MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0104 van 21 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0050/M/0041 In zake: de heer Lorenzo ANTHOONS vertegenwoordigd door: advocaat Roger BOMMEREZ kantoor houdende te 8310 ST. KRUIS - BRUGGE, Karthuizerstraat 21 waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke van de Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw voor wie optreedt, bij delegatie: de gewestelijke entiteit (de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer, AMMC) met kantoren te 1000 Brussel, Koning Albert II-laan 20 bus 8 vertegenwoordigd door: mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS, afdelingshoofd verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING Het beroep, ingesteld met een aangetekende brief van 8 mei 2015, strekt tot de vernietiging van de beslissing van de gewestelijke entiteit van 20 maart 2015, gekend onder nummer 13/AMMC/929-M/JA/tv. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete op van 978 euro (163 euro verhoogd met de opdeciemen) en een nettovermogensvoordeelontneming van euro wegens een schending van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen (hierna Afvalstoffendecreet), het besluit van 5 december 2003 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en beheer (hierna VLAREA), het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna Materialendecreet) en van het besluit van 17 februari 2012 van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (hierna VLAREMA). Aan de verzoekende partij wordt verweten dat zij afval vervoerd heeft zonder erkenning als overbrenger van afvalstoffen, zonder registratie en zonder identificatieformulier. De ten laste gelegde feiten, gepleegd tussen 23 september 2010 en 31 mei 2012, vormen inbreuken op het MHHC - 1

2 Afvalstoffendecreet en VLAREA. De feiten gepleegd tussen 1 juni 2012 en 31 juli 2012 vormen een inbreuk op het Materialendecreet en VLAREMA. II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij heeft een antwoordnota ingediend en heeft een afschrift van het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft geen wederantwoordnota ingediend. De verwerende partij heeft geen laatste nota ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 31 maart 2016, waar de vordering tot vernietiging werd behandeld. Kamervoorzitter Marc VAN ASCH heeft verslag uitgebracht. De heer Christophe SCHELFAUT die loco mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS verschijnt voor de verwerende partij, is gehoord. De verzoekende partij, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet ter zitting verschenen. Het Decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (DBRC-decreet) en het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges (Procedurebesluit) zijn toegepast. De debatten worden gesloten. III. FEITEN 1. Naar aanleiding van een klacht dat de verzoekende partij een illegale schroothandelaar zou zijn en dat de verzoekende partij schroot zou leveren bij het schrootverwerkend bedrijf VAN DEN HEUVEL in Maldegem, wordt door een inspecteur van de lokale politie van de politiezone Aalter-Knesselare (hierna de verbalisant) navraag gedaan bij dit bedrijf. Hij ontvangt van dit bedrijf volgende gegevens: Tussen 23/09/2010 en 31/07/12 heeft ANTHOONS Lorenzo meerdere keren schroot aangeleverd aan het schrootverwerkend bedrijf VAN DEN HEUVEL voor een totaal bedrag ten belope van 6.274,18 euro. Daarnaast heeft de verbalisant navraag gedaan bij het bedrijf Meetjeslandse schroothandel uit Eeklo, die een overzicht van de aanleveringen voor de periode 1 oktober 2010 tot 26 juli 2012 bezorgd heeft. Uit deze documenten blijkt dat de verzoekende partij hiervoor 5.854,08 euro ontving. De verbalisant heeft vervolgens contact opgenomen met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM), waar hij verneemt dat de verzoekende partij niet erkend en geregistreerd is als vervoerder en afvalstoffenhandelaar. De verbalisant verhoort de verzoekende partij op 4 januari De verzoekende partij verklaart dat zij in bijberoep een schroothandel exploiteert maar niet op de hoogte is van de regelgeving. De MHHC - 2

