VRAGEN. 2. (pag. 11): Hoe hoog is het voorschot dat de gemeente binnen vier weken na aanvraag voor een bijstandsuitkering moet verstrekken?

Transcriptie

1 Raadsvergadering d.d. 26 juni 2007 Raadsnota nummer: Onderwerp: Beleidsverslag sociale zekerheid 2006 Vragen van fractie: GroenLinks/D66 Naam raadslid: W.J.W.A. van der Zanden VRAGEN 1. (pag. 11): Aangegeven wordt dat per 1/9/2006 de mogelijkheden voor het verlenen van een langdurigheidstoeslag verruimd zijn. Om welke verruimingen gaat het hier en worden deze inmiddels al als beleid in Oosterhout uitgevoerd? Het antwoord op uw vraag staat vermeld in paragraaf 7.2 van het beleidsverslag. In deze paragraaf staat vermeld: Binnen onze gemeente is er voorlopig voor gekozen om inkomsten van beperkte omvang te bepalen op de langdurigheidstoeslag voor een echtpaar. In een later stadium zal dit nog tegen het licht worden gehouden, waarbij ook bezien zal worden op welke wijze andere gemeenten invulling hebben gegeven aan dit aspect. 2. (pag. 11): Hoe hoog is het voorschot dat de gemeente binnen vier weken na aanvraag voor een bijstandsuitkering moet verstrekken? In artikel 52, lid 2, van de WWB, is bepaald dat dit voorschot 90% van de van toepassing zijnde norm verminderd met de aanwezige inkomsten bedraagt. 3. (pag. 25): Hoeveel van de 49 personen waarvan in 2006 de I/D-baan gestopt is zijn nu aan het werk in een reguliere baan? In een aantal gevallen is sprake geweest van ontslag in een aantal gevallen is het dienstverband zonder subsidie voortgezet. Over de totale groep zijn geen exacte gegevens bekend omdat dit een zaak is tussen werkgever en werknemer. Aan alle I/D-werkgevers is een aanbod gedaan ter ondersteuning bij outplacement of het regulier in dienst nemen van I/D-medewerkers. Niet iedere werkgever heeft gebruik gemaakt van dit aanbod. Dit heeft geleid 29 aanmeldingen voor een traject. Voor deze groep is bekend wat de resultaten zijn. 1 persoon hebben zelf afgezien van deelname en 1 persoon kon zonder inzet van aanvullende ondersteuning in dienst blijven bij de werkgever. Uiteindelijk is voor en door 27 personen concreet gebruik gemaakt van een trajectaanbod. Inmiddels zijn alle trajecten afgerond. Van deze groep is bekend wat de resultaten geweest zijn: 4 personen zijn als gevolg van langdurige ziekte uitgevallen in het traject. 2 personen hebben in een later stadium alsnog afgezien van verdere deelname aan het traject. Van de overige 21 personen hebben 11 personen met behulp van ondersteuning door de gemeente regulier werk gevonden of hun baan kunnen behouden (zonder inzet van subsidie). 4. (pag. 26): Wat zijn de redenen dat 54% van de deelnemers aan Work First gedurende het traject zijn uitgevallen? Hiervoor zijn verschillende oorzaken te benoemen: Een aantal personen heeft zich herhaaldelijk verwijtbaar niet gehouden aan de afspraken zoals die in de relatie tussen werkgever en werknemer gelden. Verder heeft een aantal personen andere keuzes gemaakt en zelf ontslag genomen. Ook is er voor een aantal personen sprake geweest van beperkingen (meervoudige problematiek op zowel medisch als psychosociaal vlak) op grond

2 waarvan continuering van het dienstverband niet langer mogelijk en gewenst was. 5. (pag. 26): Als een Work First traject succesvol is beëindigd, betekent dit dan dat de desbetreffende persoon werk gevonden heeft? Ja. 6. (pag. 26): Is bekend wat er gebeurd met mensen die uitvallen vooraf of tijdens een Work First traject? Die personen die een hernieuwde aanspraak op bijstand hebben gedaan zijn in beeld. Het is niet mogelijk om die personen te volgen die geen gebruik maken van een door de gemeente aangeboden voorziening. 7. (pag. 27): Heeft de 45% uitstroom betrekking op de 99 reïntegratietrajecten? Ja. De uitstroom heeft betrekking op de 99 in 2006 beëindigde re-integratietrajecten. 8. (pag. 27/28): Hoe vaak is in 2006 van scholing en werkstages gebruik gemaakt? In 2006 is 15 maal het instrument werkstage ingezet en 47 maal scholing. 9. (pag. 34): Op welke manier wordt bijgehouden dat de in 2006 opgestelde servicenormen ook gehaald worden? Dit maakt onderdeel uit van de reguliere bedrijfsvoering. 10. (pag. 36): Hier staat het begrip risicoprofiel. Op basis van welke gegevens wordt een risicoprofiel bepaald? Op basis van een aantal objectieve criteria wordt vastgesteld of er sprake is van een verhoogd risico. Deze criteria zijn bepaald op basis van ervaringsgegevens over meerdere jaren van een groot aantal sociale diensten. 11. (pag. 43): Is er een verklaring voor de afname van het aantal huishoudens waaraan in 2006 langdurigheidstoeslag is uitbetaald? In 2006 zijn minder cliënten die in aanmerking kunnen komen voor een langdurigheidstoeslag dan in Op 31 december 2005 zijn er 241 cliënten die 5 jaar of langer in de bijstand zitten. Op 31 december 2006 zijn dit er (pag. 43): Valt boekengeld ook onder de bijstandsverlening voor indirecte schoolkosten voor kinderen? Ja, boekengeld valt ook onder de bijstandsverlening voor indirecte schoolkosten.

