Armoedemonitor Deel : het Amsterdamse armoedebeleid

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Armoedemonitor Deel : het Amsterdamse armoedebeleid"

Transcriptie

1 Armoedemonitor Deel : het Amsterdamse armoedebeleid

2 Amsterdamse Armoedemonitor Deel In opdracht van: rve Participatie Projectnummer: Hetty van Kempen Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal Postbus, AR Amsterdam Telefoon Amsterdam, december

3 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Inhoud Inleiding Minimaregelingen: toekenningen en bereik. Methode bereikberekeningen.. Definitie bereik.. Kanttekeningen bij de bereikberekeningen. Langdurigheidstoeslag.. Verstrekkingen Langdurigheidstoeslag.. Bereik Langdurigheidstoeslag. Plusvoorziening.. Verstrekkingen Plusvoorziening.. Bereik Plusvoorziening.. Bereik van de Plusvoorziening in naar buurten. Scholierenvergoeding.. Verstrekkingen Scholierenvergoeding.. Bereik Scholierenvergoeding.. Bereik van de Scholierenvergoeding in naar buurten. PC-voorziening. Individuele bijzondere bijstand. Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Atcg). Stadspas.. Stadspas-bezit onder alle Amsterdammers.. Bereik van de Stadspas onder minimahuishoudens.. Bereik Stadspas onder minimahuishoudens in naar buurten. Collectieve ziektekostenverzekering. Gratis OV voor oudere minima. Rentesubsidie. Samenvatting bereik voorzieningen Effectiviteit van minimaregelingen. De complexiteit van effectiviteitsonderzoek. Gratis OV oudere minima: maatschappelijk doel gerealiseerd. Wisselend gebruik van de Stadspas. Kindpakket leidt tot grote tevredenheid. Complex aanbod regelingen probleem voor bekendheid en gebruik. De effectiviteit van Amsterdamse minimaregelingen Schulden en schuldhulpverlening. Alleenstaande ouders en personen van - jaar: vaakst schulden. Groei vroegaanmeldingen en daling reguliere schuldhulpverlening

4 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Effectiviteit stijgt, maar herhaalde hulpvraag blijft hoog. Schuldenproblematiek cumuleert in bepaalde gebieden in de stad. Zeven doelgroepen in de schuldhulpverlening Maatschappelijke participatie. Amsterdammers met laag inkomen vaker sociaal geïsoleerd. Bij moeite met rondkomen minder lidmaatschap van verenigingen. Verrichten vrijwilligerswerk nauwelijks afhankelijk van inkomen. Minder informele hulp door Amsterdammers met laag inkomen Samenvatting en conclusies

5 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Inleiding De Amsterdamse Armoedemonitor verschijnt in twee delen. Deel 1 betreft de beschrijving van de populatie met een laag inkomen in de hoofdstad. Het doel van het tweede deel, dat voor u ligt, is om armoede vanuit een beleidsperspectief te analyseren. Wat doet de gemeente Amsterdam op het gebied van armoedebestrijding, en wat is het effect daarvan? Deze vragen staan centraal in deze rapportage. Zij worden beantwoord vanuit verschillende invalshoeken. In het eerste hoofdstuk komen tien minimaregelingen aan bod met informatie over hun gebruik, de kenmerken van ontvangers en waar mogelijk over het bereik van de doelgroep. Ten behoeve hiervan zijn de bestanden van voorzieningenontvangers gekoppeld aan het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) en het vermogensbestand, beiden van het CBS. Op die manier is het mogelijk geweest om de doelgroep van regeling zo nauwkeurig mogelijk in beeld te brengen. In hoofdstuk twee komen vier evaluaties van regelingen aan de orde: van het gratis openbaar vervoer voor oudere minima, van de Stadspas, van het Kindpakket, en een overkoepelend onderzoek naar de bekendheid en het gebruik van minimaregelingen. Deze onderzoeken worden samengevat met als doel om twee vragen te beantwoorden: wat maakt regelingen effectief en wat ondermijnt hun effectiviteit? De ervaringen van minima staan hierbij centraal. In het derde hoofdstuk verschuift de aandacht naar de schuldenproblematiek. Een laag inkomen vergroot de kans op schulden maar ook bij een hoog inkomen kan er sprake zijn van problematische schulden. Schuldhulpverlening is er dan ook voor een brede groep Amsterdammers. Het gebruik ervan in de hele stad en de problematiek van verschillende klanten staan centraal in dit derde hoofdstuk. Verschillende bronnen zijn gebruik voor dit overzicht: de enquête de Staat van de Stad, gegevens van de schuldhulpverlening, maar ook landelijke studies. In het vierde hoofdstuk gaat over de maatschappelijke participatie van Amsterdammers met een laag inkomen. De enquête De Staat van de Stad wordt hier als bron gebruikt. Daarmee kunnen sociaal isolement, lidmaatschap van een vereniging, vrijwilligerswerk en het bieden van informele hulp worden geanalyseerd in relatie tot het (gerapporteerde) inkomen, de moeite om rond te komen en het hebben van schulden. Met andere woorden: wat de relatie is tussen de inkomenspositie van Amsterdammers en hun mate van maatschappelijke participatie. 1 Zie

6 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Minimaregelingen: toekenningen en bereik De gemeente Amsterdam ondersteunt haar inwoners met een laag inkomen met behulp van regelingen voor verschillende doelgroepen. In dit hoofdstuk komen deze regelingen en hun gebruik aan bod. Ontvangers van regelingen zijn in deze Armoedemonitor gedefinieerd als personen of huishoudens die in een bepaald kalenderjaar een toekenning of betaling hebben ontvangen in het kader van een regeling. Indien mogelijk wordt er per regeling ingegaan op achtergrondgegevens van de ontvangers, zoals huishoudtype, leeftijd en stadsdeel. De gegevens over minimaregelingen voor de jaren, en zijn gekoppeld aan het Regionaal Inkomensonderzoek (RIO) van het CBS, om inkomensgegevens en achtergrondkenmerken enerzijds en gegevens over voorzieningen anderzijds te kunnen combineren en analyseren. Aangezien het RIO nog niet beschikbaar is voor het jaar, zijn voor dit jaar de gegevens over voorzieningen gekoppeld aan Gemeentelijke Basis Administatiebestanden van het CBS. Op deze manier kan er voor ook gerapporteerd worden over een aantal achtergrondgegevens van voorzieningenontvangers.. Methode bereikberekeningen.. Definitie bereik Het bereik van regelingen wordt berekend aan de hand van de toekenningen en van de totale doelgroep van de betreffende regeling. Deze berekening kan als volgt schematisch worden weekgegeven: aantal huishoudens dat voorziening kreeg toegekend bereik = (geschat) aantal rechthebbende huishoudens of minimahuishoudens In de vorige editie van de Armoedemonitor was het voor het eerst mogelijk om de doelgroep van regelingen te bepalen op basis van het inkomen van alle Amsterdamse huishoudens. Voor de huidige Armoedemonitor beschikken we daarnaast voor het eerst over informatie over het vermogen van Amsterdamse huishoudens. Daarmee is de doelgroep van minimaregelingen beter vast te stellen en het bereik van voorzieningen opnieuw berekend. 2 Tot en met was de inkomensgrens om in aanmerking te komen voor minimaregelingen % van het wettelijk sociaal minimum (WSM). 3 Daarbij hadden de huishoudens met een inkomen tot % alleen recht op voorzieningen als het vermogen van het huishouden onder de 2 Door deze verbeterde berekening komen de bereikcijfers niet overeen met de cijfers in de Armoedemonitor. 3 Vanaf is de armoedegrens in Amsterdam % WSM.

7 Amsterdamse Armoedemonitor Deel grens lag waarop men recht heeft op bijstand. 4 In elk hoofdstuk worden als de gegevens het toelaten berekende bereikcijfers voor de jaren - en een schatting van het bereik in gegeven... Kanttekeningen bij de bereikberekeningen Hoewel de bereikberekeningen op systematische wijze en met een solide en betrouwbare basis worden gemaakt, kunnen zij om twee redenen enigszins verschillen van het feitelijke bereik. Ten eerste is de huishoudbepaling niet precies hetzelfde bij het CBS en bij de gemeente. Dit heeft ook gevolgen voor de inkomensbepaling van huishoudens. Zo worden inkomens van thuiswonende kinderen niet meegenomen bij het toekennen van gemeentelijke regelingen, maar tellen deze inkomens wel mee bij het bepalen van het huishoudinkomen bij het CBS. Ten tweede worden gemeentelijke regelingen toegekend op basis van het inkomen van het jaar vóór de aanvraag. Bij het berekenen van het bereik wordt echter uitgegaan van het inkomen van huishouden in hetzelfde jaar als de toekenningen. Het koppelen van toekenningen in aan het inkomensbestand van is een lastige en foutgevoelige exercitie vanwege de vele veranderingen (van inkomen, samenstelling, maar ook verhuizingen) van het ene jaar op het andere. Bereikberekeningen met hetzelfde inkomens- als toekenningsjaar hebben een relatief solide basis omdat driekwart van de huishoudens meer dan één jaar een laag inkomen hadden. 5 Beide beschreven verschillen resulteren in een zekere mate van onderschatting van de feitelijke doelgroep van de gemeentelijke minimaregelingen, maar de mate van de onderschatting kan niet worden vastgesteld. Voor de volgende armoedemonitor zal de methodiek van de doelgroepbepaling aangepast worden met het oog op een betere match met de gemeentelijke regels. In totaal worden in dit hoofdstuk bereikcijfers gegeven voor acht voorzieningen. Van deze acht voorzieningen wordt een schatting van het bereik in gegeven. Daarnaast geven we voor de jaren - bereikcijfers voor de Scholierenvergoeding en de Stadspas. Van de Plusvoorziening en de Langdurigheidstoeslag worden alleen voor bereikcijfers gegeven. Het is door de methode van het RIO niet mogelijk om de doelgroep, te weten langdurige minimahuishoudens, in eerdere jaren vast te stellen. Van twee voorzieningen, Gratis openbaar vervoer voor oudere minima en de Collectieve ziektekostenverzekering, kunnen alleen schattingen van het bereik in worden gemaakt. Het Gratis OV voor oudere minima is in ingevoerd, het is daarom niet mogelijk om het bereik feitelijk vast te stellen. Voor de Collectieve ziektekostenverzekering geldt dat het om technische redenen niet mogelijk is om bestanden van de collectieve ziektekostenverzekering van, en te koppelen met het RIO (CBS). Van de PC-voorziening, de Individuele bijzondere bijstand, de Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) en de rentesubsidie kan het bereik niet worden berekend, om verschillende redenen. Dit wordt in het betreffende paragraaf toegelicht. 4 Om in aanmerking te komen voor bijstand in mag een eenpersoonshuishouden maximaal. vermogen bezitten en een huishouden bestaande uit twee of meer personen maximaal.. Als er sprake is van een eigen huis, mag de overwaarde maximaal. bedragen. In en zijn deze bedragen iets lager. 5 Zie p. en verder.

8 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Langdurigheidstoeslag Doel Huishoudens die lange tijd van het sociaal minimum moeten rondkomen extra ondersteunen Doelgroep Huishoudens (waarvan het oudste lid tussen de 23 en 65 jaar is) die minimaal drie jaar leven van een inkomen tot het bijstandsniveau en die geen of weinig inkomen uit werk hebben. Methode Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven kan zelf een verzoek indienen Partners WPI, UWV Einddatum 31 december Verstrekkingen Langdurigheidstoeslag De Langdurigheidstoeslag (LDT) was tot 1 januari 2015 een jaarlijkse uitkering voor huishoudens die drie jaar of langer op het minimum leefden. Door de landelijke wet Maatregelen Wet werk en bijstand mogen gemeenten sinds dit jaar alleen nog een vergoeding geven voor gemaakte kosten, niet voor aannemelijke kosten, en daarmee komt er een eind aan deze regeling. De aanvrager van de LDT moest tussen de 23 en 65 jaar zijn en mocht niet te veel inkomsten uit werk of een WW-uitkering hebben. Daarnaast moest men zich hebben ingespannen om werk te krijgen. In 2014 betrof de uitkering voor een (echt)paar met kinderen 542, voor een alleenstaande ouder 488, voor een gezin zonder kinderen 399 en voor een alleenstaande 238. In 2014 hebben huishoudens gebruik gemaakt van de Langdurigheidstoeslag, een stijging van 6% in vergelijking met Het totaal uitgekeerde bedrag in 2014 is ruim miljoen, gemiddeld 330 per huishouden. Dat bedrag is vergelijkbaar met wat in voorgaande jaren gemiddeld is verstrekt. Tabel 1.1 Langdurigheidstoeslag/Knipkaart, en Langdurigheidstoeslag, huishoudens (abs.) totaal uitgekeerd bedrag ( ) gemiddeld bedrag ( ) 2006 * * * * * * * ontvangers Langdurigheidstoeslag + Knipkaart bron: WPI/ bewerking OIS Precies de helft van de verstrekte Langdurigheidstoeslagen ging in 2014 naar alleenstaanden, gevolgd door eenoudergezinnen (31%) en paren met kinderen (13%). Vergeleken met de verdeling van alle Amsterdamse huishoudens over de stadsdelen zijn er relatief veel ontvangers van de Langdurigheidstoeslag in de stadsdelen Zuidoost en West, en relatief weinig in Zuid en Centrum.

9 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.2 Langdurigheidstoeslag naar huishoudtype en stadsdeel, % 31% huishoudtype 1%1% alleenstaande 4% 50% eenoudergezin paar met kinderen paar zonder kinderen instituut Zuidoost Noord verdeling over de stadsdelen Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers LDT aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig Oost Zuid bron: WPI/ bewerking OIS.. Bereik Langdurigheidstoeslag Het bereik van de Langdurigheidstoeslag kan voor het eerst berekend worden voor 2012, omdat de doelgroep van langdurige minima in het RIO kan worden vastgesteld. Ruim zes van de tien (62%) langdurige minima wordt bereikt in Op basis van het aantal verstrekkingen Langdurigheidstoeslag en de raming van het aantal minimahuishoudens in 2014 is voor dat jaar een schatting van het bereik gemaakt. Deze schatting komt uit op 64%. Tabel 1.3 Bereik Langdurigheidstoeslag in 2012 en schatting voor 2014 (procenten) jaar bereik schatting /- 64 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS In de tabel hieronder is het bereik van de Langdurigheidstoeslag in 2012 naar soort huishouden en bron van inkomen weergegeven. Het bereik is het hoogst onder minimahuishoudens levend van bijstand (82%) en eenoudergezinnen (68%). Onder werkende minima ligt het bereik laag: onder werkenden in loondienst is het bereik 19%, onder zelfstandigen 8%.

10 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Tabel 1.4 Bereik van de Langdurigheidstoeslag onder minimahuishoudens naar soort huishouden en bron van inkomen, 2012 (procenten) soort huishouden 2012 alleenstaand 62 eenoudergezin 68 twee of meer volwassenen zonder kinderen 50 twee of meer volwassenen met kinderen 58 overig 30 bron van inkomen 2012 bijstand 82 loondienst 19 eigen bedrijf 8 andere uitkering 34 anders 33 totaal 62 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

11 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Plusvoorziening Doel Ouderen die lange tijd van het sociaal minimum moeten rondkomen extra ondersteunen Doelgroep Zelfstandig wonende ouderen die drie jaar of langer moeten rondkomen van een inkomen tot 110% van het bijstandsniveau Methode Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een verzoek indienen Partners WPI Einddatum 31 december Verstrekkingen Plusvoorziening Ouderen die langdurig van een minimuminkomen leven konden van 2004 tot en met 2014 jaarlijks een extra uitkering ontvangen via de Plusvoorziening. Aan deze regeling kwam per 2015 een eind om dezelfde redenen als voor de LDT. In 2014 hebben huishoudens gebruik gemaakt van de Plusvoorziening. Dit betreft een stijging van bijna 10% ten opzichte van Het totaal uitgekeerde bedrag was in 2014 ruim miljoen. Dit komt neer op 209 per huishouden. Tabel 1.5 Plusvoorziening, huishoudens (abs.) totaal uitgekeerd bedrag ( ) gemiddeld bedrag ( ) bron: WPI/ bewerking OIS De meeste Plusvoorzieningen werden verstrekt aan alleenstaanden in 2014 (68%), gevolgd door paren zonder kinderen (18%) en paren met kinderen (8%). Vergeleken met de verdeling van de bevolking over de stadsdelen wonen er relatief veel ontvangers van Plusvoorziening in de stadsdelen Zuidoost en West en relatief weinig in Zuid en Centrum.

12 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.6 Plusvoorziening naar huishoudtype en stadsdeel, % 8% huishoudtype 5% 1% 0% alleenstaande 68% paar zonder kinderen paar met kinderen eenoudergezin instituut Zuidoost Noord verdeling over de stadsdelen Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers Plusvoorziening aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig / onbekend Oost Zuid bron: WPI/ bewerking OIS.. Bereik Plusvoorziening Ook voor de Plusvoorziening kan voor 2012, net als voor Langdurigheidstoeslag, voor het eerst het bereik berekend worden. In vergelijking met andere voorzieningen ligt het bereik van de Plusvoorziening met 75% vrij hoog. Voor 2014 wordt een bereik van 61% geschat. Deze daling wordt verwacht omdat enerzijds het aantal verstrekte Plusvoorzieningen lager ligt terwijl anderzijds de geschatte doelgroep groter wordt. Tabel 1.7 Bereik Plusvoorziening in 2012 en schatting voor 2014 (procenten) jaar bereik schatting /- 61 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Uit gegevens over het bereik van de Plusvoorziening naar type huishouden en herkomstgroep blijkt dat het bereik het hoogst is onder huishoudens waarvan de hoofdbewoner van Surinaamse of Marokkaanse herkomst is (82%). Het bereik is het laagst onder ouderen van westerse herkomst (69%). Onder alleenstaanden is het bereik met 76% net iets hoger dan het bereik onder stellen zonder kinderen (75%).

13 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Tabel 1.8 Het bereik van de Plusvoorziening naar soort huishouden en herkomstgroep van de hoofdbewoner in het huishouden, 2012 (procenten) soort huishouden 2012 alleenstaand 76 eenoudergezin 40 twee of meer volwassenen zonder kinderen 75 twee of meer volwassenen met kinderen 69 herkomstgroep 2012 Surinamers 82 Antillianen 79 Turken 74 Marokkanen 82 overige niet-westerse allochtonen 75 westerse allochtonen 69 autochtonen 73 totaal 75 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS.. Bereik van de Plusvoorziening in naar buurten In de volgende figuur is te zien dat het bereik van de Plusvoorziening in 2012 veel minder dan gemiddeld is in de buurten Nellestein (in Zuidoost), Burgwallen-Oude Zijde en Burgwallen- Nieuwe Zijde, Haarlemmerbuurt en Weteringschans (in Centrum) en Museumkwartier, Willemspark (in Zuid) en de Helmersbuurt (in West). Het bereik van de Plusvoorziening is daarentegen veel meer dan gemiddeld in Holendrecht/Reigersbos (in Zuidoost). Er zijn 17 buurten aangemerkt waar het bereik van deze voorziening meer dan gemiddeld is. Het gaat om de volgende buurten: de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt, de Da Costabuurt, Erasmuspark en Hoofdweg e.o. (in West), Slotermeer-Noordoost, Osdorp-Oost, Overtoomse Veld en Westlandgracht ( In Nieuw-West), de Nieuwe Pijp en de IJselbuurt (in Zuid) en Indische Buurt Oost, Oostelijk Havengebied, IJburg West, Frankendael en Betondorp (in Oost), IJplein/Vogelbuurt (in Noord) en Bijlmer Centrum (in Zuidoost).

