Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA).

Transcriptie

1 VERSLAG van de VERGADERING VAN PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL gehouden op woensdag 11 oktober 2006 Aanvang uur Voorzitter: de heer Jansen. Griffier: de heer Alberda van Ekenstein. Aanwezig zijn 57 leden, te weten: Antuma (CDA), Antuma-Duisterwinkel (CDA), Beckmann (CDA), Been (VVD), Van der Bent-van den Hout (ChristenUnie), Beugelink (CDA), De Bruin (GroenLinks), Bussink (VVD), Van Dalfsen (PvdA), Dalhuisen (PvdA), D. van Dijk (SGP), G. van Dijk (D66), Dijkhuis (LPF), Dijkslag (VVD), Elferink-Veneberg (CDA), Evering (CDA), Van Gorkum (PvdA), De Greef-Moes (D66), Haan (VVD), Harmelink (PvdA), Van Harsselaar- Timmer (VVD), Husselman-Oosterom (CDA), Jaegers (PvdA), Kerkdijk (CDA), Knoeff (CDA), Koopman (CDA), Leussink (CDA), Leusink-Jonker (PvdA), Lulofs (PvdA), Morskate (CDA), Netjes (CDA), Nieuwenhuis (ChristenUnie), Nijhof-Sander (CDA), Oldenburger (ChristenUnie), Van Olphen (GroenLinks), Oostra (ChristenUnie), Pot (PvdA), Relker (PvdA), Van der Ros (CDA), Rouwet (SP), Ter Schegget (PvdA), Schelhaas-Leistra (CDA), M. Schipper (CDA), P. Schipper (VVD), Schulten (CDA), Sijbom (VVD), Slagman (SGP), Slijkhuis (CDA), Tunc (PvdA), Visscher (VVD), Visser-Hendriks (CDA), Voortman (PvdA), Vruggink (GroenLinks), Weegenaar-Bosch (CDA), Weijnen (PvdA), De Witte (CDA) en Yildirim (SP). Tevens zijn aanwezig de gedeputeerden Abbenhues (PvdA), Jansen (CDA), Klaasen (VVD), Kristen (PvdA), Ranter (CDA) en Rietkerk (CDA). De voorzitter: Ik open de vergadering, heet u allen van harte welkom en deel u mee, dat bericht van verhindering is ontvangen van de leden Kok, Zwart, Van der Lied-Homeijer, Van Ommen en Wichers Schreur. 1. Vaststellen van de agenda De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Ter Schegget. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. Ik zou de Staten mede namens de fracties van de VVD en de ChristenUnie willen verzoeken om een punt aan de agenda toe te voegen en dat laat zich omschrijven als Wavin. De voorzitter: Ik stel voor, dit punt aan onze agenda toe te voegen en aan de orde te stellen voor de rondvraag en sluiting. Daartoe wordt besloten. Provinciale Staten Overijssel 1 11 oktober 2006

2 De voorzitter: Verder stel ik voor om na de behandeling van het initiatiefvoorstel Geen onnodige bureaucratie in de Overijsselse jeugdzorg en na de huishoudelijke onderdelen van de agenda het Statenvoorstel Zelfevaluatie Commissie Beleidsevaluatie te behandelen. Ik zal dan de externe voorzitter van deze commissie, de heer Havermans, uitnodigen om achter deze tafel plaats te nemen. Daartoe wordt besloten. Met inachtneming van het vorenstaande wordt de agenda vastgesteld. De voorzitter: Het Presidium op dat moment natuurlijk niet wetend dat de agenda in deze zin zou worden gewijzigd heeft de totale spreektijd vastgesteld op drie uur, maar ging eigenlijk uit van twee uur. Het Presidium wilde iets meer ruimte geven en u ziet maar, er komt een agendapunt bij en zo moeten die drie uur waarschijnlijk wel voldoende zijn. Er moet nu een zekere hoop uit mijn stem klinken. 2. Installatie van de heer P. van der Ros De voorzitter: In de Statenvergadering van 13 september hebben wij afscheid genomen van Rob Engbers. Vandaag kan in zijn opvolging worden voorzien. Formeel stel ik eerst aan de orde het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Van der Ros die op 19 juli 2006 door de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing van leden van Provinciale Staten is benoemd tot lid van Provinciale Staten. De heer Van der Ros heeft mij meegedeeld dat hij die benoeming wil aanvaarden. Alvorens tot zijn installatie over te gaan, verzoek ik de Commissie van onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit te brengen van haar bevindingen en om de Staten hierover te adviseren. De commissie, onder voorzitterschap van de heer Ter Schegget, bestond overigens uit de heren Antuma en Oldenburger. Ik geef het woord aan de heer Ter Schegget. De heer Ter Schegget (PvdA): Voorzitter. De commissie uit de Staten van Overijssel in wier handen werden gesteld de geloofsbrieven en verder bij de Kieswet gevorderde stukken ingezonden door de heer Van der Ros, op 19 juli 2006 benoemd tot lid van Provinciale Staten van Overijssel, rapporteert Provinciale Staten van Overijssel dat zij bovengenoemde bescheiden heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is dat de benoemde aan alle in de Provinciewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert dan ook tot zijn toelating als lid van Provinciale Staten van Overijssel. De voorzitter: Dank u wel. Ik stel de Staten voor om overeenkomstig dat advies te besluiten. Daartoe wordt besloten. De voorzitter: Namens de Staten zeg ik de commissie dank voor de door haar verrichte werkzaamheden. Dan kunnen wij nu overgaan tot de installatie van het toegelaten lid van Provinciale Staten. Ik verzoek de bode om de heer Van der Ros binnen te geleiden en u allen om te gaan staan. De heer Van der Ros legt vervolgens in handen van de voorzitter de in artikel 14 van de Provinciewet voorgeschreven eed af. De voorzitter: Ik mag u dan als eerste feliciteren en dat vergezeld laten gaan van een bloemetje. Ik zou de Staten willen vragen om de felicitaties of in de pauze te laten plaatsvinden of na afloop van deze vergadering. (applaus) Provinciale Staten Overijssel 2 11 oktober 2006