3 verzoekende partij verklaart dat zij de nodige stappen zal ondernemen om zich in regel te stellen en zich in afwachting hiervan zal onthouden van enige schroothandel. Deze vaststellingen worden opgenomen in het proces-verbaal nr. GE.64.L , afgesloten op 6 november 2012 en verzonden op 10 december In een navolgend proces-verbaal nr. GF /13, afgesloten op 14 januari 2013, wordt vastgesteld dat de verzoekende partij sinds jaren schroot aanlevert bij het bedrijf COOLS in Oostende en DEPLA in Meulebeke. Uit het navolgend proces-verbaal nr. GF /13, afgesloten op 8 juli 2013, blijkt dat de verzoekende partij geregistreerd is als inzamelaar en handelaar en makelaar in afvalstoffen vanaf 7 juni Op 24 juli 2013 meldt de procureur des Konings dat hij niet zal overgaan tot strafrechtelijke vervolging. 3. Met een brief van 17 december 2013 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. De verzoekende partij heeft geen schriftelijk verweer bezorgd aan de gewestelijke entiteit. De gewestelijke entiteit legt op 20 maart 2015 de vermelde bestuurlijke geldboete op. Samen met de bestuurlijke geldboete wordt ook een nettovermogensvoordeelontneming opgelegd. Deze beslissing wordt aan de verzoekende partij betekend met een aangetekende brief van 16 april De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: Voor wat betreft de periode van 29/09/2010 tot 31/05/2012 (Afvalstoffendecreet en VLAREA) U haalde het schroot op bij particulieren, bedrijven en landbouwers om dit te verkopen aan schrootverwerkende bedrijven. Soms kocht u het schroot aan, soms kreeg u het. U was derhalve bezig met het inzamelen (ophalen om te vervoeren) en handelen van afvalstoffen. U kwalificeert vervolgens als overbrenger van schroot. Door het overbrengen van afval zonder erkenning en zonder te zijn opgenomen in het register van overbrengers heeft u een schending begaan van de artikelen 12 en 14 2 van het Afvalstoffendecreet en van artikel VLAREA. Voor wat betreft de periode van 01/06/2012 tot 31/07/2012 (Materialendecreet en VLAREMA) Er werd reeds aangetoond dat u schroot inzamelde en aankocht met het oog op verkoop ervan. U kwalificeert dus als inzamelaar en handelaar van afvalstoffen. MHHC - 3

4 U vervoerde de afvalstoffen zelf. U was niet geregistreerd bij de OVAM als vervoerder, inzamelaar/handelaar van afvalstoffen. Door het schroot in te zamelen, te verhandelen en zelf te vervoeren zonder hiertoe geregistreerd te zijn bij de OVAM heeft u een schending begaan van de artikelen 12 1 en 13 1 van het Materialendecreet en van artikel VLAREMA. In verband met het identificatieformulier en uw verhoor van 4 januari 2012 Er wordt in uw voordeel aangenomen dat het opgehaalde afval niet gevaarlijk schroot betrof. Voorts wordt eveneens in uw voordeel aangenomen dat de ingezamelde afvalstoffen telkens huishoudelijke en niet gevaarlijke bedrijfsafvalstoffen betroffen die in één ophaalronde werden ingezameld en dat bijgevolg overeenkomstig, respectievelijk artikel VLAREA en artikel , 1, 1 VLAREMA geen identificatieformulier aanwezig diende te zijn tijdens de verschillende transporten. In het verhoor van 4 januari 2012 stelde u dat u niet op de hoogte was van de vigerende regelgeving. De voorgehouden onwetendheid doet thans geen afbreuk aan het bestaan van het misdrijf. Voor de toerekenbaarheid van het milieumisdrijf aan de overtreder is het ingevolge artikel lid 1 DABM niet vereist dat de feiten met opzet gepleegd werden. Ook elke