14 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.9 Bereik Plusvoorziening per buurtcombinatie t.o.v. stedelijk gemiddelde (75%), 2012 Noot: buurtcombinaties met minder dan 25 oudere langdurige minimahuishoudens zijn buiten beschouwing gelaten bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

15 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Scholierenvergoeding Doel Doelgroep Methode Partners Investeren in de toekomst van jongeren door een deel van de kosten voor school-, sport- of cultuurdeelname of kosten voor vervoer naar scholing te vergoeden Ouder(s) of verzorger(s) die in een inkomen tot 110% van het Wettelijk Sociaal Minimum hadden, met schoolgaande kinderen onder de 18 (en t/m 18 jaar in het voortgezet onderwijs), die in Amsterdam wonen Rechthebbenden ontvangen automatisch bericht van Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, maar wel in aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen. De tegemoetkoming in de kosten wordt toegekend in de vorm van een zogenaamd kluisje. In dat kluisje staat het toegekende bedrag gedurende een schooljaar gereserveerd. Voor leerlingen in het primaire onderwijs is dat in 2013/2014: 225; voor leerlingen in het voortgezet onderwijs 350 per kind. Per huishouden is er één kluisje voor alle schoolgaande kinderen. WPI Voor de Scholierenvergoeding komen minima in aanmerking die schoolgaande kinderen hebben. Ouders kunnen kosten voor leermiddelen, sport- en cultuurdeelname declareren. Denk bijvoorbeeld aan muziekles, theaterbezoek of dansles. Ieder schooljaar kan de voorziening van juni tot en met mei worden aangevraagd. In de Armoedemonitor worden de gegevens per boekjaar (1 januari 31 december) gepresenteerd... Verstrekkingen Scholierenvergoeding Het bedrag dat is uitgekeerd voor de Scholierenvergoeding is in 2014 gestegen vergeleken met het jaar daarvoor. Het was in 2014 vergelijkbaar met het bedrag dat in 2012 is uitgekeerd. Tabel 1.10 Uitgekeerd bedrag Scholierenvergoeding per kalenderjaar, totaal uitgekeerd bedrag ( ) bron: WPI/ bewerking OIS De Scholierenvergoeding wordt per schooljaar, en niet per kalenderjaar verstrekt. In de volgende tabel is het aantal toekenningen aan huishoudens opgenomen, en het aantal kinderen voor wie het is verstrekt. Uit de tabel blijkt dat de regeling meestal wordt verstrekt voor meerdere kinderen in het huishouden, en dat het vaker kinderen in het primair onderwijs betreft dan in het voortgezet onderwijs.

16 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Tabel 1.11 Toekenningen Scholierenvergoeding aan huishoudens en leerlingen, schooljaren 2012 t/m 2015 schooljaar huishouden leerlingen primair onderwijs voortgezet onderwijs totaal 2012/ / / bron: WPI/ bewerking OIS Twee derde van de ontvangers van de Scholierenvergoeding (65%) zijn eenoudergezinnen. Ontvangers van de Scholierenvergoeding wonen relatief vaak in Zuidoost, Noord en Nieuw- West. De verschillen tussen de verdeling naar stadsdeel van de Amsterdamse bevolking en van de ontvangers van de Scholierenvergoeding zijn scherper dan voor de meeste andere voorzieningen (behalve de PC-regeling). Dat heeft te maken met het feit dat gezinnen met kinderen, ook minimahuishoudens met kinderen, vooral in de perifere stadsdelen wonen. Figuur 1.12 Scholierenvergoeding naar huishoudtype en stadsdeel, % huishoudtype eenoudergezin verdeling over de stadsdelen Centrum 25 aandeel ontvangers Scholierenvergoeding 34% 65% paar met kinderen Zuidoost Noord West Nieuw- West aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig / onbekend Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS.. Bereik Scholierenvergoeding Het bereik van de Scholierenvergoeding wordt berekend met een aangepaste doelgroep, omdat de inkomensgegevens niet gekoppeld kunnen worden aan onderwijsbestanden. Het aantal ontvangers is daarom afgezet tegen het aantal huishoudens met een laag inkomen en met kinderen van 4 t/m 17 jaar. 6 Dit leidt mogelijk tot een lichte onderschatting van het bereik. Bijna twee derde (64%) van de minimahuishoudens met kinderen tussen de 4 en 17 jaar ontving in 2012 de Scholierenvergoeding. Dat is nauwelijks minder dan in De schatting, op basis van de raming van het aantal minimahuishoudens met kinderen tussen de 4 en 17 jaar, is dat het bereik in 2014 zal dalen naar ongeveer 57%. Dit komt doordat het aantal verstrekkingen tussen 2012 en 2014 is afgenomen, terwijl de doelgroep naar verwachting groeit. 6 Er is een groep huishoudens met kinderen van jaar in het voortgezet onderwijs die we hiermee mislopen. Toch is dit met de huidige gegevens de best mogelijke benadering van de doelgroep.

17 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Tabel 1.13 Bereik Scholierenvergoeding in 2010 t/m 2012 en schatting voor 2014 (procenten) jaar bereik schatting /- 57 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Het bereik van de Scholierenvergoeding is sterk afhankelijk van de bron van inkomen van het huishouden. Vooral huishoudens die van bijstand leven maken vaak gebruik van de vergoeding. Onder deze huishoudens is er sprake van een toename van het bereik van 80% in 2010 naar 83% in 2011 en 85% in Onder huishoudens met een andere uitkering dan bijstand steeg het bereik met maar liefst acht procentpunt tussen 2010 en 2011 (van 52 naar 60%) en daalde vervolgens in 2012 weer naar 56%. Werkende minima maken het minst gebruik van deze voorziening. Eenoudergezinnen maken vaker gebruik van de Scholierenvergoeding (68% in 2012) dan huishoudens met beide ouders (59% in 2012). Tussen 2010 en 2011 steeg het bereik onder beide typen huishoudens, waarna het bereik onder eenoudergezinnen gelijk bleef (68%), terwijl het bereik onder huishoudens met beide ouders in 2012 weer daalde (van 63% naar 59%). Tabel 1.14 Aandeel minimahuishoudens met kinderen in de leeftijd van 4-17 jaar met Scholierenvergoeding naar soort huishouden en bron van inkomen, (procenten) soort huishouden eenoudergezin twee of meer volwassenen met kinderen bron van inkomen bijstand loondienst eigen bedrijf andere uitkering anders totaal bron: CBS, WPI/ bewerking OIS.. Bereik van de Scholierenvergoeding in naar buurten Het bereik van de Scholierenvergoeding verschilt sterk in de stad zoals de kaart hierna laat zien. Zo was het bereik in 2012 veel lager dan gemiddeld 7 in de Weesperbuurt/Plantage en de Jordaan (in Centrum), Overtoomse Sluis en Helmersbuurt (in West), Sloter-/Riekerpolder en Middelveldsche Akerpolder/Sloten (in Nieuw-west), Oude Pijp en Buitenveldert-West (in Zuid) en ten slotte Weesperzijde (in Oost). 7 In buurten is het aantal minimahuishouden met kinderen tussen en jaar minder dan en daarom kan het bereik daar niet worden weergegeven in de kaart.

18 Amsterdamse Armoedemonitor Deel In de Schinkelbuurt (in Zuid) is het bereik daarentegen veel hoger dan gemiddeld in de hele stad. Het bereik van de Scholierenvergoeding is ook hoger dan gemiddeld in tien buurten: Oostelijke Eilanden/Kadijken (in Centrum), De Kolenkit en Van Lennepbuurt (in West), Slotermeer- Zuidwesten en Overtoomse Veld (in Nieuw-west), de Stadionbuurt (in Zuid), Dapperbuurt, Indische Buurt West en Indische Buurt Oost (in Oost) en Buikslotermeer (in Noord). Figuur 1.15 Bereik Scholierenvergoeding t.o.v. stedelijk gemiddelde (64%), 2012 Noot: buurtcombinaties met minder dan 25 minimahuishoudens met kinderen in de leeftijd van 4-17 jaar zijn buiten beschouwing gelaten bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

19 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. PC-voorziening Doel Bevorderen dat kinderen uit minimagezinnen aansluiting houden in het onderwijs. Door de kinderen computers te geven, wil de gemeente bevorderen dat zij aansluiting houden in het onderwijs. Doelgroep Amsterdamse kinderen in minimahuishoudens die in het voortgezet onderwijs zitten of naar verwachting de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs maken Methode Kinderen uit de doelgroep krijgen een laptop en een eenmalige internetvergoeding van 200. Gezinnen die eerder gebruik hebben gemaakt van een gemeentelijke voorziening en die tot de doelgroep behoren, krijgen automatisch een aanvraagformulier thuisgestuurd. Overige gezinnen kunnen een formulier aanvragen bij de Werk, Participatie en Inkomen (WPI). De kinderen moeten voor zij de computer krijgen eerst een PC-vaardigheidsbewijs halen. Per gezin wordt eens in de vier jaar één laptop verstrekt. Partners WPI, OJZ, Cybersoek (workshops), Scholten Awater (PC s) Sinds 2003 komen kinderen in minimahuishoudens in aanmerking voor de PC-voorziening. In vergelijking met voorgaande jaren zijn er in 2014 wat minder computers toegekend. Omdat gezinnen eens in de vier jaar een laptop kunnen ontvangen, is het lastig om schommelingen in het aantal verstrekkingen te duiden. In totaal hebben sinds 2003 ruim huishoudens een PC ontvangen via de PC-voorziening. Tabel 1.16 Verstrekte computers PC-voorziening, abs totaal bron: WPI/ bewerking OIS Ruim zes van de tien huishoudens aan wie een PC-voorziening is toegekend in 2014 zijn eenoudergezinnen. Net als voor de Scholierenvergoeding geldt dat er een duidelijk verschil is in de verdeling over de stadsdelen tussen ontvangers van de PC-voorziening en alle Amsterdamse huishoudens. Zo zijn er relatief veel meer ontvangers van de PC-voorziening in de perifere stadsdelen, en veel minder in Centrum en Zuid.

20 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.17 PC-voorziening naar huishoudtype en stadsdeel, % 1% huishoudtype 63% eenoudergezin paar met kinderen Zuidoost Noord verdeling over de stadsdelen Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers PCvoorziening aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig / onbekend Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Voor de PC-voorziening is het niet mogelijk om bereikberekeningen te maken. Daar zijn twee redenen: het is lastig om het aantal ontvangers in een bepaald jaar vast te stellen, en de doelgroep is moeilijk in kaart te brengen. Wat betreft het aantal ontvangers: alleen het aantal verstrekte PC-voorzieningen in een jaar is bekend. Voor een juiste berekening van het aantal ontvangers zouden echter ook ontvangers van de PC-voorziening in voorgaande jaren meegenomen moeten worden, voor zover zij nog recht hebben op de regeling. Dat vraagt om een koppeling van bestanden over meerdere jaren met onderwijsbestanden, die met de huidige middelen niet mogelijk is. Zelfs als de groep gebruikers in kaart gebracht kon worden, is het niet mogelijk om de doelgroep van de PC-voorziening vast te stellen. Met de beschikbare gegevens is het niet bekend welke huishoudens een laag inkomen hebben, weinig vermogen, kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan of in het voortgezet onderwijs zitten en nog geen PC hebben ontvangen. Onderwijsgegevens zouden gekoppeld moeten worden aan inkomens-, vermogens- en ontvangersbestanden, om zo het bereik van deze voorziening te kunnen berekenen.

21 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Individuele bijzondere bijstand Doel Doelgroep Methode Partners Burgers met een laag inkomen tegemoet komen als zij door bijzondere omstandigheden noodzakelijke extra kosten moeten maken. Alle burgers met een laag inkomen en hoge noodzakelijke kosten. Na aanvraag voor een of meerdere (soorten) kosten bij de Werkpleinen neemt Werk, Participatie en Inkomen (WPI), binnen acht weken een beslissing. De aanvraag dient vóór de uitgave te worden gedaan. WPI, GGD (voor medische advisering). Het aantal personen met een of meer verstrekkingen Individuele bijzondere bijstand (IBB) is, na een daling van 2010 op 2011, sinds 2011 alleen maar toegenomen. In 2011 werd er aan personen IBB verstrekt en in 2014 aan 8.966, een stijging van 27%. Tabel 1.18 Personen met een of meer verstrekkingen Individuele bijzondere bijstand, abs bron: WPI/ bewerking OIS Het merendeel van de verstrekkingen Individuele bijzondere bijstand valt onder het kopje financiële transacties, waar hulp bij schulden, kosten voor rechtsbijstand en inkomensbeheer onder vallen (zie de volgende figuur). In 2014 is er bovendien een duidelijke toename te zien van verstrekkingen individuele bijzondere bijstand voor financiële transacties in vergelijking met 2013 (respectievelijk en 3.877). Deze toename ligt vooral aan de groei van het aantal bewindvoeringen en van kosten voor rechtsbijstand. Deze stijgingen zijn het gevolg van gewijzigde landelijke wet en regelgeving.

22 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.19 Aantal verstrekkingen Individuele bijzondere bijstand naar soort, financiële transacties directe levensbehoeften voorzieningen voor wonen medische dienstverlening voorzieningen voor opvang begrafeniskosten kosten maatschappelijke zorg bron: WPI/ bewerking OIS Het is niet mogelijk om het bereik van de Individuele bijzondere bijstand te berekenen: het is namelijk niet bekend welke huishoudens hoge noodzakelijke kosten moeten maken en daarmee in aanmerking kunnen komen voor deze regeling. Het is enkel mogelijk om iets te zeggen over het aandeel Atcg-ontvangers onder de totale minimapopulatie. Van alle Amsterdamse minimahuishoudens heeft naar schatting % een beroep gedaan op de Individuele Bijzondere bijstand in en dit toegekend gekregen.

23 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) Doel Doelgroep Methode Partners Einddatum De aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is een categorale regeling voor de meerkosten die chronisch zieken en gehandicapten noodzakelijkerwijs moeten maken Chronisch zieken en gehandicapten met een laag inkomen Na aanvraag voor een of meerdere (soorten) kosten en medische keuring door de GGD, neemt Werk, Participatie en Inkomen (WPI) binnen acht weken een beslissing WPI, GGD (voor medische advisering) 31 december 2014 (opvolger: Regeling tegemoetkoming meerkosten) Het aantal verstrekkingen aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) is sinds 2010 gestegen met bijna verstrekkingen naar ongeveer verstrekkingen in Tabel 1.20 Verstrekkingen aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, abs. 2010~ ~ ~ ~gecorrigeerd vergeleken met voorgaande rapportage bron: WPI/ bewerking OIS Het merendeel (56%) van de huishoudens met Atcg betreft alleenstaanden, gevolgd door eenoudergezinnen (19%) en paren met kinderen (12%). Er wonen relatief weinig ontvangers van Atcg in de stadsdelen Zuid en Centrum, maar relatief veel in Zuidoost vergeleken met de verdeling van de gehele Amsterdamse bevolking over de stadsdelen. Figuur 1.21 Huishoudens met Atcg naar huishoudtype en stadsdeel, % 19% 10% 3% 0% huishoudtype 56% alleenstaande eenoudergezin paar met kinderen paar zonder kinderen instituut Zuidoost Noord verdeling over de stadsdelen Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers ATCG aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Ontvangers van de Atcg zijn veelal ouder: bijna zes op de tien ontvangers van Atcg zijn 55 jaar of ouder. Een op de tien ontvangers is jonger dan 40.

24 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.22 Huishoudens met Atcg naar leeftijd van hoofdklant, jaar jaar jaar jaar % bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Voor de Atcg worden geen bereikcijfers gepresenteerd. Het is niet mogelijk om het bereik te berekenen onder de daadwerkelijke doelgroep, dat wil zeggen minima die chronisch ziek of gehandicapt zijn. Er zijn namelijk geen gegevens beschikbaar om deze kenmerken in kaart te brengen onder de minimapopulatie.

25 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Stadspas Doel Doelgroep Methode Partners Gebruik stimuleren van culturele, sportieve en recreatieve voorzieningen. 65-plussers (zonder inkomensbeperking) Mensen met een uitkering van Werk, Participatie en Inkomen (WPI)(bijstandsgerechtigden en overige minima met een inkomen tot 110% WSM) Mensen met recht op kwijtschelding van de combiaanslag van de Dienst Belastingen Mensen met een uitkering van UWV met een toeslag volgens de Toeslagenwet Mensen met een Wajong-uitkering Behalve voor de 65-plussers en mensen met een Wajong-uitkering geldt: ook de inwonende partner en kinderen van 3 tot 18 jaar krijgen een Stadspas. De Stadspas wordt eenmalig aangevraagd door een toegestuurde wervingsbrief te ondertekenen en kosteloos naar de gemeente te sturen. In de volgende jaren krijgt men (indien nog steeds rechthebbend) automatisch een Stadspas toegestuurd. De Stadspas kan ook aangevraagd worden door een recent bewijsstuk (uitkeringsspecificatie of bewijs van toekenning afdeling Belastingen) op te sturen. In 2014 hebben rechthebbenden direct een Stadspas toegestuurd gekregen als hun recht op basis van het gebruik van andere regelingen kon worden vastgesteld. Pashouders krijgen korting bij circa 400 instellingen en bedrijven. Zij ontvangen bonnen voor extra aanbiedingen waarmee in alle stadsdeelkranten (voorheen Amsterdam.nl magazine), lokale kranten, AT5 teletekst en wordt geadverteerd. In alle vakantieperiodes zijn er extra acties voor kinderen tot 12 jaar. Stadspas, circa 400 bedrijven en instellingen, WPI, afdeling Belastingen, Basisinformatie, andere gemeentelijke diensten, gemeenten Diemen, Oostzaan, Amstel en Landsmeer... Stadspas-bezit onder alle Amsterdammers Het aantal ontvangers van de Stadspas is van 2013 op 2014 toegenomen met 28% van naar Amsterdammers. Deze forse stijging heeft te maken met ambtshalve verstrekkingen van de Stadspas in Alle personen van wie het recht op de Stadspas kon worden vastgesteld op basis van het gebruik van andere regelingen hebben van de gemeente de Stadspas direct toegestuurd gekregen. Voorheen werden zij gewezen op hun recht op de Stadspas maar moesten zij nog wel zelf een aanvraag indienen. Tabel 1.23 Verstrekkingen Stadspas aan personen, abs bron: WPI/ bewerking OIS Ruim de helft (54%) van de huishoudens die een Stadspas hebben ontvangen zijn alleenstaand, gevolgd door paren zonder kinderen (21%) en eenoudergezinnen (13%). Vergeleken met de verdeling van de Amsterdamse bevolking over de stadsdelen zijn er relatief veel Stadspasbezitters onder bewoners van Zuidoost, Noord en Nieuw-West. Er zijn er relatief weinig in de overige stadsdelen.

