verzoekers D heeft tijdens de basisschool geen Leerlinggebonden financiering ontvangen. Hij dient te worden beschouwd als een reguliere leerling. Aan de Citotest die D in januari 2013 op de basisschool heeft afgelegd kan, gezien de omstandigheden waaronder die test is afgenomen, geen doorslaggevende waarde worden toegekend. D moest die test namelijk afleggen in de kantine van de basisschool in het Pagina 2 van 5

3 bijzijn van een overblijfmoeder. Het resultaat van de Citotest maar ook de onderzoeken van X en Y, wijzen bij D op een havoniveau met doorgang naar vwo. De plaatsing per 1 december 2014 in een mavo plus-klas is daarom niet passend. Alvorens tot plaatsing kon worden overgegaan had de school een ontwikkelingsperspectief moeten opstellen voor D. Hij heeft namelijk extra ondersteuning nodig vanwege zijn disharmonisch profiel. Deze extra ondersteuning dient gericht te zijn op de executieve functies, zoals planning en uitvoering van huiswerk. Verzoekster pleit ervoor dat bij een hiaat tussen de cognitieve ontwikkeling en het gedrag van de leerling in combinatie met thuiszittersproblematiek, de school van aanmelding zonder meer tot inschrijving overgaat op het door de ouders gewenste niveau. Ter zitting verklaart verzoekster dat het geschil met verweerder zich niet meer richt op de inschrijving en de vernietiging van de inschrijvingsbeslissing van eind juni en begin juli Thans is nog aan de orde en zo dient het verzoekschrift gelezen te worden, of het plaatsingsbesluit van omstreeks 1 december 2014 juist en redelijk is geweest zonder dat daaraan voorafgaand een ontwikkelingsperspectief is opgesteld. Standpunt verweerder Verweerder stelt allereerst dat de Commissie niet bevoegd is de inschrijvingskwestie die zich eind juni, begin juli 2014 tussen partijen heeft voorgedaan te beoordelen en stemt niet in met de behandeling van dit geschil. Voorts zijn verzoekers niet-ontvankelijk omdat D tot 26 november 2014 nog ingeschreven was bij H te I. Dit College had de zorgplicht om D passend onderwijs te verstrekken. Door het tijdsverloop is het geschil verschoven naar de discussie op welk niveau D dient in te stromen. Een dergelijke kwestie hoort niet thuis bij de Commissie. Inhoudelijk stelt verweerder zich op het standpunt dat D niet is toegelaten tot het technasium omdat hij niet voldoet aan de opleidingseisen van havo/vwo-niveau, zoals bepaald in het Inrichtingsbesluit WVO. Het technasium van verweerder betreft een onderwijsvorm waarbij de bètavakken centraal staan. Juist op die vakken scoort D ver onder het gemiddelde havo-niveau. Vanaf september 2014 heeft het samenwerkingsverband bemiddeld en heeft het bij D een niveaubepalende test afgenomen. Uit deze test kwam het advies voor vmbo-tl, mogelijk mavo-plus. In combinatie met het vervolgens ingewonnen advies van de orthopedagoog van K is besloten D toe te laten. In het lesprogramma van de school waar D nu zit, wordt mavo- en havo-materiaal aangeboden aan de leerlingen. Als zijn resultaten op havoniveau voldoende zijn, kan hij tussentijds opstromen. Het ontwikkelingsperspectief dat pas binnen zes weken na inschrijving gereed hoeft te zijn, zal duidelijk maken of en welke extra ondersteuning D nodig heeft. De toezegging om een ontwikkelingsperspectief op te stellen is gedaan tijdens het overleg tussen verzoekers en vertegenwoordigers van de school en het samenwerkingsverband op 25 november De reden voor deze toezegging was dat de school voor D aparte aandacht wenselijk vond, omdat hij al langere tijd regulier onderwijs had gemist, er een verschil zat tussen zijn verbaal en performaal IQ, de bedoeling was dat D zich thuis zou gaan voelen op school en zich daar niet zou moeten gaan vervelen. Om die redenen heeft D wekelijks een mentorgesprek en zullen er regelmatig reflectiemomenten zijn tussen verzoekers en de school. Verweerder verzoekt de Commissie het verslag dat verzoekster heeft opgesteld van een overleg tussen verzoekster en verweerder van 7 juli 2014 niet tot de processtukken toe te laten omdat de inhoud van de transcripties door verzoekster eenzijdig zijn opgesteld en niet overeenkomen met de feitelijke uitspraken van verweerder. Pagina 3 van 5