door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid gepleegde schending is strafbaar en komt in aanmerking voor een alternatieve bestuurlijke geldboete. De feiten worden niet betwist en de milieumisdrijven staan in uwen hoofde vast. De hoogte van de geldboete Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete wordt rekening gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd. Ernst Bovenvermelde regelgeving strekt ertoe om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico s in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Het afvalstoffenbeleid heeft tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te vrijwaren tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan. Bijgevolg dient de nuttige toepassing van afvalstoffen zoveel mogelijk bevorderd te worden en de verwijdering dient te worden georganiseerd. De organisatie met betrekking tot het verwerken en verwijderen van afvalstoffen is er op gericht om eenduidig te bepalen over welke afvalstoffen het gaat, de mogelijke verwerkingswijzen, de verantwoordelijke actoren, etc.; voor de controle ter zake is de erkenning als overbrenger/ registratie als vervoerder, inzamelaar/ handelaar van afvalstoffen door OVAM een noodzakelijke vereiste. U vervoerde schroot zonder erkend te zijn als overbrenger van afvalstoffen (periode van 23/09/2010 t.e.m. 31/05/2012) en zonder registratie als vervoerder, inzamelaar/handelaar van afvalstoffen (periode van 01/06/2012 t.e.m. 31/07/2012) bij de OVAM. MHHC - 4

5 De feiten die aanleiding gaven tot de misdrijven werden niet als professionele hoofdactiviteit beoefend, doch werd een financiële (bij)verdienste beoogd, namelijk de opbrengst van het schroot. De handelingen vonden plaats tussen 23/09/2010 en 31/07/2012. Voor zover geweten leverde dit u in totaal minstens ,26 euro op. De bovenvermelde feiten zijn derhalve voldoende ernstig om gesanctioneerd te worden met een alternatieve bestuurlijke geldboete. Frequentie In het proces-verbaal zijn er geen indicaties dat er bij u reeds eerder vergelijkbare feiten werden vastgesteld waarvoor proces-verbaal werd opgesteld en waaruit bestraffing/beboeting volgde; daarom wordt het criterium frequentie niet meegenomen bij de bepaling van het bedrag van de geldboete. Omstandigheden Bij het bepalen van de hoogte van de boete wordt rekening gehouden met de bereidheid van de overtreder om voor de vastgestelde schendingen maatregelen te nemen. U bent sedert 07/06/2013 geregistreerd bij de OVAM als vervoerder en inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of makelaar. Dit gegeven wordt meegenomen als verzachtende omstandigheid bij het bepalen van de het hoogte van de boete en leidt tot een lager boetebedrag. Er zijn wat deze milieumisdrijven geen bijzondere omstandigheden die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. De voordeelontneming U beschikte niet over een erkenning als overbrenger van afvalstoffen/registratie als vervoerder en inzamelaar/handelaar van afvalstoffen. U kon derhalve niet legaal optreden als overbrenger, vervoerder en inzamelaar/handelaar van afvalstoffen. De zwaarwichtigheid van de feiten wordt mede bepaald door het financieel gewin van de overtreder. Per definitie zijn de inkomsten uit bovenvermelde activiteit wederrechtelijk verkregen vermogensvoordelen en mogen derhalve niet in het vermogen van de overtreder, zijnde uzelf, worden gelaten. Derhalve wordt conform artikel DABM een nettovermogensvoordeelontneming opgelegd; De schendingen vonden plaats tussen 23/09/2010 en 31/07/2012. In deze periode ontving u naar weten een bedrag van ,26 euro (bruto) door het schroot te leveren aan schrootverwerkende bedrijven. Dit blijkt uit het proces-verbaal met nummer GE.64.L /2012 en uit de aan dit proces-verbaal bijgevoegde stukken. Om het nettovermogensvoordeel te berekenen dienen de kosten die de overtreder heeft gemaakt om het vermogensvoordeel te realiseren van het brutovermogensvoordeel worden afgetrokken. Er zijn geen gegevens beschikbaar inzake de kosten die door u gemaakt zijn om het milieumisdrijf te plegen. De winstmarge wordt uiterst minimaal, naar billijkheid en redelijkheid, ingeschat op euro. Dit bedrag wordt conform artikel DABM naast de geldboete als nettovermogensvoordeelontneming aan u opgelegd. MHHC - 5