26 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur 1.24 Stadspasbezit naar huishoudtype en stadsdeel, % 21% huishoudtype ( huishoudens) 9% 2% 1% 54% alleenstaande paar zonder kinderen eenoudergezin paar met kinderen instituut verdeling over de stadsdelen ( personen) Zuidoost Noord Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers Stadspas aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam overig Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Gemiddeld had 23% van alle Amsterdammers een Stadspas ontvangen in Er zijn grote verschillen naar leeftijd. Zo had 94% van alle 65-plussers een Stadspas. Tussen 17 naar en 63 jaar was het Stadspas-bezit onder het stedelijk gemiddelde. Figuur 1.25 Aandeel Amsterdammers met een Stadspas naar leeftijd, 2014 % aandeel Stadspasbezitters gemiddeld (23%) 10 0 jaar bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

27 Amsterdamse Armoedemonitor Deel.. Bereik van de Stadspas onder minimahuishoudens Het aantal minimahuishoudens met een of meer Stadspassen is met ruim gestegen in de periode van in 2010 naar in 2012 (+7%). Het aandeel minimahuishoudens met minstens één Stadspas is in deze periode echter (licht) gedaald. Dat komt omdat het aantal minimahuishoudens sneller is gestegen dan het aantal huishoudens dat een Stadspas ontving. In 2014 is het aantal verstrekte Stadspassen flink verhoogd door middel van ambtshalve verstrekkingen (zie de eerste tabel in deze paragraaf), wat naar verwachting leidt tot een hoger bereik in 2014 (schatting: ongeveer 65%). Tabel 1.26 Bereik Stadspas in 2010 t/m 2012 en schatting voor 2014 (procenten) jaar bereik schatting /- 65 bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Het gebruik is het hoogst onder minimahuishoudens van 65-plussers (79% in 2010, 2011 en 2012) en huishoudens met bijstand (71% in 2012) als belangrijkste bron van inkomen. Verder hebben eenoudergezinnen die tot de minima behoren vaker een Stadspas dan andere minimahuishoudens (65% in 2012). Het bereik onder minimahuishoudens bestaande uit twee of meer volwassenen met kinderen is behoorlijk gedaald, van 65% in 2010 naar 55% in Tabel 1.27 Bereik Stadspas naar soort huishouden, leeftijdsgroep en bron van inkomen, (procenten) soort huishouden alleenstaand eenoudergezin twee of meer volwassenen zonder kinderen twee of meer volwassenen met kinderen leeftijdsgroep 18 tot 65 jaar jaar en ouder bron van inkomen bijstand loondienst eigen bedrijf andere uitkering pensioen totaal bron: CBS, WPI/ bewerking OIS Werkende minima hebben het minst vaak een Stadspas: van de minima met werk in loondienst had 14% een Stadspas en van de zelfstandigen met een minimuminkomen 10% (2012). In 2010

28 Amsterdamse Armoedemonitor Deel was het bereik onder deze groep iets groter: toen kreeg 19% van de minimahuishoudens met een inkomen uit loondienst de Stadspas toegekend en 14% van de zelfstandigen met een minimuminkomen... Bereik Stadspas onder minimahuishoudens in naar buurten In de volgende kaart is te zien dat de minimahuishoudens in de buurten Burgwallen Nieuwe en Oude-Zijde, Grachtengordel-West en Zuid (in Centrum), Westelijk Havengebied (in Westpoort), Houthavens (in West), Lutkemeer/Ookmeer (in Nieuw-West), Museumkwartier en Apollobuurt (in Zuid), De Omval (in Oost) en Buiksloterham en Waterland (in Noord) relatief het minst vaak in het bezit zijn van een Stadspas. In 16 buurten ligt het bezit van de Stadspas onder minima duidelijk boven het gemiddelde. In zes buurten in Noord is het bereik bovengemiddeld. Daarnaast is het Stadspasbereik onder minima in de buurten Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt, Van Lennepbuurt en Centrale Markt (in West), Diamantbuurt, Stadionbuurt en Buitenveldert-Oost (in Zuid), Indische Buurt Oost, Betondorp en IJburg Zuid (in Oost) en Driemond (Zuidoost) ook hoger dan gemiddeld. Figuur 1.28 Bereik Stadspas onder minimahuishoudens t.o.v. stedelijk gemiddelde (54%), 2012 Noot: buurtcombinaties met minder dan 25 minimahuishoudens zijn buiten beschouwing gelaten bron: CBS, WPI / bewerking OIS

29 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Collectieve ziektekostenverzekering Doel Doelgroep Methode Partners Alle minima een goede ziektekostenverzekering bieden tegen een aantrekkelijk tarief Alle Amsterdamse minima vanaf 18 jaar Direct Mail naar alle klanten van Werk, Participatie en Inkomen (WPI) en bekende minimahuishoudens Agis zorgverzekeringen (sinds 1 januari 2015 Zilveren Kruis; onderdeel van Achmea), WPI. De gemeente Amsterdam biedt alle Amsterdamse minima de mogelijkheid om in het kader van een collectieve ziektekostenverzekering een contract af te sluiten. 8 De collectieve ziektekostenverzekering bestaat uit een basisverzekering en een aanvullend pakket. Amsterdamse minima hebben de keuze uit twee pakketten: AV en AV Plus. 9 In 2014 waren huishoudens verzekerd door middel van deze collectieve ziektekostenverzekering. Tabel 1.29 Aantal huishoudens dat deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering voor Amsterdamse minima, abs. bron: DIA, Agis, CBS/ bewerking OIS Om technische redenen is het niet mogelijk om bestanden van de collectieve ziektekostenverzekering van 2010, 2011 en 2012 te koppelen met het RIO (CBS). Het is daarom niet mogelijk om aan te geven wat het bereik van de voorziening is onder minima. Er wordt gezocht naar een oplossing om in de toekomst het bereik van deze voorziening wel te kunnen berekenen. Voor 2014 is een schatting gemaakt op basis van de raming van het aantal minima en het aantal verstrekkingen. De schatting is dat het bereik ergens tussen de 31% en 48% ligt. Met andere woorden: gemiddeld zouden vier van de tien minimahuishoudens een collectieve ziektekostenverzekering hebben. Voor deze schatting ontbreekt de stabiele basis van het daadwerkelijke bereik in voorgaande jaren; daarom kan alleen een dergelijk onzekere indicatie worden gegeven. 8 Personen met een schuld bij de vorige verzekering komen echter niet in aanmerking voor de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeente. 9 Vanaf zijn er andere pakketten.

30 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Kijken we naar de kenmerken van ontvangers van deze voorziening in 2014, dan blijkt dat bijna de helft van de huishoudens met een ziektekostenverzekering wordt gevormd door alleenstaanden. Huishoudens met een ziektekostenverzekering wonen relatief weinig in Centrum en Zuid, en relatief vaak in West, maar ook Nieuw-West, Noord en Zuidoost. Figuur 1.30 Verdeling van de deelnemers van de collectieve ziektekostenverzekering naar huishoudtype en stadsdeel, 2014 (procenten) huishoudtype verdeling over de stadsdelen 18% 13% 4% 0% 46% alleenstaande eenoudergezin paar met kinderen paar zonder kinderen instituut Zuidoost Noord Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers Ziektekostenverzekering aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam 19% overig Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

31 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Gratis OV voor oudere minima Doel Doelgroep Methode Partners Oudere minima gratis met trams, bussen en metro s van het GVB laten reizen op werkdagen na uur en in het weekend (nachtbus uitgezonderd) Amsterdamse minima met een AOW-uitkering Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Wie niet is aangeschreven, kan zelf een verzoek indienen GVB, WPI Vanaf september 2013 is DWI gestart met het aanbieden van gratis openbaar vervoer voor oudere minima. Deze voorziening bestaat uit een abonnement op een persoonlijke OVchipkaart. Met dit abonnement kunnen oudere minima op elk moment gratis met het openbaar vervoer van het GVB reizen. Tabel 1.31 Individuele verstrekkingen Gratis OV voor oudere minima, 2013 en 2014 abs bron: WPI/ bewerking OIS In de laatste maanden van 2013 werden er oudere minima bereikt, die automatisch ook in 2014 gratis van het openbaar vervoer gebruik konden maken. In de loop van 2014 werden er meer oudere minima bereikt, waarmee het totaal aantal oudere minima dat in dat jaar gebruikt maakte van gratis OV opliep naar Naar schatting is 49% van de oudere minima bereikt met het gratis OV in Ruim de helft van oudere minima met gratis OV is alleenstaand en er zijn in verhouding tot het totale aantal ouderen in het de stadsdelen relatief weinig afnemers van gratis OV in Centrum en Zuid. Figuur 1.32 Gratis OV voor oudere minima naar huishoudtype en stadsdeel, % 10% huishoudtype 4% 1%1% alleenstaande 55% paar zonder kinderen paar met kinderen eenoudergezin overig / onbekend Zuidoost Noord verdeling over de stadsdelen Centrum West Nieuw- West aandeel ontvangers gratis OV 65+ aandeel stadsdeelbewoners op totale bevolking Amsterdam instituut Oost Zuid bron: CBS, WPI/ bewerking OIS

32 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Rentesubsidie De Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA), onderdeel van DWI, biedt minima met de rentesubsidie aan om bij kleine kredieten de kosten van administratie en risicodekking af te kopen, waardoor voor de klant alleen de zuivere rente te betalen overblijft. Eind 2014 waren er cliënten met een lopende lening met rentesubsidie. In 2013 waren dat er Het bedrag dat de gemeente via de GKA aan rentesubsidie besteedde was in Dat is meer dan in voorgaande jaren. Sinds twee jaar kan het GKA dit instrument ook inzetten voor het oplossen van kleine beginnende schulden. Daarnaast zijn ook de toelatingseisen voor de rentesubsidie verlaagd. Tabel 1.33 Geleend bedrag via rentesubsidie, bron: WPI/ bewerking OIS Het bereik van de rentesubsidie kan niet worden berekend omdat bestanden van ontvangers niet worden doorgeleverd aan het CBS in het kader van de Armoedemonitor.

33 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Samenvatting bereik voorzieningen In deze Armoedemonitor is voor het eerst gebruik gemaakt van vermogensgegevens van het CBS, in aanvulling op inkomensgegevens. Huishoudens worden alleen tot de minima gerekend als zij een laag huishoudinkomen hebben en als ze op basis van hun vermogen in aanmerking zouden komen voor bijstand. Bij het vaststellen van de doelgroep van gemeentelijke regelingen kan echter niet precies dezelfde inkomensbepaling worden gehanteerd als de gemeente dit doet bij toekenningen. Dit heeft twee redenen: de huishoudbepaling matcht niet geheel; en regelingen worden toegekend op basis van het jaar vóór de aanvraag. Beide verschillen leiden naar alle waarschijnlijkheid tot een onderschatting van het bereik omdat de doelgroep zoals vastgesteld met de CBS-gegevens kleiner is dan de feitelijke doelgroep. De berekende bereikcijfers voor staan in onderstaande tabel. Omdat belastinggegevens op zijn vroegst twee jaar na dato beschikbaar zijn, is het niet mogelijk om feitelijke bereikcijfers te berekenen voor het jaar Op basis van de verhouding tussen de ontwikkeling van het aantal verstrekkingen en de raming van de doelgroep in 2014, zijn schattingen gemaakt van het bereik in Het gaat met andere woorden om schattingen op basis van een raming. Het teken +/- geeft aan dat het geen precieze cijfers betreffen. Belangrijk is vooral de ontwikkeling ten opzichte van voorgaande jaren. Deze ontwikkeling kan echter niet worden getoond voor regelingen die nog niet bestonden in 2012 (het gratis OV voor oudere minima) of waarvan het bereik niet berekend kon worden in 2011 en 2010 (LDT, Plusvoorziening en Collectieve ziektekostenverzekering). In die gevallen mist de schatting de stabiele basis van een ijkpunt, en moet daarom met extra voorzichtigheid worden bekeken. In onderstaande tabel wordt verder een onderscheid gemaakt tussen voorzieningen waarbij voor de doelgroep-bepaling rekening is gehouden met leeftijd, kinderen in het huishouden en/of langdurigheid, en voorzieningen waarbij het bereik is berekend onder alle minimahuishoudens. Tabel 1.34 Bereik van voorzieningen onder (doelgroep)minimahuishoudens in en schatting van het bereik in 2014 (procenten) bereik onder specifieke doelgroepen bereik bereik bereik schatting bereik 2014 Gratis OV 65+ nvt nvt nvt +/- 49 Scholierenvergoeding /- 57 Plusvoorziening nb nb 75 +/- 61 Langdurigheidstoeslag nb nb 62 +/- 64 bereik onder alle minimahuishoudens Collectieve ziektekostenverzekering nb nb nb +/- 39 Stadspas /- 65 nvt: niet van toepassing (het Gratis OV voor 65+ bestond nog niet). nb: niet bekend De analyse van het bereik naar kenmerken van personen en huishoudens laat zien dat dit gemiddelde bereik vaak grote verschillen verhult tussen groepen. Onderscheid naar leeftijd, type huishouden, stadsdeel en bron van inkomen leiden tot zeer uiteenlopende bereikcijfers. Zo valt

34 Amsterdamse Armoedemonitor Deel het op dat het bereik van voorzieningen in de stadsdelen Centrum en Zuid duidelijk lager is dan gemiddeld. Verder blijkt dat een meerderheid van de huishoudens van werkende minima (in loondienst of met een eigen bedrijf) de voorzieningen waar ze recht op heeft niet ontvangt.

35 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Effectiviteit van minimaregelingen In dit hoofdstuk wordt de effectiviteit van minimaregelingen benaderd vanuit de ervaringen van minima. Op basis van een reeks onderzoeken onder minima over het gebruik van regelingen gaat het hier om de vragen: wat maakt regelingen effectief en wat ondermijnt hun effectiviteit? Voor dit hoofdstuk wordt geput uit eerdere onderzoeken onder minima over hun gebruik van minimaregelingen. Drie enquêtes gingen over één specifieke regeling: enquête over het gebruik van het gratis OV voor oudere minima (april ) 10 enquête onder Stadspashouders over het gebruik van de Stadspas (augustus ) 11 enquête onder aanvragers en aanbieders van het Kindpakket (voorjaar ) 12 Daarnaast is tussen oktober en maart een overkoepelend onderzoek uitgevoerd over de bekendheid en het gebruik van minimaregelingen. Zowel minima als intermediairs zijn betrokken bij dit onderzoek. Ook zijn er bestandsanalyses gedaan om beter inzicht te krijgen in de groep rechthebbende niet-gebruikers. Elk van deze onderzoeken wordt hier kort samengevat, nadat eerst wordt gereflecteerd op effectiviteitsonderzoek in algemene zin. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk trekken wij algemene lessen uit deze verschillende bronnen.. De complexiteit van effectiviteitsonderzoek Het meten van effectiviteit is lastig omdat effectiviteit niet eenduidig te definiëren is en omdat het meten ervan complex is. Wat betreft de definitie: er zijn verschillende invalshoeken om naar effectiviteit te kijken. Dat valt te illustreren aan de hand van twee vragen over de effectiviteit van minimaregelingen: Worden rechthebbenden optimaal bereikt en maken ontvangers optimaal gebruik van de regeling? Leidt de regeling tot het beoogd maatschappelijk doel? Het optimale bereik en gebruik kan zo worden gedefinieerd dat alle rechthebbenden moeten worden bereikt en dat het gebruik precies verloopt zoals bedoeld, maar dat is in de praktijk niet realistisch. Dat zal ook blijken in het vervolg van dit hoofdstuk. De tweede vraag is het meest lastig te onderzoeken, omdat dit een ambitieuze onderzoeksopzet vergt en/of omdat het moeilijk is om na te gaan of en in welke mate het maatschappelijk doel is bereikt. 10 OIS, Gratis OV voor minimaouderen, e meting, Niet gepubliceerd. 12 Nog niet gepubliceerd.

36 Amsterdamse Armoedemonitor Deel De inzet van de gemeente Amsterdam is gericht op het weghalen van financiële drempels voor maatschappelijke participatie. Het doel van de armoedebestrijding is samengevat in twee woorden: ondersteunen en meedoen. 13 Dat betekent dat het bij een effectiviteitsonderzoek moet gaan over de mate waarin minima worden ondersteund enerzijds en de mate waarin minima die minimaregelingen ontvangen meer participeren dan degenen zonder minimaregelingen. Participatie is echter niet eenduidig te definiëren (zie ook hoofdstuk ): het gaat om sociale contacten, activiteiten in het dagelijks leven maar ook het benutten van kansen en het gevoel om erbij te horen. Participatie is met andere woorden niet met één indicator te meten, wat het moeilijk maakt om het maatschappelijk doel van het Amsterdamse beleid eenduidig te meten. Daarnaast is effectiviteit moeilijk te meten omdat het een complexe onderzoeksopzet vergt. Effecten worden gemeten onder een betrouwbare afspiegeling van de regelingenontvangers; daarnaast wordt door middel van een controlegroep gecontroleerd voor achtergrondkenmerken. Ook moet rekening worden gehouden met factoren die de effectiviteit kunnen beïnvloeden. Daarnaast is een vervolgonderzoek meestal wenselijk om de duurzaamheid van interventies te kunnen vaststellen. De onderzoeken die in dit hoofdstuk aan bod komen voldoen niet aan al deze criteria en geven dan ook inzicht in bepaalde aspecten van effectiviteit, maar minder in andere facetten. Met name het realiseren van het maatschappelijk doel participatie is meestal niet te meten met deze studies. Een uitzondering is de evaluatie van het gratis OV voor oudere minima.. Gratis OV oudere minima: maatschappelijk doel gerealiseerd In september heeft de gemeente Amsterdam het gratis OV voor oudere minima ingevoerd. Het betrof eerst een experiment dat liep tot december. Oudere minima konden vanaf dat moment een abonnement aanvragen om buiten de spits gratis met het GVB te reizen. Het doel van het gratis OV voor oudere minima is om eenzaamheid onder deze groep tegen te gaan. Naast fysieke belemmeringen voor het aangaan van contacten en activiteiten buiten de deur, vormen de kosten van vervoer namelijk een barrière om de deur uit te gaan. Dit heeft negatieve gevolgen voor hun welbevinden. Door middel van gratis OV was het doel van de gemeente om oudere minima te faciliteren in hun verplaatsingen buiten de deur om ervoor te zorgen dat zij meer activiteiten zouden kunnen ondernemen en meer contacten zouden kunnen leggen. En bijkomend doel was dat ouderen minder de auto zouden gebruiken. Door middel van een nulmeting in augustus (vóór de invoer van de maatregel) en een vervolgmeting in april is onderzocht of het gratis OV voor oudere minima leidt tot het realiseren van de beoogde doelstellingen. Bij de eerste meting zijn ouderen betrokken bij het onderzoek en bij de tweede meting. In beide gevallen was bekend dat de benaderde ouderen recht hadden op de regeling. 13 Gemeente Amsterdam, Amsterdam zijn we samen, Aanvalsplan armoede Amsterdam,. /aanvalsplan-armoede/

37 Amsterdamse Armoedemonitor Deel In de eerste meting bleek dat veertig procent van de ouderen minder vaak de deur uitging dan zij zouden willen wegens geldgebrek. Ook lichamelijke gebreken worden vaak als reden aangedragen om minder vaak van huis te gaan (%). In het kader hiernaast zijn twee citaten opgenomen waarin ouderen zelf uitleggen waarom ze niet zo vaak de deur uitgaan als zij zouden willen. Eén op de zes minimaouderen geeft aan dat er geen redenen zijn om minder vaak op pad te gaan. Ik kan niet ver lopen. In mijn buurt zijn geen parken. Ik zou daar graag vaker heengaan maar ze zijn te ver weg en dus te duur om even uit de stad te zijn. Bij de tweede meting bleek dat negen op de tien ouderen met een gratis-ov-abonnement het OV dagelijks tot wekelijks gebruikten. Uit de evaluatie bleek dat ouderen met een abonnement vaker de deur uitgingen dan degenen zonder abonnement. Bovendien hadden oudere minima met abonnement meer sociale contacten dan andere ouderen. Figuur. Mate waarin ouderen sociale contacten hebben, met en zonder abonnement voor gratis OV (procenten) veel wel abonnement redelijk veel redelijk weinig geen abonnement geen weet niet, geen antwoord % Zij gingen vaker dan voorheen de deur uit voor het onderhouden van sociale contacten, en ondernamen vaker iets voor zichzelf. Ook wordt er vaker gebruik gemaakt van de Stadspas. Figuur. Mate waarin ouderen de deur uitgaan, met en zonder abonnement voor gratis OV (procenten) elke dag wel abonnement meerdere keren per week 1 x per week 1 x per maand geen abonnement % minder dan maandelijks geen antwoord

38 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Twee citaten van respondenten in de tweede meting illustreren in het kader hiernaast het succes van het gratis OV. Gelet op het succes van dit experiment heeft de gemeente besloten om de proef met het gratis OV te verlengen. Inmiddels kunnen oudere minima ook tijdens de spits gratis reizen. Ik ben nu vaker buiten omdat ik het niet hoef te betalen. Ik wil graag gebruik blijven maken van gratis openbaar vervoer! Ik ben er erg blij mee! Uit de evaluatie blijkt dat de gemeente met het gratis OV voor oudere minima zowel de gestelde uitvoeringsdoelen als de beoogde maatschappelijke doelen realiseert. Toch zijn er een paar belemmeringen te noemen. Het belangrijkste obstakel voor een betere effectiviteit van het gratis OV is de bekendheid van het instrument. Volgens de evaluatie heeft drie kwart een abonnement aangevraagd. Van degenen die het niet hebben aangevraagd, zeggen vier van de tien dat zij niet op de hoogte zijn. Dit zijn personen die in principe zijn aangeschreven door de gemeente om hen te wijzen op deze nieuwe maatregel, het is dan ook onduidelijk waarom zij onbekend zijn met deze regeling. Daarnaast zijn er mensen die niet zijn aangeschreven. De gemeente heeft namelijk niet de gehele doelgroep in beeld. De gemeente kan alleen personen aanschrijven die een andere regeling ontvangen en van wie het recht op het gratis OV kan worden vastgesteld. Maar niet iedereen met een laag inkomen klopt bij de gemeente aan. Het bereik van het gratis OV kan alleen worden geschat (zie hoofdstuk ), en volgens deze schatting vroegen vier van de tien rechthebbende ouderen in het gratis OV aan. Gelet op de uitkomsten van het onderzoek dat in deel. wordt besproken, is onbekendheid met de regeling waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak voor deze bereikcijfers. Samenvattend is de effectiviteit van de regeling vooral in het geding doordat nog niet iedereen bereikt wordt. Maar het gratis OV voor oudere minima is een regeling die, eenmaal aangevraagd, tot grote tevredenheid leidt en de beoogde effecten in termen van maatschappelijke participatie weet te realiseren. De effectiviteit van het gratis OV ligt met name in het weghalen van een belemmering voor maatschappelijke participatie en het creëren van gunstige randvoorwaarden.. Wisselend gebruik van de Stadspas De Stadspas is een gratis pas van de gemeente Amsterdam voor twee doelgroepen: alle Amsterdammers met een laag inkomen, en alle Amsterdammers met een AOW-leeftijd. Met de Stadspas kunnen zij gratis of met korting deelnemen aan activiteiten en uitstapjes. Doel van de Stadspas is dat iedereen mee kan doen in Amsterdam, ongeacht de dikte van de portemonnee. In augustus zijn Stadspasbezitters en leden van het OIS-bewonerspanel gevraagd naar hun bekendheid en ervaringen met de Stadspas en hun mening over de toekomst van de pas. Stadspasbezitters en panelleden hebben meegewerkt aan het onderzoek. Deze enquête had niet als doel om inzicht te geven in de mate waarin de Stadspas bijdraagt aan het stimuleren van maatschappelijke participatie. De enquête geeft wel informatie over het bereik en het gebruik van de Stadspas. Met het onderzoek zijn vooral Amsterdammers met een laag inkomen bereikt; ouderen waren ondervertegenwoordigd.

