MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0156 van 9 augustus 2016 in de zaak MHHC/1415/0083/M/0060 In zake: de heer Omer HOOYLAERTS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Yves COECKELBERGHS kantoor houdende te 3384 Glabbeek, Doelaagstraat 12 d waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dirk ABBELOOS kantoor houdende te 9200 Dendermonde, Noordlaan waar woonplaats wordt gekozen verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING Het beroep, neergelegd ter griffie op 31 juli 2015, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 8 juni 2015, gekend onder nummer 12/AMMC/1481-M/BDW/TR. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve geldboete op van euro (771 euro verhoogd met de opdeciemen) wegens de schending van artikel 19 van het jachtdecreet van 24 juli 1991 (hierna Jachtdecreet), de schending van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 2008 houdende de vaststelling van de voorwaarden waaronder de jacht kan worden uitgeoefend (hierna Jachtvoorwaardenbesluit) en de schending van artikel 10, bijlage 3 en artikelen 12 en 41 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 mei 2009 met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (hierna Soortenbesluit). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij wederrechtelijk beschermde vogels onder zich hield, namelijk 250 ongeringde fazanten, dat zij een trechterval gebruikte met vlees als lokaas, en dat zij in bezit was van acht veerklemmen. MHHC - 1

2 II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en heeft het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft een wederantwoordnota ingediend. De verwerende partij heeft een laatste nota ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 16 juni 2016, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld. Kamervoorzitter Marc VAN ASCH heeft verslag uitgebracht. Advocaat Yves COECKELBERGHS die verschijnt voor de verzoekende partij, advocaat Bernd BOGAERT die loco advocaat Dirk ABBELOOS verschijnt voor de verwerende partij, zijn gehoord. Het Decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. De debatten worden gesloten. III. FEITEN Op 13 september 2012 voeren toezichthouders van de Natuurinspectie een toezichtronde op het jachtterrein van de heer Constant DE BLICK, in het proces-verbaal vermeld als vermoedelijke overtreder 2. De woning van verzoekende partij, in het proces-verbaal vermeld als vermoedelijke overtreder 1, is gelegen binnen dit jachtterrein. Tijdens de toezichtronde stellen de verbalisanten vast dat een trechterval vangklaar staat opgesteld met daarin een levende kraai en als lokaas hondenbrokken. In een trailer wordt een nietopgestelde veerklem gevonden en drie geopende blikken hondenbrokken. Ook treffen de verbalisanten twee kippeneieren aan. Na toxicologisch onderzoek wordt op 20 september 2012 vastgesteld dat de eieren behandeld zijn met een Aldicarb, een uiterst giftig product dat in kleine hoeveelheden dodelijk is. Naar aanleiding van een melding over het in gevangenschap houden van fazanten op het adres van de verzoekende partij, vragen de verbalisanten een visitatiemachtiging aan bij de politierechtbank van Leuven en gaan zij over tot een plaatsbezoek bij de verzoekende partij op 4 oktober Tijdens de huiszoeking treffen de verbalisanten zeven oude, verroeste veerklemmen aan in een berghok. De dag voorafgaand aan de huiszoeking werd een lading fazanten ontvangen. Deze lading van 250 ongeringde fazanten, werden ondergebracht in 56 houten transportkooien. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. LE.63A.H /12, afgesloten op 11 oktober en verzonden op 15 oktober Op 9 november 2012 stelt de verbalisant een tweede navolgend proces-verbaal op ten laste van de verzoekende partij, dat wordt verzonden naar de procureur des Konings op 12 november MHHC - 2

3 Op 30 november 2012 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. Met een brief van 3 januari 2013 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij dient geen schriftelijk verweer in, noch verzoekt zij om te worden gehoord. De gewestelijke entiteit legt op 8 juni 2015 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 3 juli De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: 3. BEOORDELING Overwegende dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 Milieuhandhavingsbesluit Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid ervan aan de overtreder Overwegende dat vermoedelijke overtreder 2 zowel in zijn verhoor, als in zijn schriftelijk verweer stelt dat hij niets te maken heeft met de milieumisdrijven die gepleegd werden op zijn jachtterrein en waarop tevens de woning van vermoedelijke overtreder 1 gelegen is. Overwegende dat de vaststellingen op zijn jachtterrein gebeurden in en rond het privédomein van vermoedelijke overtreder 1, die ook bevestigde dat hij deze feiten heeft gepleegd (uitgezonderd de gifeieren), zonder medeweten van vermoedelijke overtreder 2; dat er bijgevolg geen aanwijzingen zijn dat vermoedelijke overtreder 2 de milieumisdrijven zou gepleegd hebben en er dus geen alternatieve bestuurlijke geldboete wordt opgelegd lastens vermoedelijke overtreder 2. Overwegende dat in het jachtrevier rond de woning en ook in de tuin, berghokken en hangars op het privédomein van vermoedelijke overtreder 1 volgende zaken werden gevonden: 2 gifeieren, 1 trechterval met lokaas, 250 ongeringde fazanten en 8 oude veerklemmen (1 niet opgestelde in de trailer 7 oude in een berghok). Overwegende dat artikel 19 van het Jachtdecreet stelt dat het ten allen tijde verboden is om gebruik te maken van lokaas, giftige stoffen of enig ander tuig geschikt om jaagbaar wild te vangen, te doden of om het vangen of doden van dat wild te vergemakkelijken; dat lokaas werd gebruikt in de trechterval in het bos (hondenbrokken); dat dit verboden is. Overwegende dat daarnaast in het bos 2 gifeieren werden gevonden; dat deze eieren werden behandeld met het product 'Aldicarb dat vermoedelijke overtreder 1 ontkent dat hij deze eieren zou behandeld hebben of deze daar zou gelegd hebben. Overwegende dat, enerzijds door de aanhoudende ontkenning van vermoedelijke overtreder 1, en anderzijds door verbalisant ter plaatse niet werd vastgesteld dat de eieren werden behandeld en/of werden achtergelaten door vermoedelijke overtreder 1, noch dat het product 'Aldicarb' werd gevonden tijdens de huiszoeking, het onvoldoende vaststaat dat dit milieumisdrijf werd gepleegd door vermoedelijke overtreder 1; dat het gebruik van MHHC - 3