3 13. (pag. 46): Wat is de reden dat het aantal van 1250 huishoudens niet als realistisch beschouwd wordt? Het aantal van 1250 is gebaseerd op een analyse die is gemaakt voor de nota Minimabeleid Aan de kwijtschelding zitten echter strengere normen dan aan de minimaregelingen. Daarom is het niet realistisch om een minimadoelgroep van 1250 gelijk te stellen aan de doelgroep die in aanmerking komt voor kwijtschelding. Raadsvergadering d.d. 26 juni 2007 Raadsnota nummer Onderwerp: Beleidsverslag Soc. Zekerheid Vragen van fractie CDA Naam raadslid: Mustafa Cicek VRAGEN 1. De grafiek over de ontwikkeling van het aantal uitkeringen over de afgelopen 10 jaar op blz. 13 van het verslag geeft een ander beeld dan de grafiek in het beleidsplan 2006 op blz. 12. Wat zijn nu de juiste getallen en waarom? Zoals in de voetnoot op pagina 13 van het beleidsverslag is aangeven in er voor gekozen om de periodieke bijzondere bijstand buiten de grafiek te te laten. In de grafiek in het beleidsplan 2006 was de periodieke bijzondere bijstand nog wel opgenomen. 2. In de nota geeft u op blz. 1 aan dat een lichte daling van het aantal uitkeringsgerechtigden in 2006 is ontstaan ten opzichte van In de tabel op blz. 15 geldt dit echter alleen voor de categorie met een uitkering korter dan een jaar. De overigen zijn of hetzelfde of toegenomen. Waarom dan deze opmerking? De feitelijke situatie is dat het totaal aantal personen dat een periodieke uitkering ontvangt ten opzichte van 2005 is gedaald, daarom is deze opmerking geplaatst in de nota. 3. Er heeft van de 99 beëindigde re-integratietrajecten een uitstroom naar werk plaatsgevonden van 45 %. De overige 55 % zijn naar ik aanneem of in andere trajecten geplaatst of uitgevallen. Kunt u aangeven hoeveel procent is uitgevallen en van welke inkomsten die mensen bestaan? Voor zover het recht op uitkering niet om andere redenen (dan uitstroom naar werk) is beëindigd, blijven de mensen voor wie het traject niet tot werkaanvaarding heeft geleid een uitkering ontvangen. In vervolg op beëindiging van het traject is gezocht naar alternatieve mogelijkheden om deze personen te begeleiden naar werk. 4. Er wordt steeds gesproken over gestarte trajecten. Die afgezet tegen nog lopende trajecten geeft de conclusie dat er steeds een overloop is vanuit voorgaand jaar. Klopt dat en is die overloop een volgende keer in beeld te brengen?