39 Amsterdamse Armoedemonitor Deel De Stadspas is zeer goed bekend, ook onder Amsterdammers die deze pas niet hebben. Zo kent % van de panelleden de Stadspas, terwijl % van hen deze pas ook bezit 14 (de grote bekendheid van de Stadspas komt ook naar voren in paragraaf. ). Van de Stadspashouders maakt een derde nooit gebruik van de pas. Een vijfde van de pashouders maakt minstens een keer per maand gebruik van de mogelijkheid om met de Stadspas korting te krijgen. De maandbonnen worden iets minder vaak maandelijks gebruikt, terwijl een derde er nooit gebruik van maakt. Figuur. Gebruik van Stadspas en maandbonnen Stadspas maandbonnen 16% 4% 1% 34% 13% 3% nooit 36% ongeveer eens per jaar 1 tot 6 keer per jaar elke maand 35% 10% 40% 8% minstens eens per week weet niet/ geen antwoord Waarom gebruiken mensen de Stadspas en de maandbonnen niet? Een kwart van de ondervraagden geeft aan dat de activiteiten ondanks de korting te duur blijven. Eveneens een kwart vindt de activiteiten niet aantrekkelijk genoeg. Een tiende vindt het vervoer naar de activiteiten toe te duur of ingewikkeld en nog eens een tiende zegt geen tijd te hebben. Er is met andere woorden niet één belangrijkste reden te geven voor het niet gebruiken van het aanbod van de Stadspas: het betreft een combinatie van factoren. Twee citaten van respondenten, in het kader hiernaast, maken duidelijk wat het gebruik van de Stadspas belemmert, maar laten ook zien dat Amsterdammers tegelijk dankbaar gebruik maken van het aanbod. Wanneer de Stadspas of de bonnen wel worden gebruikt, dan in de eerste plaats om er mee naar de bioscoop te gaan. Verder vinden de respondenten Artis, bioscoopbezoek en zwemmen de leukste activiteiten die met de bonnen gedaan kunnen worden. De aanbieders van de Stadspas moeten wat duidelijker aangeven dat de korting er is. Ik heb het gevoel dat ik kortingen misloop. Ik vind de Stadspas verder goed omdat het stimuleert voor culturele activiteiten. Stadspas is een halfslachtige zaak. Het is gewoon allemaal toch veel te duur. Korting moet hoger of het aanbod moet gratis. Ik profiteer alleen met zwemmen en ben daar wel blij om. Ouders met kinderen kunnen met de Stadspas ook kindervakantiebonnen ontvangen. Onder de respondenten ontving een kleine groep deze bonnen, en de helft gebruikt ze vaak ( à keer per jaar). Ze worden vooral gebruikt voor zwemmen en voor het bezoek aan pretparken. Een op de 14 De rest van de uitkomsten van de enquête onder panelleden is minder relevant voor dit hoofdstuk. Het ging vooral over de toekomstplannen voor de Stadspas.

40 Amsterdamse Armoedemonitor Deel vijf ouders gebruikt de kindervakantiebonnen niet of nauwelijks. Ook hier speelt een combinatie van redenen een rol in het niet-gebruik. Reflecterend op de effectiviteit van de Stadspas komen er met de enquête een aantal zaken naar voren. De Stadspas heeft het grote voordeel van de naamsbekendheid. Onbekendheid is nauwelijks een probleem. Toch betekent het niet dat iedereen die er recht op heeft de Stadspas ook aanvraagt. Het bereik is naar schatting sterk gestegen in vergeleken met, van % naar %. Wat het gebruik betreft zijn de uitkomsten gecontrasteerd. Een grote groep maakt veelvuldig gebruik van de kortingen en de bonnen. Met name voor bioscoopbezoek en zwemmen wordt de Stadspas veelvuldig gebruik. Een derde van de houders maakt niet of nauwelijks gebruik van de Stadspas. Deze Stadspashouders vinden de activiteiten niet aantrekkelijk en/of ondanks de korting te duur. Dat is mogelijk ook de reden voor mensen om de Stadspas niet aan te vragen. Om de effectiviteit van het instrument te vergroten zou het aanbod wellicht voor een nog grotere groep aantrekkelijk kunnen worden gemaakt.. Kindpakket leidt tot grote tevredenheid In heeft de gemeente Amsterdam het Kindpakket geïntroduceerd voor minimajongeren van tot en met jaar. Het Kindpakket had in een totale waarde van en bestond uit een kledingbon van, een bon voor een cursus op het gebied van sport, kunst of cultuur ter waarde van en een bon voor een activiteit in het Amsterdamse Bos. Het uitgangspunt van de gemeente bij het bieden van het Kindpakket was dat kinderen direct iets zouden ontvangen in natura. Het aanbod van het pakket is zo gekozen dat kinderen kunnen deelnemen aan gewone activiteiten met andere kinderen. Ook kinderen die in armoede opgroeien vinden het belangrijk om erbij te horen. Voor de evaluatie van deze regeling is met behulp van de registratie het gebruik van het Kindpakket in kaart gebracht. Via telefonische interviews hebben ouders en aanbieders van activiteiten hun ervaringen met het Kindpakket gedeeld. Ook is een gesprek gevoerd met drie kinderen die het Kindpakket hebben ontvangen. De evaluatie was gericht op de effectiviteit van de uitvoering (het aanbod en het gebruik), en niet op het meten van de effectiviteit in termen van het realiseren van het maatschappelijk doel ( erbij horen ). In ontvingen de ouders van. Amsterdamse kinderen het aanbod om een Kindpakket aan te vragen. Bijna alle aangeschreven ouders hebben het Kindpakket inderdaad ook aangevraagd. Daarbij waren de kledingbonnen meer in trek dan de activiteitenbonnen: negen van de tien ouders met een Kindpakket hebben een kledingbon aangevraagd (een giftcard van H&M of CoolCat). Het is nog niet bekend hoeveel kledingbonnen daadwerkelijk zijn gebruikt. Tijdens het groepsgesprek met de kinderen kwam het gebruik van de kledingbon aan de orde: twee meisjes zijn samen met hun moeder naar de H&M geweest en vonden dit erg leuk om te doen. Voor beiden ( en jaar) was het ook de eerste keer dat ze zelf zoveel invloed hadden op de keuze van de kleren die gekocht werden.

41 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Maar ook de sets van activiteitenbonnen zijn door een ruime meerderheid van de aangeschreven ouders van rechthebbende kinderen aangevraagd, namelijk door zeven van de tien. Zes van de tien kozen voor een sportieve activiteit en een van de tien koos voor een creatieve cursus. Gemiddeld werd % van de aangevraagde bonnen voor keuzeactiviteiten verzilverd. De bon voor de sportschool werd het meest aangevraagd, maar het minst vaak verzilverd. Dit komt waarschijnlijk doordat deze activiteit alleen op IJburg kon worden aangeboden. Van de bonnen voor een activiteit in het Amsterdamse Bos is % verzilverd. Dochter was helemaal blij! Het was echt nodig Het gaat om de kinderen, zij zijn blij. Fijn dat het echt aan de kinderen wordt besteed, dus goed dat het een bon is en niet gewoon geld. Zowel ouders als kinderen zijn zeer tevreden over het Kindpakket. Ouders geven gemiddeld een,. Uit de toelichtingen blijkt dat veel kinderen er erg blij mee waren en dat de ouders de bijdrage aan de kosten voor kleding en activiteiten goed konden gebruiken. Een aantal citaten in het kader hiernaast geeft de reactie van ouders weer. Figuur. Oordeel ouders over tevredenheid kind met de kledingbon of de activiteit (procenten) zeer tevreden kledingbon (aangevraagd, n=107) tevreden neutraal ontevreden activiteit (bon gebruikt, n=25) % zeer ontevreden geen antwoord Het aanvragen van het Kindpakket verliep soepel, vooral dankzij de duidelijke brief die ouders hebben ontvangen. Bijna negen van de tien ouders vinden de informatie over het Kindpakket over het algemeen (zeer) goed. Toch blijkt uit de evaluatie dat niet alles voor iedereen even duidelijk was. Zo had iedereen recht op zowel een kledingbon als op activiteitenbonnen. Toch hebben sommige ouders alleen het ene of alleen het andere aangevraagd. In de helft van deze gevallen hadden ouders niet begrepen dat ze recht hadden op beide bonnen. Uit de registratie blijkt dat de activiteitenbonnen veel minder vaak zijn gebruikt dan verwacht: % van de bonnen voor keuzeactiviteiten zijn verzilverd. De meest genoemde redenen om geen gebruik te maken van de bon voor de keuzeactiviteit zijn de afstand tot de activiteit, het kind had geen zin en het kind heeft het te druk. Dit sluit aan bij de redenen die de jongeren noemden in het groepsgesprek dat is gevoerd met drie kinderen. Een van hen besteedde al veel tijd aan hobby s als skaten en voetballen; daarom had ik geen tijd en niet zo n zin in de mediacursus die mijn moeder had uitgekozen. Ook de afstand tot de activiteit is een belangrijke factor. Een

42 Amsterdamse Armoedemonitor Deel meisje uit Nieuw-West had zich opgegeven voor kickboksen. Na drie lessen ging de school echter failliet en verhuisden de lessen naar een andere locatie in Nieuw-West: Dit is voor mij te ver. De twee andere kinderen, uit Noord en Zuidoost, gaven aan niet snel naar een activiteit buiten het eigen stadsdeel te gaan. Aanbieders zijn over het algemeen tevreden met het Kindpakket en geven deze gemiddeld een. Men is vooral te spreken over het initiatief om een Kindpakket aan te bieden en de samenstelling van het pakket. De aanbieders van de activiteiten staan over het algemeen achter het beoogde doel van het Kindpakket en willen het succes van het Kindpakket vooral afmeten aan de mate waarin kinderen kennis maken met nieuwe activiteiten, er aan deelnemen en deze deelname langdurig kunnen voortzetten. De belangrijkste reden voor aanbieders om aan het Kindpakket mee te werken is de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid; men heeft sympathie met de doelgroep, wil drempels verlagen en vindt het bij de eigen organisatie passen. Het lage aandeel verzilverde bonnen zoeken aanbieders vooral in praktische zaken, zoals de bereikbaarheid van de locatie en het feit dat de bon alleen in de winter geldig was. Donker en kou zijn ongunstig voor het reizen van en naar de activiteiten toe. Meerdere aanbieders geven aan het te betreuren dat ze geen contact konden opnemen met de kinderen die een bon hadden opgevraagd. Nu waren ze niet in staat de kinderen te activeren of te achterhalen waarom de bonnen niet zijn verzilverd. Samenvattend is het Kindpakket een succesvol instrument gebleken. De grootste positieve uitkomsten in termen van effectiviteit zijn het hoge bereik (bijna alle aangeschreven ouders hebben het aangevraagd) en het zeer positieve oordeel over de regeling. Vooral de kledingbon is een groot succes: bijna iedereen heeft deze aangevraagd, het voorzag duidelijk in een behoefte en bijna alle ouders zijn er tevreden over. Toch kunnen ook factoren worden genoemd die een optimale effectiviteit van de regeling in de weg staan. De informatievoorziening kan op een aantal punten beter: het recht om alle bonnen aan te vragen was niet iedereen duidelijk en bij de aanvraag van activiteitenbonnen konden de aanvragers niet zien waar de activiteit zou worden aangeboden. Dat heeft tot ondergebruik van de bonnen geleid. Verder konden aanbieders geen contact opnemen met de kinderen die bij hen activiteiten hadden aangevraagd en daarom konden zij hen niet activeren. Tot slot geldt dat het Kindpakket alleen bekend is onder ouders die zijn aangeschreven. De totale doelgroep rechthebbenden is niet in beeld en er is nauwelijks brede communicatie geweest over deze nieuwe regeling. Dat blijkt uit het overkoepelend onderzoek naar minimaregelingen (zie hieronder): de regeling is nauwelijks bekend onder intermediairs.. Complex aanbod regelingen probleem voor bekendheid en gebruik In en heeft OIS een overkoepelend onderzoek uitgevoerd naar de bekendheid en het gebruik van de Amsterdamse minimaregelingen. Ten behoeve van dit onderzoek zijn enquêtes afgenomen onder minima (met en zonder regelingen) en onder intermediairs. Daarnaast zijn bestandsanalyses uitgevoerd op gegevens van het CBS (Regionaal Inkomensonderzoek en Stapelingsmonitor) in relatie tot bestanden van ontvangers van de gemeentelijke

43 Amsterdamse Armoedemonitor Deel minimaregelingen. Ook zijn een aantal minima en intermediairs geïnterviewd, om de uitkomsten verder te verduidelijken. Het onderzoek had als doel antwoord te geven op vier onderzoeksvragen:. In hoeverre is de doelgroep bekend met minimaregelingen?. In hoeverre zijn intermediairs bekend met minimaregelingen?. Wat zijn de kenmerken van minima die recht hebben op regelingen maar deze niet aanvragen?. Waarom vragen rechthebbenden minimaregelingen niet aan? Met dit onderzoek kan weinig worden gezegd over het realiseren van de maatschappelijke doelstellingen van het Amsterdamse armoedebeleid, namelijk maatschappelijke participatie, ook met een laag inkomen. Het doel van het onderzoek had eerder betrekking op de effectiviteit van de uitvoering van het beleid. Wat betreft de eerste vraag: de helft van de minima blijkt spontaan geen enkele minimaregeling van de gemeente te kunnen noemen. Als de regelingen worden voorgelegd, zijn vooral de Stadspas en de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen goed bekend. Toch zijn zeven van de twaalf regelingen voor de helft van de respondenten onbekend. Ook de regels voor het ontvangen van regelingen zijn niet goed bekend. Figuur. Bekendheid minima met minimaregelingen (procenten) Individuele bijzondere bijstand Plusvoorziening Kindpakket Gratis Openbaar vervoer voor oudere minima Ziektekostenverzekering voor minima Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken PC-voorziening Scholierenvergoeding Langdurigheidstoeslag Stadspas % Nee Ja, ik ken het Ja, krijg ik of heb ik gekregen Weet niet In antwoord op de tweede deelvraag blijkt dat intermediairs beter op de hoogte zijn van regelingen dan minima. Zij weten vaker spontaan voorzieningen te noemen. Een kwart noemt de Langdurigheidstoeslag, een kwart de individuele bijzondere bijstand; % kan geen enkele voorziening noemen. Verder zijn er grote verschillen tussen voorzieningen: de Stadspas kent iedereen, maar het Kindpakket kent de helft van de intermediairs (en % niet). Voor een deel van de intermediairs komen regelingen zelden aan de orde in het werk, zij vinden ook dat hun

44 Amsterdamse Armoedemonitor Deel kennis niet voldoende is om minima te informeren en zij zijn niet tevreden over de informatievoorziening over regelingen. De derde onderzoeksvraag gaat over de huishoudens met een laag inkomen die geen regelingen en/of bijstand ontvangen en zich daarmee niet op de radar van de gemeente bevinden. In ging het om een derde van alle huishoudens met een laag inkomen. Voor een derde van deze niet-gebruikers geldt dat zij niet tot de doelgroep behoren, omdat zij te veel vermogen hebben. Wel is er een groep van. huishoudens, % van alle minimahuishoudens in, die recht heeft op minimaregelingen maar deze niet aanvraagt. Daarnaast is van. huishoudens het vermogen onbekend; ook onder hen zijn er ongetwijfeld huishoudens die recht hebben op regelingen. In totaal gaat het waarschijnlijk om een vijfde van de minimahuishoudens die geen enkele voorziening aanvraagt. Vooral onder werkenden in loondienst, in Centrum en Zuid, is de kans groot om mensen te vinden die recht hebben op regelingen maar ze niet aanvragen. Andere aanknopingspunten zijn dat zij gemiddeld jonger zijn dan ontvangers van regelingen en dat ze vaak wel WW ontvangen. Waarom vragen rechthebbenden minimaregelingen niet aan? Onbekendheid met regelingen, zowel bij minima als intermediairs, is de meest in het oog springende reden. Toch zijn er ook andere belangrijke verklaringen: de veelheid aan regelingen maakt het gehele aanbod onoverzichtelijk voor minima en voor intermediairs. Ook de verschillende voorwaarden voor het ontvangen van regelingen zijn verwarrend en schrikken af. Deze redenen hebben te maken met het aanbod. Ook van de kant van de aanvragers, de minima, zijn er belemmeringen. Zo vormen taalproblemen een drempel. Een vijfde van de ondervraagde minima kan zich niet redden in het Nederlands. Voor hen is er geen informatie beschikbaar en daardoor zijn zij afhankelijk van derden (familie, vrienden en intermediairs). In het onderzoek komen daarnaast minder grijpbare belemmering naar voren. Minima zouden om allerlei redenen niet in staat zijn om zelf regelingen aan te vragen, door stress, angst, schaamte en/of andere persoonlijke zorgen. Kennis vergaren en bijhouden over alle verschillende regelingen, deze aanvragen en de procedure doorlopen is voor hen ingewikkeld, verwarrend en ontmoedigend. De communicatiestijl van de gemeente slaat niet aan bij deze groep. De conclusie van het onderzoek naar de bekendheid en het gebruik van de Amsterdamse minimaregelingen luidt dat de manier waarop de informatie wordt aangeboden er veel toe doet, maar dat het kernprobleem ligt bij de complexiteit van het aanbod en van procedures. De belangrijkste reden waarom minimaregelingen niet optimaal bekend zijn en gebruikt worden komt neer op de vraag: wie mag wat aanvragen en hoe vraag je een regeling vervolgens aan? Zowel minima zelf als intermediairs weten daar niet altijd goed een antwoord op te vinden, en dat staat de effectiviteit van de regelingen primair in de weg.. De effectiviteit van Amsterdamse minimaregelingen Met deze vier onderzoeken kunnen een aantal conclusies worden getrokken als het gaat om de effectiviteit van het beleid. De conclusies richten zich grotendeels op de effectiviteit van de uitvoering (worden rechthebbenden goed bereikt en gebruiken ze het aanbod optimaal?). De effectiviteit van het beleid in termen van het beoogd maatschappelijk doel ( meedoen ongeacht de dikte van je portemonnee ) is lastiger vast te stellen.