6 OM DEZE REDENEN besliste de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer op 20 maart 2015 om u: 1. een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen van negenhonderd achtenzeventig (978) euro (namelijk: 163 euro vermeerderd met de opdeciemen die ten tijde van de het plegen van de feiten van toepassing waren voor de strafrechtelijke geldboeten conform artikel DABM); 2. een nettovermogensvoordeelontneming op te leggen ten bedrage van (tweeduizend vierhonderd zesentwintig) euro conform artikel DABM. Dit is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit het onderzoek van het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig ingesteld is. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Enig middel Standpunt van de partijen 1. De verzoekende partij betwist de berekening van de nettovermogensvoordeelontneming als onderdeel van de bestreden beslissing. Aldus roept zij een mogelijke schending in van artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna DABM). De verzoekende partij stelt op basis van een cijfermatige berekening dat zij veel meer uitgaven gemaakt heeft dan het bekomen bruto voordeel. Alle verworven voordelen zijn volgens haar opgegaan in het betalen van administratieve sociale of fiscale vergoedingen en de normale bedrijfskosten. Zij betwist dat er een nettovermogensvoordeel is geweest en vraagt om de sanctie te beperken tot de opgelegde administratieve geldboete van 978,00 EUR. 2. De verwerende partij verwijst naar artikel DABM. Volgens de verwerende partij staat het vast dat de verzoekende partij in de periode tussen 23 september 2010 en 31 juli 2012 een illegale schroothandel uitbaatte en zij hiervoor een (bruto) bedrag ontving van ,26 euro. De verzoekende partij ontkent noch de feiten noch het bedrag van de inkomsten die zij hiervoor ontvangen heeft. De verwerende partij stelt dat uit de meegedeelde stukken niet blijkt over welke belastinginning het gaat. Er wordt volgens haar niet aangetoond of de te betalen bedragen betrekking hebben op de illegale schroothandel. Zij stelt dat hierdoor alleen aangetoond wordt dat de verzoekende partij op een gegeven moment haar belastingen niet betaalde. Bovendien hebben de meegedeelde stukken betrekking op aanslagjaren die geen onderdeel zijn van de periode waarop het milieumisdrijf betrekking had. Ook wordt niet bewezen dat de belastingen effectief betaald zijn. De verwerende partij stelt verder dat de verzoekende partij slechts ingeschreven is in de Kruispuntbank der Ondernemingen als zelfstandig schroothandelaar sedert 31 januari 2013, dus MHHC - 6

7 na de inkomstenperiode waarop de opgelegde voordeelontneming betrekking heeft. De verzoekende partij maakt bijgevolg niet aannemelijk dat het bedrag van 5.570,59 euro betrekking heeft op de beboete illegale schroothandel. Bovendien merkt de verwerende partij op dat ook een groot deel van de sociale bijdragen in de tabel geen betrekking heeft op de periode waarin het milieumisdrijf werd gepleegd en evenmin in aanmerking kunnen komen als kost gerelateerd aan het plegen van het milieumisdrijf. Er wordt volgens haar zelfs niet aangetoond dat deze sociale bijdragen effectief betaald zijn. Dit geldt des te meer nu de bijdragen worden vermeld onder de titel onbetaalde bedragen en de bijlage als hoofding herinnering heeft. Vervolgens verwijst de verwerende partij