4 giftige stoffen derhalve geen aanleiding geeft tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Overwegende dat artikel 3, 6 van het Jachtvoorwaardenbesluit het gebruik en bezit van veerklemmen verboden stelt: dat bij vermoedelijke overtreder 1 in totaal 8 veerklemmen werden aangetroffen. Overwegende dat de veerklem in de trailer niet vangklaar stond opgesteld, en de andere 7 gevonden veerklemmen oud en verroest waren en geen tekenen toonden van recent gebruik; dat het louter bezit van veerklemmen volstaat om een schending van artikel 3, 6 Jachtvoorwaardenbesluit te weerhouden Overwegende dat bijlage 3 van het Soortenbesluit handelingen weergeeft die afwijken van verbodsbepalingen van artikel 10 van het Soortenbesluit; dat o.a. voor de bestrijding van de ekster en zwarte kraaien gebruik mag gemaakt worden van een trechterval, onder bepaalde voorwaarden o.a. mogen deze vallen in de bossen enkel vangklaar worden opgesteld in de periode van 16 februari tot en met 10 juli, en mogen deze vallen geen vlees bevatten als lokaas. Overwegende dat een trechterval vangklaar werd opgesteld in het bos buiten de toegestane periode en deze hondenbrokken (waarin vlees verwerkt zit) als lokaas bevatte. Overwegende dat de fazanten, bij vermoedelijke overtreder aangetroffen, een soort is aangeduid als categorie 2 en 4 in bijlage 1 van het Soortenbesluit; dat dit conform artikel 9 van het Soortenbesluit een soort is waarop de beschermingsbepalingen van toepassing zijn. Overwegende dat artikel 12 van het Soortenbesluit het onder zich hebben van dergelijke beschermde vogels verboden stelt Overwegende dat artikel 41 van het Soortenbesluit bepaalt dat de houders van specimens van beschermde vogelsoorten die in gevangenschap zijn geboren en gekweekt de verboden handelingen van artikel 12 mogen stellen, mits kan aangetoond worden dat deze specimens beschikken over een gesloten pootring die voldoet aan de bepalingen van de artikelen 42, 43 en 44 van het Soortenbesluit. Overwegende dat verbalisanten vaststelden dat vermoedelijke overtreder 1 beschermde vogels wederrechtelijk onder zich hield, namelijk 250 fazanten die allemaal ongeringd waren. Overwegende dat vermoedelijke overtreder 1 in zijn verweerschrift aanhaalt dat hij de regelgeving niet kende en niet wist dat de trechterval niet vangklaar mocht worden opgesteld noch dat de fazanten dienden geringd te worden; dat deze aangevoerde onwetendheid over wat al dan niet toegelaten was, het bestaan van het milieumisdrijf niet wegneemt; dat vermoedelijke overtreder 1, zeker in zijn hoedanigheid als jager en medejachtrechthouder, informatie had moeten inwinnen over het bestaan van wettelijke verplichtingen; dat er geen onoverwinnelijke rechtsdwaling was in hoofde van vermoedelijke overtreder 1. Overwegende dat bovenvermeld feiten een schending uitmaken van: - Artikel 19 Jachtdecreet; - Artikel 3 van het Jachtvoorwaardenbesluit; - Artikel 10 bijlage 3 en artikelen 12 en 41 van het Soortenbesluit. MHHC - 4