45 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Wat betreft het bereik worden in hoofdstuk de cijfers gegeven: het bereik wisselt per regeling maar duidelijk is dat lang niet iedereen die recht heeft op een regeling deze ook ontvangt. Het overkoepelende onderzoek naar de bekendheid en het gebruik van minimaregelingen geeft een aantal redenen hiervoor. Ten eerste is niet iedereen bekent met het gehele aanbod. Zo lopen mensen regelingen mis waar ze recht op hebben. Ten tweede zijn sommige groepen niet in beeld bij de gemeente, zodat zij niet worden aangeschreven om hen te wijzen op hun recht op hulp bij een laag inkomen. Zij vragen bovendien nauwelijks spontaan de regelingen aan. Dat geldt met name voor werkende minima in loondienst. Dat blijkt ook uit hoofdstuk. Tot slot kunnen sommige minima er bewust voor kiezen om regelingen niet aan te vragen, omdat ze het te veel gedoe vinden, omdat zij principieel geen hulp van de gemeente willen, en/of omdat hun inkomen sterk schommelt. Het is dan ook niet reëel om naar een bereik van % te streven. Als het gaat om het gebruik van de regelingen, komen vooral twee thema s naar voren: gebruiksgemak en behoeften. De eenvoud van regelingen speelt een grote rol in de mate van het gebruik wat niemand zal verbazen. Zo hoeven ouderen na het aanvragen van een gratis OV verder niets te regelen en kunnen ze eenvoudig gebruik maken van de regeling. Ook het grote succes van de kledingbon van het Kindpakket valt te verklaren uit het gemak waarmee deze kan worden gebruikt (in combinatie met het feit dat het duidelijk voorzag in een behoefte). De activiteitenbonnen van het Kindpakket daarentegen moesten eerst aangevraagd worden; vervolgens kregen ouders en kinderen informatie over de locatie en de inhoud van de cursus, waarna zij deze konden verzilveren. Daarbij was er veel uitval. Regelingen waarbij gebruikers meerdere stappen moeten ondernemen (zoals ook de Scholierenvergoeding) worden minder optimaal gebruikt dan regelingen waarbij het gebruiksgemak groot is. Daarnaast speelt ook de mate waarin het aanbod aansluit bij de behoeften van minima een grote rol in het optimale gebruik van regelingen. Daar is eerder naar gerefereerd als het gaat om het gratis OV en de kledingbon van het Kindpakket. De evaluatie van de Stadspas laat juist zien dat er een grote groep is die zich niet kan vinden in het aanbod, waardoor zij de pas weinig of nooit gebruiken. Tot slot is er de belangrijke vraag of regelingen leiden tot het realiseren van het beoogde maatschappelijk effect. Deze vraag is alleen tijdens de evaluatie van het gratis OV voor oudere minima expliciet aan de orde gekomen. Uit deze evaluatie blijkt dat gebruikers zich minder geïsoleerd voelen dankzij het gratis OV. Voor andere voorzieningen hebben we weinig inzicht in het bereiken van het maatschappelijk doel. Oftewel: leidt het gebruik van de Stadspas tot meer maatschappelijke participatie? Komen kinderen die bereikt worden met de Scholierenvergoeding, de PC-voorziening en het Kindpakket beter mee op school? Gelet op de hoeveelheid regelingen en respectievelijke doelstellingen zullen in de toekomst keuzes gemaakt moeten worden om deze vragen ofwel heel specifiek (voor een of meerdere regelingen) ofwel meer in het algemeen te kunnen beantwoorden.

46 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Schulden en schuldhulpverlening Schulden en armoede gaan vaak samen, maar niet altijd. Schulden treffen een bredere groep dan alleen minima, bovendien hebben zeker niet alle minima (problematische) schulden. De schuldenproblematiek is een steeds belangrijker vraagstuk geworden in Amsterdam: het beroep op de schuldhulpverlening is in de afgelopen jaren sterk toegenomen en bovendien is het wettelijk kader veranderd. De integrale schuldhulpverlening is nu een wettelijke taak voor de gemeente. De kaders voor de schuldhulpverlening worden stedelijk vastgesteld. Voor de uitvoering zijn diverse schuldhulpbureaus verantwoordelijk, hoofdzakelijk acht Maatschappelijke Dienstverleners (MaDi s). In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens besproken: het hebben van moeilijkheden om rond te komen en het hebben van schulden, het hebben van problematische schulden, het gebruik van schuldhulpverleningsvoorzieningen, de effectiviteit van schuldhulpverlening, verschillen per gebied, en doelgroepen in de schuldhulpverlening.. Alleenstaande ouders en personen van - jaar: vaakst schulden In de enquête De Staat van de Stad (SvdS) in geeft % van de Amsterdammers van jaar en ouder aan schulden te hebben. 15 Het gaat daarbij om schulden bij instellingen en vrienden en familie. 16 Twee derde geeft aan geen schulden te hebben. Na een aanvankelijke toename na wordt er nu minder vaak aangeven dat men schulden heeft dan in (toen: %). Eenoudergezinnen hebben vaker dan gemiddeld schulden: % geeft aan schulden te hebben. Verder hebben ongeschoolden relatief vaak schulden (%) en - jarigen vaker dan andere leeftijdsgroepen (%). Ouderen hebben het minst vaak schulden (-plus: %). De dagelijks bezigheid van mensen maakt weinig verschil in de mate waarin zijn schulden hebben: werkenden en werkzoekenden hebben in ongeveer gelijke mate schulden. Een uitzondering zijn de (vervroegd) gepensioneerden, zij hebben beduidend minder vaak schulden dan gemiddeld (%). Kijken we naar herkomstgroepen dan hebben Amsterdammers van Marokkaanse herkomst, Nederlandse en overige westerse herkomst het minst vaak schulden (resp. %, %, %) en Amsterdammers van overige niet-westerse herkomst, Turkse en Surinaamse het vaakst (resp. %, %, %). Mensen met schulden hebben relatief vaak een laag inkomen, maar ook ruim een vijfde van de Amsterdammers met een hoog inkomen geeft aan schulden te hebben. 15 De enquête van de Staat van de Stad is gehouden in het najaar van op zo n. Amsterdammers van jaar en ouder. Het onderwerp van de tweejaarlijkse enquête is participatie op verschillende terreinen. Zie voor verdere analyses op dit bestand ook hoofdstuk over maatschappelijke participatie. 16 Hier is als volgt naar gevraagd: Heeft u schulden? Het gaat hierbij zowel om schulden/lopende leningen bij instellingen (bijv. huurachterstand), als ook bij vrienden, familie e.d. Het gaat hierbij niet om de normale hypotheeklasten, wel om achterstanden daarin.

47 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Het hebben van schulden naar type huishouden, leeftijd, dagelijkse bezigheid, netto huishoudtype herk.- groepen inkomen bezigheid leeftijd opleiding huishoudinkomen en herkomst, (procenten) eenoudergezin samenwonend met kinderen samenwonend zonder kinderen alleenstaand 55 jaar en ouder jaar jaar jaar AOW, gepensioneerd arbeidsongeschikt, langdurig ziek huisvrouw/huisman onderwijs volgend werkloos, werkzoekend zelfstandig werkzaam werkzaam in loondienst hoog inkomen gemiddeld inkomen laag inkomen niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen hoog geschoold middelbaar laag geschoold ongeschoold gemiddeld % bron: OIS (SvdS) 2014 Amsterdammers die zeggen moeilijk te kunnen rondkomen, hebben vaker schulden (%), maar ook een vijfde van de mensen die zegt (eerder) makkelijk te kunnen rondkomen zegt schulden te hebben. Het hebben van schulden en het moeilijk kunnen rondkomen gaat dus niet een-op-een samen. Zo zeggen ouderen vaak moeilijker te kunnen rondkomen dan jongeren, maar zij hebben minder vaak schulden. Een aandachtspunt is wel dat niet iedereen met schulden te maken heeft met problematische schulden. Schulden worden pas problematisch als de aflossingscapaciteit in maanden lager is dan de totale schuldenlast Groei vroegaanmeldingen en daling reguliere schuldhulpverlening Op basis van een landelijke studie 18 is een schatting gemaakt van het aantal Amsterdammers met (een risico op) problematische schulden. Dit betreft. Amsterdammers met een risico op problematische schulden, en. met problematische schulden. Voor jongeren in de leeftijd van t/m jaar geldt dat naar schatting. (%) te maken heeft met risicovolle schulden en/of risicovolle achterstanden Panteia, Huishoudens in de rode cijfers, Zoetermeer: Panteia, Schatting gemaakt op basis van Panteia, Huishoudens in de rode cijfers, Zoetermeer: Panteia,. 19 Schatting gemaakt op basis van Panteia, Voor mijn gevoel had ik veel geld. Jongvolwassenen en schulden, Zoetermeer: Panteia,. Let op: de definitie van risicovolle schulden en/of risicovolle betalingsachterstanden voor jongeren verschilt van de definitie van een risico op problematische schulden (voor Amsterdammers). Bij jongeren gaat het bijvoorbeeld om achterstanden bij de betaling van energie, wanneer men regelmatig rood staat voor aanzienlijke bedragen, en/of wanneer men creditcardschulden heeft.

48 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Slechts een deel van de mensen met problematische schulden komt daadwerkelijk in een schuldhulpverleningstraject. In betrof dit naar schatting zo n %. Hierbij is het aantal mensen met een schuldhulpverleningstraject afgezet tegen een schatting van het aantal mensen met problematische schulden 20. In zijn er in totaal. meldingen gedaan van Vroeg Erop Af (figuur. ). De Vroeg Erop Af aanpak is gebaseerd op afspraken met woningcorporaties, energieleveranciers, zorgverzekeraar Zilveren Kruis Achmea en de Amsterdamse dienst Belastingen. De afspraak behelst het inseinen van de MaDi wanneer een persoon een betalingsachterstand bij de desbetreffende instelling heeft van drie maanden of meer. De MaDi zoekt dan op outreachende wijze contact met de klant. De werkwijze verschilt per MaDi en per melder, en varieert van telefonisch contact tot een huisbezoek met meerdere pogingen bij geen gehoor. Het doel is om escalatie te voorkomen doordat problemen in een vroeg stadium worden aangepakt. Sinds neemt het aantal meldingen Vroeg Erop Af jaarlijks toe. Tussen en zijn de meldingen die worden gedaan door woningcorporaties toegenomen, na een afname in de periode -. Het grootste aantal meldingen wordt gedaan door de zorgverzekeraar, gevolgd door de energiemaatschappijen. Figuur. laat ook zien dat het aantal reguliere aanmeldingen van schuldhulpverlening sterk is afgenomen over de periode -. Deze afname kan een indicatie zijn dat de relatief goedkope en voor de klant minder belastende aanpak van Vroeg Erop Af werkt. Toch moet ook rekening worden gehouden met de sterke stijging van het aantal regulieren aanmeldingen tussen en, ten tijde van de economische crisis. In lag het aantal reguliere aanmeldingen ongeveer op het niveau van. Nader onderzoek zou moeten uitwijzen wat de ontwikkeling van het aantal aanmeldingen het beste verklaard. Dezelfde filosofie van vroeg ingrijpen ligt ook ten grondslag aan integrale schuldhulpverlening op locatie 21. Deze interventie is in van start gegaan met klanten. De klantmanager van de bijstandsgerechtigde kan een budgetadviesgesprek houden met de klant in geval van schuldenproblematiek, en deze zo nodig helpen met adviezen ter inkomensreparatie (zoals toeslagen), en/of doorverwijzen naar de MaDi. Ook op deze manier worden klanten vaak in een vrij vroeg stadium bereikt en kan erger worden voorkomen. Erop Af-meldingen worden door derden gedaan, voornamelijk door woningcorporaties. Over de periode - is er een lichte groei te zien van deze meldingen. Ook in het aantal crisishulpverleningen zit een lichte stijging sinds, na een periode van lichte daling over Idem voetnoot. 21 In heette dit schuldhulpverlening bij de werkpleinen. Doordat de klant nu aangewezen is op het stadsloket en niet meer op de werkpleinen, is de naam gewijzigd.

49 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Ontwikkeling vraag naar Vroeg Erop Af, Erop Af, crisishulpverlening en reguliere schuldhulpverlening, Vroegsignalering: Vroeg Erop Af Vroegsignalering: Schuldhulpverlening op locatie Reguliere aanmelding (traject gestart) Crisishulpverlening Erop Af bron: rve Inkomen. Effectiviteit stijgt, maar herhaalde hulpvraag blijft hoog De effectiviteit van Vroeg Erop Af meldingen wordt gemeten aan de hand van het bereik, dat wordt gedefinieerd als het aandeel klanten waar contact mee is geweest en afspraken mee is gemaakt, afgezet tegen het aantal klanten dat is aangemeld en nog niet bekend was bij de MaDi. Het bereik van Vroeg Erop Af bedroeg % in, variërend van % bereik bij meldingen van de dienst Belastingen, tot % bij meldingen door woningcorporaties. Het verschil kan te maken hebben met de ernst van de betalingsachterstand: over het algemeen zal de klant een achterstand bij de woningcorporatie als ernstiger beschouwen dan een achterstand bij de dienst belastingen. Het verschil ligt waarschijnlijk ook aan de tegenprestatie die de MaDi wordt geboden per bereikte klant. Deze ligt hoger bij meldingen van woningcorporaties dan bij andere melders, waardoor MaDi s geneigd zijn om meer energie te stoppen in het bereiken van een klant bij een melding van een woningcorporatie dan bij een melding van een andere melder. Het bereik van Erop Af meldingen lag in op %. De definitie van bereik is hier conform de definitie van bereik bij Vroeg Erop Af. De resultaten bij crisisinterventies worden niet gemeten aan de hand van het bereik (het contact met de klant is er immers al omdat de klant zelf contact heeft opgenomen met de MaDi). Bij de crisishulpverlening wordt de effectiviteit gemeten aan de hand van het aandeel ontruimingen, boedelverkopen en/of afsluitingen van water en licht dat is voorkomen. In lag dit aandeel op % van de meldingen.

50 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Bereik Vroeg Erop Af, Erop Af en crisishulpverlening, (procenten) Energieleverancier 44 Vroeg Erop Af Zorgverzekeraar Dienst belastingen Woningcorporaties Totaal 53 Erop Af totaal 69 Crisishulpverlening totaal 70 % bron: rve Inkomen Voor de reguliere schuldhulpverlening kunnen we voor de effectiviteit kijken naar andere indicatoren. Ten eerste is dat de succesvolle uitstroom uit de stabilisatiefase. De reguliere schuldhulpverlening wordt verdeeld in drie opeenvolgende fases, namelijk het voortraject waarin men deelneemt aan een integrale aanmeldgroep waar men de schulden inzichtelijk maakt, de stabilisatiefase waar men werkt aan het voorkomen van het verder oplopen van de schulden door o.a. budgettraining, en de aflossingsfase waarin een daadwerkelijke schuldafbetalingsregeling wordt getroffen via de gemeentelijke kredietbank (GKA) of de wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). 22 Het aandeel klanten dat succesvol de stabilisatiefase heeft doorlopen 23 bedraagt % in, tegenover % in. Hierbij valt op dat met name het aandeel dat is doorgestroomd naar een schuldafbetalingsregeling in is toegenomen, namelijk van % in naar % in. Het aandeel positieve uitstroom, waarbij de klant een succesvolle stabilisatie als resultaat heeft of een andere positieve oplossing heeft gevonden, is afgenomen tussen en van % naar %. De niet-succesvolle uitstroom (de uitval) is in deze jaren gelijk gebleven op %. Een tweede indicator om de effectiviteit van de schuldhulpverlening te meten is het aandeel regelingen dat wordt getroffen voor de klanten ofwel via WSNP, ofwel via GKA. Voor het GKA was het aantal regelingen dat werd getroffen ten opzichte van het aantal aanvragen voor regelingen, % in en % in. 24 Voor WSNP ligt dit aandeel aanzienlijk hoger. Er was een toename in de periode - van % naar % van het aandeel regelingen dat werd getroffen, ten opzichte van het aantal aanmeldingen bij WSNP. Dat betekent dat er in steeds meer gevallen een WSNP regeling kan worden getroffen, waarbij wel rekening moet worden 22 Hier kunnen nog een voorfase van informatie en advies (vóór de aanmelding), en een nafase van nazorg aan toegevoegd worden. Deze twee fases laten we hier echter buiten beschouwing, omdat het niet de kerntaak van de MaDi s is en omdat er grote registratieverschillen zijn tussen de MaDi s voor de producten die worden aangeboden in deze fases. Hierdoor zijn cijfers onbetrouwbaar. 23 Succesvol doorlopen bestaat uit succesvolle uitstroom (wanneer stabilisatie het maximaal haalbare is) en doorstroom naar de fase van schuldafbetaling, ten opzichte van het aantal mensen dat de stabilisatiefase is gestart. 24 Deze percentages zijn exclusief overige oplossingen, omdat het hier gaat om oplossingen die klanten zelf treffen na de aanvraag (inschakelen familie of extra inkomsten bijvoorbeeld).

51 Amsterdamse Armoedemonitor Deel gehouden met het feit dat dit cijfer een optelling is van het aantal getroffen WSNP-regelingen en andere oplossingen die klanten kunnen hebben gevonden. 25 Een derde indicator is het aandeel mensen dat een schuldregeling ook daadwerkelijk succesvol (schuldenvrij) afsluit. Bij WSNP bedroeg dit percentage in %, tegenover % in. Volgens de registraties van GKA stromen alle klanten uit met een schone lei. Dit kan in sommige gevallen wel langer duren dan de beoogde maanden. In praktijk heeft zo n % van de klanten een achterstand op het afbetalingsritme, dat wil zeggen: zij redden het niet om binnen de gestelde termijn een schone lei te hebben. 26 Ook relevant in termen van effectiviteit is om te kijken naar de herhaalde hulpvraag van klanten in een regulier schuldhulpverleningstraject. Om dit te bereken zijn alleen cijfers beschikbaar voor de periode -: in die periode bedroeg de herhaalde hulpvraag ongeveer %. Dit is een onderschatting omdat gegevens van vóór niet gekoppeld kunnen worden. Toch is het relevant om te weten dat minimaal een op de vijf klanten al eerder in een schuldhulpverleningstraject had gezeten vóór de nieuwe aanvraag, al dan niet met positief resultaat.. Schuldenproblematiek cumuleert in bepaalde gebieden in de stad De problematiek rondom rondkomen en schulden is ongelijk verdeeld over de stad. Ook de instroom in schuldhulpverlening 27 en het aantal meldingen via Vroeg Erop Af laten een sterke geografische spreiding zien, evenals de herhaalde hulpvraag. 28 Figuur. geeft een overzicht van de vier genoemde indicatoren naar de gebieden. 29 Dit is geen uitputtend overzicht van relevante factoren: ook meldingsbereidheid door instanties en registratie door organisaties kunnen een rol spelen. Hierover zijn echter geen cijfers beschikbaar waarmee de gebieden vergeleken kunnen worden. Figuur. is als volgt af te lezen: een gele kleur betekent dat het gebied op de desbetreffende indicator een gemiddelde score heeft. Een rode kleur staat voor een bovengemiddelde score op de indicator (relatief veel moeite met rondkomen, veel schulden, veel instroom in de schuldhulpverlening, veel herhaalde hulpvraag en/of veel meldingen bij Vroeg Erop Af). Een groene kleur betekent een ondergemiddelde score op de desbetreffende indicator. 25 Het is voor de WSNP-cijfers niet mogelijk om deze door klanten gevonden oplossingen te isoleren om een percentage getroffen regelingen te berekenen dat enkel terug te voeren is op een WSNP-interventie. 26 Bron: GKA, rve Inkomen. 27 Gedefinieerd als het aantal aanmeldingen. Diat aantal ligt hoger dan het aantal daadwerkelijke toelatingen. 28 Indicatoren zijn afgezet tegen het aantal inwoners van jaar en ouder in het desbetreffende stadsdeel/gebied. 29 De gebieden zijn de gebieden/wijken die zijn gedefinieerd ten behoeve van het gebiedsgericht werken.