naar de memorie van toelichting bij het DABM. Hierin wordt verduidelijkt dat uit het gebruik van het woord nettovermogensvoordeel volgt dat de kosten die gemaakt zijn om het vermogensvoordeel te realiseren niet mogen meegerekend worden bij de bepaling van het verworven vermogensvoordeel. De alternatieve bestuurlijke geldboete is evenwel een sanctie die als gevolg van het plegen van het milieumisdrijf wordt opgelegd. Deze geldboete is geen kost gemaakt om het vermogensvoordeel te verkrijgen omdat zij niet bijgedragen heeft aan het bekomen van dat voordeel. De verwerende partij stelt nog dat voor de andere ingeroepen kosten geen stukken voorgelegd worden waaruit blijkt dat deze kosten werkelijk gemaakt werden. De verwerende partij benadrukt tenslotte dat het opgelegde nettovermogensvoordeel 20% bedraagt van de inkomsten die de verzoekende partij verkreeg uit de illegale schroothandel. De winstmarge werd aldus uiterst minimaal ingeschat. Zij besluit dat de verzoekende partij niet aantoont dat de opgelegde voordeelsontneming op onredelijke wijze vastgesteld is. Beoordeling door het College 1. De verzoekende partij vordert uitsluitend de vernietiging van de bestreden beslissing in zoverre deze een netto vermogensvoordeelontneming oplegt ten bedrage van euro. De in dezelfde betwisting opgelegde alternatieve bestuurlijke geldboete van 978 euro wordt bijgevolg niet betwist. 2. Artikel DABM luidt als volgt: Samen met een bestuurlijke geldboete kan een voordeelontneming worden opgelegd. Een voordeelontneming is een sanctie waarbij een overtreder verplicht wordt een al dan niet geschat geldbedrag te betalen ter waarde van het nettovermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. De memorie van toelichting stelt hierover het volgende: MHHC - 7

8 Bij een voordeelontneming wordt een overtreder verplicht tot betaling van een geldsom (al dan niet geschat) ter waarde van het nettovermogensvoordeel dat uit de milieu-inbreuk of milieumisdrijf is verkregen. De voordeelontneming slaat dus op een geldbedrag ter waarde van het nettovermogensvoordeel dat rechtstreeks uit de inbreuk of het milieumisdrijf is verkregen. Bestaat het vermogensvoordeel uit zaken, dan heeft de voordeelontneming betrekking op de daarmee overeenstemmende geldwaarde. Werd een vermogensvoordeel verkregen, maar is het niet meer aanwezig in het vermogen van de overtreder, dan vormt dit geen beletsel tot voordeelontneming. Het vermogensvoordeel wordt dan geraamd ( al dan niet geschat geldbedrag ), en voor dit bedrag wordt een verplichting tot betaling opgelegd. In de praktijk zal het vermogensvoordeel bestaan uit de bespaarde kosten en de inkomsten uit belegde voordelen. Een voorbeeld van bespaarde kosten die in aanmerking komen voor voordeelontneming zijn de bespaarde stortgelden voor afval. Voor wat bespaarde milieuheffingen betreft, moet in het bijzonder worden gelet op het recht tot navordering. Vermits de voordeelontneming een terugkeer naar de financiële status qua ante is, kan een heffing (die laattijdig) is betaald in het kader van een navordering, niet meer in rekening worden gebracht bij de berekening van het vermogensvoordeel. Uit het gebruik van het woord nettovermogensvoordeel volgt dat de kosten die gemaakt zijn om het vermogensvoordeel te realiseren, niet mogen worden meegerekend bij de bepaling van het verworven vermogensvoordeel. De bedoeling van de sanctie is immers een terugkeer naar de financiële status quo ante; bij het afromen van het brutovermogensvoordeel wordt deze doelstelling miskend. 