3 3. Initiatiefvoorstel PS/2006/747 Geen onnodige bureaucratie in de Overijsselse jeugdzorg De voorzitter: Dit is een initiatiefvoorstel van de werkgroep Jeugdzorg. Voor de beantwoording van eventuele vragen verzoek ik mevrouw Voortman om achter deze tafel plaats te nemen. Ongetwijfeld zal er dan ook nog wel een reactie vanuit het college komen. Met mevrouw Voortman heb ik afgesproken dat voordat ik de Staten het woord geef zij in de gelegenheid wordt gesteld om een korte toelichting te geven. Mevrouw Voortman (PvdA): Voorzitter. Ik ga een beetje terug in de tijd, namelijk naar de behandeling van de Perspectiefnota in juni verleden jaar. De fracties van het CDA en de PvdA hebben toen een motie ingediend in het kader van De andere provincie waarin werd verzocht om een werkgroep samen te stellen uit de staten die met concrete ideeën zou moeten komen over de jeugdzorg in Overijssel. Die werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van vijf fracties die zitting hebben in de commissie Zorg en cultuur en zij heeft gekeken welke mogelijkheden er lagen en welke onderwerpen interessant waren voor een werkconferentie. Die zou vooral moeten worden georganiseerd voor allerlei zorgaanbieders, managers in de zorg, cliëntenorganisaties en geïnteresseerde Statenleden. Voor het onderwerp van die werkconferentie kwamen wij uit op vermindering van de bureaucratie. Dat onderwerp is voor de positie van de cliënt van belang en levert een bijdrage aan het wegwerken van de wachtlijsten. Tijdens de werkconferentie kwamen verschillende positieve en zeer bruikbare aanbevelingen naar voren. Deze zijn in een bijgevoegde brief opgesomd en daarin is ook aangegeven wat de werkgroep daarmee heeft gedaan. Drie aanbevelingen zijn met behulp van de griffie en een ambtenaar verder uitgewerkt. Ik wil de aanbevelingen graag even opsommen. - het inrichten van een subsidiekader ter stimulering van initiatieven die ontbureaucratisering in de jeugdzorg bewerkstelligen; - een pilot om gebruik te maken van ICT om de communicatie tussen cliënten en hulpverleners te verbeteren; - het uitreiken van een prijs voor het beste idee om bureaucratie in de jeugdzorg in Overijssel tegen te gaan. Dit zijn drie zeer concrete voorstellen die ons inziens een toegevoegde waarde hebben, van invloed zijn op het wegwerken van de wachtlijsten en die de positie van de cliënt versterken. De werkgroep houdt niet op te bestaan en gaat verder met het uitwerken van de overige voorstellen en zal u hierover blijven informeren. Voorzitter. Het lijkt mij dat de aanleiding van dit voorstel en de inhoud ervan zeer duidelijk is en wij rekenen dan ook op Statenbrede steun hiervoor. De voorzitter: Dank u wel. Ik geef dan allereerst het woord aan de heer D. van Dijk. De beraadslaging wordt geopend. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik heb begrepen dat dit initiatiefvoorstel van de werkgroep vanmiddag in de commissie Zorg en cultuur uitvoerig aan de orde is geweest. Ik kon die vergadering niet bijwonen en helaas moet ik de verantwoordelijkheid daarvoor ik zeg het maar in het openbaar voor 100% bij het Presidium leggen. Ik zal het de volgende week ook melden aan de mensen van PricewaterhouseCoopers dat het Presidium Statenleden in feite onmogelijk maakt om het lidmaatschap van een commissie naar behoren te vervullen. Ik meen deze vrij zware beschuldiging niet echt, maar je loopt er toch tegenaan Provinciale Staten Overijssel 3 11 oktober 2006

4 en dat moet in ieder geval gezegd worden. Mocht ik de volgende periode bij leven en welzijn terugkomen, dan moet dat mijns inziens toch anders geregeld worden. Terug naar het voorstel. Misschien zegt mevrouw Voortman na mijn bijdrage dat veel opmerkingen eigenlijk al in de commissie zijn gemaakt, maar dan weet zij hoe dat komt. Er worden ons drie besluiten gevraagd, waarvan het belangrijkste is 1 mln. per jaar voor een periode van drie jaar, dus in totaal 2 mln. Ik vind dat een fors bedrag. Het gaat er niet om of wij het ervoor over hebben, maar het is de vraag of het wel oplevert wat wij ervan verwachten. Een aantal jaren geleden is er een onderzoek geweest naar de oorzaken en het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Dat staat ook in de stukken van de zelfevaluatie van de commissie Beleidsevaluatie. Dat onderzoek heeft veel aanbevelingen opgeleverd en daarin komen steeds de woorden ontbureaucratisering en efficiencyverbeteringen voor. Daar heeft het college op gereageerd. Nu kan die onnodige bureaucratisering in het ambtelijke apparaat worden voorkomen, maar ook bij de instellingen zelf. Heeft de werkgroep in beeld gekregen wat het resultaat van die aanbevelingen is geweest? Een tweede besluit betreft het gebruik maken van ICT voor en dat ontmoet bij ons geen bezwaar. Het derde besluit is het instellen van een prijs. Als het voorstel van de werkgroep wordt aangenomen, zou ik het dictum toch wel enigszins willen aanpassen. In het voorstel wordt steeds gesproken over onnodige bureaucratie. Een zekere bureaucratie lijkt mij onontkoombaar, maar onnodige bureaucratie is natuurlijk niet nodig. Daarom zou ik dat onnodige ook graag in het dictum opnemen. Het woord onorthodox zou ik eruit willen halen, niet omdat ik zo'n aanhanger ben van orthodoxie, maar ik denk dat ieder idee, orthodox of onorthodox, dat onnodige bureaucratie tegengaat of wegwerkt welkom is. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Het moet inderdaad onorthodox waar het kan, maar hier gaat het om een voorstel om bureaucratisering te bestrijden. Dat kost geld, maar u had ook een voorstel kunnen maken om bureaucratisering te voorkomen. Dat kost geen geld, maar levert wel efficiency en doelmatigheid op. Wij missen een onderbouwing van die 1 mln. Onze intentie blijft om elke cent die naar hulpverlening en jeugdzorg gaat te ondersteunen als het goed is onderbouwd. Graag dus nog een nadere onderbouwing. Het gaat om wachtlijsten van kinderen en gezinnen die op de indicatielijst voor jeugdzorg staan. Het bestrijden van die wachtlijsten vinden wij geen doel op zichzelf. Er moet bij hulpverlenende organisaties meer worden gedaan. Bij de indicatiestelling zijn de wachtlijsten weggewerkt maar vervolgens komen de cliënten op de lijst van hulpverlenende instanties te staan. Daar hebben die organisaties geld voor nodig en daarop moet worden ingezet. De vraag is of dit geld dat voor een aantal jaren beschikbaar wordt gesteld, werkelijk aan de hulpverlening ten goede kan komen of niet. Als de werkgroep deze intentie onderschrijft, kan zij rekenen op onze steun. Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Voorzitter. Ik wil de werkgroep jeugdzorg onder voorzitterschap van mevrouw Voortman graag een compliment maken voor het duidelijke initiatiefvoorstel over de ontbureaucratisering van de jeugdzorg. De begeleidende brief heeft duidelijk gemaakt hoe en waarom de werkgroep tot deze drie voorstellen is gekomen. Volgens haar is er te veel bureaucratie en velen, zoals de zorgvragers en de zorghulpverleners, ervaren dat vaak ook zo. Tijdens de werkconferentie afgelopen april werden Statenleden uitgenodigd om een dag stage te lopen bij Trias. Ik heb die uitnodiging aanvaard en samen met de heer Ter Schegget ben ik er een dag geweest. Het was geweldig goed om te zien hoe daar met de jeugd wordt gewerkt. Wij hebben echter Provinciale Staten Overijssel 4 11 oktober 2006