52 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Schulden-indicatoren naar gebied Stadsdeel Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost Gebied Centrum West Centrum Oost Westerpark Bos en Lommer Oud-West/De Baarsjes Slotermeer/Geuzenveld Osdorp De Aker/Nieuw Sloten Slotervaart Zuid Noord Buitenveldert/Zuidas De Pijp/Rivierenbuurt Oud Oost Indische Buurt/Oostelijk Havengebied Watergraafsmeer IJburg/Zeeburgereiland Noord West Oud Noord Noord Oost Bijlmer Centrum Bijlmer Oost moeite met rondkomen Gaasperdam/Driemond bronnen: OIS (SvdS) ; concept jaarverslagen Schulddienstverlening (Gemeente Amsterdam,Inkomen) schulden instroom schuldhulpver lening herhaalde hulpvraag meldingen Vroeg Erop Af Er vallen een aantal zaken op aan deze figuur. Ten eerste de relatief grote problematiek rondom schulden en gebruik van voorzieningen in de gebieden in Zuidoost, en, in iets mindere mate, in Noord. In de gebieden in Noord valt tevens op dat de herhaalde hulpvraag gemiddeld is, terwijl de schuldenproblematiek (moeite om rond te komen, schulden, instroom in schuldhulpverlening en meldingen Vroeg Erop Af) in dat stadsdeel relatief hoog is. Voorts zien we een patroon in het aandeel instroom in schuldhulpverlening enerzijds, en in het aandeel meldingen Vroeg Erop Af anderzijds. Het betreft een driedeling: In een aantal gebieden, met name in Centrum en Zuid, zien we dat zowel het aandeel Vroeg Erop Af meldingen als het aandeel instroom in de schuldhulpverlening onder het gemiddelde ligt. In een aantal gebieden, met name in Zuidoost en Noord, zien we dat zowel het aandeel Vroeg Erop Af meldingen als het aandeel instroom in de schuldhulpverlening boven het gemiddelde ligt. In een aantal gebieden, met name in Oost, West en Nieuw-West zien we een gemixt beeld, maar vaak is het zo dat minder aanmeldingen via Vroeg Erop af gepaard gaan met een groter

53 Amsterdamse Armoedemonitor Deel aandeel mensen in de schuldhulpverlening, en vice versa. Dit kan er op duiden dat er een preventieve werking uitgaat van Vroeg Erop Af (met andere woorden: erger wordt voorkomen). Met de beschikbare gegevens is het niet mogelijk om deze relatie te toetsen maar zijn in de toekomst het onderzoeken waard. 30 Opvallend is tot slot dat bovengenoemde driedeling overeenkomt met de driedeling die wordt gemaakt in stadsdelen in de Staat van de Stad (): op basis van de participatiegraad (in termen van economie, welvaart, onderwijs en sociale participatie) wordt geconcludeerd dat de participatie in Centrum en Zuid bovengemiddeld is, in Zuidoost en Noord ondergemiddeld, en in West, Oost en Nieuw-West rond het gemiddelde ligt. De participatiegraad uit zich dus ook in de vraag naar en het gebruik van schuldhulpverlening en Vroeg Erop Af.. Zeven doelgroepen in de schuldhulpverlening Op basis van interviews met teammanagers Schuldhulpverlening van de MaDi s (zomer/najaar ) en een dossieranalyse van klantdossiers 31 is een typologie gemaakt van de meest voorkomende typen klanten en hun problematiek. Er is gezocht naar de grootste gemene delers onder de klanten en er worden zeven hoofdtypen onderscheiden, die zijn samengevat in figuur.. 32 De zeven hoofdtypen worden afgezet tegen twee dimensies, namelijk de sociaaleconomische positie en de sociaal-culturele positie van de klant. Het gaat om groepen die een grotere kans hebben dan anderen om in een problematische schuldsituatie en in de schuldhulpverlening te geraken. Ten eerste betreft het alleenstaande mannen. Zij hebben meestal een beperkt sociaal netwerk. Aanleiding voor de problemen is vaak een scheiding geweest. Deze groep is onder te verdelen in twee subgroepen Bij de eerste subgroep ( a) speelt relatief vaak een verslaving, (vroegere) dakloosheid, detentie en/of (zware) psychiatrische problematiek. Men komt vaak pas bij schuldhulpverlening in beeld als er een acute crisis (bijvoorbeeld een dreigende ontruiming of afsluiting van elektra) is ontstaan, terwijl de financiële situatie al veel langer problematisch was. Deze groep wordt relatief vaak geholpen door een schuldregeling van GKA of WSNP. Het aandeel afhakers is onder deze groep vrij hoog, en daarmee ook de herhaalde hulpvraag. Deze groep is dan ook vaak al zo n vier jaar in beeld bij schuldhulpverlening. De hoge mate van herhaalde hulpvraag zou verband kunnen houden met het ontbreken van een steunend netwerk. Bij de tweede subgroep ( b) komen relatief vaak (lichte) psychische problemen voor. Vaak is er sprake van een beter steunend netwerk dan bij de eerste subgroep. Ook bij deze groep is er veelal sprake van voortijdige uitval en herhaalde hulpvraag, alhoewel de betreffende dossiers indiceren dat de problematiek iets minder hardnekkig is dan bij de eerste subgroep. Zo lijkt men zich al op een iets eerder moment tot de hulpverlening te wenden dan de eerste 30 Registraties van Vroeg Erop Af en schuldhulpverlening kunnen niet op persoonsniveau aan elkaar worden gekoppeld. 31 Dossiers van vier verschillende MaDi s zijn hier onderzocht, namelijk Doras (Noord, dossiers), Civic (Oost, dossiers), MadiZO (Zuidoost, dossiers) en Centram (Centrum, dossiers). 32 De zeven hoofdtypen zijn gebaseerd op een theoretisch model dat bruikbaar is voor een groot deel van de klanten, maar niet alle klanten zijn onder een van deze hoofdtypen te plaatsen. Anderen zouden juist in meerdere categorieën kunnen vallen. Verder sluiten de categorieën elkaar niet altijd helemaal uit.

54 Amsterdamse Armoedemonitor Deel subgroep, waardoor de problemen vaak beter behapbaar zijn dan voor de eerste groep. Vaak is een klant uit deze groep al zo n drie jaar in beeld bij de schuldhulpverlening. Figuur. Prototypen van klanten in de schuldhulpverlening, ingedeeld naar twee dimensies* *uitkomsten zijn indicatief, want gebaseerd op kwalitatief en kleinschalig onderzoek bron: dossieranalyse en interviews MaDi s Een tweede groep ( ) betreft mensen die een plotselinge terugval in hun inkomen zien door bijvoorbeeld werkloosheid, faillissement, scheiding of bijstandsafhankelijkheid. Over het algemeen heeft deze groep een sterker netwerk en een motiverende omgeving, wat voor hen de kans groter maakt om weer uit de schulden te geraken. De zelfredzaamheid van deze groep is gemiddeld het grootst van alle onderscheiden groepen en er is weinig sprake van multiproblematiek. Hierdoor heeft schuldhulpverlening relatief vaak een positief resultaat en is er weinig herhaalde hulpvraag. Ook is men vaker al voldoende geholpen met behulp van relatief lichte interventies zoals budgettraining. Het inkomensniveau ligt voor deze groep gemiddeld wat hoger dan voor alle andere onderscheiden groepen. Door de MaDi s is aangegeven dat deze groep groeiende is sinds de economische recessie vanaf. Een derde groep ( ) betreft de multi-probleemgezinnen, die te maken hebben met minstens drie grote problemen op het gebied van armoede, schulden, lichamelijke of geestelijke gezondheid, verslaving, detentie, instabiele thuissituatie, LVB-problematiek, werkloosheid, huisvesting en/of opvoedingsproblemen. De schulden zijn slechts een onderdeel van deze andere problemen. Deze gezinnen hebben veelal een zwak netwerk en contact met verschillende hulpverleners op meerdere vlakken zoals GGZ en jeugdzorg. Vaak ook worden zij ondersteund door medewerkers van een Samen Doen team. Het treffen van een schuldregeling (GKA of WSNP) lukt bij deze

55 Amsterdamse Armoedemonitor Deel doelgroep vaak niet, omdat eerst de andere problemen moeten worden opgelost. De herhaalde hulpvraag is dan ook hoger dan bij verschillende andere groepen. Mensen uit deze groep zijn vaak al zo n drie jaar in beeld bij schuldhulpverlening. Een vierde groep ( ) betreft hulpmijders, vaak uit schaamte. Deze hulpmijders zijn vaak Surinaamse of Antilliaanse Amsterdammers. De trigger is vaak een crisis (dreigende uithuiszetting of afsluiting van elektra en water). Er is minder vaak sprake van multiproblematiek. De schuldenproblematiek is vaak complex doordat de schulden al lange tijd zijn opgestapeld. Kenmerkend voor deze groep is het hoge aandeel dat uitvalt uit het schuldhulpverleningstraject en, daarmee samenhangend, het hoge aandeel herhaalde hulpvraag. Wanneer de crisis (tijdelijk) is opgelost of gestabiliseerd, kiest men er vaak voor om met het traject te stoppen. Hierdoor hopt deze groep vaak (met tussenpozen) van het ene naar het andere traject, vaak zonder deze succesvol af te ronden in de vorm van een betalingsregeling. Een vijfde groep ( ) betreft draaideurklanten. Deze groep bestaat uit klanten die blijvend met geldproblemen te maken hebben doordat zij schuldhulptrajecten vaak voortijdig afbreken. Hierdoor doen zij vaker een herhaalde hulpvraag bij de gemeente dan andere klanten en leven ze vaak van crisis naar crisis. Intergenerationele overdraagbaarheid van schulden is een probleem dat speelt bij deze doelgroep. De motivatie om iets aan de schuldenproblematiek te veranderen, is in het algemeen laag onder deze groep. In praktijk is er sprake van een bepaalde overlap tussen groep (de hulpmijders) en groep (de draaideurklanten). Het mijdend gedrag resulteert vaak in een herhaalde hulpvraag (al dan niet door de klant zelf geïnitieerd). Het verschil zit hem in de sociaal-economische positie van de draaideurklanten (opleiding, inkomen en aanwezigheid van een partner), die vaak iets beter is voor deze groep dan voor de groep van hulpmijders. Ook is de periode dat men in beeld is bij schuldhulpverlening langer voor hulpmijders dan voor draaideurklanten (gemiddeld zo n zeven jaar voor hulpmijders en zo n vier jaar voor draaideurklanten). Een zesde groep ( ) betreft alleenstaande moeders, vaak met een laag opleidingsniveau. De problemen zijn veelal het gevolg van een scheiding. Vaak zijn zij financieel (mede-)afhankelijk van een ex-partner. Doordat er een of meer kinderen in het spel zijn, is de motivatie om uit de schulden te geraken onder deze groep wel vrij hoog. Mensen uit deze doelgroep werken dan ook relatief vaak, meestal in loondienst. En er wordt relatief vaak een schuldenregeling (GKA of WSNP) getroffen. Herhaalde hulpvraag komt echter ook onder deze doelgroep veelvuldig voor. Mensen uit deze groep zijn dan ook vaak al langere tijd in beeld bij schuldhulpverlening, meestal zo n vier jaar. Een zevende groep betreft laaggeletterden ( ). In een bepaalde mate geldt voor alle voorgenoemde typen, dat het relatief vaak mensen betreft die meer moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen dan gemiddeld (behalve voor de groep die in inkomen is teruggevallen). Maar voor deze groep geldt dit in sterkere mate en is het het kernprobleem. Veelal betreft het Amsterdammers met een niet-westerse achtergrond, vaak wat oudere Turkse en Marokkaanse migrantenvrouwen die de Nederlandse taal nooit goed hebben geleerd. Deze doelgroep komt in Nieuw-West, Zuidoost, en, in mindere mate, in West en Oost vaker voor dan in andere stadsdelen. Naast mensen van niet-westerse afkomst, vallen ook Amsterdammers met nietaangeboren hersenletsel en analfabeten onder deze doelgroep. Er is relatief vaak sprake van

56 Amsterdamse Armoedemonitor Deel multiproblematiek onder deze groep. De doelgroep van laaggeletterden heeft grote moeite met lezen, rekenen en het prioriteren van rekeningen. Dit maakt hen kwetsbaarder voor het ontstaan van schulden, maar de motivatie om iets aan de schuldensituatie te doen, is vaak vrij hoog. Er is dan ook minder vaak sprake van herhaalde hulpvraag bij mensen uit deze doelgroep. Voor deze groep komt het niet vaak tot het treffen van een schuldregeling; stabilisatie van de schulden is vaak het hoogst haalbare. Naar schatting is % van de Amsterdamse bevolking laaggeletterd. Dit is meer dan het gemiddelde in Nederland, dat naar schatting % bedraagt 33. Er zijn sterke aanwijzingen dat het aandeel laaggeletterden geografisch behoorlijk fluctueert: in Nieuw-West en Zuidoost is het aandeel laaggeletterden waarschijnlijk (veel) hoger dan in Zuid en Centrum. Over de verschillen tussen stadsdelen, en wellicht tussen de gebieden, kunnen vooralsnog geen harde uitspraken gedaan worden. Dit onderzoek zal in het najaar van worden uitgevoerd door ROA voor de Stichting Lezen en Schrijven/gemeente Amsterdam. Tot slot zijn er waarschijnlijk drie andere groepen die een grotere kans op problematische schulden en behoefte aan schuldhulpverlening hebben, namelijk jongeren uit balans, tienermoeders en licht verstandelijk beperkte personen (LVB ers). Deze typen klanten kwamen relatief weinig voor in de onderzochte dossiers 34, waardoor er geen verdere uitspraken kunnen worden gedaan over hun kenmerken. Echter, in de gesprekken met MaDi s en (in mindere mate) in dossiers kwamen deze groepen wel naar voren. 33 Stichting Lezen en Schrijven i.s.m. ROA, Maastricht University (). Regionale spreiding van geletterdheid in Nederland. Den Haag: Stichting Lezen en Schrijven. 34 Redenen daarvoor zijn dat de problematiek sterk geografisch gebonden is (zoals tienermoeders vooral voorkomen in Zuidoost), de onzichtbaarheid van de problematiek (zoals bij LVB-problematiek, dat vaak pas in een zeer laat stadium door hulpverleners als zodanig wordt herkend, en jongeren, die zich minder vaak tot de reguliere schuldhulpverlening wenden, deels doordat er specifieke voorzieningen zijn voor jongeren met schulden).

57 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Maatschappelijke participatie In dit hoofdstuk staat de maatschappelijke participatie van Amsterdammers met een laag inkomen centraal. De gemeente Amsterdam wil er voor zorgen dat alle iedereen kan meedoen, ongeacht de dikte van je portemonnee. 35 De vraag die in dit hoofdstuk centraal staat is in hoeverre het inkomen samenhangt met de mate van participatie. Hiervoor gebruik wij de De Staat van de Stad (SvdS), een onderzoek dat elke twee jaar wordt gedaan. In de SvdS zijn vragen opgenomen over sociaal isolement, lidmaatschap van een vereniging, vrijwilligerswerk en het bieden van informele hulp. Deze indicatoren gebruiken wij om maatschappelijke participatie in beeld te brengen. Armoede kan in De Staat van de Stad worden gemeten aan de hand van zelf gerapporteerd netto beschikbaar maandinkomen. Dat wordt in dit hoofdstuk gebruikt als operationalisering van armoede. Ook de gerapporteerde schulden en de mate waar men aangeeft rond te kunnen komen worden gebruikt als indicatoren voor armoede. In dit hoofdstuk gaat het over de vraag of de inkomenspositie van huishoudens (het gerapporteerde inkomen, de moeite om rond te komen en het hebben van schulden) verband houden met deze indicatoren van maatschappelijke participatie. Studenten worden net als in de rest van deze rapportage buiten beschouwing gelaten.. Amsterdammers met laag inkomen vaker sociaal geïsoleerd Uit De Staat van de Stad blijkt dat % van de Amsterdammers zich sterk sociaal geïsoleerd voelt. Dit aandeel is de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd. Sociaal isolement komt vaker voor onder ouderen, mensen met een slechte gezondheid, alleenstaanden en personen die geen dagbesteding hebben in de vorm van betaalde arbeid, een opleiding of het huishouden. Ook inkomen en moeite met rondkomen zijn van invloed op de mate waarin Amsterdammers sociaal geïsoleerd zijn. Het al dan niet hebben van schulden lijkt daarentegen geen relatie te hebben tot sociaal isolement. Onderstaande figuur geeft de relatie weer tussen inkomen en sociaal isolement: hoe hoger het inkomen, hoe minder sociaal isolement. Vooral opvallend is dat het aandeel dat sterk sociaal geïsoleerd is zichtbaar toeneemt als het inkomen onder de. ligt. Deze relatie komt in net als in aan het licht; de kleine verschillen tussen beide jaren zijn statistisch niet significant. In relatie tot de eerder genoemde kenmerken die van invloed zijn op sociaal isolement (leeftijd, gezondheid, huishoudtype, voornaamste bezigheid) wordt de relatie tussen inkomen en sociaal isolement versterkt. Zo zijn bijvoorbeeld ouderen met een laag inkomen bijna drie keer zo vaak sterk sociaal geïsoleerd als oudere met een inkomen boven.. 35 Zie Gemeente Amsterdam, Amsterdam zijn we samen, Aanvalsplan armoede Amsterdam () /aanvalsplan-armoede/.

58 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Sociaal isolement van Amsterdammers* naar gerapporteerd netto besteedbaar maandinkomen, en (procenten) sterk geïsoleerd gemiddeld geïsoleerd niet geïsoleerd % * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Er is ook een relatie tussen de maten waarin Amsterdammers kunnen rondkomen en sociaal isolement. Hoe moeilijker men kan rondkomen, hoe meer sociaal isolement men ervaart. Dit verband heeft te maken met het feit dat het inkomen en de mate waarin men kan rondkomen sterk samenhangen. Hoe meer men te besteden heeft, hoe vaker men aangeeft goed rond te kunnen komen. Er zijn echter ook uitzonderingen: Amsterdammers met een laag inkomen die aangeven goed rond te kunnen komen en met een hoog inkomen die aangeven slecht rond te kunnen komen. Verschillen ontstaan onder andere doordat voor de mate waarin men ervaart rond te kunnen komen niet alleen inkomen van belang is, maar ook het uitgavenpatroon en de per definitie subjectieve beoordeling van de eigen situatie.

59 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Sociaal isolement van Amsterdammers* naar moeite met rondkomen, (procenten) zeer gemakkelijk gemakkelijk sterk geïsoleerd gemiddeld geïsoleerd niet geïsoleerd eerder gemakkelijk eerder moeilijk moeilijk zeer moeilijk % * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Sociaal isolement komt vaker voor als een laag inkomen samengaat met moeite met rondkomen. Amsterdammers met een inkomen tot. die moeilijk kunnen rondkomen ervaren bijna vier keer zo vaak sociaal isolement dan Amsterdammers met een hoger maandinkomen die makkelijk kunnen rondkomen. Ook blijkt dat Amsterdammers met een laag inkomen meer sociaal isolement ervaren, ook als zij gemakkelijk kunnen rondkomen, dan Amsterdammers met een inkomen hoger dan.. De hoogte van het inkomen houdt met andere woorden sterker verband met sociaal isolement dan de mate waarin men kan rondkomen met het inkomen. Figuur. Sociaal isolement van Amsterdammers* naar gerapporteerd netto besteedbaar maandinkomen en moeite met rondkomen, (procenten) gemakkelijk moeilijk gemakkelijk moeilijk sterk geïsoleerd gemiddeld geïsoleerd niet geïsoleerd % * exclusief studenten bron: SvdS/OIS

60 Amsterdamse Armoedemonitor Deel. Bij moeite met rondkomen minder lidmaatschap van verenigingen Van de Amsterdammers van jaar en ouder is % lid van een vereniging, net als in voorgaande jaren. Hoe hoger het inkomen, hoe vaker men lid is van minstens één vereniging. Maar de mate waarin men kan rondkomen met het huishoudinkomen speelt een grotere rol: zijn mensen die moeite hebben met rondkomen zijn vaker géén lid van verenigingen dan mensen die gemakkelijk kunnen rondkomen. Toch is opleidingsniveau de belangrijkste voorspeller voor lidmaatschap te zijn: hoe hoger men is opgeleid, hoe vaker men lid is van een vereniging. Zo is % van de laagopgeleide Amsterdammers lid van een vereniging, tegenover % van de hoogopgeleide Amsterdammers. Wel blijkt ook dat moeite met rondkomen er binnen elke groep met een opleidingsniveau correleert met een lager aandeel dat lid is van een vereniging. Figuur. Lidmaatschap van minstens een vereniging van Amsterdammers* naar moeite met rondkomen en opleidingsniveau, (procenten) hoog geschoold gemakkelijk rondkomen moeilijk rondkomen geen lid vereniging middelbaar geschoold gemakkelijk rondkomen moeilijk rondkomen lid minstens één vereniging laag geschoold gemakkelijk rondkomen moeilijk rondkomen * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Veel lidmaatschappen zijn slapend. Daarom wordt in De Staat van de Stad gevraagd naar actief lidmaatschap van verenigingen: % van de Amsterdammers neemt minstens een keer per maand actief deel aan activiteiten van een vereniging. Dat zijn vooral hoogopgeleide Amsterdammers en personen van Nederlandse achtergrond. Daarnaast zijn Amsterdammers met een hoger netto besteedbaar maandinkomen vaker actief lid van een vereniging dan Amsterdammers met een lager netto besteedbaar maandinkomen. Er is daarbij een duidelijk verschil tussen Amsterdammers met een inkomen tot. per maand (gemiddeld is % van hen actief lid van een vereniging) en Amsterdammers met een inkomen daarboven (gemiddeld is % actief lid van een vereniging).