4 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid a. Vanaf 1 augustus 2014 neemt de Commissie ingevolge artikel 27c lid 2 onder a en b Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) kennis van geschillen tussen ouders en het bevoegd gezag over onder meer besluiten ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief van de leerling en de toelating tot de school van een leerling die extra ondersteuning behoeft. Onder bepaalde omstandigheden kunnen bij de Commissie verzoekschriften worden ingediend over toelatingsbeslissingen die zijn genomen vóór 1 augustus Het dient dan te gaan om geschillen over de toelating van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte die met ingang van het schooljaar wil starten in het primair, voortgezet of (voortgezet) speciaal onderwijs. In dat laatste geval moeten de partijen die bij het geschil betrokken zijn, er wel mee instemmen dat de Commissie het geschil in behandeling neemt (vijfde voortgangsrapportage passend onderwijs, pag. 12, juni 2014). Verweerder heeft ter zitting verklaard geen instemming te verlenen aan de behandeling door de Commissie van het verzoekschrift, voor zover dit is gericht tegen de beslissingen van 30 juni en 2 juli Daarnaast hebben verzoekers ter zitting verklaard het geschil over de toelatingsbeslissing van vóór 1 augustus 2014 te laten vallen. Hierdoor ontbreekt voor de Commissie de bevoegdheid tot behandeling van het verzoekschrift voor zover dit (nog) is gericht tegen de voornoemde beslissingen van vóór 1 augustus b. Ten aanzien van het ter zitting gedane verzoek aan de Commissie om te beoordelen of verweerder op of omstreeks 1 december 2014 een juist en redelijk besluit heeft genomen om D niet toe te laten tot het technasium maar tot de mavo plus-klas, overweegt de Commissie als volgt. Het bevoegd gezag beoordeelt of de aanmelding een leerling betreft die extra ondersteuning behoeft (artikel 27 lid 2b WVO). Hierbij kan het bevoegd gezag de ouders verzoeken gegevens te overleggen betreffende stoornissen of handicaps van de leerling of beperkingen in de onderwijsparticipatie. De Commissie is voldoende gebleken dat die beoordeling door verweerder is uitgevoerd. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op de van verzoekers verkregen informatie. Verzoeker hebben zich op het standpunt gesteld dat D een leerling is met een normale cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling. Het basisonderwijs had hij doorlopen zonder Leerlinggebonden financiering. De ondersteuning die D nodig heeft, behoorde zich volgens verzoekers te richten op zijn disharmonisch profiel en op de executieve functies zoals planning van huiswerk. Naast deze informatie van verzoekers heeft verweerder bij het aanmeldingsonderzoek ook betrokken het onderzoek van het samenwerkingsverband dat in september 2014 was afgenomen, aangevuld met een advies van de orthopedagoog van de school. Hieruit kwam het advies voor regulier onderwijs naar voren waarbij door de school aan verzoekers is toegezegd dat de school een ontwikkelingsperspectief zal gaan opstellen. Niet, omdat er sprake was van een extra ondersteuningsbehoefte bij D, maar om hem, na een langdurige periode van thuisonderwijs, binnen het basisprofiel van de school te begeleiden in het dagelijks leven op een school voor voortgezet onderwijs. Gezien het voorgaande en omdat ook de overige bij aanmelding beschikbare informatie niet anders doet vermoeden, heeft verweerder ten tijde van de inschrijving in redelijkheid kunnen besluiten dat D als leerling zonder extra ondersteuningsbehoefte kon worden toegelaten tot het regulier onderwijs. De vraag of D vervolgens tot het juiste niveau van regulier onderwijs is toegelaten, valt buiten de kaders van passend onderwijs. Pagina 4 van 5

5 Daarom zijn verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek om een oordeel over het niveau waartoe D tot de school is toegelaten. Het ontwikkelingsperspectief Artikel 26 lid 1 en 2 WVO bepalen dat voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven, een ontwikkelingsperspectief wordt vastgesteld, uiterlijk binnen zes weken na de inschrijving. Nog daargelaten dat verweerder ten tijde van de inschrijving redelijkerwijze heeft kunnen oordelen dat D geen leerling met extra ondersteuningsbehoefte is, vereist de wet niet dat de toelatingsbeslissing gebaseerd is op een opgesteld ontwikkelingsperspectief. Het onderdeel van het verzoek aan de Commissie, te oordelen dat de toelatingsbeslissing onjuist is vanwege het ontbreken van een ontwikkelingsperspectief, acht de Commissie daarom ongegrond. De Commissie acht geen redenen aanwezig om het door verzoekster opgesteld verslag van het overleg van 7 juli 2014 buiten de processtukken te houden. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie 1. zich onbevoegd ten aanzien van het onderdeel van het verzoek dat is gericht tegen de beslissing van verweerder van 2 juli 2014 tot nietigverklaring van de inschrijvingsbeslissing van 30 juni 2014 van D; 2. verzoekers niet-ontvankelijk ten aanzien van hun verzoek met betrekking tot de geschiktheid van het niveau van het onderwijs waaraan D is toegelaten; 3. het verzoek ongegrond voor zover dit het ontbreken van een ontwikkelingsperspectief ten tijde van de inschrijving betreft. Aldus gedaan te Utrecht op 28 januari 2015 door mr. J.P.L.C. Dijkgraaf, voorzitter, drs. L.F.P. Niessen en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in aanwezigheid van mr. S.J.F. Schellens, secretaris. mr. J.P.L.C. Dijkgraaf voorzitter mr. S.J.F. Schellens secretaris Pagina 5 van 5