5 Overwegende dat de milieumisdrijven, zijnde het gebruik van de trechterval, het bezit van de veerklemmen en het bezit van ongeringde fazanten, in hoofde van de overtreder vaststaan. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DARM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Overwegende dat de regelgeving inzake jacht ertoe strekt om de jacht veilig en duurzaam te maken, met respect voor mens, dier en leefmilieu; dat daarom de jacht aan strenge regels wordt onderworpen. Overwegende dat bovenvermelde regelgeving gericht is op het verstandig aanwenden van wildsoorten en hun leefgebieden en dat om hieraan tegemoet te komen er voor elke categorie, soort, type of geslacht van wild en voor elke jacht- en bestrijdingswijze regels werden vastgesteld. Overwegende dat de overtreder door het niet naleven van deze regels een goed wildbeheer en natuurbehoud kan verstoren en eveneens de veiligheid in gevaar kan brengen. Overwegende dat de overtreder verboden jachtmethoden en jachtmiddelen gebruikte die niet-selectief zijn waarmee niet enkel jaagbaar/te bestrijden dieren, maar ook andere dieren kunnen gevangen en gedood worden; dat wel rekening wordt gehouden met het feit dat de veerklemmen niet vangklaar stonden opgesteld/niet meer gebruikt werden. Overwegende dat het Soortenbesluit tot stand gekomen is om kwetsbare soorten te beschermen; dat deze regelgeving een goede biodiversiteit nastreeft; dat een doordacht soortenbeleid hiertoe bijdraagt; dat dit een gedeelde verantwoordelijkheid meebrengt voor zowel de overheid als de vogelliefhebber om zowel het vogelbestand als de vogelliefhebberij voor de komende generaties te vrijwaren; dat deze doelstelling miskend wordt door het milieumisdrijf gepleegd door de overtreder. Overwegende dat het Soortenbesluit kadert in nationale en internationale overeenkomsten; dat het Soortenbesluit een omzetting is van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen die streven naar de instandhouding en het herstel van alle vogelsoorten in Europa en de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora in de verschillende lidstaten. Overwegende dat deze Vogel- en Habitatrichtlijnen, naast het gebiedsgerichte uitgangspunt door het afbakenen van speciale beschermingszones, als tweede pijler de rechtstreekse soortenbescherming hebben: dat centraal hierin een reeks verbodsbepalingen staan die de lidstaten moeten opleggen ten aanzien van een aantal handelingen met betrekking tot bepaalde soorten, zowel specimens van die soorten, als hun nest-, rust- en voortplantingsplaatsen. MHHC - 5

6 Overwegende dat soorten ingedeeld in categorie 2 en 4 van bijlage 1 van het Soortenbesluit soorten betreffen die genieten van de basisbeschermingsbepalingen van het Soortenbesluit; dat fazanten ingedeeld worden in categorie 2 en 4; dat de overtreder 250 ongeringde fazanten onder zich had. Overwegende dat het ringen van vogels geboren en gekweekt in gevangenschap noodzakelijk is om deze te onderscheiden van vogels geboren in het wild; dat de overtreder door het niet naleven van deze bepaling dit onderscheid bemoeilijkt. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat het een eenmalige schending betreft; dat er minstens geen indicaties zijn die erop wijzen dat bij overtreder reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld; dat de factor frequentie bijgevolg geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat de overtreder per schrijven van 3 januari 2013 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 180-dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat wegens het overschrijden van de beslissingstermijn het boetebedrag evenwel verlaagd wordt met één vijfde rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure." Overwegende dat er voor het overige, wat dit milieumisdrijf betreft, geen omstandigheden aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de geldboete. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig werd ingesteld. Er worden hierover geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Eerste middel Standpunt van de partijen De verzoekende partij roept de volgende schending in: MHHC - 6

7 1. Schending van de wettelijke en de redelijke termijn, van de rechtszekerheid en de gewekte verwachtingen Conform art van heet Decreet van tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI "Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen", dient de boetebeslissing genomen te worden binnen een termijn van 180 dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Dit "voornemen" werd naar zeggen van het AMMC reeds op verzonden aan verzoeker. De administratieve beslissing volgt maar liefst 2 jaar en 8 maanden na de gebeurlijke feiten en meer dan 2 jaar en 5 maanden na de brief d.d waarin het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete binnen 180 dagen (6 maanden) op te leggen, wordt meegedeeld. De termijn van 180 dagen is derhalve overschreden met maar liefst het vierdubbele van de wettelijke termijn. Nadat de dienst milieuhandhaving 2 en een half jaar niets meer van zich heeft laten horen, en de indruk heeft gewekt bij verzoeker dat zij geen initiatief meer zouden nemen in dit dossier, wordt er alsnog overgegaan tot het opleggen van een zware administratieve boete. Hierdoor is niet allen de wettelijke, maar ook de redelijke termijn overschreden. De redelijke termijn dient in concreto te worden beoordeeld, aan de hand van de feitelijke gegevens (zie stuk 2: beslissing van de Raad van State d.d ). De omstandigheden in concreto werden in supra reeds uiteen gezet. Verzoeker is dan ook van oordeel dat de redelijke termijn wel degelijk is geschonden: immers, het AMMC geeft zelf aan dat het gaat om een éénmalig feit. Gelijkaardige feiten zijn noch voorheen, noch nadien vastgesteld bij verzoeker. Daarenboven geeft het AMMC onder punt "De omstandigheden" zelf aan dat de redelijke termijn is overschreden. De verwerende partij antwoordt hierop als volgt: De ten laste gelegde feiten worden niet betwist en nogmaals bevestigd in het verzoekschrift dd III.1. De wettelijke termijn tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Art bis van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid dd. 5 april 1995 (DABM) bepaalt de verjaringstermijn voor het in casu bestaande milieumisdrijf op vijf jaar, te rekenen vanaf het proces-verbaal van vaststelling dd. 30 november MHHC - 7