61 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Actief lidmaatschap van verenigingen van Amsterdammers* naar gerapporteerd netto besteedbaar maandinkomen, (procenten) 50 % actief lid vereniging gemiddeld (32%) * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Een zelfde patroon is te zien als het gaat om moeite met rondkomen en actief lidmaatschap van verenigingen: zij die aangeven makkelijk rond te kunnen komen zijn vaker actief in een vereniging dan degenen die aangeven moeilijk rond te kunnen komen. Of Amsterdammers schulden hebben of niet maakt niet uit: Amsterdammers met schulden zijn even vaak actief in een vereniging als Amsterdammers zonder schulden.. Verrichten vrijwilligerswerk nauwelijks afhankelijk van inkomen Vier van de tien Amsterdammers verricht vrijwilligerswerk. Onder vrijwilligers bevinden zich relatief veel -plussers, Amsterdammers van Nederlandse en overige westerse herkomst, hoogopgeleiden, actieve verenigingsleden, en Amsterdammers met een hoog inkomen. Vooral het opleidingsniveau blijkt een belangrijke verklarende factor te zijn: ook met een laag inkomen zijn hoogopgeleiden vaker actief als vrijwilliger dan laagopgeleiden. Moeite met rondkomen maakt nauwelijks wat uit voor de mate waarin men vrijwilliger is. Een verklaring voor het feit dat de inkomenspositie minder relevant is voor vrijwilligerswerk dan opleiding is dat vrijwilligerswerk vooral tijd kost en geen geld.

62 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Aandeel Amsterdammers* dat vrijwilligerswerk naar gerapporteerd netto besteedbaar maandinkomen en opleiding, (procenten) netto 1350 euro/ maand of minder netto 1351 euro/ maand of meer hoog geschoold middelbaar geschoold on-/laag geschoold hoog geschoold middelbaar geschoold on-/laag geschoold % * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Bij het werven van vrijwilligers is de komende tijd in het bijzonder aandacht voor Amsterdammers met een bijstandsuitkering die moeilijk aan het werk komen. In verrichten Amsterdamse bijstandsgerechtigden even vaak vrijwilligerswerk als de gemiddelde Amsterdammer (%), maar waren zij minder vaak actief als vrijwilliger voor sport- of hobbyverenigingen en scholen. Bijstandsgerechtigden kiezen relatief vaak voor een vrijwilligersfunctie bij instellingen met een godsdienstig of levensbeschouwelijk doel, politieke organisaties, maatschappelijke doelen, allochtone zelforganisaties, jeugd- en clubhuizen en hulpverlening (advisering, wetswinkel etc.). Daarmee lijkt hun interesse aan te sluiten bij de vraag van de gemeente naar vrijwilligers die zich als buddy, maatje of coach willen inzetten voor anderen.. Minder informele hulp door Amsterdammers met laag inkomen Informele hulp is hulp die zonder tussenkomst van een organisatie of vereniging aan een bekende (buiten het eigen huishouden) wordt gegeven. Het gaat bijvoorbeeld om boodschappen doen voor een buurman die daartoe niet in staat is of het oppassen op kinderen van een familielid. De meeste Amsterdammers (%) verlenen zelden tot nooit dergelijke hulp. Bijna een kwart doet dit soms en % verleent vaak informele hulp. Deze percentages veranderen door de jaren heen nauwelijks. Informele hulp wordt het vaakst geboden door Amsterdammers tussen en jaar, vrouwen en middelbaar geschoolden. Moeite met rondkomen en het hebben van schulden hebben nauwelijks een relatie met het verlenen van informele hulp. De hoogte van het inkomen doet er wel toe: Amsterdammers met een laag inkomen verlenen over het algemeen minder vaak informele hulp dan gemiddeld. In combinatie met leeftijd en met opleiding is deze relatie sterker. Zo verlenen Amsterdammers met een laag inkomen die hoog opgeleid zijn duidelijk minder vaak informele hulp dan hoger opgeleiden met een inkomen boven de.. Hetzelfde geldt voor lager opgeleiden. Alleen Amsterdammers met een laag inkomen die middelbaar opgeleid zijn verlenen ongeveer even vaak informele hulp dan Amsterdammers met een ander inkomen met hetzelfde opleidingsniveau.

63 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Figuur. Verlenen van informele hulp door Amsterdammers* naar gerapporteerd netto besteedbaar maandinkomen en opleiding, (procenten) netto 1350 euro/ maand of minder hoog geschoold middelbaar geschoold on-/laag geschoold netto 1350 euro/ maand of meer hoog geschoold middelbaar geschoold on-/laag geschoold vaak soms zelden nooit niet ingevuld % * exclusief studenten bron: SvdS/OIS Al met al blijkt dat vooral inkomen (meer dan moeite met rondkomen of schulden) verband houdt met de mate van maatschappelijke participatie. Amsterdammers met een laag inkomen zijn vaker sociaal geïsoleerd, minder vaak actief lid van een vereniging en verrichten minder vaak informele hulp dan Amsterdammers met een hoger inkomen. Maar ook andere kenmerken spelen een rol: leeftijd, herkomst en opleidingsniveau met name. Een laag inkomen lijkt met andere woorden een belemmering te vormen voor maatschappelijke participatie, maar maakt het zeker niet onmogelijk. Dit geeft het nut aan van de ondersteuning vanuit de gemeente van participatie van Amsterdammers met een laag inkomen.

64 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Samenvatting en conclusies Vanuit verschillende invalshoeken is in deze rapportage gekeken naar het Amsterdamse armoedebeleid. Er is een beeld geschetst van het instrumentarium van de gemeente en het bereik daarvan. De beschrijving van het gebruik en bereik van de gemeentelijk minimaregelingen is verbonden met inzichten uit eerder onderzoek over de effectiviteit van de regelingen. Vervolgens is de blik verruimd met de schuldenproblematiek, die Amsterdammers van alle inkomensgroepen kan treffen, en de resultaten van de schuldhulpverlening. Tot slot is gekeken naar de relatie tussen inkomenspositie van Amsterdammers en de mate waarin zij maatschappelijk participeren. Maatschappelijke participatie ongeacht de dikte van de portemonnee is namelijk een van de hoofddoelen van het Amsterdamse beleid tegen armoede. 36 Gebruik en bereik minimaregelingen In het eerste hoofdstuk komen tien minimaregelingen aan de orde. Voor elke regeling wordt informatie gegeven over het aantal verstrekkingen en waar mogelijk over het bereik. Voor de meeste regelingen geldt dan de helft à twee derde van de rechthebbenden de regeling ontvangt, maar onderstaande tabel toont ook de verschillen in het bereik. Ook is te zien dat voor 2014 meestal een daling is te voorzien omdat het aantal verstrekkingen over het algemeen minder hard stijgt dan de doelgroep. De Stadspas vormt een uitzondering, vanwege de ambtshalve verstrekkingen aan een veel grotere groep dan in voorgaande jaren. Bereik van voorzieningen onder minimahuishoudens in 2012 en schatting van het bereik in 2014 (procenten) bereik 2012 schatting bereik 2014 Gratis OV 65+ nvt +/- 49 Scholierenvergoeding 64 +/- 57 Plusvoorziening 75 +/- 61 Langdurigheidstoeslag 62 +/- 64 Collectieve ziektekostenverzekering nb +/- 39 Stadspas 54 +/- 65 nvt: niet van toepassing, het Gratis OV voor 65+ bestond nog niet; nb: niet bekend De doelgroep van regelingen verschilt: sommige regelingen zijn beschikbaar voor alle minima (de Stadspas, de collectieve ziektekostenverzekering) terwijl anderen zich richten op specifieke doelgroepen (de Scholierenvergoeding of het gratis OV voor oudere minima). In hoofdstuk 1 komt ook naar voren dat sommige groepen niet goed worden bereikt met de regelingen. Dat geldt vooral voor huishoudens van werkende minima, zowel in loondienst als met een eigen bedrijf. Zo ontvangt 14% van de rechthebbende huishoudens met een inkomen uit een eigen bedrijf de Scholierenvergoeding, terwijl het bereik gemiddeld op 64% ligt. De reden voor het lage bereik van regelingen onder werkende minima staat niet precies vast. Het vermoeden is dat 36 Gemeente Amsterdam (), Amsterdam zijn we samen, Aanvalsplan armoede.

65 Amsterdamse Armoedemonitor Deel zij vaak niet aankloppen bij de gemeente als zij een laag inkomen hebben. Het is bovendien een groep die lastig te identificeren is. De gemeente heeft werkende minima dan ook niet goed in beeld en kan hen daarom niet wijzen op hun rechten. Effectiviteit armoedebeleid Het tweede hoofdstuk ligt in het verlengde van het eerste, waarbij er is gekeken naar de mogelijke belemmeringen voor een effectieve uitvoering van het armoedebeleid en de mate waarin de maatschappelijke doelstellingen van het beleid worden behaald. De samenstelling en afbakening van de doelgroep bepaalt deels waarom het gebruik en het bereik van regelingen sterk wisselt. Het bereik heeft daarnaast ook te maken met de bekendheid met regelingen, die verschilt per regeling. Daarnaast speelt het aanbod zelf een belangrijke rol, en met name met het gebruiksgemak en het aansluiten bij de behoeften van minima. De eenvoud van regelingen speelt een grote rol in de mate van het gebruik: dat verklaart het succes van het gratis OV en het Kindpakket voor een groot deel. Regelingen waarbij gebruikers meerdere stappen moeten ondernemen (zoals ook de Scholierenvergoeding) worden minder optimaal gebruikt dan regelingen waarbij het gebruiksgemak groot is. Als het gaat om het aansluiten bij de behoeften van de doelgroep is de kledingbon van het Kindpakket een positief voorbeeld. De evaluatie van de Stadspas laat echter zien dat een derde zich niet kan vinden in het aanbod, waardoor zij de pas weinig of nooit gebruiken. De vraag of regelingen leiden tot het realiseren van het beoogde maatschappelijk effect is veel lastiger te beantwoorden. Alleen als het gaat om het gratis OV voor oudere minima kon worden aangetoond dat gebruikers zich minder geïsoleerd voelen dankzij het gratis OV. Voor andere voorzieningen hebben we weinig inzicht in het bereiken van het maatschappelijk doel. Er is meer onderzoek nodig op dit punt, bijvoorbeeld om na te gaan of kinderen die bereikt worden met de Scholierenvergoeding, de PC-voorziening en het Kindpakket beter meekomen op school. Het beeld dat naar voren komt uit hoofdstukken 1 en 2 is dat het bij de effectiviteit van voorzieningen gaat om een aantal mechanismen die elkaar beïnvloeden. De doelgroep van de regeling kan daarin een rol hebben, omdat dit het bereik en het gebruik van regelingen beïnvloedt. Gezamenlijk zijn deze elementen van invloed op de effectieve uitvoer en de doeltreffendheid van regelingen. Het gebruiksgemak van de regeling en de mate waarin aan behoeften wordt voorzien zijn de smeerolie in dit proces. Schulden en schuldhulpverlening In het derde hoofdstuk gaat het enerzijds om de omvang en determinanten van de schuldenproblematiek in de stad, en anderzijds over de uitvoering en de effectiviteit van het beleid ten aanzien van mensen met problematische schulden. Een kwart van de Amsterdammers geeft aan schulden te hebben, en naar schatting hebben. Amsterdammers problematische schulden. Maar niet iedereen die problematische schulden heeft komt in een schuldhulpverleningstraject. In betrof dit naar schatting zes op de tien personen met problematische schulden. Er zijn verschillende vormen van hulp aan personen met problematische schulden. De gemeente zet met Vroeg Erop Af in op vroege meldingen van problematische schulden om escalatie te voorkomen. Er zijn sinds steeds meer meldingen Vroeg Erop Af, terwijl het aantal reguliere aanmeldingen van schuldhulpverlening sterk is afgenomen. Het meten van de effectiviteit van

66 Amsterdamse Armoedemonitor Deel de diverse vormen van schuldhulpverlening is lastig bij gebrek aan eenduidige indicatoren. Toch laten de gegevens zien dat de effectiviteit van de verschillende instrumenten is verbeterd in de afgelopen jaren. Een aandachtspunt is echter dat minimaal een op de vijf klanten al eerder in een schuldhulpverleningstraject heeft gezeten vóór de nieuwe aanvraag, al dan niet met positief resultaat. Tot slot is er in het derde hoofdstuk aandacht voor kwetsbare gebieden en groepen in de stad. De problematiek rondom rondkomen en schulden is namelijk ongelijk verdeeld over de stad (Zuidoost en in iets mindere mate Noord hebben er vooral mee te maken), en sommige groepen blijken een grote kans te hebben om in een problematische schuldsituatie en in de schuldhulpverlening te geraken. Het maakt duidelijk dat er bij een schuldenproblematiek veel meer aan de hand is dan schulden alleen, waarbij schulden zowel oorzaak als gevolg zijn. De stapeling van complexe problemen is dan ook een uitdaging voor de effectiviteit van de schuldhulpverlening. Gunstig is dat de vroege aanpak goed lijkt te werken in deze situatie, maar het ligt voor de hand dat structurele oplossingen veeleer bij een integrale en langdurige aanpak liggen die de schuldhulpverlening overstijgen. Maatschappelijke participatie In het laatste hoofdstuk blijkt dat maatschappelijke participatie weliswaar relatie houdt met de inkomenspositie van Amsterdammers, maar niet altijd op een eenduidige manier. In dit hoofdstuk is gekeken naar de relatie tussen drie indicatoren van armoede enerzijds (gerapporteerd inkomen, moeite met rondkomen en het hebben van schulden) en vier indicatoren van sociale participatie anderzijds (sociaal isolement, lidmaatschap van verenigingen, vrijwilligerswerk en informele hulp). Van de drie meegenomen indicatoren van armoede lijkt inkomen de belangrijkste factor van belang maatschappelijke participatie. Vooral inkomens onder de. netto per maand zijn vaker sociaal geïsoleerd. Daarnaast zijn Amsterdammers met een hoger netto besteedbaar maandinkomen vaker actief lid van een vereniging dan Amsterdammers met een lager netto besteedbaar maandinkomen. Het hebben van schulden heeft geen invloed op het ervaren van sociaal isolement of het lidmaatschap van een vereniging. Als het gaat om vrijwilligerswerk en informele hulp is de relatie met inkomen minder sterk en gemedieerd door andere factoren. Vooral opleiding speelt hierbij een belangrijke rol. Het is niet duidelijk of een laag inkomen direct een belemmering vormt voor maatschappelijke participatie: er kan sprake zijn van achterliggende problemen en/of van een vicieuze cirkel. Wel is duidelijk dat er een relatie is tussen inkomen en participatie, waarmee het nut van de ondersteuning vanuit de gemeente wordt onderstreept. Sociaal isolement is hierbij wel een belangrijk probleem. De mate waarin Amsterdammers isolement ervaren is duidelijk verbonden met de hoogte van hun inkomen, en sociaal isolement kan zowel oorzaak als gevolg zijn van het gebrek aan andere vormen van maatschappelijke participatie.

67 Amsterdamse Armoedemonitor Deel Vijf groepen Aanvalsplan Armoede In het Aanvalsplan Armoede van de gemeente is er specifiek aandacht voor vijf groepen minima die oververtegenwoordigd zijn onder de minima en/of specifieke problemen tegenkomen. Wat komt er in deze rapportage naar voren over deze vijf groepen? Over kinderen gaat het in deze rapportage vaak alleen zijdelings. Zij komen in beeld door de vele regelingen die ervoor moeten zorgen dat zij ondanks de inkomenspositie van hun ouders goed kunnen meekomen op school en maatschappelijk kunnen participeren. Ouders van kinderen worden over het algemeen redelijk goed bereikt met de verschillende regelingen. Alleenstaande moeders hebben over het algemeen een hoge armoedekans. Uit hoofdstuk blijkt dat deze doelgroep meestal veel gebruik maakt van minimaregelingen en relatief goed wordt bereikt. Dit heeft te maken met het feit dat een groot aandeel bijstandsgerechtigde is, en daarmee veelvuldig wordt geïnformeerd over de hulp van de gemeente. In hoofdstuk zijn alleenstaande moeders verder naar voren gekomen als een van de zeven doelgroepen in de schuldhulpverlening: vooral alleenstaande moeders met een laag opleidingsniveau en vrouwen na een scheiding. Kinderen vormen een grote motivatie voor alleenstaande moeders om uit de schulden te komen, maar herhaalde hulpvraag komt bij deze groep veel voor. Er zijn weinig specifieke problemen te benoemen over de situatie van niet-westerse gezinnen als het gaat om het gebruik en het bereik van minimaregelingen. Alleen taal vormt een specifiek aandachtspunt, verder geldt dat de huishoudsamenstelling, het aantal kinderen en hun leeftijd, de bron van het inkomen van groter belang zijn. In het hoofdstuk over schulden en schuldhulpverlening komt wel naar voren dat personen van niet-westerse herkomst vaker dan gemiddeld schulden hebben, en binnen de zeven doelgroepen van de schuldhulpverlening komen sommige herkomstgroepen meer in het bijzonder naar voren. Wat zzp ers betreft is de belangrijkste uitkomst in deze rapportage dat het bereik van minimaregelingen onder deze groep relatief laag is. Werkende minima in het algemeen, en huishoudens met een inkomen uit een eigen bedrijf in het bijzonder kloppen zelf vaak niet aan bij de gemeente voor hulp en worden relatief slecht bereikt. Gaat het om hulpmijders, mensen die zelf hun problemen willen oplossen? Is er sprake van een misvatting, namelijk dat minimaregelingen er niet zijn voor mensen met werk? Of zorgen wisselende inkomsten voor een lastige situatie bij de aanvraag van regelingen? Omdat deze groep tot nu toe niet goed kon worden onderzocht kunnen in dit stadium alleen hypotheses worden geformuleerd over het lage bereik. Zzp ers komen in ieder geval niet als zodanig naar voren als een probleemgroep als het gaat om schulden. Er waren in twee regelingen voor ouderen: de Plusvoorziening, met een relatief hoog bereik, en het gratis OV voor oudere minima, dat zeer positief is geëvalueerd. Ouderen worden over het algemeen goed bereikt met de minimaregelingen. Zij komen niet naar voren als een doelgroep in de schuldhulpverlening, maar oudere minima zijn als groep bijzonder kwetsbaar voor sociaal isolement. Daarom voorziet het gratis OV zo duidelijk in een behoefte.