3. De verzoekende partij betwist niet dat zij een brutobedrag ontvangen heeft van ,26 euro door het schroot te leveren aan schrootverwerkende bedrijven. Dit blijkt tevens uit het procesverbaal met nummer GE.64.L /2012 en uit de aan dit proces-verbaal bijgevoegde stukken. Om het nettovermogensvoordeel te berekenen dienen de kosten die de overtreder heeft gemaakt om het vermogensvoordeel te realiseren van het brutovermogensvoordeel worden afgetrokken. Het College stelt vooreerst vast dat de verzoekende partij geen verweerschrift ingediend heeft en bijgevolg ook geen stukken heeft bijgebracht die door de gewestelijke entiteit in aanmerking konden genomen worden bij de berekening van de voordeelontneming. In de bestreden beslissing wordt opgemerkt dat er hierover geen gegevens beschikbaar zijn. De gewestelijke entiteit heeft de winstmarge naar billijkheid ingeschat op euro, hetzij 20% van de bruto-inkomsten. 4. Het College is bevoegd om alsnog, weze het bij wijze van marginale toetsing, na te gaan of de opgelegde voordeelontneming niet kennelijk onredelijk overkomt, in het licht van de stavingsstukken die alsnog voorgebracht worden voor het College. De verzoekende partij neemt immers pas kennis van het bedrag en de berekeningswijze van de nettovermogensvoordeelontneming in de bestreden beslissing. Los van de vaststelling dat niet duidelijk aangetoond wordt dat alle voorgebrachte stukken inzake belastingen wel betrekking hebben op de periodes waarin de feiten gepleegd zijn, kunnen MHHC - 8

9 belastingen, evenzo als milieuheffingen, niet aanzien worden als een aftrekbare kostenpost om de netto-inkomsten te berekenen. Zij vormen immers geen (aftrekbare) kost die werd gemaakt om beroepsinkomsten te verwerven. Anders dan de verzoekende partij voorhoudt kan de administratieve geldboete, die een punitieve administratieve sanctie is, en als zodanig overigens een voorwaarde uitmaakt om een voordeelontneming te kunnen opleggen, om dezelfde reden evenmin beschouwd worden als een aftrekbare beroepskost voor de specifieke berekening van de voordeelontneming. De voorgebracht documenten met betrekking tot de verschuldigde sociale bijdragen hebben slechts deels betrekking op de periode waarin de overtredingen plaatsvonden, Anders dan de verwerende partij voorhoudt is het gegeven dat deze bijdragen mogelijks nog niet betaald zijn, geen beletsel om de verschuldigde sociale bijdragen, die effectief betrekking hebben op de betwiste periode, als een aftrekbare kost in aanmerking te nemen. De verschuldigde bijdragen (met uitzondering van de opslagen en achterstallige intresten) tot en met het derde kwartaal 2012 ten belopen van afgerond euro kunnen bijgevolg in aanmerking genomen worden als een aftrekbare beroepskost. Het College stelt vast dat de overige kosten waarnaar de verzoekende partij verwijst (aankoopprijs schroot, verplaatsingskosten, telefoonkosten en varia kosten) niet concreet bewezen worden aan de hand van stukken uit de boekhouding. 5. De gewestelijke entiteit houdt rekening met een aftrekbare kost van 80 %van de bruto-inkomsten, hetzij ongeveer euro. Hiervan worden slechts euro bewezen aan de hand van duidelijke boekhoudkundige stukken. Zelfs rekening gehouden met een ruime marge voor andere courante kostenposten is het College van oordeel dat de verzoekende partij niet aantoont dat de berekening van het nettovermogensvoordeel, zoals begroot op 20 % van de bruto-inkomsten een kennelijk onredelijke waardering van dit voordeel uitmaakt. Het middel is ongegrond. MHHC - 9

10 OM DEZE REDENEN BESLIST HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE 1. Het beroep is ontvankelijk maar ongegrond. 2. De behandeling van het beroep heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. Dit arrest is uitgesproken te Brussel, in openbare zitting op 21 april 2016, door het Milieuhandhavingscollege eerste kamer, samengesteld uit: Marc VAN ASCH, voorzitter van de eerste kamer met bijstand van Bram CARDOEN, toegevoegd griffier De toegevoegd griffier, De voorzitter van de eerste kamer, Bram CARDOEN Marc VAN ASCH MHHC - 10