8 Conform art eerste lid van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid dd. 5 april 1995 (DABM) dient concluante binnen een termijn van 180 dagen na de kennisgave een beslissing te nemen omtrent het al dan niet opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Gezien de decreetgever geen sanctie heeft voorgeschreven die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft, betreft deze termijn van 180 dagen geen vervaltermijn maar een termijn van orde. De vaste rechtspraak van uw college is eveneens in deze zin gevestigd. Gezien de genomen beslissing binnen de verjaringstermijn van vijf jaar valt en de termijn van 180 dagen slechts een termijn van orde betreft, beschikt concluante over het recht om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Bijgevolg is er geen schending van de wettelijke termijn die aanleiding kan geven tot de vernietiging van de door concluante genomen beslissing dd. 08 juni III.2. De redelijke termijn tot het opleggen van een alternatieve geldboete. De beoordeling naar de overschrijding van de redelijke termijn betreft een in concreto beoordeling waarbij de aard van de zaak (complexiteit), het al dan niet dringend karakter van de beslissing, het belang van de zaak voor de bestuurde en de houding tussen het bestuur en bestuurde doorheen de beslissingsprocedure beoordelingselementen zijn. Bij kennisgeving dd. 3 januari 2013 start concluante de procedure tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete lastens verzoeker en de heer De Blick Constant. Enkel de heer De Blick gaat in op dit schrijven en verzoekt om de stukken van het dossier en een hoorzitting. Op 20 februari 2013 verkrijgt concluante een schrijven van de heer De Blick Constant met in bijlage een verklaring van verzoeker waarbij hij stipuleert dat de heer De Blick Constant geen kennis kon hebben van te ten laste gelegde feiten. Bij schrijven van 3 juli 2015 wordt verzoeker op de hoogte gesteld van de genomen beslissing tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Op geen enkel ogenblik doorheen de hangende procedure toont verzoeker enige interesse of bezorgdheid aangaande zijn mogelijke aansprakelijkheid. Verzoeker gaat niet in op een mondelinge uiteenzetting van zijn standpunt en vindt het zelfs niet nodig om de stukken van het dossier op te vragen. Van onwetendheid kan in hoofde van verzoeker gelet op de feiten (zie supra) geen sprake zijn. De houding die de verzoeker aanneemt ten aanzien van conluante is er één van passiviteit. De verzoeker doet niet de moeite om in dialoog te treden met concluante. Bovendien toont verzoeker in zijn verzoekschrift op geen enkele wijze aan welk belang hij heeft bij een eerdere beslissing van concluante! Verzoekende partij toont zelfs niet aan dat de beslissing in zijn hoofde dringend zou zijn! Concluante is ook nooit aangespoord om sneller tot een besluit te komen. Bijgevolg is er geen sprake van schending van de redelijke termijn die aanleiding geeft tot de vernietiging van de door concluante genomen beslissing dd. 08 juni Om billijkheidsredenen heeft concluante in het motiverend gedeelte van haar beslissing dd. 08 juni 2015 reeds rekening gehouden met het 'overschrijden van de beslissingstermijn' door het boetebedrag te verlagen met één vijfde. MHHC - 8

9 III.3. Algemeen beginsel van behoorlijk bestuur: rechtszekerheid en gewekte verwachting. De rechtsonderhorige mag erop vertrouwen dat de overheid (concluante) zich zal gedragen zoals ze heeft doen verwachten. Het beginsel houdt vooreerst in dat de burger moet kunnen vertrouwen op wat hij niet anders kan opvatten dan als een vaste gedrags-en beleidsregeling krachtens welke de openbare diensten de door hen gewekte gerechtvaardigde verwachting moeten inlossen. Verzoeker weet sinds 3 januari 2013 dat concluante een procedure tot een alternatieve bestuurlijke geldboete is gestart en dat er een beslissing (in positieve of negatieve zin) dient te volgen. Uit het adagium nemo censetur ignorare legem vloeit voort dat verzoeker dient te weten dat de verjaringstermijn voor de 'vervolgde' feiten vijf jaar bedraagt en dat hij bijgevolg een beslissing binnen deze vervaltermijn dient te verkrijgen en te verwachten. Op grond van deze twee elementen kan men dan ook enkel concluderen dat de beslissing van 8 juni 2015 niet "out of the blue/totaal onverwacht" komt. Het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, de rechtszekerheid en de gewekte verwachting is niet geschonden.... In haar wederantwoordnota herneemt de verzoekende partij haar betoog uit het verzoekschrift en voegt zij daar nog aan toe: 2. Voor de rechtszoekende moet er rechtszekerheid zijn, hetgeen een fundamenteel principe is in een rechtstaat. Dit geldt zowel voor aangelegenheden waarin men zelf zijn rechten wil afdwingen, als in aangelegenheden waarin men in rechte kan worden aangesproken 3. Het is nog meer opmerkelijk dat men thans zelfs aan verwerende partij verwijt dat hij desinteresse in zijn dossier vertoonde en dat hij niet in dialoog trad met verweerster. Nochtans heeft verzoekende partij zijn volledige verklaring gegeven aan verweerster. Daarenboven heeft eveneens meegewerkt aan de huiszoeking en daarbij de nodige duiding gegeven. Men kan toch niet van de rechtsonderhorige gaan verwachten dat hij aandringt op een snelle afhandeling van zijn dossier, wanneer men hem zelf voorhoudt dat men een boete zal opleggen binnen de 180 dagen te rekenen vanaf het tijdstip van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Verzoekende partij kon er gerechtvaardigd van uitgaan dat men geen verdere stappen meer zou zetten in dit dossier, en dat het schrijven van als een verwittiging kon worden beschouwd. Bovendien spreekt het schrijven van slechts van een voornemen ; anders dan wat eiseres op pagina 4 van haar memorie voorhoudt is er zeker niet meegedeeld dat er sowieso een beslissing in negatieve zin zou volgen, ongeacht termijnen. MHHC - 9