68

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Kerncijfers armoede in Amsterdam - Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2009

Amsterdamse Armoedemonitor 2009 Amsterdamse Armoedemonitor 2009 In opdracht van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) Uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek Nummer 13, oktober 2010 Amsterdamse Armoedemonitor 2009 In opdracht van

Nadere informatie

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Amsterdamse Armoedemonitor 2016 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: WPI Projectnummer: 17010 Laure Michon Nienke Nottelman Nina Holaind Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2011

Amsterdamse Armoedemonitor 2011 Amsterdamse Armoedemonitor 2011 In opdracht van Dienst Werk en Inkomen. Uitgevoerd door Bureau Onderzoek en Statistiek. Nummer 15, mei 2012 Amsterdamse Armoedemonitor 2011 Nummer 15 Projectnummer 12010

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2012

Amsterdamse Armoedemonitor 2012 Amsterdamse Armoedemonitor 2012 In opdracht van: Dienst Werk en Inkomen Projectnummer: 13010 Merijn Heijnen Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Nienke Nottelman Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

3 Marktwaarden en Grondprijzen woningbouw 2015 bestaande rechten

3 Marktwaarden en Grondprijzen woningbouw 2015 bestaande rechten A. Centrum grondwaarde grondwaarde A00 Burgwallen Oude Zijde a,b,c,d,e OGA OGA OGA OGA OGA OGA A01 Burgwallen Nieuwe Zijde a,e,h,i OGA OGA OGA OGA OGA OGA b,c,d,f,g OGA OGA OGA 4.250 1.469 1.117 A02 Grachtengordel

Nadere informatie

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Lage inkomens in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

1 Kerncijfers. Kerncijfers 19. Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren

1 Kerncijfers. Kerncijfers 19. Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren Kerncijfers 9 Kerncijfers..2.3.4.5 Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren Amsterdam in cijfers 204 20 Kerncijfers Toename bevolkingsomvang

Nadere informatie

Amsterdamse armoedemonitor

Amsterdamse armoedemonitor Amsterdamse armoedemonitor In opdracht van de Dienst Werk en Inkomen. Uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek. Nummer 10, december 2007. Amsterdamse armoedemonitor Amsterdamse armoedemonitor

Nadere informatie

Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014

Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014 1 Spanningen in Amsterdamse buurten in 2014 Fact sheet februari 201 OIS berekent jaarlijks een spanningenindex om per buurt te laten zien in hoeverre er spanningen zijn tussen bevolkingsgroepen. Deze fact

Nadere informatie

3 Marktwaarden en Grondprijzen woningbouw, bestaande rechten

3 Marktwaarden en Grondprijzen woningbouw, bestaande rechten 3 Marktwaarden en Grondprijzen woningbouw, A. Centrum A00 A01 A02 A03 A04 A05 A06 A07 Burgwallen Oude Zijde a,b,c,d,e G&O G&O G&O 4.350 1.504 1.145 Burgwallen Nieuwe Zijde a,e,h G&O G&O G&O G&O G&O G&O

Nadere informatie

1 Kerncijfers. Kerncijfers 15. Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren

1 Kerncijfers. Kerncijfers 15. Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren Kerncijfers 5 Kerncijfers..2.3.4.5 Kerncijfers Amsterdam Kerncijfers stadsdelen Kerncijfers buurtcombinaties Kerncijfers ouderen Kerncijfers jongeren Amsterdam in cijfers 200 6 Kerncijfers Toename bevolkingsomvang

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor Onderzoek, Informatie en Statistiek

Amsterdamse Armoedemonitor Onderzoek, Informatie en Statistiek Amsterdamse Armoedemonitor 2015 In opdracht van: WPI Projectnummer: 16010 Laure Michon Hester Booi Nina Holaind Nienke Nottelman Jeroen Slot Clemens Wenneker Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon

Nadere informatie

Amsterdamse jongeren 'buiten beeld. jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken nader bekeken. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Amsterdamse jongeren 'buiten beeld. jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken nader bekeken. Onderzoek, Informatie en Statistiek Amsterdamse jongeren 'buiten beeld jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken nader bekeken In opdracht van: WPI/OJZ/ stadsdelen West en Nieuw-West Projectnummer:./ Jong, Idske de Bezoekadres: Oudezijds

Nadere informatie

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Amsterdamse Armoedemonitor 2017 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: WPI Projectnummer: 18006 Laure Michon Renske Hoedemaker Nina Holaind Clemens Wenneker Jeroen Slot

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2013

Amsterdamse Armoedemonitor 2013 Amsterdamse Armoedemonitor 2013 Foto: Parkeergebouw Europarking aan de Stadhouderskade, fotograaf Edwin van Eis, 15 mei 2002 In opdracht van: Dienst Werk en Inkomen Projectnummer: 14010 Merijn Heijnen

Nadere informatie

Voorzieningen. van DWI. Voor Amsterdammers met een laag inkomen

Voorzieningen. van DWI. Voor Amsterdammers met een laag inkomen Voorzieningen van DWI Voor Amsterdammers met een laag inkomen Inhoud Voorzieningen van DWI 3 Bedragen 7 Hulp en informatie 7 De Dienst Werk en Inkomen (DWI) helpt Amsterdammers op weg naar werk. Als het

Nadere informatie

Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode eerste vier maanden 2012

Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode eerste vier maanden 2012 Leefbaarheidsindex Amsterdamse buurten Periode 2010 - eerste vier maanden 2012 Een openbare ruimte die schoon, heel en veilig is draagt bij aan het verminderen van gevoelens van onveiligheid. Om deze reden

Nadere informatie

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de 8 Participatie in welvaart In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de welvaartssituatie van verschillende

Nadere informatie

Armoede in Schildersbuurt

Armoede in Schildersbuurt Armoede in Schildersbuurt De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft 31.639 inwoners (1 januari 2015). 1 Financiële positie huishoudens Financiële positie huishoudens In de Stadsenquête

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2014

Stadsdelen in cijfers 2014 Stadsdelen in cijfers 2014 2 Colofon Verkrijgbaar bij Bureau Onderzoek en Statistiek, telefoon 020 251 0333 Samenstelling Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S) Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam

Nadere informatie

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode Fact sheet Leefbaarheids Periode 2010-2012 nummer 3 februari 2013 Deze fact sheet gaat in op de leefbaarheid van buurten in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2010 komen aan de orde, met specifieke aandacht

Nadere informatie

Criminaliteitsbeeld. Jeugdcriminaliteit en volwassenencriminaliteit in Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Criminaliteitsbeeld. Jeugdcriminaliteit en volwassenencriminaliteit in Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek Criminaliteitsbeeld Jeugdcriminaliteit en volwassenencriminaliteit in Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: OOV Projectnummer: Anne Huijzer Josca Boers Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal

Nadere informatie

Criminaliteitsbeeld. rapportage. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Criminaliteitsbeeld. rapportage. Onderzoek, Informatie en Statistiek Criminaliteitsbeeld rapportage Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: OOV Projectnummer: Anne Huijzer Josca Boers Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal % Postbus ), AR Amsterdam a.huijzer@amsterdam.nl

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2012

Stadsdelen in cijfers 2012 Stadsdelen in cijfers 2012 Bezoekadres Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020 251 0333 Fax 020 251 0444 www.os.amsterdam.nl Stadsdelen in cijfers 2012 Postbus 658 1000 AR Amsterdam Stadsdelen in cijfers

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2010

Stadsdelen in cijfers 2010 Stadsdelen in cijfers 2010 Stadsdelen in cijfers 2010 2 Colofon Verkrijgbaar bij Dienst Onderzoek en Statistiek, telefoon 020 251 0333 Samenstelling Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) Oudezijds Voorburgwal

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor DIENST WERK EN INKOMEN Amsterdamse Armoedemonitor nummer 9, augustus 2006 In opdracht van Dienst Werk en Inkomen (DWI) Uitgevoerd door Amsterdam, september 2006 Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 5 Minimahuishoudens

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor Amsterdamse Armoedemonitor nummer 7, juni 2004 Om arm Amsterdam Sociale Dienst Amsterdam Jan van Galenstraat 323 1056 CH Amsterdam Telefoon: (020) 346 41 00 Fax: (020) 346 61 91 www.omarm.amsterdam.nl

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2009

Stadsdelen in cijfers 2009 Stadsdelen in cijfers 2009 Westpoort Noord West Centrum Nieuw-West Oost Zuid Vo st lge ad n 1 sd s in m el d ei en el 20 p ing 10 er Zuidoost Stadsdelen in cijfers 2009 Westpoort Noord West Centrum Nieuw-West

Nadere informatie

WOZ WAARDE WONINGEN IN AMSTERDAM GESTEGEN

WOZ WAARDE WONINGEN IN AMSTERDAM GESTEGEN WOZ WAARDE WONINGEN IN AMSTERDAM GESTEGEN Nieuwsbericht Onderzoek, Informatie en Statistiek, 24 maart 2015 Na september zijn onder invloed van de kredietcrisis de koopprijzen van woningen gedaald en daarmee

Nadere informatie

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 6 juni 2012

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 6 juni 2012 Fact sheet nummer 6 juni 2012 Spanningen in Amsterdamse buurten in 2011 O+S heeft een spanningenindex ontwikkeld om per buurt te laten zien in hoeverre sprake is van spanningen tussen bevolkingsgroepen.

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2009

Stadsdelen in cijfers 2009 Stadsdelen in cijfers 2009 Stadsdelen in cijfers 2009 2 Colofon Verkrijgbaar bij Stadsdrukkerij Amsterdam N.V., Voormalige Stadstimmertuin 4-6, telefoon 020 551 1811 Samenstelling Dienst Onderzoek en Statistiek

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Voorzieningen. Zó laat u geen geld liggen

Voorzieningen. Zó laat u geen geld liggen Voorzieningen Zó laat u geen geld liggen Gemeente Amsterdam Dienst Werk en Inkomen 2 Inhoudsopgave 3 Laat geen geld liggen! 4 Aanvullende tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Atcg) 5 Collectieve

Nadere informatie

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren nummer 6 november 2012 Deze fact sheet gaat in op jeugdcriminaliteit en risicofactoren in buurten en stadsdelen in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2007 komen

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Organisatieonderdeel

Nadere informatie

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Nummer 11 I februari 2015 OIS berekent jaarlijks twee afzonderlijke indices om te laten zien hoe het in Amsterdam gaat met de jeugdcriminaliteit en de risicofactoren

Nadere informatie

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode

Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode Fact sheet Leefbaarheidsindex Periode 2010-2013-1 nummer 4 juni 2013 Deze fact sheet gaat in op de leefbaarheid van buurten in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2010 komen aan de orde, met specifieke aandacht

Nadere informatie

WOZ-waarde woningen weer verder gedaald

WOZ-waarde woningen weer verder gedaald WOZ-waarde woningen weer verder gedaald Na september 2008 zijn onder invloed van de kredietcrisis de koopprijzen van woningen gedaald en daarmee ook de WOZ-waarde, want die is gebaseerd op marktontwikkelingen.

Nadere informatie

Criminaliteitsbeeld. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Criminaliteitsbeeld. Onderzoek, Informatie en Statistiek Criminaliteitsbeeld In opdracht van: OOV Projectnummer: Anne Huijzer Josca Boers Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal Postbus, AR Amsterdam a.huijzer@amsterdam.nl Telefoon www.ois.amsterdam.nl Amsterdam,

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2015 Een onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van

Nadere informatie

[Geef tekst op] Kenmerken van groepen jongeren die niet in beeld zijn bij de gemeente Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Kenmerken van groepen jongeren die niet in beeld zijn bij de gemeente Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] Niet in beeld Kenmerken van groepen jongeren die niet in beeld zijn bij de gemeente Amsterdam Onderzoek, Informatie en Statistiek Onderzoek, Informatie en Statistiek Niet in beeld In opdracht

Nadere informatie

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroep voor het minimabeleid en het gebruik van minimaregelingen in de gemeente Olst-Wijhe. Colofon Opdrachtgever

Nadere informatie

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren nummer 5 juni 2012 Deze fact sheet gaat in op jeugdcriminaliteit en risicofactoren in buurten en stadsdelen in Amsterdam. Ontwikkelingen vanaf 2007 komen

Nadere informatie

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens April 2018 Uitgave 2018/01 info@leidenincijfers.nl Inleiding en aanleiding De gemeente Leiden en het CBS hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten om

Nadere informatie

Armoede in Voorschoten in beeld

Armoede in Voorschoten in beeld Armoede in Voorschoten in beeld Gebruik en bereik van de minimaregelingen onder minimahuishoudens Gebruik en bereik bijzondere bijstand (per huishouden) 516 550 =18% =16% =15% 92 90 561 84 Daling -: -7%

Nadere informatie

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 3 mei 2014

Fact sheet. Spanningen in Amsterdamse buurten in nummer 3 mei 2014 Fact sheet nummer 3 mei 214 Spanningen in Amsterdamse buurten in 213 O+S heeft een index ontwikkeld om per buurt te laten zien in hoeverre sprake is van tussen bevolkingsgroepen. Deze fact sheet presenteert

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2013

Stadsdelen in cijfers 2013 Stadsdelen in cijfers 2013 2 Colofon Verkrijgbaar bij Bureau Onderzoek en Statistiek, telefoon 020 251 0333 Samenstelling Bureau Onderzoek en Statistiek (O+S) Oudezijds Voorburgwal 300 1012 GL Amsterdam

Nadere informatie

Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam. Onderzoek, Informatie en Statistiek Gebruik en bereik van de AIO in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, WPI Projectnummer: 15178 Nina Holaind Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon

Nadere informatie

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren nummer 3 november 2011 Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Deze fact sheet bespreekt de actuele stand van zaken van de jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk

Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk Inhoudsopgave Inleiding... 2 Opvallende cijfers... 2 Nader inzoomen op de minimaonderdelen... 3 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen... 3 Bijzondere bijstand

Nadere informatie

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Februari 2014 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg

Nadere informatie

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Een onderzoek naar de doelgroep, het beleid en de risicogroepen voor armoede in de gemeente Zoetermeer Maart 2014 Colofon Uitgave Deze publicatie is een uitgave

Nadere informatie

Armoedemonitor Den Haag 2008

Armoedemonitor Den Haag 2008 Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 e-mail contact@kwiz.nl website www.kwiz.nl Armoedemonitor Den Haag 2008 Nummer 2. oktober 2008 Opgesteld door KWIZ te Groningen in opdracht van

Nadere informatie

Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren

Nadere informatie

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015 B A S I S V O O R B E L E I D Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Erik van der Werff Klaas Kloosterman Onderzoek en Statistiek Groningen, januari

Nadere informatie

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van zeven Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen

Nadere informatie

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Jeugdcriminaliteit en risicofactoren nummer 1 april 2011 Deze fact sheet geeft inzicht in de actuele stand van zaken betreffende jeugdcriminaliteit en risicofactoren in Amsterdam door middel

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG Armoedemonitor 2016 gemeente Den Haag Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende

Nadere informatie

Minimaregelingen en schoolloopbanen Onderzoek, Informatie en Statistiek

Minimaregelingen en schoolloopbanen Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Minimaregelingen en schoolloopbanen Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: RMA Projectnummer: 17125 Joeke Kuyvenhoven Merel van der Wouden Willem Bosveld Bezoekadres: Oudezijds

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

Pak je kans 2015. Scholierenvergoeding. Gratis computer. Bijdrage kinderopvang. Extra s voor mensen met een krappe beurs

Pak je kans 2015. Scholierenvergoeding. Gratis computer. Bijdrage kinderopvang. Extra s voor mensen met een krappe beurs 1 Scholierenvergoeding De scholierenvergoeding is een bijdrage voor ouders van schoolgaande kinderen. Met het geld kunt u activiteiten tijdens én na school betalen, zoals schoolreisjes, contributie van

Nadere informatie

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-079 3 december 2009 9.30 uur Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Gebruikers gemeentelijke media Onderzoek, Informatie en Statistiek

Gebruikers gemeentelijke media Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Gebruikers gemeentelijke media Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: Bestuur en Organisatie, redactie gemeentelijke media Projectnummer: 18324 Renske Hoedemaker Laure Michon

Nadere informatie

Participatie in welvaart

Participatie in welvaart 9 Participatie in welvaart In Amsterdam wonen veel mensen met een relatief hoog inkomen en veel mensen met een minimuminkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de welvaartssituatie van verschillende

Nadere informatie

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Twee onderdelen Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen

Nadere informatie

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in Interne Memo nr. Aan: commissie MO Van: G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in Inleiding Per 1 januari 2015 wijzigen een aantal zaken binnen

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers

Stadsdelen in cijfers Stadsdelen in cijfers Stadsdelen in cijfers 2 COLOFON Verkrijgbaar bij Stadsboekwinkel Gemeentearchief, Amsteldijk 67, telefoon 020 572 0229 Stadsdrukkerij Amsterdam NV, Voormalige Stadstimmertuin 4-6,

Nadere informatie

Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 11. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van de vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen

Nadere informatie

Armoedemonitor Zoetermeer 2010

Armoedemonitor Zoetermeer 2010 Armoedemonitor Zoetermeer 2010 mei 2011 Opdrachtgever: Hoofdafdeling Welzijn, afdeling WZI, beleid en implementatie Marieke Bosch Uitvoering: KWIZ, Groningen Databewerking Gemeente Zoetermeer, hoofdafdeling

Nadere informatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Hoofdstuk 10. Financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting In hoofdstuk 9 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit hoofdstuk is uitgebreider

Nadere informatie

Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Ruim zeven op de tien Leidenaren

Nadere informatie

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK Armoedemonitor 2015 gemeente Noordwijk Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik

Nadere informatie

Minimaregelingen nader bekeken. Herman Voss (Sociale Zaken) Jaap Gernaat (Mens en Werk)

Minimaregelingen nader bekeken. Herman Voss (Sociale Zaken) Jaap Gernaat (Mens en Werk) Minimaregelingen nader bekeken Herman Voss (Sociale Zaken) Jaap Gernaat (Mens en Werk) Presentatie gemeenteraad 27 november 2008 Aanleiding Relatief veel niet-gebruik Maar: hoeveel gebruik dan? Veel verschillende

Nadere informatie

Stadsdelen in cijfers 2015

Stadsdelen in cijfers 2015 Stadsdelen in cijfers 2015 Onderzoek, Informatie en Statistiek 2 Woord vooraf De publicatie Stadsdelen in cijfers biedt statistische basisgegevens op het niveau van de zeven stadsdelen, Westpoort en hun

Nadere informatie

Probleemwijken in Amsterdam

Probleemwijken in Amsterdam Probleemwijken in Amsterdam Project 7120 In opdracht van Dienst Wonen Lieselotte Bicknese Jeroen Slot Cor Hylkema Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 527 9424

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK

ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK Armoedemonitor 2018 gemeente Ridderkerk Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2017 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling van de minimapopulatie in de gemeente Ridderkerk. Colofon Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD

ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroep voor het armoedebeleid en het gebruik van minimaregelingen in de gemeente Krimpenerwaard. Colofon Opdrachtgever

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor Amsterdamse Armoedemonitor nummer 8, juli 2005 Project 5114 In opdracht van Om arm Amsterdam Harry Smeets Nienke Nottelman Lieselotte Bicknese Jeroen Slot Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam

Nadere informatie

Participatie in welvaart

Participatie in welvaart 7 Participatie in welvaart Inkomen is een belangrijke hulpbron voor veel vormen van participatie. Amsterdam kent grote inkomensverschillen. In dit hoofdstuk komen zowel de armoede als de welvaart in de

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het van zeven Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen van

Nadere informatie

Achtergronddocument berekening doelgroepleerlingen 2017/ 18

Achtergronddocument berekening doelgroepleerlingen 2017/ 18 Achtergronddocument berekening doelgroepleerlingen 2017/ 18 (OIS) brengt sinds 2017 het aantal doelgroepleerlingen per basisschool in beeld voor Onderwijs, Jeugd en Zorg (OJZ), ter ondersteuning van het

Nadere informatie

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek Monitor jeugdwerkloosheid over Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid In opdracht van: WPI en OJZ Projectnummer: (( Idske de Jong Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal, Postbus.0, AR Amsterdam

Nadere informatie

Informatie 10 januari 2015

Informatie 10 januari 2015 Informatie 10 januari 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS ARMOEDE WERELDWIJD Wereldwijd leven ongeveer 1,2 miljard mensen in absolute armoede leven: zij beschikken niet over basisbehoeften zoals schoon drinkwater,

Nadere informatie

Participatie in welvaart

Participatie in welvaart 9 Participatie in welvaart In Amsterdam wonen veel mensen met een relatief hoog inkomen en veel mensen met een minimuminkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de welvaartssituatie van verschillende

Nadere informatie

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen

Nadere informatie

Wonen in Amsterdam 2017 Leefbaarheid

Wonen in Amsterdam 2017 Leefbaarheid Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties Wonen in Amsterdam 2017 Leefbaarheid Januari 2018 Amsterdammers waarderen hun buurt gemiddeld met een 7,5 Bewoners Centrum minder positief over toekomst buurt

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL Armoedemonitor 2015 gemeente Capelle aan den IJssel Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid

Nadere informatie

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND Inventarisatie doelgroep armoedebeleid gemeente Ameland Colofon Opdrachtgever Gemeente Ameland Datum december 2014 Auteurs Harry Piepers Tessa Schoot Uiterkamp

Nadere informatie

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Hoofdstuk 24 Financiële situatie Hoofdstuk 24 Financiële situatie Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren zijn bekend

Nadere informatie

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ(en

Nadere informatie

DEFINITIEVE UITSLAG VERKIEZINGEN 2002 TWEEDE KAMER REFERENDUM GVB

DEFINITIEVE UITSLAG VERKIEZINGEN 2002 TWEEDE KAMER REFERENDUM GVB DEFINITIEVE UITSLAG VERKIEZINGEN 2002 TWEEDE KAMER REFERENDUM GVB in samenwerking met Bureau Verkiezingen Register Amsterdam INHOUD blz. VERKIEZINGEN TWEEDE KAMER 2002 LPF grote winnaar, ook in Amsterdam

Nadere informatie

aparte regeling Bereik:40,2% (bekeken op huishoudniveau) Regeling maatschappelijke participatie +228,6% Aantal: 208

aparte regeling Bereik:40,2% (bekeken op huishoudniveau) Regeling maatschappelijke participatie +228,6% Aantal: 208 Samenvatting onderzoeken en resultaten Voorschoten In deze bijlage is kort weergegeven welke twee onderzoeken zijn uitgevoerd en wat de resultaten zijn. Voor de gehele rapportages van de onderzoeken wordt

Nadere informatie