4 Dat klopt. We zullen onderzoeken of dit in het volgende Beleidsverslag in beeld kan worden gebracht. 5. Volgens de tabel op blz. 27 zijn 323 trajecten gestart. Over hoeveel mensen praten we dan? Het kan voorkomen dat per persoon meerdere (soorten) trajecten worden ingezet doordat bijvoorbeeld een succesvol sociale activeringstraject wordt gevolg door een reintegratietraject. 6. Bij het re-integratietraject mag je aannemen dat de 104 gestarte trajecten ook 104 mensen zijn, klopt dat? Dit klopt. In een incidenteel geval is sprake van meer dan één traject per persoon. 7. Bij de overige trajecten zou het kunnen zijn dat bepaalde mensen meerdere trajecten hebben gevolgd. Kunt u een opsomming geven waaruit blijkt welke trajecten per persoon zijn afgelegd? Het is niet toegestaan om in het kader van de behandeling van het Beleidsverslag 2006 informatie te verstrekken op individueel klantniveau. 8. Kunt u een opsomming geven van de re-integratiebedrijven waar de gemeente thans overeenkomsten mee heeft? Argonaut Advies (diagnose en medisch-arbeidsdeskundige beoordeling),!go BV (Work First en sociale activering), Fith BV (re-integratietrajecten en i.s.m. Achmea arbodienstverlening voor trajectdeelnemers), Sagenn (sociale activering en reintegratietrajecten) en Ergo Control (sociale activering). 9. Zijn er bedrijven, om reden van niet gehaalde doelstellingen afgevallen? Ja. 10. Tabel 12 op blz. 26 geeft aan dat er binnen het project Work First een grote uitval is. Van de 9 personen met directe uitval zijn er aan 2 personen alsnog een uitkering verstrekt, van de overige 22 uitvallers nog aan 11 personen. Ergo aan 18 personen is geen uitkerig meer verstrekt. Het zal u best bekend zijn, u kent ze immers, hoe die in hun levensonderhoud voorzien. Kunt u ons daar enig inzicht in geven? Zie hiervoor de beantwoording van vraag 6 van de heer W.J.W.A. van der Zanden (Groen Links / D 66). 11. Ook hier moeten we een verklaring vragen omtrent het verschil in de door u op verschillende plaatsen genoemde cijfers. In het verslag staat bij Wirk First 50 aanmeldingen en nog 16 lopend. In de analyse die we kregen toegestuurd staat 46 gestart en nog 26 lopend. Hoe zit het nu?

5 U kunt uitgaan van de gegevens in het Beleidsverslag Hoe groot is het bedrag van het werkdeel WWB dat is meegenomen naar 2007? ,-- is uit voorgaande jaren (2003 tot en met 2006) meegenomen. Raadsvergadering d.d. 26 juni 2007 Raadsnota nummer Onderwerp: Beleidsverslag sociale zekerheid 2006 Vragen van fractie: Gemeentebelangen Naam raadslid: A.Kouwelaar 1. De afstand tot de arbeidsmarkt wordt nog aangegeven door de fase-indeling ondanks jarenlange aankondiging dat dit in het vervolg via de A/B-route gaat verlopen. Wordt nu definitief afstand genomen van die A/B- route? Net als de fase-indeling, is de A/B-route een instrument dat het CWI gebruikt om de klanten te categoriseren in termen van hun afstand tot de arbeidsmarkt. Op verschillende CWI s in het land is deze werkwijze reeds geïmplementeerd. Tot op heden in Oosterhout nog niet. Onafhankelijk van de implementatie van de A/B-route, blijft de gemeente een zelfstandige beoordelings- en onderzoeksplicht behouden van arbeidsmogelijkheden voor haar klanten. Aan deze verplichting wordt ook invulling gegeven. 2. Zijn er al resulaten te melden omtrent het Werkgevers Service Loket? Op dit moment is het Werkgevers Service Loket nog niet operationeel. Er zijn dan ook nog geen resultaten te noemen. Het streven is er op gericht dat er eind 2007 sprake is van een operationeel WSL 3. Bent u tevreden over het gebruik door werkgevers/ re-integratiebedrijven over de mogelijkheid tot loonkostensubsidie? Wat zou de reden kunnen zijn van het matige gebruik en welke stappen zijn er te ondernemen om het te promoten? Hierin is zeker verbetering aan te brengen. Het beter onder de aandacht brengen van de beschikbare instrumenten bij werkgevers kan dit bewerkstelligen. Door inzet van de (in het Beleidsplan 2007 beschreven) werkmakelaar worden werkgevers actief benaderd en ook op de hoogte gebracht van de mogelijkheden van loonkostensubsidie. Verder wordt onderzocht of ruimere mogelijkheden voor gebruikmaking van dit instrument kunnen worden benut. 4. Bij de vaststelling van de boetebedragen bij de Wet Inburgering is consequent gezegd dat de hoogte van de boetebedragen aansluit bij de gemeentelijke afstemmingverordening. De bedragen van 250, - en 500 zoals bij de WI

6

7 In 2006 zijn minder cliënten die in aanmerking kunnen komen voor een langdurigheidstoeslag dan in Op 31 december 2005 zijn er 241 cliënten die 5 jaar of langer in de bijstand zitten. Op 31 december 2006 zijn dit er Het aantal aanvragen voor een schuldregeling is gestegen van 84 in 2005 naar 148 in Is hier een verklaring voor en wat is er gedaan met de aanvraag? Kortom wat zijn de effecten voor de aanvragers? In juli 2006 is de overstap gemaakt van het BAC (Budget Advies Centrum) naar de Stadsbank Midden Nederland. De Stadsbank heeft met extra middelen meer aanvragen in kunnen nemen en de mensen kunnen helpen om de schulden op een verantwoorde manier af te lossen. Daarnaast is er vanaf 2006 een nog betere samenwerking ontstaan tussen Cires, Merites en de gemeente om te voorkomen dat mensen uit huis worden gezet door ze tijdig door te verwijzen naar de Stadsbank.