10 De verwerende partij antwoordt hierop: Het feit dat men heeft meegewerkt aan de huiszoeking en de nodige verklaringen heeft afgelegd in het kader van het onderzoek neemt niet weg dat men passief is gebleven ten aanzien van concluante in het kader van de administratieve beslissingsprocedure. Bovendien toont verzoeker in zijn verzoekschrift op geen enkele wijze aan welk belang hij heeft bij een eerdere beslissing van concluante! Verzoekende partij toont zelfs niet aan dat de beslissing in zijn hoofde dringend zou zijn! Concluante is ook nooit aangespoord om sneller tot een besluit te komen. Ongeacht wat de verzoeker in zijn memorie van wederantwoord insinueert betreft dit weldegelijk een doorslaggevend element, conform uw rechtspraak, ter beoordeling van de redelijke termijn. De overschrijding van een termijn van orde en de daarmee gepaard gaande boetevermindering vormt geen erkenning van de schending van de redelijke termijn maar betreft een element waaraan een zeker gewicht kleeft in het kader van het begroten van de omvang van het boetebedrag naar billijkheid en proportionaliteit. Beoordeling door het College 1. De termijn bepaald in artikel DABM is geen vervaltermijn, maar een termijn van orde. De decreetgever heeft geen sanctie bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. Een loutere overschrijding van deze termijn heeft niet tot gevolg dat de gewestelijke entiteit de bevoegdheid verliest om een bestuurlijke geldboete op te leggen en kan niet leiden tot de onwettigheid van de bestreden beslissing. 2. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en meer bepaald het zorgvuldigheidsbeginsel, leggen de overheid de verplichting op om binnen een redelijke termijn een beslissing te nemen. Deze verplichting draagt in zich reeds het vermoeden van belangenschade in hoofde van de overtreder, die er mag op rekenen dat de punitieve sanctie die in de vorm van een bestuurlijke geldboete opgelegd wordt, hem niet binnen een kennelijk onredelijke termijn wordt ter kennis gebracht. Het belang van de overtreder om binnen redelijke termijnen kennis te krijgen van administratieve sancties, is inherent aan het normdoel van vermelde verplichting, die de rechtsbescherming van de vermoedelijke overtreder beoogt ten aanzien van administratieve beboetingsbeslissingen die uitermate laattijdig zouden betekend worden. Mogelijke concreet aan te tonen nadelen in hoofde van de verzoekende partij kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de gevolgen die moeten vastgeknoopt worden aan het overschrijden van de redelijke termijn, maar vormen geen voorafgaandelijke ontvankelijkheidsvereiste. Onder het begrip kennelijk onredelijke termijn dient verstaan te worden een termijn die zodanig laattijdig is dat het niet meer redelijk geacht wordt om alsnog de normale voor de inbreuk decretaal toepasselijke administratieve punitieve sanctie op te leggen. De afweging van de redelijke termijnvereiste geschiedt binnen het kader van de rechtsbescherming die aan de overtreder reeds geboden wordt door de vijfjarige vervaltermijn. Dit is immers de absolute grens waarvan de overschrijding aanleiding geeft tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit, en die in hoofde van de decreetgever zelf als maximale redelijke termijn beschouwd is waarbinnen de administratieve beboetingsprocedure kan verlopen. MHHC - 10

11 De redelijke termijnvereiste, die zich ten aanzien van de bestuurlijke overheid manifesteert als de verplichting om als een bonus pater familias te handelen, dient in concreto geëvalueerd te worden, waarbij in de regel rekening gehouden wordt zowel met het gedrag van de administratie als met de houding van de overtreder. Hierbij kunnen tal van factoren een rol spelen, zoals de concrete omstandigheden waarin de feiten gepleegd of beëindigd zijn, de mate van medewerking betoond door de overtreder, de duur van mogelijke onderzoeksdaden, de complexiteit van het dossier, de ernst van de vastgestelde inbreuken. Ook de gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn moeten in concreto worden beoordeeld, zowel uit het oogpunt van de bewijslevering als van de opportuniteit tot het opleggen van de sanctie en de omvang ervan. De overschrijding van de redelijke termijn kan geen aanleiding geven tot bevoegdheidsverlies in hoofde van de gewestelijke entiteit, maar kan ertoe leiden dat het College, die op dat punt met volle rechtsmacht oordeelt, de bestuurlijke geldboete op een meetbare wijze vermindert of, in uitzonderlijke gevallen, beslist tot volledige kwijtschelding van de boete in de vorm van een nulboete. 3. Op 3 januari 2013 wordt de verzoekende partij in kennis gesteld van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen. Deze geldboete wordt opgelegd in een beslissing van 8 juni Het College stelt vast dat er geen procedurele of onderzoeksdaden gesteld zijn tussen 3 januari 2013 en 8 juni Het tijdsverloop sedert de datum van kennisgeving en de bestreden beslissing is op basis van de voorliggende stukken een onredelijke lange termijn voor een bestuur dat als een bonus pater familias handelend met de nodige zorgvuldigheid haar beslissing voorbereidt en hiervan kennis geeft, minstens wordt het tijdsverloop door de verwerende partij niet verantwoord aan de hand van concrete elementen. In de bestreden beslissing wordt de reeds verlopen termijn evenwel expliciet meegenomen als boeteverlagend criterium en wordt de boete met één vijfde verlaagd. De verzoekende partij bekritiseert de bestreden beslissing op dit punt niet. Ondanks dat de verzoekende partij wijst op haar goede medewerking tijdens het onderzoek, wordt er niet aangetoond dat de verlaging van de boete met 20% omwille van het tijdsverloop een kennelijk onredelijke beslissing is. De verzoekende partij toont niet aan dat zij door het lange tijdsverloop concreet benadeeld is. Het onderzoek van het dossier toont naar het oordeel van het College niet aan dat er aanleiding toe bestaat om de opgelegde alternatieve bestuurlijke geldboete omwille van de schending van de redelijke termijn bijkomend te verminderen. 4. De verzoekende partij roept tevens een schending van het rechtszekerheidsbeginsel in. Zij licht deze schending echter niet verder toe in het verzoekschrift en stelt in de wederantwoordnota louter dat dit beginsel een fundamenteel principe is in de rechtstaat. Er wordt op geen enkele manier aangetoond in welke mate er een schending zou zijn van het rechtszekerheidsbeginsel. Bovendien wordt de rechtszekerheid in casu gewaarborgd door artikel DABM dat aan de gewestelijke entiteit op straffe van bevoegdheidsverlies oplegt om een bestuurlijke geldboete op te leggen binnen een termijn van vijf jaar na vaststelling van het milieumisdrijf. Het middel wordt verworpen. MHHC - 11