5 ook gezien dat de mensen worstelen met de vraag hoe zij goede zorg kunnen bieden, opdat jeugdigen die zij helpen weer op hun plaats komen. Ook hebben wij geconstateerd dat een nieuwe maatregel wel het ene probleem oplost, maar dat er op een ander vlak vaak weer een probleem ontstond. Gelukkig signaleert de werkgroep dat ook. Zij stelt dat die ontbureaucratisering geen nieuwe belasting voor het veld mag opleveren. De PvdA kan dit onderschrijven en het is dan ook goed dat de voorstellen van de werkgroep kunnen bijdragen aan een vermindering van de bureaucratie. Wij staan dan ook achter het voorstel om initiatieven die ontbureaucratisering in de jeugdzorg bewerkstelligen, te ondersteunen met 1 mln. per jaar. Het is inderdaad een groot bedrag en daarom zouden wij graag willen weten wat de doelstellingen zijn. Wat willen wij bereiken, waar wil men op afgerekend worden? Met andere woorden, de PvdA wil deze doelen concreet geformuleerd zien. Het derde voorstel voor een aanmoedigingsprijs kan volgens ons de creativiteit bevorderen. Laatst was ik bij de uitreiking van de vrijwilligersprijs in Overijssel en het blijkt dat de belangstelling groeiende is en dat het een grote impact heeft op het vrijwilligerswerk. De PvdA hoopt dan ook dat deze tweejaarlijkse aanmoedigingsprijs ook zo succesvol wordt, maar vraagt zich wel af waarom voor een tweejaarlijkse en niet voor een jaarlijkse prijs is gekozen. Over de convenanten met gemeenten wordt niet gesproken. Ook tijdens de expertmeeting zijn die niet ter sprake geweest. Toch wil de PvdA van deze gelegenheid gebruik maken om het belang van die convenanten tussen gemeenten en provincie te benadrukken en ziet ook graag een bindend karakter. Wij vragen de werkgroep of dit niet een volgend onderzoek zou kunnen worden, maar dan samen met de gemeenten. De PvdA is blij dat de werkgroep onder voorzitterschap van mevrouw Voortman met dit voorstel is gekomen en hoopt dat de gestelde doelen, zoals minder regels, verbetering van de hulpprocessen, communicatie en klantvriendelijkheid, kunnen bijdragen aan een goede jeugdzorg in Overijssel. De heer Beckmann (CDA): Gaat u nu akkoord met het voorstel, want dat is mij nog niet helemaal duidelijk? Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Natuurlijk! De voorzitter: Allereerst zou ik mevrouw Voortman het woord willen geven voor de beantwoording. Daarna zou aan het verzoek van het college om een korte schorsing willen voldoen. Daarna bezien wij of er nog een tweede termijn nodig is. Mevrouw Voortman (PvdA): Het is voor mij de eerste keer dat ik hier een voorstel moet verdedigen en ik hoop dat ik alle vragen goed voor mij heb. Ik heb gemerkt dat de fracties van de SP, de SGP en de PvdA moeite hadden met de hoogte van het bedrag. Wij hebben het natuurlijk getoetst en bezien wat zoal reëel is. Wij zijn daarbij ondersteund door een van onze ambtenaren. Het dus niet zomaar een bedrag. Mevrouw Leusink-Jonker (PvdA): Wij hebben geen moeite met de hoogte van het bedrag maar wil het wel smarter geformuleerd hebben. De heer Yildirim (SP): Voor ons geldt hetzelfde. Ik heb gevraagd naar de besteding ervan. Waar gaat u het geld aan besteden? Van mij mag het ook nog wel meer of minder worden, maar daar gaat het nu niet om. Mevrouw Voortman (PvdA): Op zich vind ik het doel wel duidelijk, namelijk het tegengaan van de bureaucratie in de jeugdzorg om de positie van de cliënt te verbeteren. Ik proef een beetje uit uw reactie dat u denkt dat als dit voorstel wordt aangenomen, wij ermee aan de slag gaan en dat het dat is. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen. De werkgroep heeft hier Provinciale Staten Overijssel 5 11 oktober 2006

6 vanmorgen ook nog over gesproken. In de begeleidende brief hebben wij aangegeven dat wij bezien hoe wij met andere suggesties aan de slag kunnen. Natuurlijk hebben wij ook gesproken over de vraag wat wij verder moeten doen met de voorstellen die wij u nu hebben voorgelegd en het lijkt ons belangrijk, op een bepaald moment te evalueren om te bezien of het beoogde effect is bereikt. Op zich kan ik mij er dus wel iets bij voorstellen als u zegt dat de resultaten nog niet zo duidelijk zijn geformuleerd. De heer Van Dijk vroeg of wij gebruik hadden gemaakt van de aanbeveling van de commissie Beleidsevaluatie. Dat hebben wij niet gedaan. Wel hebben wij gebruik gemaakt van het eindrapport van de landelijke Jeugdzorgbrigade. Dit voorstel sluit daar ook erg goed bij aan. In de richting van de heer Yildirim merk ik nog op dat de werkconferentie samen met zorgaanbieders is georganiseerd en dat op die conferentie aanbevelingen werden aangedragen waar wij als werkgroep iets mee konden en die wij hebben uitgewerkt. Wij hebben dus niet zomaar iets bedacht. Op basis van die conferentie zijn wij gekomen met deze voorstellen. Mevrouw Leusink sprak over preventie en de convenanten. Zoals zij zal weten, is dat vooral een gemeentelijke taak en zeker geen onbelangrijke. Wij zijn gebleven binnen de invloedssfeer van de provincie. Het lijkt mij goed om te bezien hoe de aanmoedigingsprijs vorm gaat krijgen, hoeveel projecten en ideeën er zijn. Daarna kan worden beoordeeld of de prijs niet beter eens per jaar kan worden uitgereikt. Vooralsnog blijft de werkgroep bij haar voorstel voor een tweejaarlijkse prijs. De voorzitter: Zoals gezegd, schors ik de vergadering voor een tiental minuten en verzoek ik het college om zich op zijn antwoord te beraden. De vergadering wordt van uur tot uur geschorst. De voorzitter: Het college heeft de schorsing aangevraagd en ik verzoek het dan ook om zijn reactie te geven. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Het college wil allereerst zijn waardering uitspreken voor de werkgroep die ruim een jaar bezig is geweest om de desbetreffende motie te vertalen in het voorstel dat op dit moment voorligt. Het is goed te merken dat de politiek, in dit geval de volksvertegenwoordiging, haar verantwoordelijkheid oppakt om samen met het veld maatschappelijke problemen, zoals bureaucratie, in de jeugdzorg aan te pakken, een plaats te geven en na te denken over oplossingsrichtingen. Vanuit die invalshoek hebben wij veel waardering voor de werkgroep en hetgeen op dit moment op tafel ligt. Dan inhoudelijk. In de commissie hebben wij vanmiddag ook al enigszins over het nu voorliggende voorstel gesproken, niet alleen over de procedure maar ook over de vraag in hoeverre het standpunt van het college van belang zou kunnen zijn. Ik sluit mij aan bij enkele vragen die de Staten in eerste termijn aan mevrouw Voortman hebben gesteld, zoals die over de resultaatgerichtheid. Wij zijn bereid om het gevraagde subsidiekader uit te werken, maar wij zouden dat graag samen met de werkgroep te doen opdat wij direct kunnen komen tot een voldragen subsidiekader. Wat de financiering betreft, kunnen wij ons voorstellen dat wordt gedacht aan de motie- Nijhof-Sander over de sociale pijler en de invulling daarvan door het college, waarin jeugdbeleid een prominente plaats heeft. Wij hebben al aangegeven dat die invulling door Provinciale Staten Overijssel 6 11 oktober 2006

7 het college is vastgesteld en aan u ter bespreking wordt voorgelegd. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat wij de benodigde middelen halen uit het budget voor die sociale pijler uit de programbegroting. Na uitwerking kan blijken dat er meer of minder dan 1 mln. per jaar voor nodig is. De voorstellen 2. en 3. zal het college onverkort overnemen met dien verstande, dat wij ook graag het tweede voorstel samen met de werkgroep willen uitwerken. De voorzitter: Mevrouw Voortman wil graag even met de andere leden van de werkgroep overleggen over de door het college gedane suggesties. De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. Mevrouw Voortman (PvdA): Voorzitter. Wij zijn blij met de positieve reactie van het college, maar de werkgroep blijft van mening dat het college uitvoering moet geven aan dit besluit en stelt de Staten dan ook voor, het besluit aan te nemen zoals dat er ligt. De voorzitter: Dat betekent dat het thans voorliggende voorstel in stemming moet worden gebracht en dat de suggesties van het college voor gezamenlijke uitwerking niet worden overgenomen? Mevrouw Voortman (PvdA): Dat klopt! De voorzitter: Ok. Bestaat er nog behoefte aan een tweede termijn? De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Ik heb mevrouw Voortman niet gehoord over de kleine aanpassingen van het derde besluit die ik in mijn eerste termijn heb voorgesteld. Laat de werkgroep het niet zien als een wijziging; ik beoog het alleen maar te versterken. Volgens mij komen ze de duidelijkheid alleen maar ten goede. Ik adviseer haar dan ook om zich op dit punt niet al te orthodox op te stellen. In mijn eerste termijn heb ik verwezen naar een onderzoek van de commissie Beleidsevaluatie en gevraagd of daar in de werkgroep rekening mee was gehouden. Mevrouw Voortman gaf het heel duidelijke antwoord neen, maar bij nader inzien moet ik zeggen dat dit ook niet kon omdat daarop het college zou moeten worden aangesproken. Het is immers een stuk dat gericht is aan de commissie Beleidsevaluatie. Ik denk dat wij dit pas voor het eerst met de toezending van de agenda onder ogen hebben gekregen. Het is gedateerd 7 januari 2006 en in april was die werkconferentie. In het kader van de informatieverstrekking zou het mijns inziens niet verkeerd zijn geweest als die informatie door het college bekend zou zijn gemaakt. Achteraf gezien is dit wellicht te betreuren, want het heeft toch wel veel raakvlakken met dit onderwerp. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Onze stemverklaring gaat allereerst over het derde besluit. Wij willen altijd projecten ondersteunen die bureaucratisering bestrijden. Of je dat nu beloont met een prijs of via financiering van die projecten, laten wij aan het oordeel van de werkgroep over. ICT kost veel geld, maar in dit geval gaan wij op het oordeel van de werkgroep af, dus gaan wij met die wel akkoord. Wat het eerste besluit betreft, missen wij de nadere onderbouwing waaruit blijkt waaraan die 1 mln. wordt besteed en in hoeverre die ten goede komen aan jongeren en gezinnen in problemen en hulpverlenende instanties. Wij willen dat eerst weten voordat wij hiermee Provinciale Staten Overijssel 7 11 oktober 2006

8 akkoord kunnen gaan. Daarom stellen wij voor om dat eerste besluit aan te houden tot die nadere onderbouwing is gegeven. Mevrouw Voortman (PvdA): Voorzitter. De heer Van Dijk vond schrapping van het woord onorthodox in feite een versterking van het besluit. Eigenlijk ben ik dat wel met hem eens en de werkgroep stelt u dan ook voor om dat woord te schrappen. De heer Van Dijk sprak weer over het rapport van de commissie Beleidsevaluatie. Met hem vind ik het jammer dat wij dat niet gebruikt hebben, maar ik herhaal dat wij wel hebben aangesloten bij een rapport van de landelijke Jeugdzorgbrigade. De heer Yildirim had vooral problemen met het eerste voorstel. De aanbevelingen zijn tot stand gekomen op basis van een werkconferentie. Op die conferentie hebben verschillende zorgaanbieders allerlei punten aangedragen die van ons van belang waren om in een voorstel te verwerken. Het flexbudget is juist bestemd voor innovatieve ideeën. Ik begrijp eigenlijk niet waarmee de heer Yildirim zo'n probleem heeft. Is hij bang dat het geld niet terechtkomt bij de juiste instellingen? Dat lijkt mij niet. Verschillende instellingen hebben te kennen gegeven dat zo'n flexbudget van groot belang is en ik denk dat zij heel goed weten hoe zij daarmee moeten omgaan. Ik ben ervan overtuigd dat het geld terecht komt bij degenen waar het terecht zou moeten komen. Ik zou het dan ook prettig vinden als ook de SP meegaat met het gehele voorstel. Gedeputeerde Ranter: Voorzitter. Wij hebben kennisgenomen van het standpunt van de werkgroep. Ik vind het jammer omdat wij met de commissie-van Dijk heel goede ervaringen hebben opgedaan met het samen ontwikkelen van kaders en doelen. Dat goede voorbeeld hebben wij nog steeds voor ogen als het gaat om het gezamenlijke oppakken van dit plan. Ik heb jammer genoeg niet de argumentatie van de werkgroep gehoord en die zou ik graag van mevrouw Voortman horen. De beraadslaging wordt gesloten. De voorzitter: Het lijkt mij dat de standpunten voldoende zijn toegelicht en kunnen wij overgaan tot besluitvorming. In de richting van de heer Ranter wil ik ter geruststelling nog even zeggen dat als hij het dictum van besluit 1 goed leest, hij nog wel enige vrijheid kan betrachten bij de invulling van de opdracht als de doelen maar duidelijk zijn. Dat heb ik althans begrepen. In de richting van de Staten merk ik nog op dat in het derde besluit het woordje onorthodox is geschrapt. Het gewijzigde voorstel wordt vervolgens zonder stemming aangenomen. (applaus) 4. Inspreekrecht Er hebben zich geen insprekers gemeld. 5. Vragenuur De voorzitter: De heer Yildirim wil vragen stellen over een energieaffaire. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. De SP-fractie heeft uw college op 27 september jl. laten weten dat wij mondelinge vragen willen stellen over de enorme bedragen die huishoudens als naheffing moeten betalen aan Essent, alsmede over de slechte dienstverlening van dat bedrijf in de richting van de bewoners. Op de uitnodiging van zo ongeveer een vijftigtal bewoners van wijk Tattersall zijn wij op dinsdag 26 september in vergadering bij elkaar gekomen. Tijdens deze vergadering hebben de bewoners hun klachten geuit richting de Provinciale Staten Overijssel 8 11 oktober 2006

9 energiemaatschappij Essent. Zij formuleerden hun klachten als volgt: Wij zijn de arrogante houding van Essent zat. Om te bewijzen hoe Essent omgaat met door ons ingediende klachten: wij worden niet serieus genomen bij navraag over de torenhoge naheffing voor gewone huishoudens, die varieert van 1000 tot Gezien de ernst van de zaak eisen de bewoners dat Essent zo snel mogelijk met technische aanpassingen komt of een onderzoek instelt naar de gigantisch hoge naheffingen voor energiegebruik. Essent heeft de geplande afspraak met bewoners op 17 oktober zonder enige reden afgemeld. Met het oog op de toenemende armoede in zo'n volkswijk, waarin mensen worden geconfronteerd met gigantische energierekeningen en omdat de provincie Overijssel de op een na grootste aandeelhouder is van Essent, willen wij het college oproepen om deze bewoners bij te staan en de volgende vragen te beantwoorden. 1. Wil het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel in samenwerking met Essent nagaan hoe het mogelijk is dat een normaal huishouden qua energieverbruik van 19GJ ineens naar 163 GJ per jaar kan stijgen? 2. Wil het college instemmen met de eisen van de bewoners van Tattershall dat de dienstverlening van Essent goed is en een contactpersoon van Essent voor deze wijk wordt aangewezen? 3. Kan het college instemmen met uitstel van betaling van de naheffing of de mogelijkheden daartoe onderzoeken die de bewoners van Tattershall hebben ontvangen totdat er duidelijkheid is over de oorzaak van de hoogte van de aanslagen? De voorzitter: Ter beantwoording van deze vragen geef ik het woord aan gedeputeerde Jansen. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Duidelijke vragen vragen om een duidelijk antwoord, maar ik denk wel dat wij even goed onze positie moeten zien die wij hebben als aandeelhouder. Vanuit die positie kunnen wij natuurlijk wel wat in beweging zetten en dat zullen wij zeker ook doen maar als u vraagt of wij iets samen met Essent willen nagaan, moet ik daarop met neen antwoorden. Ik wil natuurlijk wel Essent verzoeken om dat na te gaan. Wij hebben dat overigens al gedaan en mij is verzekerd dat Essent dat ook zal doen. Ik heb overigens niet begrepen dat de avond die op 17 oktober is belegd niet doorgaat, maar dat zal wel een reden hebben. Er wordt in ieder geval wel een avond gehouden. Als dat niet zo is, zullen wij daar zeker op aandringen. Dat is overigens samen met de woningbouwcorporatie, want het gaat om meer klachten dan alleen om deze. Het gaat om verschillende zaken met betrekking tot de energielevering, geluid, en alles wat daarmee samenhangt. Willen wij instemmen met de eisen van de bewoners om een contactpersoon aan te wijzen? Hierop moet ik hetzelfde antwoord geven. Wij gaan daar niet over, maar wij kunnen er wel bij Essent op aandringen om dat te doen. Ik heb begrepen dat Essent daartoe ook wel bereid is. Instemmen met het uitstellen van betaling van de naheffing, is evenmin onze bevoegdheid. Ik heb begrepen dat als een nota aantoonbaar niet klopt er een voorziening door Essent kan worden getroffen. Ook daarop zullen wij aandringen. De heer Yildirim (SP): Voorzitter. Ik heb het college dit niet alleen gevraagd als aandeelhouder van Essent maar ook als provinciaal bestuur met een maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van maatschappelijke organisaties zoals nutsbedrijven. Er was een avond afgesproken waarom met bewoners zou worden gesproken, 17 oktober, maar Essent heeft zich afgemeld. Of er een andere avond komt, is ons niet bekend, ook de bewoners niet. Die avond zal dus alleen maar de Provinciale Staten Overijssel 9 11 oktober 2006

10 woningbouwvereniging komen. Waarom Essent het heeft laten afweten, is ons dus niet bekend. Of Essent een aparte avond organiseert ook niet. Wat de contactpersoon betreft, dank ik de gedeputeerde voor zijn steun. Ik denk dat de bewoners er zeer blij mee zullen zijn. Als het gaat om uitstel van betaling, verzoek ik het college zich daarvoor toch hard te maken, want het gaat om huishoudens die een dergelijk bedrag absoluut niet kunnen betalen. Iemand die 50 per maand betaalt, moet aan naheffing ineens 1500 betalen. Dat zijn gigantische verschillen en dat levert grote problemen op. Gedeputeerde Jansen: Voorzitter. Wij zullen bij Essent op de uiterste zorgvuldigheid aandringen! De voorzitter: Hiermee is het vragenuur afgerond en kunnen wij overgaan tot de ingekomen stukken. 6. Ingekomen stukken De voorzitter: Wat betreft de brieven en mededelingen van GS, betrekking hebbend op het werkterrein van de commissie Economie en bestuur vraag ik de heer Dalhuisen om verslag uit te brengen van de bespreking van de volgende brieven: jongerenparticipatie, de Overijsselse politiek voor de jongeren, subsidieverlening nieuwe stijl 2007, structuurfondsen, vitale coalitie van de provincie Overijssel en het middenbestuur. De heer Dalhuisen (PvdA): Voorzitter. De commissie heeft instemmend gereageerd op de notitie over de jongerenparticipatie, de Overijsselse politiek voor de jongeren, en op de nieuwe koers van de Jongerenraad, waarbij speciaal het geven van gevraagd en ongevraagd advies als een bijzonder goed punt werd gezien. Ook heeft de commissie instemmend gereageerd op de brief over de subsidieverlening nieuwe stijl, met dien verstande dat GS de toezegging hebben gedaan om eind 2007, begin 2008 een evaluerende voortgangsbijeenkomst te organiseren, waarvoor ook leden van Provinciale Staten zullen worden uitgenodigd. Wat de EU-structuurfondsen betreft, is de commissie akkoord gegaan met het voorliggende concept. Wel is een aantal opmerkingen gemaakt dat nog zal worden verwerkt in het uiteindelijk voor te leggen concept, waarvan ook is gezegd dat dit nog leesbaarder en dunner zal worden. Als het gaat om het middenbestuur heeft de commissie kennis genomen van de visie daarop. Besloten is de IPO-vertegenwoordigers te verzoeken om deze visie mee te nemen naar de verdere onderhandelingen. Het college heeft toegezegd om ter zake aanvullend een A4 op te stellen met de concrete projecten. Men vindt het niet noodzakelijk om dat nog verder te bespreken. De heer Jaegers heeft gevraagd te mogen spreken, maar heeft dat op deze punten betrekking? De heer Jaegers (PvdA): Het heeft in ieder geval betrekking op de ingekomen stukken. De voorzitter: Op de stukken die nu aan de orde zijn of op andere? Provinciale Staten Overijssel oktober 2006

11 De heer Jaegers (PvdA): Het heeft betrekking op de brief die bij de commissie Economie en bestuur binnen is gekomen van de gemeente Tubbergen. De voorzitter: Dan stel ik voor dat u daarop terugkomt nadat wij alle ingekomen stukken hebben behandeld. De heer Jaegers (PvdA): Ik vind dat prima, maar ik dacht dat u al met het volgende agendapunt bezig was. De voorzitter: Neen, nog steeds met de ingekomen stukken. Ik verzoek de heer G. van Dijk vanuit de commissie Verkeer, milieu en water te rapporteren over de uitvoerige discussie over de duurzaamheidsproblematiek. De heer G. van Dijk (D66): Voorzitter. Ik zou de lange tocht naar dit spreekgestoelte niet hebben ondernomen om alleen maar te melden dat wij een goede discussie over dit onderwerp hebben gehad, want in mijn commissie hebben wij eigenlijk uitsluitend goede discussies. Het onderwerp is echter te belangrijk. Het initiatief vanuit de Staten is te belangrijk om het zomaar voorbij te laten gaan. Als de heer Ranter tussendoor ook nog de commissie Duurzaamheid de nodige complimenten maakt, dan moet ik er zeker nog iets over zeggen. Er is in hoge mate overeenstemming bereikt tussen de portefeuillehouder in het college over de onderwerpen van andere portefeuillehouders en de commissie. Dat bestaat hieruit dat er met de brief van GS over de 1,3 mln. over het tandje meer, ook van de commissie die daar een vijftal of zestal onderwerpen voor heeft uitgezocht om in de woorden van de heer Rietkerk te blijven twee sporen bij elkaar komen in een uitvoeringsnota die begin november naar de Staten zal worden gezonden. Ik ga ervan uit dat er op papier dan ook sprake is van een hoge mate van overeenstemming, maar op dat moment kunnen wij er ook politiek nog de nodige aandacht aan besteden. De voorzitter: Dank u wel. Ik zou nu graag de heer Evering, voorzitter van de commissie Zorg en cultuur, willen vragen om verslag uit te brengen van de bespreking van de discussienota Sport en onderzoek accommodatiebeleid, analfabetisering en Overijssels perspectief voor ex-ama's. De heer Evering (CDA): Voorzitter. In onze commissie is vanmiddag stevig gediscussieerd over een groot aantal onderwerpen. De bespreking van het perspectief voor ex-ama s is, gelet op de tijdsdruk, doorgeschoven naar onze volgende bijeenkomst op 10 november. Daarin zal dan ook verder over de Fundatie worden gesproken. Wat betreft de analfabetisering kan ik u zeggen dat de commissie akkoord gaat met het voorstel, met inachtneming van enkele opmerkingen in de richting van de inspreekster. Waar het gaat om de discussienota sport en onderzoek accommodatiebeleid was er forse kritiek op de brief van GS. De partijen hebben aangegeven zich te zullen beraden op de vraag hoe daarmee om te gaan. De commissie wil GS opdragen in ieder geval rekening te houden met de gemaakte opmerkingen. De voorzitter: Dank u. Ik vraag de heer Haan als voorzitter van de commissie Ruimte en groen nog verslag uit te brengen over de bespreking van de brief die betrekking heeft op het Zorgplan Schapendijk 23 te Notter. De heer Haan (VVD): Inderdaad is dit onderwerp vanmiddag uitgebreid aan de orde geweest en is er ook een inspreekster in onze commissie geweest. Wij hebben met elkaar moeten concluderen dat er op dit moment geen bouwaanvrage ligt bij de gemeente Wierden. Dat is Provinciale Staten Overijssel oktober 2006

12 nagezocht. Wij hebben afgesproken om eerst de bouwaanvrage af te wachten om daarna te bezien of aanpassing van het streekplan al dan niet gewenst is. Enkele partijen hebben daarbij aangegeven dat het college het geheel toch heel goed zal moeten bekijken. Maar dat doet het altijd! De voorzitter: Dank u wel. Nu geef ik de heer Jaegers het woord in het kader van de ingekomen stukken. De heer Jaegers (PvdA): Voorzitter. Naar aanleiding van de brief van de gemeente Tubbergen die op de lijst van ingekomen stukken staat over de winsten van Essent, hebben wij vanmorgen in de commissie gesproken en afgesproken dat de fracties van het CDA en de PvdA daarover een motie willen indienen. De achtergrond daarvan is het idee dat er inderdaad grote winsten worden gemaakt door Essent en dat onze burgers dat ook zien en daar vragen over hebben. Aan de andere kant moet worden geconstateerd dat een algemene tariefsverlaging op zich contraproductief zal werken in de richting van besparing op energie. Dat is een dilemma. Wij hebben daarom gemeend een motie te moeten indienen waarin de zaken worden gekoppeld, met name omdat de provincie Overijssel als grootaandeelhouder invloed kan uitoefenen op het tariefbeleid van Essent maar ook op het werken van dat bedrijf als zodanig. De laatste jaren zijn de energiekosten sterk gestegen, veel huishoudens hebben er moeite mee om de touwtjes aan elkaar te knopen, met name de gezinnen met de laagste inkomens. Wij stellen naar aanleiding van de themabijeenkomst over het thema energie van verleden week in Den Bosch die belegd was door de provincies die aandeelhouder zijn van Essent vast, dat mag worden verwacht dat er in 2020 een gebrek zal zijn aan fossiele brandstoffen. Dat betekent dat een inzet van ons allen om te komen tot alternatieve duurzame energie hoogst noodzakelijk is. Wij hebben daarom geprobeerd om die twee zaken in een motie aan elkaar te koppelen en wij verzoeken dan ook de Staten om in te stemmen met een motie waarin er onder andere bij het college op wordt aangedrongen om bij Essent alles in het werk te stellen om op korte termijn aan te geven of een deel van de winst van Essent niet kan worden aangewend voor een tariefverlaging voor energieverbruikers en daarbij te onderzoeken of huishoudens in een sociaaleconomische achterstandsituatie in het bijzonder kunnen worden gecompenseerd. Tevens wordt verzocht om in de algemene vergadering van aandeelhouders van Essent te bewerkstelligen, dat substantieel meer van de winst wordt geïnvesteerd in de productie en distributie van alternatieve en duurzame energie en wordt erop aangedrongen dat Essent een plan van aanpak voor de ontwikkeling, zoals genoemd begin 2007, voorlegt aan de algemene vergadering van aandeelhouders. De voorzitter: U hebt nu gebruik gemaakt van dit agendapunt, maar naar mijn gevoel zou u hiervoor moeten vragen om een agendapunt op te voeren om een debat over een dergelijk onderwerp te kunnen voeren. Nu ligt er een motie voor waarover eigenlijk geen enkel debat heeft plaatsgevonden en dat lijkt mij eerlijk gezegd toch wat merkwaardig. Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij dit onderwerp maar ordelijk op de agenda zetten en te bespreken voor het ingelaste agendapunt over Wavin. Dan kunnen wij echt recht doen aan uw verzoek en daarover ook nog een ordelijk debat voeren. De heer Jaegers (PvdA): Dat is aan u, wij dachten het op deze manier te kunnen doen, ook om de vergadering niet al te zeer uit te laten lopen. De voorzitter: Het is uiteraard aan de Staten om dat te bepalen, maar ik stel voor dit punt alsnog op de agenda te zetten. Dat lijkt mij de meest ordelijke weg te zijn. Naar mij blijkt, kunnen de Staten hiermee akkoord gaan. Dat stellen wij dit aan de orde voor het agendapunt inzake Wavin. Dan kan de motie ondertussen gekopieerd en rondgedeeld worden. Provinciale Staten Overijssel oktober 2006

13 Met inachtneming van het vorenstaande wordt vervolgens over de ingekomen stukken besloten overeenkomstig de op de agenda vermelde voorstellen. 9. Voorstellen van het Presidium De voorzitter: Zoals gezegd, gaan wij nu eerst over tot de bespreekpunten en wel de zelfevaluatie van de commissie Beleidsevaluatie Overijssel. Ik verzoek de heer Havermans, extern voorzitter van deze commissie, die ik hartelijk welkom heet om achter deze tafel plaats te nemen. PS/2006/360 Zelfevaluatie Commissie Beleidsevaluatie Overijssel De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostra (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter, collega's. Gesteld kan worden dat de commissie Beleidsevaluatie in twee Statenperiodes goed werk heeft afgeleverd. Echter, discussie in de Staten bleef helaas nogal eens uit. Over het algemeen namen GS de aanbevelingen van de commissie wel over, maar en dat is nog belangrijker wat is de blijvende waarde daarvan geweest? Even een opleving en daarna zakt het weer in? Ik weet het niet. De commissie Beleidsevaluatie heeft vrijwel geen onderwerpen aangereikt gekregen die onderzocht moest worden. Ook de Rekenkamer vraagt wat onze doelen zijn, wat zij moet onderzoeken en wat wij daarmee willen bereiken. Wij zullen als Staten nadrukkelijker onze wensen kenbaar moeten maken. De fractie van de ChristenUnie kan instemmen met de besluiten I en II van het ontwerpbesluit met dien verstande, dat besluit II zo gelezen moet worden dat uit de daar gevraagde rapportage ook duidelijk blijkt of de gewenste effecten incidenteel dan wel structureel zijn bereikt. Wat besluit III betreft, zijn wij van mening dat het instrument onderzoekscommissie uit de Staten moet blijven bestaan. Wij kunnen instemmen met de aanbeveling van de commissie Beleidsevaluatie om met name ex ante-onderzoeken te doen. Wij zijn het eens met de aanbeveling spreiding over de Statencommissies en om diversiteit te creëren in de specialismen. Een vaste commissie heeft immers ook het grote voordeel dat zonder directe politieke druk de Staten onderwerpen kunnen inbrengen. Het lijkt mij aanbevelenswaardig dat de commissie Beleidsevaluatie in elk geval beschikbaar blijft totdat GS het gevraagde rapport over de maatschappelijke effecten heeft afgerond om antwoord te kunnen geven op eventuele vragen. De heer D. van Dijk (SGP): Voorzitter. Onze fractie heeft kennisgenomen van de terugblik op de werkzaamheden van de commissie Beleidsevaluatie en ook wij willen onze waardering uitspreken voor de wijze waarop al die onderzoeken zijn gedaan. Het was altijd gedegen onderzoek en een van de gevolgen daarvan is waarschijnlijk toch geweest, dat wanneer de resultaten in de Staten ter bespreking voorlagen er niet breed van gedachten over werd gewisseld. Ik denk dat de commissie Beleidsevaluatie dat maar moet zien als een compliment. De conclusies waren over het algemeen zo helder en niet weerlegbaar dat iedereen ze als het ware wel moest overnemen. Met besluit I gaan wij dus akkoord en ook met besluit II kunnen wij instemmen. In besluit III wordt ons gevraagd of de commissie Beleidsevaluatie wel of niet moet voortbestaan. Aanvankelijk dachten wij dat nu de Rekenkamer eenmaal is ingesteld en op gang komt, er Provinciale Staten Overijssel oktober 2006

14 achter de commissie Beleidsevaluatie voor deze Statenperiode eigenlijk wel een punt kon worden gezet. Dan zou dit wel het goede moment zijn, maar ik moet eerlijk zeggen dat bij mij wel enige twijfel ontstond tijdens de vergadering van de commissie Economie en bestuur of het wel zo goed was om deze commissie op te heffen. Er werd toen even gediscussieerd over de mogelijke beursgang van Wavin en er werd gepleit voor een onderzoek. Toen viel het woord Rekenkamer, maar die is toch autonoom in de keuze van onderzoeken die zij verricht. De commissie Beleidsevaluatie is een commissie van de Staten en het lijntje is derhalve heel kort. Als zich iets voordoet, kunnen wij natuurlijk altijd een commissie ad hoc instellen, maar dat geeft toch heel wat meer gedoe. Ik ben benieuwd naar de mening van andere fracties hierover, maar wellicht is het toch niet onverstandig om de commissie Beleidsevaluatie toch voort te laten bestaan, in ieder geval voor een periode van twee jaar. Daarna kunnen wij opnieuw bezien of het ons is bevallen om deze commissie naast de Rekenkamer te hebben. Onze fractie wil deze optie toch wel nadrukkelijk openhouden. De heer Weijnen (PvdA): Voorzitter. Ik wil graag twee punt aansnijden en in de eerste plaats besluit II, waarin GS worden verzocht om nader te rapporteren over de maatschappelijke effecten van de door Provinciale Staten overgenomen adviezen. Dat lijkt mij nu typisch zo'n verzoek dat makkelijker gedaan is dan uitgevoerd, want wij vragen nogal iets. In het verlengde daarvan wil ik de commissie Beleidsevaluatie vragen om dit verzoek nader te concretiseren. Wat moet ik mij nu precies bij dit verzoek voorstellen? Daarnaast is mijn fractie bijzonder benieuwd naar de reactie van GS hierop, met name waar het gaat om de praktische uitvoerbaarheid ervan. Voorzitter. Mijn tweede opmerking gaat over besluit III. Allereerst wil ik constateren dat de daar gebruikte formulering volgens mij leidt tot formeel onmogelijke besluitvorming. Ik heb de stellige indruk dat een amendement moet worden ingediend en uiteraard ook moet worden aangenomen om vanavond überhaupt iets te kunnen besluiten. Onzorgvuldig, maar het gaat natuurlijk om de inhoud. In lijn met ons standpunt dat wij in eerdere discussies naar voren hebben gebracht, laat ik u in ieder geval weten dat de PvdA-fractie de commissie Beleidsevaluatie niet wil laten voortbestaan. Dat laat onverlet ik zeg dat met nadruk dat mijn fractie zeer tevreden is over de door de commissie geleverde adviezen. Als sluitstuk wil ik de leden van deze commissie dan ook heel hartelijk danken voor hun inzet in de afgelopen jaren. Ten slotte kan ik de heer Oostra op zijn wenken bedienen. In de commissie Economie en bestuur heeft de PvdA-fractie voorgesteld aan de Rekenkamer om een onderzoek te doen naar de werking van gebiedsgericht werken in de afgelopen jaren. Dat lijkt mij een prachtig punt. De voorzitter: De heer Weijnen heeft er terecht op gewezen dat het dictum van besluit III inderdaad een raadsel is en dat wat moet worden doorgehaald niet van toepassing is natuurlijk nooit in een dictum kan staan! Het is wel of niet, maar er moet een duidelijke uitspraak komen. De heer Sijbom (VVD): Voorzitter. De heer Weijnen zal op zijn wenken worden bediend en de Staten trouwens ook. Terugkijkend naar het jonge leven van de commissie Beleidsevaluatie mag worden opgemerkt dat er goed werk is geleverd. Na het instellen van de Rekenkamer is nog eens Statenbreed geconcludeerd dat de positie van de commissie Beleidsevaluatie tegen het licht moet worden gehouden en dat is dan ook gebeurd. Uiteindelijk is besloten om deze commissie te laten voortbestaan tot de komende verkiezingen van Provinciale Staten. In het dictum van besluit III de heer Weijnen verwees daar al even naar wordt ons gevraagd om reeds nu een uitspraak te doen over het voortbestaan en dat is inderdaad wat merkwaardig. Hoewel de VVD-fractie eerder al heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een commissie Beleidsevaluatie na deze periode, Provinciale Staten Overijssel oktober 2006

15 stellen wij voor een dergelijke uitspraak niet nu te doen maar om die aan de nieuwe Staten over te laten. Wij zouden dan ook willen voorstellen om de tekst te wijzigen in het voortbestaan van de commissie Beleidsevaluatie aan de nieuwe Staten. De voorzitter: Moet ik dit zien als een amendement? De heer Sijbom (VVD): Ja, een mondeling amendement! De voorzitter: Maar dat kan niet! De heer Sijbom (VVD): Dan moeten wij het op schrift stellen, maar zo ver was ik nog niet gekomen. Maar ik denk dat anderen er in ieder geval wel op kunnen reageren. De voorzitter: Ik moet even formeel zijn. In eerste termijn moet ik het dan wel op schrift hebben. Ik ga er dan maar van uit dat u een amendement indient met de tekst die u net hebt uitgesproken en dat moet dan maar even snel op papier worden gezet. Dat moet kunnen! Mevrouw Visser-Hendriks (CDA): Voorzitter. Opvalt dat deze evaluatie uitblinkt in helderheid en compactheid. Dat komen wij niet altijd tegen maar dit is in ieder geval een compliment voor deze evaluatie. De conclusie dat de commissie een zinvolle bijdrage heeft geleverd aan de bewustwording van het verbeteren van de sturing en verantwoording over bereikte maatschappelijke effecten is heel duidelijk en wordt door de CDA-fractie ook onderschreven. Betrouwbaarheid en kritische benadering zijn boven elke twijfel verheven, evenals de door de leden aan de dag gelegde onpartijdigheid. Dat de onderzoekthema's aansluiten bij de actualiteit, de betrokkenheid van PS groot is, alsmede de snelle reactie van het college bevestigen nog eens de waarde van de uitgevoerde onderzoeken, hoewel de controle op de doorwerking nog wel het een en ander te wensen overlaat. Dat moet ons inziens nog duidelijk worden verbeterd als de commissie blijft voortbestaan. Plezierig is dat de commissie zelf kan constateren dat de beschikbare budgetten voldoende waren. Dat komen wij in deze Staten ook lang niet altijd tegen. Het deed ons ook genoegen te zien dat men tevreden was over de ondersteuning van de griffie. Een en ander maakt duidelijk dat de werkzaamheden van de commissie goedkoper en waarschijnlijk ook effectiever zijn dan die van de Rekenkamer, hoewel wij tot nu toe niet veel vergelijkingsmateriaal hebben. Helaas moeten wij als Staten ook constateren dat wij ons gecommitteerd hebben aan het instituut Rekenkamer, hoewel de CDA-fractie altijd heeft aangegeven dat zij daar niet echt gelukkig mee was en nog niet is. Een en ander zou kunnen resulteren in de conclusie dat de commissie Beleidsevaluatie dient te blijven voortbestaan, ware het niet dat onze fractie niet echt zit te wachten op nog een extra instituut. Maar, omdat wij toch heel erg overtuigd zijn van het nut en ook de nieuwe Staten niet willen belasten met een beslissing in dezen sluiten wij ons graag aan bij het voorstel van de VVD-fractie. Als de heer Sijbom wil dat wij dat amendement mede ondertekenen, willen wij dat graag doen. De voorzitter: Nogmaals voor alle duidelijkheid, ik beschouw dit amendement al als ingediend. Mevrouw De Bruin (GroenLinks): Voorzitter. Net is gezegd dat er een amendement komt, maar mijn fractie wilde ook met een amendement komen waarmee het besluit als volgt gewijzigd wordt: de Commissie Beleidsevaluatie op te heffen. De strekking van het Provinciale Staten Overijssel oktober 2006