Richtlijnen project-milieueffectrapportage. Uitbreiding en hernieuwing van een gemengde inrichting tot legkippen en 550 mestvarkens in Maaseik

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen project-milieueffectrapportage Uitbreiding en hernieuwing van een gemengde inrichting tot legkippen en 550 mestvarkens in Maaseik Initiatiefnemer: Vanhoef Maaseik LV 1 september 2011 PRMER RL

2 1. Inleiding Het landbouwbedrijf Vanhoef Maaseik LV, gelegen in de Stenenbrugweg 20 in Maaseik, is tot 7 november 2022 vergund om 550 varkens e leghennen te houden. De mestvarkens worden gehouden in twee traditionele stallen, de legkippen in twee ammoniakemissiearme stallen. De initiatiefnemer wenst het bedrijf uit te breiden mits bewezen mestverwerking tot een totale diercapaciteit van 550 mestvarkens en legkippen. Om deze uitbreiding mogelijk te maken worden twee bijkomende pluimveestallen gebouwd die net als de bestaande stallen ammoniakemissiearm (systeem P-4.3 volièresysteem met droging van mest in de stal op een mestband). Naast de uitbreiding van het aantal dierplaatsen wenst de initiatiefnemer volgende wijzigingen aan de vergunning aan te vragen: een uitbreiding van de opslag voor dierlijke mest van m³ naar m³; uitbreiding van de grondwaterwinning van m³/jaar naar m³/jaar. Overeenkomstig de huidige inzichten is de activiteit van dit landbouwbedrijf onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 21b van Bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name: Installaties voor intensieve pluimveehouderij met meer dan plaatsen voor hennen (legkippen). De dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 27 mei Het stadsbestuur van Maaseik legde het dossier ter inzage van de bevolking van 24 juni 2011 tot en met 23 juli Noch het stadsbestuur, noch de dienst Mer ontvingen inspraakreacties. De dienst Mer vroeg parallel adviezen bij de administraties en openbare besturen. De initiatiefnemer heeft er bij de start van de mer-procedure expliciet voor gekozen om de in de kennisgeving voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot een ontwerp-mer en beide gebundeld in te dienen als één document. In deze bijzondere richtlijnen, opgesteld door de dienst Mer, worden dan ook zowel methodologische aandachtspunten en vereisten opgenomen als opmerkingen met betrekking tot de concrete uitwerking van de door de initiatiefnemer voorgestelde methodologie. Beide aspecten samen bakenen de inhoud af van het uiteindelijke MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden meegenomen in deze richtlijnen (zie overzicht als bijlage). Alle aanpassingen in het MER op basis van de bijzondere richtlijnen moeten consequent doorheen het MER doorgevoerd worden, en waar relevant moeten ze aangepast worden in de samenvattende hoofdstukken. Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 2

3 2. Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de dienst Mer om: - recent kaartmateriaal te gebruiken (bij voorkeur minstens A4 formaat), telkens voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende. Waar mogelijk de grenzen van het bedrijfsterrein duidelijk aan te geven en door het kaartmateriaal ook duidelijk te maken welke de omringende activiteiten/bedrijven zijn; - achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; - het MER te controleren op tikfouten en grammaticale fouten; - na te gaan of de in de kennisgeving vermelde gegevensbronnen, die bij de realisatie van het MER zullen worden gebruikt, nog steeds de meest actuele zijn; - een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst en literatuurlijst bij het rapport op te nemen. Vul deze lijsten aan met projectspecifieke begrippen. - de teksten van het eigenlijke MER en de niet-technische samenvatting volledig af te stemmen; - alle ingediende eindversies van het rapport door de initiatiefnemer, de coördinator en door alle deskundigen te laten ondertekenen; - elke bladzijde te nummeren (vanaf p.108 ontbreekt de paginanummering); - p.2: titel en rapportnummer vermelden. De definitieve versie van het MER wordt in twee gedrukte (1 losbladig en 1 vast) exemplaren en 1 digitaal exemplaar (CD-ROM) ingediend. De niet-technische samenvatting wordt als een apart document in digitale vorm ingediend. Een digitale versie waarop de wijzigingen van het definitieve MER ten opzichte van de ontwerptekst in kleur worden weergegeven (gebruik makend van wijzigingen bijhouden) wordt samen met het definitieve MER ingediend. 3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b Het milieueffectrapport wordt opgesteld om bij de aanvraag tot hernieuwing en uitbreiding van de milieuvergunning en de bouwvergunning gevoegd te worden. De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de hernieuwing en uitbreiding van een bestaande pluimveehouderij en varkenshouderij in Maaseik. Relevante gegevens en conclusies uit eventuele milieustudies en uit eerdere milieueffectrapporten zullen worden opgenomen in het MER. Relevante voorwaarden uit vorige vergunningen moeten worden opgesomd en er zal aangegeven worden hoe hiermee in het verleden werd omgegaan en hoe dit MER hierop een antwoord kan geven. Vermeld ook indien er geen relevante bijzondere voorwaarden zijn. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming, maar volgens art van het decreet moeten de conclusies ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal hiermee rekening houden bij de formulering van mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen. Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 3

4 4. Beschrijving project en alternatieven art ,1, c, d en e De volledig verklaarde kennisgeving beschrijft reeds het voorgenomen project. Het MER dient opgave te doen van doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven. Ook het nulalternatief moet in het MER duidelijk worden omschreven. Wat betreft de uitvoeringsalternatieven moeten de gebruikte en geplande processen en installaties geëvalueerd worden ten opzichte van alle relevante passages uit de Vlaamse BBTstudie (VITO) BBT voor de Veeteeltsector en het Europese BREF-document Intensive Livestock Farming. Alle alternatieven of emissiereducerende technieken die volgens deze bronnen als BBT worden beschouwd, zullen in het MER worden opgelijst. De impact van het inzetten van deze technieken op de verwachte milieueffecten zal zoveel mogelijk kwantitatief worden uitgedrukt. Motiveer waarom in de geplande situatie een bepaalde keuze van techniek wordt gemaakt. Motiveer terdege wanneer bepaalde als BBT beschouwde reducerende maatregelen niet worden toegepast waarom dit het geval is. Aanvullend op de kennisgeving vraagt de dienst Mer dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt of verbeterd worden: - p.30: verklaar het begrip hygiënesluis; - p.31: De resterende 85% wordt afgevoerd naar DE mestverwerkinginstallatie. In de toekomst wil men de bijkomende mest ook afvoeren naar EEN mestverwerkinginstallatie. Het is niet duidelijk of het bedrijf beschikt over een eigen mestverwerkinginstallatie. Verduidelijk over welke mestverwerkinginstallatie het precies gaat. - p.31: de mestvarkens zitten in 2 verschillende stallen ipv 4; - graag een foto van een volièresysteem in bijlage opnemen; - verduidelijk onder 3.3 Capaciteit hoe in de gewenste situatie voldaan zal zijn aan de wetgeving die van toepassing is vanaf 1 januari Geef details over de oppervlakte per dier in een maximale en minimale bezetting van de stallen. - p.32: De andere stal heeft identiek dezelfde buitenafmetingen. : welke zijn deze afmetingen? - p.33: De mest wordt regelmatig afgevoerd om daarna verwerkt te worden. Verduidelijk ook hier weer of dat is in een eigen of in een externe mestverwerkinginstallatie. - p.33: Grondwater wordt gebruikt als drinkwater en om te reinigen. Op p staat echter vermeld dat er geen grondwater wordt gebruikt om de stallen te reinigen. Zie ook hoofdstuk 21 Conclusie waar getseld wordt dat de aangevraagde grondwaterwinning van m3/j werd berekend op het verbruik van drink- en reinigingswater samen. Corrigeer en verduidelijk! - p.33: op welke cijfers is het drinkwaterverbruik van de leghennen gebaseerd? - p.33: wat wordt er met het opgevangen regenwater gedaan? - p.34: Er kan een verbruik van 120 m 3 GRONDWATER per jaar in rekening gebracht worden. Moet dit niet 120 m 3 leidingwater zijn? - p.34: zijn er ook waterbesparende maatregelen in de twee varkensstallen? - p.34: waarna 85% van de totale mest afgevoerd wordt naar de mestverwerking. Het is niet duidelijk of het hier gaat over enkel de kippenmest of ook over de varkensmest. Verduidelijk. - p.35: verduidelijk dat er in feite geen doelstellings- en locatiealternatieven zijn. Bij de uitvoeringsalternatieven dient niet enkel ingegaan te worden op de bedrijfsvoering van de kippen, maar ook op die van de varkens. - p.36: ook het MAP 4 vermelden onder Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 4

5 5. Juridische en beleidsmatige context art ,1, f De volledig verklaarde kennisgeving schetst in de vorm van een matrix de juridische / beleidsmatige randvoorwaarden die voor dit MER van belang zijn. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de projectrelevantie zich situeert en in het bijzonder ook aangeven of de voorwaarde onderzoekssturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of de combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Geef de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijke ruimtelijke component ook weer op een kaart. Aanvullend op de kennisgeving vraagt de dienst Mer dat de volgende punten ook aan bod komen/verduidelijkt of verbeterd worden: p.24: naast het Mestdecreet ook het MAP 4 (Mestactieplan) vermelden bij de implementatie van de nitraatrichtlijn. 6. Bestaande toestand van het milieu en milieueffecten art ,1, g en art ,2, a, b, c Als referentiesituatie moet het gebied met zijn omgeving zoals het er momenteel uitziet worden beschreven. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieuwaarden en milieukwaliteiten zijn. Het MER moet de methodologische aanpak en de gebruikte informatiebronnen (ook eventuele klachten) waarop gesteund wordt voor de bepaling van de referentiesituatie in voldoende detail beschrijven. Er zal aangegeven worden welk jaar als referentiejaar wordt gehanteerd. Als geplande situatie wordt de hernieuwing en uitbreiding onderzocht. Relevante ontwikkelingsscenario s moeten worden uitgewerkt. Naast het voorgenomen project is het ook nodig informatie en kennis te vergaren over activiteiten, projecten of plannen die vergund en/of gepland zijn en redelijkerwijze in de onmiddellijke toekomst worden uitgevoerd in de nabije omgeving en die samen met het voorgenomen project cumulatieve effecten kunnen teweegbrengen. De kennisgeving geeft een behoorlijke projectgerichte beschrijving per milieudiscipline van de wijze waarop de effecten zullen worden onderzocht en beoordeeld. De kennisgeving geeft aan dat volgende disciplines zullen worden onderzocht: Lucht (geur, stof, verzuring en vermesting, broeikasgas), Bodem, Water (oppervlaktewater, grondwater), Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig Erfgoed & Archeologie, Geluid en trillingen en Mens. Belangrijk is dat in het MER voor elke onderzochte effectgroep duidelijk de gebruikte methodologie wordt uiteengezet en dat er gestreefd wordt naar een maximale kwantitatieve beschrijving van het effect. In de kennisgeving wordt een zevendelige schaal voorgesteld voor de inschatting van de effecten in de algemene zin. Er wordt verduidelijkt hoe de significantie per effect/effectgroep Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 5

6 zal worden ingeschat. Indien wordt afgeweken van de significantiekaders die in de kennisgeving zijn opgenomen, moet dit worden gemotiveerd. Indien blijkt dat er milieueffecten zijn, moeten milderende maatregelen worden voorgesteld, geëvalueerd en eventueel uitgewerkt. In ieder geval zal het MER alle milderende maatregelen die BBT zijn oplijsten en evalueren. Dit houdt onder meer een kwantitatieve inschatting in van de reële reductie als gevolg van de milderende maatregelen en een beschrijving van de wijze waarop ze de significantie van de effecten beïnvloeden. Indien BBT-maatregelen niet voldoende blijken om onaanvaardbare effecten op te vangen, moeten bijkomende maatregelen bestudeerd worden. Het richtlijnenboek Mer deel 2 geeft verdere aanbevelingen met betrekking tot het gebruik van begrippen en de invulling ervan. Gebruik tijdens het opstellen van het MER ook (de recentste versies van) de disciplinespecifieke delen van de Richtlijnenboeken. Aanvullend op de kennisgeving vraagt de dienst Mer bijzondere aandacht voor volgende punten: Algemeen - Voor verschillende disciplines wordt het IFDM-model gebruikt voor de effectvoorspelling. Vermeld de gebruikte relevante input- en outputparameters voor het model volgens de meest recente afspraken met de dienst Mer. - Specifieer welke aannames gedaan werden bij het gebruik van IFDM. De resultaten van het IFDM-model moeten weergegeven worden en indien er interpretaties van deze resultaten zijn moet dit expliciet vermeld worden. Lucht - Geur - p.47 alinea 2: bedraagt de maximale geurimmissie niet 26 OU E /m 3 in de huidige situatie en 26 OU E /m 3 in de gewenste situatie ipv 66,7 OU E /m 3? - p.47: hier is sprake van een niet-gekoelde kadaverhut terwijl op p.44 en eerder sprake is van een gekoelde kadaverhut Corrigeer. - p.58: Doordat de mest tweemaal per week volledig uit de stallen verwijderd wordt, zal de geuremissie beperkt blijven. Op pag. 45 geeft men echter aan Naar geur- en stofemissies toe zit hier sowieso geen verschil op. Corrigeer, nuanceer en/of verduidelijk deze milderende maatregel. - p.59: Bijna alle woningen met bijkomende effecten zijn landbouwerswoningen. Graag een motivering waarom landbouwerswoningen anders worden bekeken dan nietlandbouwerswoningen. - p.60: Er kan echter vastgesteld worden dat de toename van de geurconcentratie binnen de diverse zones beperkt tot onbestaande is. Uit tabel 20 op p blijkt dat de geurimmissie bij bepaalde woningen met 0% tot 28% kan stijgen. Het ontbreken van klachten kan ook andere oorzaken hebben, bijv. niet weten wie de hinder veroorzaakt, zich hebben neergelegd bij de situatie,. Geef een motivering van de hoger aangehaalde zin waarbij ook rekening wordt gehouden met de bepalingen uit het milieubeleidsplan en het aangegeven significantiekader. - Geef een korte toelichting van de foutenmarge van het gebruikte IFDM-model. Lucht Stof - p.58: in tabel 33 is er sprake van een gering negatief effect voor PM 2,5 terwijl op p.52 in tabel 26 een negatief effect staat. Corrigeer. - p.59: Dit bos zal MOGELIJKS een groot deel van het stof reeds opvangen waardoor minder stof in de omgeving zal vrijgesteld worden. Verduidelijk. Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 6

7 Lucht - Broeikasgassen - Geef aan op welke wijze het energieverbruik geminimaliseerd kan worden en welke energiebesparende maatregelen mogelijk zijn. Geef aan wat de intenties van de bedrijfsleider zijn om een energieaudit te laten uitvoeren. Dit is een BBT-maatregel. Water - Huishoudelijk afvalwater: - hoewel aangekondigd in de tekst ontbreekt de toetsing aan de zoneringsplannen; - het betreft hier individueel te optimaliseren buitengebied en daarom dient geen septische put, maar wel een IBA voorzien te worden. - Zowel voor de huidige als voor de gewenste situatie dient een algemene waterbalans (schematisch overzicht verschillende waterstromen) opgesteld en toegevoegd te worden. - Geef aan op welke wijze het waterverbruik geminimaliseerd kan worden en welke waterbesparende maatregelen mogelijk zijn. o Het CIRO water dat voor reiniging van de stallen wordt gebruikt, zou algemeen veilig zijn als drinkwater voor vee en zou met beperkte middelen en kosten nog extra gezuiverd kunnen worden om daarna te kunnen gebruikt worden als drinkwater voor de legkippen. Ga na of dit als een milderende en waterbesparende maatregel kan voorgesteld worden. Welke implicaties zou dit kunnen hebben op het grondwaterverbruik? - Geef aan wat de intenties van de bedrijfsleider zijn om een gedetailleerd waterbalansschema op te stellen. Dit is een BBT-maatregel. - p.104: uitbreiding van de grondwaterwinning kwantificeren (van tot ). Geluid en trillingen - Werk de discipline geluid uit in overeenkomst met de meest recente inzichten die verworven zijn bij het tot stand komen van het richtlijnenboek Landbouwdieren (inclusief de meest recente aanpassingen) en het richtlijnenboek Geluid en Trillingen, versie p.77: welk is het type molen voor het malen van het voeder? - p.77: voor wat de geluidsproductie van het vullen van de silo s, het malen van het voeder en de ventilatoren betreft, dient aangegeven te worden hoe de geluidsproductie van deze bronnen fluctueert tijdens de dag en de nacht. Fauna en Flora Het habitatrichtlijngebied ligt op circa 600 m ten westen van de exploitatie. Er komen twee habitattypes voor binnen een straal van 1,5 km van het bedrijf: oude zuur minnende bossen op 985 m van het bedrijf - 91 E 0 berkenbos/alluviaal elzenbos op 995 m van het bedrijf De kritische lasten verzuring van beide habitats worden in de huidige situatie met 1,3 en 2,2 % overschreden. In de gewenste situatie stijgt dit van 2,2 en 2,0 naar 4,3 en 3,9 %. In de nabije omgeving komen echter heel wat waardevolle tot zeer waardevolle elementen (bomenrijen, houtkanten, graslanden, ) voor, die niet gelegen zijn binnen een speciale beschermingszone, maar wel deels gelegen zijn in natuurgebied. Voor drie elementen wordt de KL verzuring overschreden in de huidige situatie, in de gewenste situatie komen daar nog drie elementen bij. Het standstill principe, zoals opgenomen in het natuurdecreet, moet gehandhaafd worden. Dit komt echter niet aan bod. Men geeft aan dat bepaalde elementen op respectievelijk 3 en 5 meter van de inrichting liggen, waardoor milderende maatregelen niet veel invloed zouden hebben. In andere onderdelen binnen het MER worden net deze elementen (naastliggend bos) aangeduid als milderende maatregelen (buffer voor stof, ). Door bijkomende ammoniakemissies op deze Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 7

8 boshabitat zal de kwaliteit en bufferende werking van dit bos achteruitgaan. Hiermee werd er verder geen rekening gehouden. Bovendien kan men in het richtlijnenboek landbouwdieren volgend kader terugvinden. Indien er reeds in de huidige situatie een bijdrage is van meer dan 10 % van de kritische last en er wordt een toename voorzien naar de toekomst, dan moeten er milderende maatregelen gezocht worden om de bijdrage minstens als maximale bijdrage behouden worden met verplichtende milderende maatregelen. In dit geval is ook steeds een cumulatieve modellering waarbij overige veeteeltbedrijven in de omgeving in rekening worden gebracht, noodzakelijk. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het bedrijf Prime Champ Compost Belgium in de nabije omgeving. Dit moet verder onderzocht worden in het MER. - De omgeving van Jagersborg wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een groot aantal waterlopen, vijvers en poelen, al dan niet periodiek droogvallend of met lage waterstanden. Vermesting en verzuring die in het oppervlaktewater terechtkomt, stroomt via de Zwartwaterbeek naar de Itterbeek. Bij de effectvoorspelling dient bijkomend onderzocht te worden in welke mate verzuring en vermesting een invloed uitoefenen op de waterlopen met monding in de Bosbeek en beschermingsmaatregelen/doelstellingen van het bosreservaat Jagersborg en op het voortbestaan van de Bosbeekjuffer. - p.93: Risico op verstopping van de luchtwasser door stofemissie. Uit raadpleging van een aantal leveranciers ( en blijkt dat deze systemen beschikbaar zijn en worden toegepast. Graag dan ook motivering hoe men aan deze redenering komt. - p.93-94: Geef een kwantificering van de risicoreducerende maatregelen die worden voorgesteld ivm verzuring en vermesting. - p.94: men geeft aan dat het nabije bos de verspreiding van stoffen en deeltjes zal beperken. Gezien de negatieve effecten van de stofemissies graag ook een kwantificering van het risicoreducerende karakter van dit bos of windsingel in de mate van het mogelijke. Men geeft in de tekst aan dat er resultaten zijn. - Naast de bouw van de emissiearme stal is een fysische barrière voor de N-emissie onder de vorm van een groenscherm aan de meest overheersende windrichting wenselijk als milderende maatregel. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Vanuit ruimtelijk oogpunt dienen de nieuwe bouwvolumes zich zo goed mogelijk te integreren in het bestaande landschap, de nieuwe volumes dienen bovendien zoveel als mogelijk aan te sluiten bij het bestaande geheel. Er dient nagegaan te worden hoe, rekening houdende met de bedrijfsvoering, zo compact mogelijk gebouwd kan worden. 7. Vergelijking van de alternatieven art ,2, e De alternatieven zoals voorgesteld in het MER zullen op een objectieve manier worden afgewogen. De methodologie ter vergelijking van de verschillende alternatieven zal beschreven worden. In het MER worden alle mogelijke maatregelen ter beperking van emissies naar het milieu besproken en getoetst aan de stand van zaken met betrekking tot de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Op basis van het onderzoek kan men alternatieven aanvoeren om de mogelijke effecten op de omgeving verder te beperken en de milieuvriendelijke werking van het bedrijf te optimaliseren. Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 8

9 Als aan de hand van de resultaten van het effectenonderzoek de noodzaak blijkt om bijkomende alternatieven te onderzoeken, moet dit in het MER ook gebeuren. 8. Leemten in de kennis art ,4 Het MER dient opgave te doen van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten m.b.t. project, m.b.t. inventarisatie en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten is omgegaan en hoe zij kunnen doorwerken naar de besluitvorming. 9. Monitoring en evaluatie art ,2,d In het MER zal per discipline/thema aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemte(n) in de kennis. 10. Integratie en eindsynthese art ,2,e In een afzonderlijk deel zal het rapport een disciplineoverschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De elementen en informatie ten behoeve van het uitvoeren van de watertoets uit het Decreet Integraal Waterbeleid moeten hierin opgenomen worden (voor verdere informatie hieromtrent zie het betreffende disciplinespecifieke richtlijnenboek). Tevens zal men in deze synthese aangeven of het project een voor het milieu haalbaar project is of welke maatregelen nodig zijn om het project haalbaar te maken. 11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteit. In dit hoofdstuk zal tevens worden aangegeven welke materialen (aard en hoeveelheid) er voor dit project zullen worden gebruikt, indien dit nog niet beschreven werd bij de projectbeschrijving. Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 9

10 12. Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt en correct weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor een gemiddelde lezer. Figuren of kaarten worden ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen. Brussel, 1september 2011 Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 10

11 Bijlage Lijst van inspraakreacties naar aanleiding van de terinzagelegging bij de stad Maaseik: de stad Maaseik ontving geen inspraakreacties de dienst Mer ontving geen inspraakreacties Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Limburg (jan.cielen@lv.vlaanderen.be) - Agentschap voor Natuur en Bos Limburg (katrien.janssen@lne.vlaanderen.be) - Agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Limburg (inge.coelmont@rwo.vlaanderen.be) - LNE, Afdeling Milieuvergunningen, buitendienst Limburg (Koen.Hindrix@lne.vlaanderen.be) - VMM, Afdeling Ecologisch Toezicht (b.torbeyns@vmm.be) - VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer (b.vogels@vmm.be) Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: - Stad Maaseik - OVAM (natalie.hoffman@ovam.be) Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden: - LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Lucht en Klimaat - LNE, Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid, Dienst Hinder en Risicobeheer - Vlaamse Landmaatschappij - Provincie Limburg - Fluxys Richtlijnen PR0587 Gemengde inriching Vanhoef Maaseik LV in Maaseik 11