12 B. Tweede middel Standpunt van de partijen De verzoekende partij roept de volgende schending in: 2. Schending van het redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel De zwaarte van de opgelegde boete werd gemotiveerd als volgt: "Overwegende dat de overtreder door het niet naleven van deze regels een goed wildbeheer en natuurbehoud kan verstoren en eveneens de veiligheid in gevaar kan brengen." Onder punt van de bestreden beslissing wordt er door de administratieve overheid zelf uitdrukkelijk op gewezen dat de kwestieuze veerklemmen niet vangklaar stonden opgesteld, en zelfs niet meer gebruikt worden. Er werd immers vastgesteld dat deze verroest zijn, waardoor deze niet meer gebruikt kunnen worden. Het gebruik van gifeieren werd uitdrukkelijk ontkend, zodat door de administratieve overheid werd besloten dat dergelijke overtreding ook niet is bewezen. Het enige dat aan verzoeker kan worden verweten is dat hij fazanten heeft aangekocht dewelke niet geringd bleken te zijn, en dat hij een val opstelde buiten de wettelijke periode. Evenwel geeft de administratieve overheid uitdrukkelijk aan dat het gaat om een éénmalige schending, of dat er minstens geen indicaties zijn die er op wijzen dat bij verzoeker reeds eerder vergelijkbare feiten zijn gebeurd (p 7 van de bestreden beslissing). Thans zijn we 2 jaar en 8 maanden na de kwestieuze feiten, en gelijkaardige feiten werden sindsdien ook niet meer vastgesteld bij verzoeker. AMMC geeft uitdrukkelijk toe dat de redelijke termijn is overschreden, maar toch zouden de feiten dermate ernstig zijn dat er alsnog een boete moet worden opgelegd. Het redelijkheids-en proportionaliteitsbeginsel is hierdoor geschonden. Het feit dat men het boetebedrag verlaagt met amper één vijfde doet hier geenszins afbreuk aan. Immers geeft men zelf aan dat het gaat om een éénmalig feit. Gelijkaardige feiten zijn noch voorheen, noch nadien vastgesteld bij verzoeker. Het is onredelijk dat er na zo n lange periode alsnog een sanctie wordt opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden ter zake, en terwijl duidelijk is dat het doel van een eventuele bestraffing reeds bereikt is, m.n. het voorkomen van gelijkaardige overtredingen in de toekomst. De verwerende partij antwoordt hierop als volgt: MHHC - 12

13 art DABM bepaalt dat er geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboete ten grondslag ligt en de boete die op grond van die feiten worden opgelegd. Art DABM bepaalt dat als er een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, de hoogte ervan wordt afgestemd op de ernst van de milieu-inbreuk of milieumisdrijf. Tevens wordt er rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder de milieu-inbreuken of milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. Uit de beslissing dd. 8 juni 2015 van concluante vloeit voort dat met beide wettelijke bepaling is rekening gehouden: Concluante heeft bij haar besluitvormingsproces alle waarderingscriteria in overweging genomen en duidelijk de grieven van verzoeker (niet vangklaar opstellen van de veerklemmen en de overschrijding van de termijn van 180 dagen) in overweging genomen. De grieven van verzoeker hebben onmiskenbaar een invloed uitgeoefend op de finale begroting van het bedrag van de boete. Concluante handelt niet kennelijk onredelijk! Tevens voert verzoeker in de loop van de procedure en in zijn verzoekschrift niet aan dat hij zou beschikken over een te geringe financiële draagkracht om de boete te voldoen. De beslissing van concluante dd. 08 juni 2015 schendt de beginselen van redelijkheid en proportionaliteit niet. In haar wederantwoordnota herneemt de verzoekende partij haar betoog uit het verzoekschrift. De verwerende partij antwoordt hierop: Het feit dat de verzoeker zich momenteel aan de geldende wetgeving houdt is niet meer dan normaal en verdient geen bijzondere beloning. Dat de gevolgde administratieve procedure zijn doel heeft bereikt, neemt niet weg dat de verzoeker een milieumisdrijf heeft gepleegd waarop een bepaalde sanctie van toepassing is. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij roept een schending in van het redelijkheids- en proportionaliteitsbeginsel. Artikel DABM verplicht de gewestelijke entiteit om het proportionaliteitsbeginsel te respecteren en noopt deze ertoe om bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete ervoor te zorgen dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die de grondslag vormen van de bestuurlijke geldboete en de boete die op grond van die feiten opgelegd wordt. Aldus dient de gewestelijke entiteit het proportionaliteitsbeginsel te respecteren bij de beoordeling van de feiten en de passende bestuurlijke geldboete. Uit de tekst van het artikel volgt dat de gewestelijke entiteit beschikt over een zekere beleidsruimte bij het bepalen van de boete. Het College beschikt in dat verband slechts over een marginale toetsingsbevoegdheid. Van een MHHC - 13

14 schending van artikel DABM kan alleen dan sprake zijn indien er een duidelijke wanverhouding aangetoond wordt tussen de feiten en de opgelegde geldboete. 2. Artikel DABM bepaalt dat de gewestelijke entiteit de bestuurlijke geldboete moet afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf en tevens rekening houdt met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder het milieumisdrijf heeft gepleegd of beëindigd. Uit de samenlezing van artikel DABM en artikel 44 DBRC-decreet volgt dat het Milieuhandhavingscollege over een eigen beoordelingsbevoegdheid beschikt. De bodemrechter beslist, op grond van de elementen die hem regelmatig voorgelegd zijn, op onaantastbare wijze of de gewestelijke entiteit de decretale waarderingscriteria al dan niet foutief heeft beoordeeld, of op kennelijk onredelijke wijze heeft toegepast. 3. Uit het verzoekschrift blijkt dat de verzoekende partij kritiek levert op de beoordeling door de gewestelijke entiteit van de ernst en van de frequentie van de feiten De verzoekende partij voert aan dat aan haar enkel verweten kan worden dat zij ongeringde fazanten heeft aangekocht en dat zij een val opstelde buiten de wettelijke periode. Zij benadrukt hierbij dat een veerklem niet vangklaar stond opgesteld en de andere veerklemmen verroest zijn. Het College stelt echter vast dat artikel 3, 6 van het toen geldende Jachtvoorwaardenbesluit wel degelijk ook het loutere bezit van veerklemmen verbiedt. Bovendien vermeldt de bestreden beslissing dat wel rekening wordt gehouden met het feit dat de veerklemmen niet vangklaar stonden opgesteld/niet meer gebruikt werden. Wat betreft het gebruik van de gifeieren blijkt uit de bestreden beslissing dat de gedraging niet toegerekend werd aan de verzoekende partij en dit aldus geen deel uitmaakte van de beoordeling van de ernst van de feiten. Het College oordeelt dat de verzoekende partij niet aannemelijk maakt dat het proportionaliteitsbeginsel geschonden is bij het afstemmen van de geldboete op de ernst van de feiten. Er dient te worden vastgesteld dat de verwerende partij omstandig de ernst van de feiten heeft gemotiveerd Met betrekking tot de frequentiefactor overweegt de verwerende partij dat het een eenmalige schending betreft zodat dit geen aanleiding geeft tot een hogere geldboete. De eenmaligheid van het misdrijf neemt niet weg dat de strafbare gedraging heeft plaatsgevonden. De verzoekende partij toont hiermee evenmin de schending van het proportionaliteitsbeginsel aan. Het middel wordt verworpen. MHHC - 14

15 OM DEZE REDENEN BESLIST HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het beroep wordt verworpen. 2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare zitting op 9 augustus 2016, door het Milieuhandhavingscollege, eerste kamer, samengesteld uit: Marc VAN ASCH, Chana Gielen, voorzitter van de eerste kamer toegevoegd griffier De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Chana Gielen Marc VAN ASCH MHHC - 15

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0056 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/96-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Piet DE GROOTE met kantoor te 8300 Knokke-Heist,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 8 januari 2019 met nummer HHC-M-1819-0018 in de zaak met rolnummer 1718-HHC-0025-M Verzoekende partij de heer Jan TEUGHELS vertegenwoordigd door advocaat Chris DE NYN met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0051 van 21 januari 2016 in de zaak 14MHHC/69-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0082 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0088/M Verzoekende partij de heer Julius DEMEDTS vertegenwoordigd door advocaat Dirk BAILLEUL met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0124 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0079/M/0059 In zake: de heer Herman MATTHYSSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Werner LEYSSENS kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0046 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/87-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Koenraad DEGROOTE met kantoor te 8720 Wakken,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0013 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0012-M Verzoekende partij de heer Andre VERHULST, met woonplaatskeuze te 8531 Hulste,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 26 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0012 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0006/M Verzoekende partij de heer Jacques DESAMBER, met woonplaatskeuze te 8531 Harelbeke,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0081 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0129/M Verzoekende partij de heer Theophile REYNAERTS vertegenwoordigd door advocaat Hans-Kristof

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0090 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0136/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Diane REMMERIE, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0052 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/74 M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 29 augustus 2017 met nummer MHHC/M/1617/0120 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0033/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Leo SMETS, met woonplaatskeuze te

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0093 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0140/M Verzoekende partij de heer Eddy TAMSIN vertegenwoordigd door advocaat Raoul KERSTENS

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0112 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0058/M/0046 In zake: de heer Guillaume GOVERS, wonende te 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Bezemstraat 273, waar woonplaats

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 31 januari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0017 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0007/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Patrick VAN OOTEGHEM, wonende te 9880

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/15-VK van 7 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0121 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0072/0061 In zake: de heer John DE GENDT, wonende te 1080 Sint-Agatha-Berchem, René Comhairelaan 1, bus 009, waar

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0083 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0131/M Verzoekende partij de heer Jozef ROUGES, wonende te 9080 Zaffelaere, Dam 27 Verwerende

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0049 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/65-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 8 november 2016 met nummer RvVb/A/1617/0231 in de zaak met rolnummer 1314/0771/A/2/0738 Verzoekende partij 1. de heer Tom BELMANS 2. mevrouw Christ l MAES 3.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/97-VK van 21 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor wie optreedt de heer Frédérick VAN KERREBROECK, raadsman, hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 18 april 2017 met nummer MHHC/M/1617/0054 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0117/M Verzoekende partij de nv CORNEILLIE vertegenwoordigd door advocaten Tom MALFAIT en

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0091 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0137/M Verzoekende partij Verwerende partij de heer Marc VAN DER SMISSEN, wonende te 1730

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0093 van 14 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0032/M/0024 In zake: de heer Ludwig VAN DE WEGHE, wonende te 9270 Kalken, Krimineelstraat 21a vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/I/1718/0080 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0086-I Verzoekende partij mevrouw Annemie ROEFS, wonende te 2340 Beerse, Bisschopslaan 46 de heer

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/39-K2 van 13 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1202 van 7 juni 2016 in de zaak 1213/0253/SA/8/0233 In zake: de heer David DE CORTE mevrouw Mia LEFEVRE 3. de heer Luc LEFEVRE 4. de heer Wouter

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0114 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0074/M/0058 In zake: de bvba CRAENENBROEKHOF bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Serge DEFRENNE kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 december 2016 met nummer MHHC/M/1617/0007 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0059/M Verzoekende partij de heer Jacques DEQUECKER vertegenwoordigd door advocaat Sophie

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2015/0008 van 13 januari 2015 in de zaak 1314/0021/A/2/0050 In zake: 1. de heer Albert VRANKEN 2. mevrouw Marie-Joanna BRABANTS bijgestaan en vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/43-VK van 7 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreden mr. Ivan DEWEVER en mr. Kristin DEWEVER, advocaten, met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0094 in de zaak met rolnummer 1617/RvVb/0579/SA Verzoekende partijen Verwerende partij 1. de heer William ROTTIERS

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE TUSSENARREST van 5 december 2017 met nummer MHHC/M/1718/0045 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0020-M Verzoekende partij de heer Henri PAUWELS vertegenwoordigd door advocaat Louis

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 2 augustus 2016 met nummer RvVb/A/1516/1389 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0046/SA Verzoekende partij mevrouw Pauline PENNE vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 26 september 2017 met nummer RvVb/A/1718/0092 in de zaak met rolnummer 1617-RvVb-0521-A Verzoekende partij de nv ASPIRAVI vertegenwoordigd door advocaat Gregory

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN VOORZITTER VAN DE TIENDE KAMER ARREST nr. UDN/2015/0005 van 19 maart 2015 in de zaak RvVb/1415/0006/UDN In zake: 1. de heer Yves VANNERUM 2. mevrouw Kathleen CRABBE advocaten

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 27 juni 2017 met nummer MHHC/M/1617/0102 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0135/M Verzoekende partij de heer Jan Cornelis PEETERS met woonplaatskeuze te 3665 As, Stationstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0110 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0075/M/0070 In zake: bvba DURAN CONSTRUCTION vertegenwoordigd door: advocaat Peter HEIRMAN kantoor houdende te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. XIVe KAMER A R R E S T. nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK XIVe KAMER A R R E S T nr. 216.840 van 13 december 2011 in de zaak A. 198.115/XIV-32.556 In zake : XXX bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Steven Hooyberghs

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0118 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0042/M/0032 In zake: 1. de heer Jan MORIS 2. de heer Martin MORIS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0123 van 12 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0078/M/0061 In zake: de heer Jean PAUL DE COCKER, wonende te 1641 Sint-Pieters-Kapelle, Philipskouterstraat 7,

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0492 van 22 juli 2014 in de zaak 2010/0393/A/3/0470 In zake: de heer..., wonende te... verzoekende partij tegen: de deputatie van de provincieraad van

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0128 van 26 mei 2016 in de zaak MHHC/1415/0054/M/0055 In zake: de heer Marcel PIETERS, wonende te 9310 Baardegem, Elderberg 8 waar woonplaats wordt gekozen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 16 augustus 2016 met nummer RvVb/S/1516/1447 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0336/SA Verzoekende partijen 1. de heer Kristoffel VOSSEN 2. mevrouw Simonne

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie