Amsterdamse armoedemonitor

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Amsterdamse armoedemonitor"

Transcriptie

1 Amsterdamse armoedemonitor In opdracht van de Dienst Werk en Inkomen. Uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek. Nummer 10, december 2007.

2

3 Amsterdamse armoedemonitor

4

5 Amsterdamse armoedemonitor In opdracht van de Dienst Werk en Inkomen. Uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek. Nummer 10, december 2007.

6

7 Voorwoord Voor u ligt de Amsterdamse armoedemonitor Het goede nieuws is: het aantal minimahuishoudens in Amsterdam is in 2006 licht gedaald. Dit ondanks het feit, dat in dit jaar de doelgroep minima is uitgebreid. Vanaf 2006 tellen ook mensen met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociaal minimum mee. We zien minder mensen met bijstand en een groter aandeel huishoudens met een inkomen uit een niet-gemeentelijke uitkering of werk. Toch is juist die groep vermoedelijk nog niet goed in beeld, doordat zij geen directe relatie met gemeentelijke voorzieningen hebben. Een punt van zorg is het groeiend aandeel huishoudens dat al langdurig van een minimuminkomen leeft en dus geen kans ziet zelfstandig het inkomen te verbeteren. In deze monitor zijn voor het eerst de financiële effecten van het gemeentelijk armoedebeleid op huishoudniveau in beeld gebracht. Voor alleenstaande ouders kan de koopkrachtverbetering oplopen tot meer dan 10 %. Vooral de langdurige minima en daarbinnen de gezinnen met kinderen profiteren. Dit zijn groepen waar de gemeente zich de afgelopen jaren nadrukkelijk op gericht heeft. Het bereik is voor veel voorzieningen goed te noemen. Toch zijn er nog immer huishoudens die onvoldoende de weg weten te vinden en mede daardoor het risico lopen in de schulden te raken. Aandacht voor deze mensen blijft nodig. Dit rapport bevestigt mij in mijn streven de komende periode voort te bouwen op wat de afgelopen jaren met behulp van aanschrijvingen en voorlichting bereikt is om zo nog meer mensen die moeilijk rond kunnen komen te ondersteunen. Daarnaast wil ik zoeken naar nieuwe vormen om deze doelgroep te bereiken in samenwerking met partners in de stad. Mevrouw mr. H.Y. Buyne Wethouder Werk en Inkomen Voorwoord iv

8 Samenvatting 1 Minimahuishoudens in Amsterdam Noot 1 De armoedemonitor is samengesteld op basis van voorzieningengebruik. Huishoudens met een laag inkomen die in een jaar geen enkele voorziening hebben aangevraagd blijven buiten beeld. De grensverhoging van 105% naar 110% van het WSM leidt als gevolg van deze methode slechts tot een volumetoename van het aantal minimahuishoudens voor zover de nieuwe doelgroep de weg naar de voorzieningen heeft gevonden. In 2006 worden Amsterdamse huishoudens gerekend tot de minimahuishoudens. Dat is een daling van 1,5% ten opzichte van 2005 ondanks het optrekken van de inkomensgrens voor minimahuishoudens in 2006 van 105% naar 110% van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM) 1. Deze daling heeft zich uitsluitend voorgedaan bij eenpersoonshuishoudens, bij meerpersoonshuishoudens deed zich juist een stijging voor van het aantal minimahuishoudens. De gemiddelde grootte van een minimahuishouden is dan ook gegroeid. Per saldo behoren in 2006 met personen ongeveer evenveel mensen tot een minimahuishouden als in 2005 ( ). Dit is bijna 1 op de 5 Amsterdammers (19,3%). Binnen de groep Amsterdamse minimahuishoudens zijn de volgende ontwikkelingen waar te nemen: Het aandeel langdurige minima neemt nog steeds toe. In 2003 leefde 65% van de minimahuishoudens drie jaar of langer van een minimuminkomen. In 2006 gaat het om 74%. Steeds minder minimahuishoudens hebben een bijstandsuitkering. Het aantal minimahuishoudens met een bijstandsuitkering is voor het vierde opeenvolgende jaar gedaald. In 2003 was nog 54% van de minimahuishoudens aangewezen op een bijstandsuitkering, inmiddels is dit gedaald tot 45%. Het aantal minimahuishoudens met een AOW uitkering is na een toename tussen 2002 en 2005, in 2006 met ruim 6% afgenomen ten opzichte van Het aantal huishoudens met een inkomen uit werk of een uitkering niet van DWI is toegenomen tot ruim een derde. Het aandeel minimahuishoudens met een schuld is in 2006 verder toegenomen tot 21%. In 2002 had 12% van de minimahuishoudens een schuld en in %. Het aandeel autochtonen onder de minimahuishoudens is gedaald van 40,1% in 2005 tot 38,9% in Het aandeel Surinaamse, Marokkaanse, Turkse en overige niet westerse allochtonen onder de minimahuishoudens nam licht toe. Het percentage 65-plussers dat tot een minimahuishouden behoort is van 26% in 2005 gedaald naar 25% in 2006, hetzelfde percentage als in Ook het aandeel minimahuishoudens onder de 18 tot 65-jarigen is stabiel. Evenals in 2004 en 2005 behoort 17% van de Amsterdammers in deze categorie tot een minimahuishouden. Het aandeel jongeren in minimahuishoudens is vrijwel gelijk gebleven, 29% van de jongeren behoort tot een minimahuishouden. Onder de allochtone Amsterdammers varieert het aandeel jongeren dat opgroeit in een minimahuishouden van 15,7% onder westerse allochtonen tot 46% onder de Marokkanen. Van de Nederlandse jongeren behoort 13% tot de minima. Onder éénoudergezinnen is het aandeel minimahuishoudens veruit het hoogst (40%). Bij alleenstaanden en stellen met kinderen ligt dit percentage op 17% en van de stellen zonder kinderen hoort 10% tot de minima. vi Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

9 Tabel 0.1: Aantal minima(huishoudens) dat gebruik maakt van Armoedebestrijdingsvoorzieningen, eenheid Huursubsidie/Huurtoeslag Bijzondere bijstand Kwijtscheldingsregeling Plusvoorziening 65+ Langdurigheidstoeslag Knipkaart Fonds Bijzondere Noden Stadspas Ziektekosten AV (plus) PC voorziening huishoudens huishoudens personen huishoudens huishoudens huishoudens personen personen personen 18+ huishoudens n.b n.v.t. n.vt. n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t n.v.t Leermiddelenvergoeding/ Scholierenvergoeding Reiskostenvergoeding huishoudens huishoudens n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t bron: DIA, bewerking O+S 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning Voor Amsterdammers met een laag inkomen bestaan er diverse voorzieningen om hun financiële lasten te verlichten of hun inkomen te verhogen. In bovenstaande tabel staat weergegeven hoeveel minima(huishoudens) gebruik maken van deze regelingen. Het gebruik van de kwijtscheldingsregeling voor de gemeentebelastingen, de Plusvoorziening 65+, de Scholierenvergoeding (met uitbreiding van de doelgroep), de Reiskostenvergoeding en de Ziektekostenverzekering is het afgelopen jaar toegenomen. Van de Huurtoeslag, Langdurigheidstoeslag, PC- Voorziening en het Fonds Bijzondere Noden werd juist minder gebruik gemaakt. De Knipkaart is een nieuw instrument, dat onder andere het beroep op bijzondere (leen)bijstand moet doen afnemen. Het gebruik van de Huurtoeslag (een niet-gemeentelijke regeling) is met 79% van de minimahuishoudens het grootst, gevolgd door de kwijtscheldingsregeling (72%) en de ziektekostenverzekering voor minima (62%). 3 Cumulatief gebruik en inkomenseffecten Om inzicht te krijgen in het cumulatieve gebruik van voorzieningen is nagegaan hoe groot het aandeel minimahuishoudens is dat gebruik maakt van minimaal één van de volgende voorzieningen: bijzondere bijstand, de plusvoorziening 65+, de langdurigheidstoeslag (LDT), de knipkaart, de kwijtscheldingsregeling, de stadspas, de ziektekostenverzekering voor minima, de PC-voorziening en de scholierenvergoeding. In 2006 was dit 91% van de minimahuishoudens. Het gemiddeld aantal voorzieningen per minimahuishouden was 2,7. Samenvatting vii

10 Nieuw in deze monitor is, dat ook in beeld is gebracht wat de inkomenseffecten van al die voorzieningen zijn. Deze regelingen betekenen een koopkrachtverbetering die varieert van 2,7% voor meerpersoonshuishoudens zonder kinderen die nog maar kort van een minimuminkomen leven tot 10,5% voor alleenstaande ouders die al 3 jaar of langer tot de minima behoren. 4 Instrumenten om het gebruik van voorzieningen te stimuleren De gemeente streeft ernaar dat zoveel mogelijk minimahuishoudens gebruik maken van de inkomensvoorzieningen waar zij recht op hebben. Zo wordt er gebruik gemaakt van bestandskoppeling om doelgroepen van bepaalde regelingen gericht en pro-actief te kunnen benaderen. Mensen die moeite hebben met het invullen van aanvraagformulieren kunnen terecht bij de Formulierenbrigade. In 2006 heeft de Formulierenbrigade cliënten geholpen. Dit betekent een afname van 46% ten opzichte van Een belangrijke reden voor deze afname is het eenvoudiger worden van het aanvragen van huurtoeslag. viii Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

11 Inhoudsopgave 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 1.1 Inleiding 1.2 Aantal minimahuishoudens 1.3 Achtergrondkenmerken van minimahuishoudens 1.4 Achtergrondkenmerken van personen met minimuminkomen 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de stadsdelen 1.6 Langdurige minimahuishoudens 1.7 Minimahuishoudens en vermogen 1.8 Instroom en uitstroom van minima 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 2.1 Huurtoeslag 2.2 Bijzondere bijstand 2.3 Plusvoorziening Langdurigheidstoeslag 2.5 Knipkaart bijzondere bijstand 2.6 Kwijtscheldingsregeling Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam 2.7 Schuldhulpverlening 2.8 Fonds Bijzondere Noden 2.9 Stadspas 2.10 Ziektekostenverzekering voor minima 2.11 PC-voorziening Scholierenvergoedingen Rentesubsidie 2.14 Jeugdsportfonds 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 3.1 Cumulatief gebruik van voorzieningen 3.2 Inkomenseffecten 4 Instrumenten om het gebruik van voorzieningen te stimuleren 4.1 Formulierenbrigade 4.2 Koppeling en vergelijking van bestanden Bijlagen Inhoudsopgave ix

12

13 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 1.1 Inleiding Tabel 1.1.1: Netto jaarinkomen tot 110% van Wettelijk Sociaal Minimum voor personen tot 65 jaar, 2006 (in euro s) alleenstaande ,88 alleenstaande ouder ,72 gezin ,71 Het armoedebeleid van de gemeente Amsterdam richt zich sinds 2006 op huishoudens met een inkomen tot 110% van het Wettelijk Sociaal Minimum (WSM). In de jaren daarvoor lag de grens nog op 105%. Het toetsbedrag van 110% van het WSM kwam in 2006 neer op een netto jaarinkomen van maximaal euro voor een alleenstaande en euro voor een alleenstaande met kind(eren). Voor een stel met of zonder kinderen ligt het toetsbedrag op euro. Dit hoofdstuk beschrijft de samenstelling en achtergrondkenmerken van de Amsterdamse minimahuishoudens. Hierbij is alleen rekening gehouden met zelfstandig wonende huishoudens. Studentenhuishoudens en minima die in instellingen of tehuizen wonen zijn buiten beschouwing gelaten. In paragraaf 1.4 wordt ingegaan op het aantal personen dat in een huishouden met een minimuminkomen leeft. 1.2 Aantal minimahuishoudens Het aantal minimahuishoudens in Amsterdam is in 2006 gedaald naar circa huishoudens. Dit houdt in dat 17,9% van de Amsterdamse huishoudens tot de minimahuishoudens kan worden gerekend. Na de sterke stijging van het aantal minimahuishoudens tussen 2002 en 2004 (met 7,4%), is het volume daarmee voor het tweede opeenvolgende jaar licht gedaald (met respectievelijk 1,1% en 1,5%). Hierbij moet worden aangetekend, dat de armoedemonitor is samengesteld op basis van voorzieningengebruik. Huishoudens met een laag inkomen die in een jaar geen enkele voorziening hebben aangevraagd blijven buiten beeld. De grensverhoging van 105% naar 110% WSM leidt als gevolg van deze methode slechts tot een volumetoename van het aantal minimahuishoudens voor zover de nieuwe doelgroep de weg naar de voorzieningen heeft gevonden. Hierdoor is vermoedelijk nog een aanzienlijk deel van deze groep buiten beeld gebleven. Het Centraal Bureau voor Statistiek stelde in 2005 vast, dat in Noord-Holland tegenover ongeveer elke 5 huishoudens met een inkomen tot 105% WSM 1 huishouden stond met een inkomen tussen de 105 en de 110%. Omdat het merendeel van de Noord-Hollandse minima in Amsterdam blijken te wonen is het aannemelijk dat deze verhouding ook hier geldt. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 1

14 Noot 1 In 2006 is de inkomenstoets 110% van WSM, daarvoor was het 105% van WSM Tabel 1.2.1: Huishoudens in Amsterdam onder en boven inkomenstoets, minima bovenminima totaal huishoudens aantal % aantal % aantal % ,3 17,7 18,5 18,1 17, ,7 82,3 81,5 81,9 82, bron: DIA, bewerking O+S 1.3 Achtergrondkenmerken van minimahuishoudens Noot 2 In de rapportage wordt als sprake is van bijstand als inkomstenbron bedoeld: bijstand of enige andere uitkering voor levensonderhoud van DWI. Dat dit aantal afwijkt van de jaarrekening kent twee oorzaken. Ten eerste zijn alleen zelfstandig wonenden meegeteld. Ten tweede moet over de maand december een betaling zijn gedaan; opgeschorte uitkeringen blijven dus buiten beeld. Aantal bijstandsgerechtigden verder gedaald Iets minder dan de helft van de minimahuishoudens in Amsterdam heeft als voornaamste bron van inkomen een bijstandsuitkering (45%) 2. In 2003 ging het nog om 54% van de minimahuishoudens. Het aantal bijstandsuitkeringen daalt de laatste drie jaar, terwijl het bereik van de overige inkomstenbronnen toeneemt. In 2005 nam het aantal bijstandsgerechtigden nog met 11% af; in 2006 nam het met 4% verder af tot minimahuishoudens. Eén op de vijf minimahuishoudens in Amsterdam heeft een AOW-uitkering als voornaamste inkomensbron (21%). Tussen 2002 en 2005 nam dit aantal nog toe, maar in 2006 is het met 7% gedaald tot een aantal van Eén derde van de minimahuishoudens heeft een andere inkomstenbron dan AOW of bijstand (34%). Het gaat hierbij om inkomen uit werk of een andere uitkering dan bijstand of AOW. Sinds 2003 neemt deze groep sterk in grootte toe. Tussen 2003 en 2006 was de stijging liefst 46%. In het laatste jaar bleef de groei beperkt tot 5%, dit ondanks de verhoging van de inkomensgrens voor het armoedebeleid. Tabel 1.3.1: Minimahuishoudens naar belangrijkste inkomensbron, bijstand AOW andere inkomstenbron totaal bron: DIA, bewerking O+S 2 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

15 Tabel 1.3.2: Minimahuishoudens naar huishoudtypen, alleenstaand eenouder meerpersoons zonder kinderen meerpersoons met kinderen totaal aantal % aantal % aantal % aantal % aantal % ,7 55,6 54,6 55,3 54, ,0 20,2 19,7 19,5 19, ,0 11,1 11,6 11,3 11, ,3 13,2 14,1 13,9 14, bron: DIA, bewerking O+S Noot 3 In de Armoedemonitor van 2003 en eerder is de samenstelling van de huishoudens op een andere wijze vastgesteld dan in de recentere edities. In deze tabel zijn de cijfers over 2002 en 2003 vergelijkbaar gemaakt met die in latere jaren. Figuur 1.3.1, pagina 4 Tabel 1.3.3, pagina 4 Figuur 1.3.2, pagina 5 Vier van de tien éénoudergezinnen hebben een minimuminkomen Ruim de helft van de minimahuishoudens in Amsterdam (54%) betreft een alleenstaande, 20% een eenoudergezin, 12% een meerpersoonshuishouden zonder kinderen en 14% een gezin met twee of meer volwassenen en thuiswonende kinderen. De daling van het aantal minimahuishoudens in het afgelopen jaar doet zich alleen voor bij alleenstaanden. In de andere drie typen huishoudens is het aantal minima licht gestegen. Over de laatste vijf jaar heen is de verdeling van de minima over de verschillende huishoudtypen weinig veranderd. De volgende figuur geeft weer hoeveel procent van de verschillende huishoudtypen in Amsterdam tot de minima wordt gerekend. Onder éénoudergezinnen is het aandeel minima met 40% veruit het hoogst, terwijl meerpersoonshuishoudens zonder kinderen het minst vaak van een inkomen op of onder het sociaal minimum leven (10%). Zowel van de alleenstaanden als van de stellen met kinderen behoort 17% tot de minima. Ouderen horen relatief vaak tot minima In tabel zijn de minimahuishoudens ingeschaald aan de hand van de leeftijd van het oudste lid van het huishouden. Vier van de vijf minimahuishoudens in de stad vallen in de leeftijdscategorie van 18 tot 65 jaar (79%) en één op de vijf valt onder de 65-plussers (21%). Er zijn slechts enkele zelfstandige minimahuishoudens in Amsterdam waarvan iedereen jonger dan 18 jaar is; zulke jonge huishoudens komen überhaupt niet veel voor in Amsterdam en de rest van Nederland. Uit de cijfers blijkt dat de afname van het aantal minima in het afgelopen jaar zich vooral voordoet bij de oudere huishoudens. In figuur is weergegeven hoeveel procent van de huishoudens in een bepaalde leeftijdscategorie tot de minima behoort. Van de 65-plushuishoudens behoort een kwart tot de minima (25%). Daarmee ligt het aandeel minima onder de oudere huishoudens aanzienlijk hoger dan bij de overige huishoudens in Amsterdam. In de leeftijdscategorie tussen 18 en 65 jaar valt slechts 17% van de huishoudens onder de minima. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 3

16 Figuur 1.3.1: Aandeel minimahuishoudens per huishoudtype, (in procenten) gemiddeld 2006 bron; DIA, bewerking O+S Tabel 1.3.3: Minimahuishoudens naar leeftijd van het oudste lid van het huishouden, jonger dan 18 jaar 18 tot 65 jaar 65 jaar of ouder Noot 4 Vanaf 2006 gebruikt O+S de definitie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bepalen van de etnische herkomstgroep. Volgens de nieuwe definitie is een allochtoon iemand van wie minimaal één van de ouders in het buitenland is geboren. In de oude definitie werd iemand die Nederlandse ouders had en zelf in het buitenland geboren was, ook tot de allochtonen gerekend. Omdat deze personen nu tot de autochtonen behoren, valt het aantal autochtone Amsterdammers iets hoger uit. Vanwege de aangepaste indeling in etnische groepen is zijn de cijfers van 2006 niet goed vergelijkbaar met de cijfers van eerdere jaren. Daarom zijn in de tabel de cijfers van 2005 herberekend conform de nieuwe indeling bron: DIA, bewerking O+S Grootste aandeel minima onder Marokkaanse huishoudens In tabel zijn de minimahuishoudens ingedeeld aan de hand van de etnische achtergrond van het oudste lid van het huishouden. 4 Van de tien minimahuishoudens in Amsterdam zijn er vier autochtoon (39%), één westers allochtoon (11%) en vijf niet-westers allochtoon (50%). Onder de niet-westerse allochtonen vormen Surinamers en Marokkanen de grootste groepen. In 2005 lag het percentage niet-westerse allochtonen onder de minimahuishoudens op 49%. In de laatste kolom van de tabel is voor elke etnische bevolkingsgroep in Amsterdam het aandeel minima weergegeven. Een op de acht autochtone huishoudens heeft een inkomen op of onder sociaal minimum (12,7%) Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

17 Figuur Aandeel minimahuishoudens per leeftijdscategorie oudste lid van huishouden, (in procenten) gemiddeld 2006 bron; DIA, bewerking O+S Tabel 1.3.4: Minimahuishoudens naar etniciteit van de oudste bewoner, percentage van bevolkingsgroep aantal % aantal % Surinamers Antillianen Turken Marokkanen overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen totaal ,9 2,5 6,3 11,7 13,5 11,0 40,1 100, ,1 2,5 6,6 12,2 13,8 11,0 38,9 100,0 30,4 29,1 31,8 36,9 28,9 11,6 12,7 17,9 bron; DIA, bewerking O+S Het aandeel minima onder de niet-westerse allochtonen ligt veel hoger. Van de Marokkaanse huishoudens behoort 36,9% tot de minima. Dit is ruim twee keer zo hoog als het Amsterdams gemiddelde (17,9%). Bij de Surinamers, Antillianen en Turken ligt het percentage rond de 30%. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 5

18 Figuur 1.4.1: Overzicht Amsterdamse bevolking levend van minimuminkomen, 2006 bron; DIA, bewerking O+S Alle personen in minimahuishoudens jonger dan 18 jaar 18 tot 65 jaar ouder dan 65 jaar (28%) (60%) (12%) éénouder meerdere volwassenen alleen éénouder meerdere volwassenen, geen kinderen meerdere volwassenen met kinderen alleen meerdere volwassenen, geen kinderen (51%) (49%) (34%) (23%) (14%) (29%) (61%) (30%) man (51%) man (51%) man (57%) man (20%) man (51%) man (48%) man (24%) man (55%) vrouw (49%) vrouw (49%) vrouw (43%) vrouw (80%) vrouw (49%) vrouw (52%) vrouw (76%) vrouw (45%) Surinamers (23%) Surinamers (7%) Surinamers (13%) Surinamers (27%) Surinamers (9%) Surinamers (9%) Surinamers (15%) Surinamers 469 (9%) Antillianen 889 (4%) Antillianen 251 (1%) Antillianen 760 (3%) Antillianen 812 (4%) Antillianen 203 (2%) Antillianen 345 (1%) Antillianen 171 (2%) Antillianen 48 (1%) Turken (8%) Turken (16%) Turken 942 (3%) Turken (7%) Turken (11%) Turken (17%) Turken 162 (2%) Turken 429 (8%) Marokkanen (14%) Marokkanen (43%) Marokkanen (6%) Marokkanen (11%) Marokkanen (12%) Marokkanen (37%) Marokkanen 289 (2%) Marokkanen 912 (18%) Overige allochtonen (28%) Overige allochtonen (25%) Overige allochtonen (26%) Overige allochtonen (26%) Overige allochtonen (25%) Overige allochtonen (24%) Overige allochtonen (15%) Overige allochtonen 805 (16%) autochtonen (23%) autochtonen (8%) autochtonen (48%) autochtonen (24%) autochtonen (41%) autochtonen (11%) autochtonen (64%) autochtonen (48%) 6 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

19 1.4 Achtergrondkenmerken van personen met minimuminkomen In de vorige paragrafen is steeds gesproken over huishoudens in Amsterdam met een minimuminkomen. In deze paragraaf wordt gekeken op het niveau van personen. Eén op de vijf Amsterdammers heeft een minimuminkomen De minimahuishoudens in Amsterdam bestaan uit personen. Dit komt neer op 19,3% van de totale Amsterdamse bevolking. Het aantal personen in minimahuishoudens is het laatste jaar nauwelijks afgenomen. In het jaar daarvoor (2004) bedroeg de afname nog 1,4%. Het feit dat het aantal personen in minimahuishoudens nauwelijks is gedaald terwijl het aantal minimahuishoudens met 1,5% is gedaald komt doordat de daling in het aantal minimahuishoudens zich voordoet bij eenpersoons minimahuishoudens. Het aantal meerpersoons minimahuishoudens is juist licht gestegen. Tabel 1.4.1: Aantal en aandeel minima in de Amsterdamse bevolking, bevolking Amsterdam aantal minima percentage minima ,4% 18,6% 19,7% 19,4% 19,3% bron; DIA, bewerking O+S In figuur is weergegeven hoe de Amsterdammers met een minimuminkomen verdeeld zijn over leeftijdscategorieën, huishoudtypen, geslachten en etnische groepen. De huidige verdeling lijkt sterk op die van een jaar geleden. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de verschillen tussen de verschillende groepen minima. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 7

20 Jongeren In Amsterdam groeien bijna jongeren tot 18 jaar op in een minimahuishouden. Dit is 28,6% van alle jongeren in de stad (zie tabel 1.4.2). Het aantal jongeren in een minimahuishouden schommelt al jaren rond dit niveau. Tabel 1.4.2: Amsterdamse jongeren in minimahuishoudens, totaal aantal jongeren tot 18 jaar aantal jongeren in minimahuishoudens aandeel jongeren in minimahuishoudens ,5% ,9% ,0% ,4% ,6% bron; DIA, bewerking O+S De meeste minimajongeren in Amsterdam (79%) zijn niet-westers allochtoon. Ruim een kwart (28%) is van Marokkaanse afkomst. Een op de vijf minimajongeren valt onder de groep overige niet-westerse allochtonen. Hierna vormen de autochtonen en Surinamers de grootste etnische groepen onder de minimajongeren (met resp. 16% en 15%). Tabel 1.4.3: Minimajongeren naar etnische herkomst, 2006 aantal percentage percentage van jongeren in bevolkingsgroep Surinamers Antillianen Turken Marokkanen overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen totaal ,1 2,9 11,9 28,3 20,8 5,4 15,6 100,0 36,4 44,3 38,4 46,4 40,9 15,7 12,5 28,6 bron; DIA, bewerking O+S In de laatste kolom van tabel staat per etnische groep weergegeven hoeveel procent van de jongeren opgroeit in een minimahuishouden. Voor alle niet-westerse groepen geldt dat het aandeel minimajongeren boven het stedelijk gemiddelde van 28,6% ligt. Onder Marokkaanse jongeren is het aandeel minimajongeren met 46,4% het hoogst. Dit percentage is meer dan drie keer zo hoog als onder autochtone jongeren (12,5%). 8 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

21 Marokkaanse en Turkse minimajongeren maken in de meeste gevallen deel uit van een gezin met twee ouders. Daarentegen komen Surinaamse, Antilliaanse en autochtone minimajongeren vaker uit een eenoudergezin. Steeds meer langdurige minima onder jongeren Driekwart van de minimajongeren (74%) leeft al meer dan drie jaar op het sociaal minimum. In 2003 leefde 64% van de minimajongeren langer dan drie jaar in een minimahuishouden. Het aandeel langdurige minimajongeren neemt steeds verder toe, terwijl het aandeel kortdurige minimajongeren afneemt. Tabel 1.4.4: Minimajongeren naar duur op minimuminkomen (procenten), tot 1 jaar 1 tot 3 jaar meer dan 3 jaar bron; DIA, bewerking O+S Figuur 1.4.2, pagina 10 De volgende kaart laat zien waar in Amsterdam relatief veel of weinig minimajongeren wonen. De wijken met de hoogste aandelen liggen verspreid over de stad. Het gaat om de Kolenkitbuurt, Overtoomse Veld, Transvaalbuurt, IJplein/Vogelbuurt, Bijlmer Centrum en Indische Buurt West. In deze wijken leeft tussen de 42% en 49% van de jongeren in een minimahuishouden. 18 tot 65 jaar Zes van de tien minima in de stad (60%) zijn tussen de 18 en 65 jaar. Ruim één op de zes Amsterdammers in deze leeftijdscategorie (16%) heeft een inkomen op of onder het sociaal minimum. De helft van hen (52%) woont in een huishouden met kinderen, waarvan bijna de helft (45%) in een eenoudergezin. De minima tussen 18 en 65 jaar zonder kinderen zijn vaak alleenstaand (71%). Ouderen Eén op de acht minima (12%) is 65 jaar of ouder. Bijna een kwart van alle 65- plussers in Amsterdam (23%) behoort tot de minima. Bijna tweederde van de 65-plussers met een minimuminkomen (64%) is een vrouw, waarvan de meerderheid alleenstaand is. Ongeveer de helft van de minima van 65 jaar of ouder is autochtoon (55%). Het aandeel allochtonen onder de oudere minima neemt snel toe. Tabel 1.4.5, pagina 10 Man/vrouw Onder vrouwen is het aandeel minima hoger (20,7%) dan onder mannen (17,9%). Het verschil tussen beide groepen neemt langzaam af. In 2002 was het verschil nog 3,5 procentpunten; dat is teruggelopen tot 2,8 procentpunten in Vrouwen horen vaker tot de minima doordat zij oververtegenwoordigd zijn onder éénoudergezinnen en alleenstaande ouderen. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 9

22 Figuur Aandeel minimajongeren per buurtcombinatie t.o.v. het stedelijk gemiddelde (28,6%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Tabel 1.4.5: Minima naar mannen en vrouwen en aandeel in de bevolkingsgroep, aantal percentage van de bevolkingsgroep totaal mannen vrouwen totaal mannen vrouwen ,4 18,6 19,7 19,4 19,3 16,7 17,0 18,1 17,8 17,9 20,2 20,2 21,3 20,9 20,7 bron; DIA, bewerking O+S 10 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

23 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de stadsdelen In Zuidoost en Amsterdam-Noord wonen veel minimahuishoudens. Gezamenlijk huisvesten deze stadsdelen een kwart van alle minimahuishoudens in Amsterdam. Het totaal aantal minimahuishoudens in de stad steeg tussen 2002 en 2004 met ruim huishoudens tot in Na 2004 is het aantal minimahuishoudens afgenomen. Het aantal minima is in 2006 echter nog steeds hoger dan in 2002: de totale toename bedraagt 5,3%. Deze toename verschilt per stadsdeel. De sterkste stijging is te zien bij de stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer (10,7%), Oost-Watergraafsmeer (10,3%) en Zeeburg (10,0%). In twee stadsdelen is het aantal minimahuishoudens sinds 2002 teruggelopen: Oud-West (-2,6%) en Zuidoost (-0,7%). Tabel 1.5.1: Minimahuishoudens naar stadsdeel, verandering 2006 t.o.v verandering 2006 t.o.v Centrum Westpoort Westerpark Oud-West Zeeburg Bos en Lommer De Baarsjes Amsterdam-Noord Geuzenveld-Slotermeer Osdorp Slotervaart Zuidoost Oost-Watergraafsmeer Oud-Zuid ZuiderAmstel totaal ,1% * 4,6% -2,6% 10,0% 6,6% 5,1% 9,0% 10,7% 7,5% 2,4% -0,7% 10,3% 2,2% 0,3% 5,3% -3,3% 0,0% 1,5% 0,6% 1,3% -1,7% -1,0% -2,2% -4,1% -1,7% -3,9% -0,8% 1,5% -1,9% -5,7% -1,5% bron; DIA, bewerking O+S Noot * Niet berekend vanwege kleine getallen Tussen 2005 en 2006 daalde het aantal minimahuishoudens met 1,5% in de stad als geheel. De sterkste daling vond plaats in ZuiderAmstel, Slotervaart, Geuzenveld-Slotermeer en Centrum. In stadsdeel Centrum betrof dit met name ouderen. In enkele stadsdelen is er sprake van een toename van het aantal minima: de grootste toename was in Westerpark, Oost-Watergraafsmeer (beide +1,5%) en Zeeburg (+1,3%). Gerelateerd aan het aantal huishoudens per stadsdeel wonen in Bos en Lommer de meeste minimahuishoudens (24,2%). Daarna volgen op korte afstand de stadsdelen Zuidoost (23,8%) en Geuzenveld-Slotermeer (23,3%). Zuider- Amstel is het stadsdeel met het laagste aandeel minimahuishoudens (11,3%). Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 11

24 Figuur 1.5.1: Aandeel minimahuishoudens per stadsdeel, 2006 (in procenten) 1 Bos en Lommer 2 Zuidoost 3 Geuzenveld-Slotermeer 4 Westerpark 5 Amsterdam-Noord 6 De Baarsjes 7 Oost-Watergraafsmeer 8 Zeeburg 9 Osdorp 10 Oud-West 11 Slotervaaart 12 Oud-Zuid 13 Centrum 14 ZuiderAmstel gemiddeld 2006 bron; DIA, bewerking O+S De volgende kaart van Amsterdam geeft het aandeel minimahuishoudens per buurtcombinatie weer. Er tekent zich een duidelijke strook af waar relatief de minste minimahuishoudens in de stad wonen: deze loopt van het centrum via Oud-Zuid naar ZuiderAmstel. In het oosten van de stad en in Zuidoost bevinden zich wijken met relatief veel minima. Het gaat met name om de Indische Buurt, de Dapperbuurt, de Transvaalbuurt en de Bijlmer. Hier leeft tussen de 26% en 29% van de huishoudens op of onder het sociaal minimum. In het westen van de stad hebben de meeste buurten een bovengemiddeld aantal minima, maar alleen de Kolenkitbuurt hoort bij de buurten met een sterk bovengemiddeld aantal minima (34%). In Amsterdam-Noord bevinden zich concentraties van minimahuishoudens in IJplein/Vogelbuurt (29%) en Volewijck (27%). Verder springen nog de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt (27%) en de Diamantbuurt (27%) eruit. 12 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

25 Figuur Aandeel minimahuishoudens per buuurtcombinatie t.o.v. het stedelijk gemiddelde (17,9%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 13

26 Figuur 1.5.3: Minimahuishoudens naar etnische groep per stadsdeel, ZuiderAmstel Centrum Oud-West Oud-Zuid Westerpark Amsterdam-Noord Oost-Watergraafsmeer De Baarsjes Osdorp Zeeburg Slotervaaart Bos en Lommer Geuzenveld-Slotermeer Zuidoost totaal Amsterdam Surinamers Antillianen Turken Marokkanen overig niet-westers westerse allochtonen autochtonen bron; DIA, bewerking O+S In figuur staat per stadsdeel weergegeven hoe de minimahuishoudens verdeeld zijn over de etnische groepen. In ZuiderAmstel, Centrum, Oud-West en Oud-Zuid is meer dan de helft van de minima van autochtone afkomst. In Slotervaart, Geuzenveld-Slotermeer, Bos en Lommer en Osdorp bevinden zich relatief veel Marokkanen onder de minima (tussen de 22% en 27%), terwijl in Zuidoost bijna de helft van de minima oorspronkelijk uit Suriname of de Antillen komt. Ruim de helft van de minimahuishoudens (54%) bestaat uit één persoon (zie figuur 1.5.4). In de stadsdelen Centrum, Oud-West, Westerpark, Oud-Zuid, ZuiderAmstel en Oost-Watergraafsmeer is het aandeel alleenstaande minima hoger dan gemiddeld (zie figuur 1.5.4). In Centrum is dit aandeel met 75% het hoogst. 14 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

27 Figuur 1.5.4: Minimahuishoudens naar huishoudtype per stadsdeel, Centrum Oud-West Westerpark Oud-Zuid ZuiderAmstel Oost-Watergraafsmeer De Baarsjes Zeeburg Zuidoost Amsterdam-Noord Bos en Lommer Osdorp Geuzenveld-Slotermeer Slotervaaart totaal Amsterdam meerpersoons met kind(eren) meerpersoons zonder kinderen eenoudergezin eenpersoonshuishouden bron; DIA, bewerking O+S Eén op de vijf minimahuishoudens (20%) is een eenoudergezin. In Zuidoost gaat het echter om één op de drie (33%). Andere stadsdelen met relatief veel éénoudergezinnen onder de minima zijn Amsterdam-Noord, Slotervaart, Osdorp en Geuzenveld-Slotermeer (tussen 22% en 25%). Het aandeel stellen met kinderen onder de minimahuishoudens is in Slotervaart, Geuzenveld-Slotermeer en Bos en Lommer veel hoger dan gemiddeld (respectievelijk 27%, 25% en 24% tegenover 14% gemiddeld). Andere stadsdelen met bovengemiddeld veel gezinnen met kinderen onder de minima zijn Zeeburg, Amsterdam-Noord en Osdorp. Ruim één op de tien minimahuishoudens (12%) bestaat uit meerdere volwassenen zonder kinderen. Dit aandeel verschilt niet zo sterk tussen de stadsdelen. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 15

28 1.6 Langdurige minimahuishoudens Steeds meer langdurige minimahuishoudens Bijna driekwart van de minimahuishoudens in Amsterdam (74%) heeft in 2006 reeds drie jaar of langer een minimuminkomen. Dit percentage is sinds 2002 gestegen. In dat jaar ging het nog om 65% van de minimahuishoudens. Het aantal van langdurige minimahuishoudens in 2002 is met 20% gestegen tot in Het lijkt erop dat dit een stabiele groep is die steeds ouder wordt. Tabel 1.6.1: Minimahuishoudens naar duur op het minimuminkomen, tot 1 jaar 1 tot 3 jaar 3 jaar en langer totaal aantal % aantal % aantal % aantal % ,3 13,2 12,2 10,0 8, ,1 21,7 19,3 18,3 17, ,6 65,1 68,5 71,7 73, bron; DIA, bewerking O+S Het aantal en aandeel minimahuishoudens dat korter dan een jaar een minimuminkomen heeft, neemt sinds 2002 juist sterk af. In 2002 waren er nog huishoudens die korter dan een jaar een minimuminkomen hadden. Sindsdien is dit aantal met ruim 40% teruggelopen tot in Het aantal kortdurige minimahuishoudens neemt dus de laatste jaren af, terwijl het aantal langdurige minimahuishoudens toeneemt in Amsterdam. Bijna alle minimahuishoudens met AOW als voornaamste inkomensbron hebben langdurig een minimuminkomen (96%). Ook onder minimahuishoudens met een bijstandsuitkering is het aandeel langdurige minima hoog: 84%. Onder de minima met een andere bron van inkomsten ligt het aandeel langdurige minima met 47% veel lager. Driekwart van de alleenstaanden (75%) en van de éénoudergezinnen (76%) met een minimuminkomen zit meer dan drie jaar op dit inkomensniveau. Voor de huishoudens met twee volwassenen ligt het aandeel langdurige minima iets lager (zonder kinderen 69%, met kinderen 70%). Tussen de onderscheiden etnische groepen zijn er geen grote verschillen in het aandeel minimahuishoudens dat langdurig tot deze groep gerekend kan worden (zie figuur 1.6.3). Onder de Marokkaanse minimahuishoudens ligt het aandeel langdurige minima met 77% het hoogst en onder de minima uit de groep overige niet-westerse allochtonen is dit aandeel met 70% het laagst. 16 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

29 Figuur 1.6.1: Minimahuishoudens naar duur op het minimuminkomen per inkomensbron, 2006 Figuur 1.6.2: Minimahuishoudens naar duur op het minimuminkomen per huishoudtype, 2006 Figuur 1.6.3: Minimahuishoudens per etnische groep naar duur op het minimuminkomen, bijstand 2 AOW 3 andere bron van inkomen 4 totaal 1 eenpersoons 2 eenoudergezin 3 meerpersoons zonder kinderen 4 meerpersooons met kinderen 5 totaal 1 Surinamers 2 Antillianen 3 Turken 4 Marokkanen 5 overig niet-westers 6 westerse allochtonen 7 autochtonen 8 totaal meer dan 3 jaar 1 3 jaar tot 1 jaar meer dan 3 jaar 1 3 jaar tot 1 jaar meer dan 3 jaar 1 3 jaar tot 1 jaar bron; DIA, bewerking O+S bron; DIA, bewerking O+S bron; DIA, bewerking O+S Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 17

30 Figuur 1.6.4: Langdurige minimahuishoudens als percentage van alle minimahuishoudens per stadsdeel, 2003, 2005 en 2006 gemiddeld 2006 bron; DIA, bewerking O+S In alle stadsdelen is het aandeel minimahuishoudens dat langdurig met een minimuminkomen moet rondkomen, de afgelopen jaren toegenomen (zie figuur 1.6.4). Slotervaart kent het hoogste aandeel langdurige minima (78%), gevolgd door Osdorp (77%). Het aandeel langdurige minima is het laagst in Centrum (68%). De stadsdelen verschillen dus in het aandeel langdurige minima, maar de verschillen blijven beperkt binnen de marge van 10 procentpunten. 18 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

31 Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 19

32 1.7 Minimahuishoudens en vermogen Tabel 1.7.1: Minimahuishoudens met een negatief vermogen, percentage aantal van minima bron; DIA, bewerking O+S Deze paragraaf gaat in op het vermogen, het spaargeld of schulden, waarover huishoudens met een minimuminkomen beschikken. De tabellen zijn gebaseerd op de gegevens van huishoudens, dat is 97% van alle minimahuishoudens in Amsterdam. Aantal minima met schuld blijft toenemen Meer dan één op de vijf minimahuishoudens in Amsterdam heeft een schuld (21%). Het aandeel minima met een schuld stijgt gestaag de laatste jaren. In 2002 ging het nog slechts om 12% van de minimahuishoudens. In tabel is te zien dat gezinnen met kinderen, met name éénoudergezinnen, vaker schulden hebben dan minimahuishoudens zonder kinderen. De meeste minima (62%) hebben een klein vermogen tot euro. Deze groep is iets kleiner dan in 2003 (63%) en 2004 (65%). Minimahuishoudens met meerdere volwassenen, vooral diegene zonder kinderen, hebben relatief vaak een spaartegoed dat in de hoogste categorie van euro en meer valt. Alleenstaande minima beschikken relatief vaak over een vermogen tussen de euro en euro en juist minder vaak in de hoogste categorie. Tabel 1.7.2: Vermogensopbouw van minimahuishoudens per huishoudtype, negatief tot euro tot euro euro en meer aantal % aantal % aantal % aantal % alleenstaand eenoudergezin meerpersoons zonder kinderen meerpersoons met kinderen totaal ,8 24,3 16,0 21,6 20, ,3 62,7 61,8 61,3 62, ,5 3,8 4,9 3,6 7, ,5 9,2 17,3 13,4 10,3 bron; DIA, bewerking O+S Noot 5 Het betreft hier afgeleide gegevens over welk vermogen mensen maximaal beschikken. Als gevolg daarvan kunnen de werkelijke vermogens lager zijn dan weergegeven. Ruim eenderde van de minimahuishoudens met een bijstandsuitkering (36%) heeft schulden. Dat is aanzienlijk meer dan in de voorafgaande jaren. In 2003 had nog geen vijfde deel (19%) van deze groep schulden. In 2004 was dit reeds opgelopen naar 26% en in 2005 naar 33%. Het aandeel met een vermogen boven is in die jaren steeds verder gedaald (van 8% in 2003, 4% in 2004 en 3% in 2005 naar 2% in 2006). AOW ers met een minimuminkomen hebben veel minder vaak schulden dan bijstandsgerechtigden (7%). Wel wordt dit aandeel elk jaar iets hoger (3% in 2003, 4% in 2004, 5% in 2005). De groep AOW ers met een vermogen boven euro is het afgelopen jaar eveneens groter geworden (van 18% naar 23%). De groep met een klein positief vermogen is dus afgenomen. 20 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

33 Tabel 1.7.3: Vermogensopbouw van minimahuishoudens per inkomensbron, 2006 negatief tot euro tot euro euro en meer aantal % aantal % aantal % aantal % bijstand AOW anders totaal ,5 6,6 7,0 20, ,5 63,6 73,3 62, ,8 7,3 5,7 7, ,2 22,5 14,0 10,3 bron; DIA, bewerking O+S 1.8 Instroom en uitstroom van minima Deze paragraaf beschrijft het verloop van de Amsterdamse minima in 2006 op het niveau van personen. De instroom van nieuwe minima kan plaatsvinden door een daling van het jaarinkomen, een geboorte in een minimahuishouden of doordat minima van buiten de stad naar Amsterdam verhuizen. De uitstroom omvat personen van wie het inkomen tot boven 110% WSM is gestegen, overleden minima en uit Amsterdam vertrokken minima. Instroom weinig veranderd en uitstroom afgenomen in 2006 In paragraaf 1.4 kwam naar voren dat het aantal minima in 2006 nauwelijks is veranderd. Dit betekent dat de in- en uitstroom van minima in dat jaar elkaar niet veel ontlopen, zoals blijkt uit tabel Zowel de instroom als de uitstroom van minima in 2006 komt net boven de personen uit. Dit is 14% van het totaal aantal minima in Tabel 1.8.1: In- en uitstroom van minima, instroom in aantallen instroom als % van minima uitstroom in aantallen uitstroom als % van minima saldo bron; DIA, bewerking O+S Ten opzichte van 2005 is het aantal instromers met 3% afgenomen en het aantal uitstromers met 11%. De sterke daling van de uitstroom komt doordat minder minima een inkomensstijging hebben genoten dan het jaar daarvoor: in 2006 betrof dit ruim minima, in 2005 ruim Mogelijk speelt ook de verhoging van de inkomensgrens van 105% tot 110% van het wettelijk Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 21

34 sociaal minimum een rol bij de daling van de uitstroom. Het aantal Amsterdammers dat in 2006 het inkomen heeft zien dalen tot onder de inkomenstoets is met ruim nagenoeg even groot als in Net als in voorgaande jaren vertrekken meer minima uit de stad dan dat er naar Amsterdam toe verhuizen. Daarentegen was het geboortecijfer onder de Amsterdamse minima dit jaar wederom hoger dan het sterftecijfer. Tabel 1.8.2: In- en uitstroom van minima naar oorzaak, 2006 instroom uitstroom saldo aantal percentage aantal percentage aantal verhuizing naar/uit Amsterdam geboorte/sterfte daling/stijging inkomen verhuizing van/naar instituut totale dynamiek bron; DIA, bewerking O+S Tabel 1.8.3: Saldo in- en uitstroom van minima naar oorzaak, saldo 2003 saldo 2004 saldo 2005 saldo 2006 verhuizing naar/uit Amsterdam geboorte/sterfte daling/stijging inkomen verhuizing van/naar instituut totale dynamiek bron; DIA, bewerking O+S Figuur 1.8.1, pagina Samenstelling instroom minima In figuur staat weergegeven hoe de instroom van Amsterdamse minima in 2006 is samengesteld. De belangrijkste kenmerken worden hierna beschreven. Acht van de tien instromers (80%) zijn minima geworden door een verlaging van hun inkomen. In 2006 betreft het personen. De meesten van hen (69%) zijn tussen de 18 en 65 jaar. Tweederde van deze instromers (64%) heeft een inkomen uit de categorie overig, dat wil zeggen uit arbeid of een uitkering niet van DWI. Tweederde van de instromers (64%) is allochtoon. 22 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

35 In 2006 zijn minima van buiten de stad in Amsterdam komen wonen. Dit is 12% van de totale instroom van minima. De meesten (77%) zijn tussen de 18 en 65 jaar oud, een op de vijf is jonger dan 18 jaar (21%). Bijna de helft (48%) van deze nieuwe Amsterdammers heeft een bijstandsuitkering. Bijna driekwart van de instroom door verhuizing (73%) is allochtoon. In 2006 zijn baby s in minimahuishoudens geboren. Dit is 8% van de totale instroom van minima. Van de tien minimababy s worden er zes geboren in een huishouden met meerdere volwassenen (61%) en vier in een eenoudergezin (39%). Van de nieuwgeboren minima is een kwart van autochtone afkomst (26%) en een kwart van Marokkaanse afkomst (24%). Figuur 1.8.2, pagina Samenstelling uitstroom minima In figuur staat weergegeven hoe de uitstroom van Amsterdamse minima in 2006 is samengesteld. Hieronder worden kort de belangrijkste kenmerken beschreven. Noot 6 In de jaren 2003 tot en met 2005 was van een klein aantal 65+-ers niet bekend of zij tot de minima behoorden. Daarom werd uitgegaan van de minima met AOW in Als deze personen overleden of uit Amsterdam verhuisden, werden ze aangemerkt als uitstroom. Als deze personen niet overleden of uit Amsterdam verhuisden, dan werd ervan uitgegaan dat ze nog steeds tot de minima behoorden. Nu voor 2006 wel weer bekend is welke 65+ers minima zijn, blijkt dat een niet verwaarloosbaar deel van deze groep is uitgestroomd vanwege een stijging van het inkomen. De uitstroomcijfers van 2006 bevatten daarom ook AOW ers die tussen 2003 en 2005 zijn uitgestroomd. Zeven van de tien uitstromers stromen uit vanwege een verhoging van hun inkomen (71%). In 2006 ging het om personen. De samenstelling van deze groep verschilt op een aantal kenmerken aanzienlijk met Dit heeft te maken met een afwijkende registratie van de AOW ers onder de minima 6. Van de minima die uitstromen vanwege een hoger inkomen had in 2005 slechts 8% een AOW-uitkering en dat is in de cijfers van 2006 opgelopen tot 20%. Bijna een kwart van de uitstroom van minima (23%) is het gevolg van een verhuizing naar een woonplaats buiten Amsterdam. Bijna driekwart (72%) van hen is allochtoon, met relatief veel Surinamers (18%) en overige niet-westerse allochtonen (24%). Van de uitstroom wordt 5% veroorzaakt door sterfgevallen. In 2006 zijn minima overleden. Het gaat hierbij in de meeste gevallen om autochtone 65-plussers met AOW. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 23

36 Figuur 1.8.1: Samenstelling instroom van minima, tot 18 jaar 18 tot 65 jaar 65 jaar en ouder bron; DIA, bewerking O+S alleen eenouder meerpersoons zonder kinderen meerpersoons met kinderen bijstand AOW anders Surinamers/Antillianen Turken/Marokkanen overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen 24 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

37 Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 25

38 Figuur 1.8.2: Samenstelling uitstroom van minima, tot 18 jaar 18 tot 65 jaar 65 jaar en ouder bron; DIA, bewerking O+S alleen eenouder meerpersoons zonder kinderen meerpersoons met kinderen bijstand AOW anders Surinamers/Antillianen Turken/Marokkanen overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen 26 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

39 Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 27

40 In- en uitstroom van minima per stadsdeel In de stad als geheel bleef het aantal minima het afgelopen jaar op nagenoeg hetzelfde niveau. De volgende tabel laat zien dat in sommige stadsdelen het aantal minima wel is afgenomen of toegenomen in 2006, hoewel de verschillen minder groot zijn dan in In ZuiderAmstel was de afname met 3% het sterkst. In Centrum, Oud-Zuid en De Baarsjes nam het aantal minima met ongeveer 1,5% af. Zeeburg kent de grootste toename van minima (3%). Daarna volgt Osdorp met een toename van een kleine 2%. Tabel 1.8.4: In- en uitgestroom van minima per stadsdeel, 2005 en 2006 (personen) saldo 2005 instroom 2006 uitstroom 2006 saldo 2006 saldo als % van minima in stadsdeel Centrum Westerpark Oud-West Zeeburg Bos en Lommer De Baarsjes Amsterdam-Noord Geuzenveld-Slotermeer Osdorp Slotervaar Zuidoost Oost-Watergraafsmeer Oud-Zuid ZuiderAmstel totaal ,5% 0,5% 0,4% 3,3% - 0,5% - 1,3% - 0,5% - 1,0% 1,8% - 0,7% 0,8% 1,4% - 1,4% - 3,4% 0,0% bron: DIA, bewerking O+S Verhuisstromen van minima In 2006 verhuisden er minima naar Amsterdam. Ongeveer de helft van hen woonde voor hun verhuizing in het buitenland. Eenderde van deze immigranten komt uit de traditionele immigratielanden: Suriname (10%), Marokko (10%), Antillen (6%) en Turkije (5%). De overige immigranten komen van over heel de wereld. De minima die vanuit een andere Nederlandse gemeente naar Amsterdam zijn verhuisd, komen het vaakst uit de regio of uit één van de andere grote steden. In 2006 zijn Amsterdamse minima verhuisd naar een woning buiten de stad. Bijna de helft van hen is vertrokken naar het buitenland (47%). De andere helft heeft zich gevestigd in een andere woonplaats in Nederland. De minima die naar een andere gemeente in Nederland verhuizen, blijven in de meeste gevallen in de regio wonen. Almere is het populairst (14% van de minima die zich elders in Nederland vestigen), gevolgd door Zaanstad (12%), Haarlemmermeer (7%), Amstelveen (5%), Purmerend (4%) en Diemen (3%). Daarna volgen de andere grote steden: Den Haag, Utrecht en Rotterdam (alle drie rond de 2,5%). 28 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

41 In 2006 zijn Amsterdamse minima naar een ander stadsdeel in de hoofdstad verhuisd. De meeste vertrekkende minima komen uit stadsdeel Centrum (14%). Velen van hen verhuizen naar Oost-Watergraafsmeer, Oud-Zuid, Zeeburg en Noord. De stadsdelen waar de meeste Amsterdamse minima heengingen zijn Zeeburg (11%), Amsterdam-Noord (10%), Zuidoost (9%) en Centrum (9%). Zeeburg, waar veel nieuwe woningen worden gebouwd, trekt relatief veel minima aan uit Oost-Watergraafsmeer, Centrum en Noord. Amsterdam-Noord zelf is aantrekkelijk voor minima uit Zeeburg en Centrum. Langdurige minima en de kans op inkomensverbetering De kans op een inkomensverhoging waarmee een huishouden niet meer tot de minima gerekend wordt, hangt sterk samen met de tijdsduur waarop men op het minimum leeft. Van de minima die in 2005 korter dan 3 jaar op het minimum leven is 16% in 2006 uitgestroomd als gevolg van inkomensverbetering. Van degenen die langer dan 3 jaar op het minimum leven is dit aandeel half zo groot: 8%. De langdurige minima verhuizen ook minder snel uit Amsterdam dan de kortdurige minima (3% om 5%). Tabel 1.8.5: Minima in 2005 naar hun situatie in 2006 voor kort- en langdurige minima (procenten) beide jaren minima en wonend in Amsterdam uit Amsterdam verhuisde minima overleden minima verhoging inkomen totaal korter dan 3 jaar op het minimum langer dan 3 jaar op het minimum totaal bron: DIA, bewerking O+S Niet alleen de duur waarop men van een minimuminkomen leeft is van invloed, ook sommige achtergrondkenmerken van de minima spelen een rol in de mate waarin zij uitstromen vanwege een verhoging van het inkomen. Een achtergrondkenmerk van de minima dat samenhangt met het uitstroompercentage is het type huishouden. Minima zonder kinderen hebben over het algemeen een grotere kans op uitstroom vanwege inkomensverbetering dan minima met kinderen. Tegelijkertijd hebben huishouden met twee (of meer) volwassenen doorgaans een grotere kans op inkomensverbetering dan huishoudens met één volwassene. Mogelijk speelt bij de meerpersoonshuishoudens een rol dat beide partners een baan kunnen vinden die leidt tot inkomensverbetering. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 29

42 Tabel 1.8.6: Aandeel van de minima in 2005 dat als gevolg van inkomensverbetering in 2006 uitstroomt, per huishoudtype (procenten) korter dan 3 jaar op het minimum langer dan 3 jaar op het minimum alleenwonend eenoudergezin meerpersoons zonder kinderen meerpersoons met kinderen totaal bron; DIA, bewerking O+S Een andere factor die van invloed is op het uitstroompercentage is het soort inkomen waarvan een huishouden leeft. Minima die van de bijstand leven hebben over het algemeen de kleinste kans op inkomensverbetering. Van de langjarige minima is dat 2% en van de kortjarige minima 9%. Dit aandeel is lager dan van 65-plussers met AOW op het minimum. Het sterk toegenomen uitstroompercentage onder de langjarige minima met AOW (13% in 2006 tegenover 5% in 2005) is wederom het gevolg van de wijziging in de registratie van AOW ers: een deel van hen is in werkelijkheid vóór 2006 uitgestroomd. Minima die niet van bijstand of AOW leven hebben de grootste kans op inkomensverbetering. Opvallend is dat het voor deze groep niet veel uitmaakt hoe lang zij op het minimum leven (17% om 19%) Tabel 1.8.7: Aandeel van de minima in 2005 dat als gevolg van inkomensverbetering in 2006 uitstroomt, per inkomensbron (procenten) korter dan 3 jaar op het minimum langer dan 3 jaar op het minimum bijstand AOW anders totaal bron; DIA, bewerking O+S Noot 7 Het beeld van de langdurige minima die in 2006 uitstromen kan weer worden verstoord door de incorrect hoge uitstroom van AOW ers, die in meerderheid autochtoon zullen zijn. Over het algemeen hebben niet-westerse allochtonen een geringere uitstroomkans dan autochtonen en westerse allochtonen (zie figuur 1.8.3). Dit geldt echter niet voor Surinamers en Antillianen die kortdurig minima zijn. Zij hebben een ongeveer even grote kans als autochtonen en westerse allochtonen om als gevolg van inkomensverbetering uit te stromen (circa 18%). Kortdurige minima van Turkse, Marokkaanse of overige niet-westerse afkomst hebben een kleinere kans om uit te stromen (circa 12%) Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

43 Figuur 1.8.3: Aandeel van de minima in 2005 dat als gevolg van inkomensverbetering in 2006 uitstroomt, per etnische groep (procenten) Surinamers Antillianen Turken Marokkanen overig niet-westers westerse allochtonen autochtonen 20 minder dan 3 jaar minima meer dan 3 jaar minima bron; DIA, bewerking O+S Ten slotte is ook nog gekeken naar verschillen in uitstroomkansen tussen mannelijke en vrouwelijke minima. Deze verschillen zijn echter gering, zowel voor langdurende als kortdurende minima. Dat het aandeel vrouwen onder de minima hoger is dan het aandeel mannen, heeft dus vooral te maken met een hogere instroomkans van vrouwen. Beide jaren minima: meestal dezelfde bron van inkomen In de tabel hieronder is van alle mensen die in 2005 en 2006 minima waren de bron van inkomen in beide jaren weergegeven. Tabel 1.8.8: Minima naar soort inkomen in 2005 en 2006 (procenten) bijstand 2006 AOW 2006 ander inkomen 2006 aantal (=100%) bijstand 2005 AOW 2005 ander inkomen bron: DIA, bewerking O+S Van de minima die in 2005 een inkomen uit de bijstand hadden, heeft de meerderheid (90%) dat in 2006 nog steeds. Eén procent is uit de bijstand gestroomd omdat hij of zij 65 jaar is geworden. Deze personen hebben in 2006 AOW als bron van inkomen. Eén op de tien minima (9%) heeft in 2006 geen bijstand meer maar is nog wel steeds minima. Van degenen die in 2005 een ander inkomen hadden is 10% ingestroomd in de bijstand. Hoofdstuk 1 Minimahuishoudens in Amsterdam 31

44

45 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning Voor Amsterdammers met een laag inkomen bestaan er diverse voorzieningen om hun financiële lasten te verlichten of hun inkomen te verhogen. In dit hoofdstuk wordt steeds een korte beschrijving gegeven per regeling. Daarna wordt er gekeken wie er wel en wie juist geen gebruik maken van de voorziening. Over het Woonlastenfonds is dit jaar geen rapportage opgenomen, omdat uit dit fonds in 2006 geen nieuwe toekenningen zijn gedaan. Met ingang van 2007 wordt het Woonlastenfonds vervangen door een nieuwe regeling: de Woonkostenbijdrage. 2.1 Huurtoeslag Doel Doelgroep Methode Partners Verminderen van de woonlasten van huurders met een laag inkomen. Huurders van zelfstandige woningen die in verhouding tot hun inkomen een te hoge huur betalen. Huishoudens die al huursubsidie ontvingen kregen automatisch bericht van de Belastingdienst Toeslagen. De Belastingdienst stelt de toeslag vast. Woningcorporaties, Belastingdienst Toeslagen. Sinds 1 januari 2006 heeft de huursubsidie plaatsgemaakt voor de zogenaamde huurtoeslag. Tussen de huursubsidie en de huurtoeslag zijn twee belangrijke verschillen op te merken: Het actuele inkomen is van belang (dus niet meer het inkomen van het voorgaande jaar). Een subsidiejaar loopt van 1 januari tot 1 januari (dus niet meer van 1 juli tot 1 juli). Verder verloopt het aanvragen van de huurtoeslag via de Belastingdienst Toeslagen en niet meer via het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Tevens is de Belastingdienst het aanspreekpunt geworden voor het opvragen van informatie over de huurtoeslag. Noot 8 In deze vergelijking zijn in het kader van de nieuwe jaarindeling van juli t/m december 2005 de toegekende huursubsidies geteld en van januari t/m juni 2006 de huurtoeslagen. Om in aanmerking te komen voor huurtoeslag moet de aanvrager aan een aantal eisen voldoen. Zo moet de woning van de aanvrager passen bij de situatie van de aanvrager. De woning mag bijvoorbeeld niet te ruim of te duur zijn. Daarnaast mag het inkomen van de aanvrager niet te hoog zijn. Hiervoor zijn verschillende inkomensgrenzen opgesteld die verband houden met de leeftijd van de aanvrager en met de samenstelling van het huishouden van de aanvrager. In de periode 1 juli 2005 tot 1 juli 2006 is het aantal huurtoeslagen in Amsterdam met 4% gedaald naar In totaal zijn er toeslagen uitgekeerd aan de minimahuishoudens, wat neerkomt op 74% van alle toeslagen. Daarnaast betekent dit dat 79% van alle minimahuishoudens in Amsterdam Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 33

46 gebruik maakt van de huurtoeslag. Hoewel het aantal toeslagen is gedaald, is de hoogte van de toeslag in het jaar 2005/2006 gestegen met 82 euro tot een gemiddeld bedrag van euro. Tabel 2.1.1: Kengetallen huurtoeslag 2001/ / / / /2006 totaal aantal toekenningen aantal toekenningen aan minima 9 gebruik onder minimahuishoudens gemiddeld bedrag per jaar (in euro s) n.b. n.b % % % % bron: VROM Noot 9 Volgens de definitie van VROM: de laagste inkomensklasse. Deze definitie wijkt af van de definitie die in de Armoedemonitor wordt gehanteerd. Over de minima die huurtoeslag ontvangen zijn de volgende achtergrondkenmerken bekend: Het gebruik van de huurtoeslag is gelijk verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën. Terwijl van de minimahuishoudens 25% 65-plus is, geldt dit voor 23% van de minimahuishoudens die huurtoeslag ontvangen. Het gebruik van de huurtoeslag onder minima loopt tussen de stadsdelen uiteen van 69% in Zeeburg tot 87% in ZuiderAmstel. 2.2 Bijzondere bijstand Doel Doelgroep Methode Partners Burgers met een laag inkomen tegemoet komen als zij door bijzondere omstandigheden noodzakelijke extra kosten moeten maken. Alle burgers met een laag inkomen en hoge noodzakelijke kosten. Na aanvraag voor een of meerdere (soorten) kosten bij de Marktpleinen neemt de Dienst Werk en Inkomen binnen acht weken een beslissing. De aanvraag dient bij bedragen boven de 100 euro vóór de uitgave te worden gedaan. Dienst Werk en Inkomen, GGD (voor medische advisering). Aandeel minimahuishoudens dat bijzondere bijstand ontvangt licht gedaald Het aantal minimahuishoudens dat bijzondere bijstand ontvangt neemt de laatste jaren af. In 2002 ontvingen huishoudens bijzondere bijstand, In 2006 gaat het om huishoudens. Het aandeel minimahuishoudens dat bijzondere bijstand ontvangt is gedaald van 15% in 2003 naar 11% in Dit is in overeenstemming met het beleid dat erop gericht is meer kosten via specifieke voorzieningen te vergoeden en minder op losse aanvragen bijzondere bijstand. Die specifieke regelingen zijn de aanvullende zorgverzekering, de regeling voor chronisch zieken, de Knipkaart en de Scholierenvergoedingen. 34 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

47 Ter bevordering van de overzichtelijkheid is in sommige figuren het aantal weergegeven jaren beperkt tot twee of drie, terwijl tekst over meer jaren gaat. 20 Figuur 2.2.1: Aandeel minimahuishoudens dat bijzondere bijstand ontvangt per etnische groep Surinamers Antillianen overige niet-westerse allochtonen westerse allochtonen autochtonen Marokkanen Turken gemiddeld 2005 bron; DIA, bewerking O+S Tabel 2.2.1: Aantal uitkeringen bijzondere bijstand, aantal minimahuishoudens aandeel minimahuishoudens totaal bedrag (in euro s) % % % % % De bovenstaande figuur laat zien dat het gebruik van de regeling onder Surinaamse minimahuishoudens licht gestegen is. Bij de overige herkomstgroepen is het gebruik van de bijzondere bijstand afgenomen minimahuishoudens met eenmalige koopkrachtcompensatie Om een koopkrachtdaling te repareren heeft Amsterdam in 2006 aan langdurige minima eenmalig 90 euro per huishouden uitgekeerd. De koopkrachtcompensatie is toegekend aan huishoudens die drie jaar of langer van een minimuminkomen rondkomen en die gebruik maken van de Plusvoorziening 65+, de Langdurigheidstoeslag of de Knipkaart. In totaal was hier 3 miljoen euro mee gemoeid uit extra budget. Figuur 2.2.2, pagina 36 Bijzondere bijstand meest gebruikt voor kosten rond ziekte en handicap De bijzondere bijstand wordt voor verschillende bestedingsdoelen uitgekeerd, zoals bijvoorbeeld directe levensbehoeften of medische dienstverlening. De belangrijkste bestedingsdoelen staan weergegeven in figuur Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 35

48 Figuur 2.2.2: Aantal huishoudens dat bijzondere bijstand heeft ontvangen naar soort bijzondere bijstand, chronisch zieken en gehandicapten 2 financiële transacties 3 voorzieningen voor wonen 4 directe levensbehoeften 5 medische dienstverlening 6 hulp in huishouding 7 kosten maatschappelijke zorg 8 voorzieningen voor opvang 9 begrafeniskosten bron: DIA, bewerking O+S Van de huishoudens die minimaal één uitkering hebben ontvangen, heeft 81% bijstand ontvangen voor één van deze doelen, 14% voor twee bestedingsdoelen en 4% voor drie of meer doelen. De meeste uitkeringen (2.645 huishoudens) zijn bestemd voor de regeling chronisch zieken en gehandicapten. De minste uitkeringen (31 huishoudens) werden uitgekeerd voor begrafeniskosten. De huishoudens die bijzondere bijstand kregen voor financiële transacties kregen deze bijdrage bijvoorbeeld voor bewindvoering en inkomensbeheer. 36 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

49 Figuur 2.2.3: Aantal huishoudens dat bijzondere bijstand heeft ontvangen naar bron van inkomen, bron: DIA, bewerking O+S bijstand AOW anders Acht van de tien cliënten zit langdurig op minimuminkomen De groep huishoudens die bijzondere bijstand ontvangt is als volgt samengesteld: Het aandeel alleenstaanden onder de gebruikers van de bijzondere bijstand is gestegen van 52% in 2005 naar 56% in Bijna een kwart (23%) betreft eenouder- gezinnen. Ruim tweederde van de gebruikers van de bijzondere bijstand is allochtoon (68%). Van alle minimahuishoudens is 60% allochtoon. De oververtegenwoordiging van allochtonen onder de bijzondere bijstandgebruikers komt met name door het relatief grote aandeel Surinamers (24%). Het aandeel langdurige minimahuishoudens onder de bijzondere bijstandgebruikers is met 80% licht gedaald in vergelijking met vorig jaar (82%). Onder de huishoudens die bijzondere bijstand ontvangen is het aandeel 65-plussers het laatste jaar toegenomen van 19% tot 25%. Het aandeel bijstandshuishoudens onder de gebruikers van de bijzondere bijstand is het laatste jaar gedaald van 61% naar 57%. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 37

50 Figuur 2.2.4: Aandeel gebruikers bijzondere bijstand onder minimahuishoudens t.o.v. stedelijk gemiddelde (11%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Gemiddeld maakt 11% van de minimahuishoudens gebruik van de bijzondere bijstand. Vooral in Zuidoost wordt vaker dan gemiddeld gebruik gemaakt van de voorziening. Met name In delen van Oud-Zuid en Centrum ligt het aandeel gebruikers lager dan gemiddeld. 38 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

51 2.3 Plusvoorziening 65+ Doel Doelgroep Methode Partners Ouderen die lange tijd van het sociaal minimum moeten rondkomen extra ondersteunen. Zelfstandig wonende ouderen die drie jaar of langer moet rondkomen van een inkomen tot 110% van het bijstandsniveau. Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door de Dienst Werk en Inkomen. Wie niet is aangeschreven kan zelf een verzoek indienen. Dienst Werk en Inkomen, Rijksbelastingdienst. Aantal uitkeringen Plusvoorziening 65+ flink gestegen Ouderen die langdurig van een minimuminkomen leven, kunnen sinds 2004 jaarlijks een extra uitkering ontvangen via de Plusvoorziening 65+. In 2006 hebben huishoudens een uitkering ontvangen. Dit komt neer op 57% van de ouderen die langdurig van een minimuminkomen leven. Daarmee zijn ongeveer anderhalf keer zoveel huishoudens geholpen als in 2005 en 2004, zie tabel In 2006 is de hoogte van de Plusvoorziening 65+ gelijk getrokken met de Langdurigheidstoeslag die gericht is op langdurige minima onder de 65 jaar. Dit betekent ongeveer een verdubbeling van de uitkering. Gezinnen ontvingen in euro, alleenstaande ouders 425 euro en alleenstaanden 331 euro. In totaal is er in 2006 dan ook ongeveer drie maal zoveel geld uitgekeerd als in 2005, namelijk 3,5 miljoen euro. Dit is gemiddeld 380 euro per uitkering. Tabel 2.3.1: Aantal uitkeringen en totaal uitgekeerd bedrag Plusvoorziening 65+, aantal huishoudens dat uitkering heeft ontvangen totaal uitgekeerd bedrag (in euro s) bron: DWI Zeven op de tien ontvangers Plusvoorziening 65+ zijn alleenstaand Zeven op de tien ontvangers van de Plusvoorziening 65+ (71%) zijn alleenstaand en twee van de tien (20%) zijn een stel zonder thuiswonende kinderen. De overige 9% betreft huishoudens met thuiswonende kinderen. Ruim de helft van de ontvangers van een Plusvoorziening 65+ uitkering (51%) is Nederlands. In totaal is ongeveer 55% van de minimaouderen Nederlands. In vergelijking met eerdere jaren maken naar verhouding meer allochtonen gebruik van de voorziening. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 39

52 Figuur 2.3.1: Aandeel gebruikers Plusvoorziening 65+ onder oudere minima t.o.v. stedelijk gemiddelde (54%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld Het gebruik van de Plusvoorziening 65+ ligt in bijna alle buurten in de stad rond het gemiddelde. Alleen in enkele gebieden in en rond het centrum, De Burgwallen Nieuwe Zijde en de Grachtengordel-Zuid, de Weesperbuurt/Plantage en De Vondelbuurt en in enkele gebieden aan de rand van Amsterdam zoals Driemond, Lutkemeer/Ookmeer, Kadoelen en Waterland wordt er veel minder dan gemiddeld gebruik gemaakt van de Plusvoorziening Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

53 2.4 Langdurigheidstoeslag Doel Doelgroep Methode Partners Huishoudens die lange tijd van het sociaal minimum moeten rondkomen extra ondersteunen. Huishoudens (waarvan het oudste lid tussen de 23 en 65 jaar is) die minimaal vijf jaar leven van een inkomen tot het bijstandsniveau en die geen inkomen uit werk hebben. Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door de Dienst Werk en Inkomen. Wie niet is aangeschreven kan zelf een verzoek indienen. Dienst Werk en Inkomen, UWV. Noot 10 Om technische redenen is voor het bepalen van het bereik het DIAcriterium voor langdurigheid van 3 jaar gehanteerd en niet de voor de LDT vereiste 5 jaar. Het werkelijke bereik is daarom waarschijnlijk hoger; zie ook paragraaf 2.5. Minder minimahuishoudens ontvangen Langdurigheidstoeslag De Langdurigheidstoeslag is een jaarlijkse uitkering voor huishoudens die vijf jaar of langer van het minimum leven. De aanvrager van de Langdurigheidstoeslag moet tussen de 23 en 65 jaar zijn en mag geen inkomsten uit werk hebben of uit een WW- of gedeeltelijke WAO-uitkering. Wel moet de aanvrager zich hebben ingespannen om werk te vinden. De uitkeringen lopen in 2006 uiteen van 331 euro voor alleenstaanden tot 473 euro voor huishoudens met twee volwassenen. In 2006 ontvingen huishoudens Langdurigheidstoeslag. Dat is iets minder dan het jaar daarvoor. De uitgaven voor de Langdurigheidstoeslag zijn in deze periode dan ook licht gedaald. Het bereik onder de langdurige minima jonger dan 65 jaar (dat wil zeggen 3 jaar of langer op het minimum 10 ) is 33%. Tabel 2.4.1: Aantal uitkeringen en totaal uitgekeerd bedrag Langdurigheidstoeslag, aantal huishoudens dat uitkering heeft ontvangen aandeel minimahuishoudens met LDT totaal uitgekeerd bedrag (in euro s) % 19% 20% 20% bron: DWI, bewerking O+S In de groep minimahuishoudens waarvan de oudste persoon in het huishouden jonger dan 65 jaar is, is het aandeel uitkeringen 33%. De etnische samenstelling van de ontvangers van de Langdurigheidstoeslag is vrijwel gelijk aan het vorige jaar. Zo gaat 41% van de toeslagen naar autochtonen, 15% naar Surinamers en 12% naar Marokkanen. Een kwart (25%) van de langdurigheidstoeslagen wordt toegekend aan éénoudergezinnen, 57% aan alleenstaanden en 18% aan huishoudens met meerdere personen, met of zonder kinderen. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 41

54 Figuur Gebruik Langdurigheidstoeslag onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde (20%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Eén op de vijf minima maakt gebruik van de Langdurigheidstoeslag. In bijna alle buurten schommelt het aandeel gebruikers rond dit gemiddelde. Alleen in Lutkemeer/Ookmeer en de Centrale Markt wordt er veel meer dan gemiddeld gebruik gemaakt van de regeling. In de Grachtengordel-West, enkele buurten in Amsterdam Zuid en ZuiderAmstel en in de periferie van Amsterdam (Waterland, Driemond) wordt er veel minder dan gemiddeld gebruik gemaakt van de Langdurigheidstoeslag. 42 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

55 2.5 Knipkaart bijzondere bijstand Doel Doelgroep Methode Partners Bijdrage leveren aan de aanschaf of vervanging van onmisbare gebruiks goederen. Personen tussen 23 en 65 jaar die minimaal drie jaar leven van een inkomen tot 110% van het minimuminkomen en niet in aanmerking komen voor Langdurigheidstoeslag. Rechthebbenden worden zoveel mogelijk aangeschreven door de Dienst Werk en Inkomen. Wie niet is aangeschreven kan zelf een verzoek indienen. Dienst Werk en Inkomen. Knipkaart voor langdurige minima Langdurige minima die niet in aanmerking komen voor de Langdurigheidstoeslag of de plusvoorziening 65+, omdat ze bijvoorbeeld inkomsten uit werk hebben gehad of te kort op het minimumniveau leven, kunnen sinds 2005 gebruik maken van een Knipkaart. De Knipkaart levert een bijdrage bij de aanschaf van onmisbare gebruiksgoederen en vervangt de leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Huishoudens die bijvoorbeeld een wasmachine of een ijskast nodig hebben, kunnen (een deel van) het bedrag declareren via de Knipkaart. Een toegekend bedrag dat (nog) niet wordt gebruikt, blijft na toekenning maximaal 24 maanden gereserveerd. Per jaar wordt, afhankelijk van de huishoudsamenstelling, 331 euro tot 473 euro voor dit doel toegekend. De Knipkaart is in 2005 ingevoerd. In 2006 hebben huishoudens een of meerdere knipkaarten. Gerelateerd aan de langdurige minima is het bereik 37%. Dit jaar is 1.9 miljoen euro aan de regeling besteed. Noot 11 Wordt het bereik van de LDT (33%) en dat van de Knipkaart (37%) bij elkaar opgeteld, dan komt het bereik hoger uit dan de gerapporteerde 66%. Mogelijk is dat deels een gevolg van de overgang van de ene naar de andere regeling gedurende het kalenderjaar. Knipkaart en Langdurigheidstoeslag bereiken samen tweederde van de doelgroep Het totale bereik van de voorzieningen voor langdurige minima onder de 65 (LDT dan wel Knipkaart) is 66%. Tweederde van de doelgroep maakt daarmee gebuik van een van beide voorzieningen 11. Achtergrondkenmerken Bijna driekwart (74%) van de personen die gebruik maken van de Knipkaart is allochtoon. Alleenstaanden vormen met 43% de grootste afnemer van knipkaarten. Verder wordt 31% van de Knipkaarten uitgegeven aan éénoudergezinnen. Daarnaast gaat 19% van de Knipkaarten naar stellen met kinderen en 7% gaat naar stellen zonder kinderen. Acht van de tien Knipkaarten (81%) werden uitgereikt aan bijstandsgerechtigden, 19% aan mensen met een andere uitkering. In het westen en het oosten van de stad ligt het aandeel minimahuishoudens met een Knipkaart boven het stedelijk gemiddelde. In Nieuwendam-Noord ligt het gebruik van de Knipkaart het hoogst. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 43

56 Figuur 2.5.1: Aandeel toekenningen knipkaart onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde, 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld 44 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

57 2.6 Kwijtscheldingsregeling Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam Doel Doelgroep Methode Partners Burgers met een inkomen tot 100% van het wettelijk sociaal minimum en zonder vermogen kwijtschelding verlenen voor enkele belastingen van gemeente en waterschap. Alle burgers met een inkomen op bijstandsniveau zonder vermogen. Na aanvraag via een formulier neemt Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam in principe binnen twee maanden een beslissing. Bepaalde groepen kunnen in volgende jaren automatisch kwijtschelding krijgen. Dienst Belastingen, Dienst Werk en Inkomen, Rijksbelastingdienst, Dienst Wonen. Noot 12 Deze belasting is per 1 januari 2006 afgeschaft. Daling kosten kwijtscheldingen door wegvallen gebruikersdeel OZB Amsterdammers met een minimuminkomen kunnen voor de 5 volgende belastingen kwijtschelding krijgen: Onroerendezaakbelasting voor gebruikers (OZBG) 12 Roerenderuimtebelasting voor gebruikers (RRBG) Afvalstoffenheffing (AFV) Wet Verontreinigingsheffing Oppervlaktewater voor Woningen (WVOW) Ingezetenenomslag (INGO) waterschap. Sinds 2004 worden al deze heffingen in één keer in rekening gebracht via de gecombineerde aanslag van de Dienst Belastingen. Enige uitzondering hierop vormt de heffing van de ingezetenenomslag voor bewoners van Amsterdam- Noord ten noorden van de Waterlandse Zeedijk. Dit gebied valt namelijk onder het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat hiervoor haar eigen aanslagen verstuurt. Het aantal personen dat kwijtschelding heeft gekregen voor minimaal één van de gemeentelijke heffingen is het afgelopen jaar licht gestegen tot Het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting is per 1 januari 2006 afgeschaft. De vrijstellingen van onroerendezaakbelasting die in 2006 zijn verleend betreffen dan ook eerdere jaren. Na eenmaal een formulier voor kwijtschelding in te hebben gevuld, krijgen cliënten in volgende jaren automatisch weer kwijtschelding wanneer uit gegevens van DWI blijkt dat hun inkomenssituatie ongewijzigd is. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 45

58 Tabel 2.6.1: Aantal kwijtscheldingen op 31 december per jaar naar soort heffing, verschil kwijtschelding afvalstoffenheffing totaal waarvan automatisch kwijtschelding verontreinigingsheffing totaal waarvan automatisch kwijtschelding onroerendezaakbelasting totaal waarvan automatisch kwijtschelding ingezetenenomslag totaal waarvan automatisch totaal aantal cliënten / / / / Bron: Dienst Belastingen gemeente Amsterdam In 2006 is in totaal voor 22,2 miljoen euro aan gemeentelijke en waterschapsheffingen kwijtgescholden. Dat is 14% minder dan vorig jaar. Deze daling is volledig toe te schrijven aan het wegvallen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting. Alle andere heffingen laten een stijging zien. De sterkste toename betreft de ingezetenenomslag met ruim 14%. Meer dan de helft van de kwijtscheldingen heeft betrekking op de afvalstoffenheffing. Tabel 2.6.2: Totaal bedrag kwijtscheldingen per heffing, euro s, kwijtschelding afvalstoffenheffing totaal kwijtschelding verontreinigingsheffing totaal kwijtschelding onroerendezaakbelasting totaal kwijtschelding ingezetenenomslag totaal totaal bedrag Bron: Dienst Belastingen gemeente Amsterdam Zeven van de tien minima gebruiken de kwijtscheldingsregeling Het aandeel van de Amsterdamse minima dat gebruik maakt van de kwijtscheldingsregeling is sinds 2003 gestegen van 53% naar 71,5% in In figuur staat de deelname van de minima weergegeven per etnische groep. Het gebruik is onder de Marokkaanse minima met 81% het hoogst en onder de Antilliaanse minima met 67% het laagst. Het gebruik van de kwijtscheldingsregeling is in 2006 onder alle etnische groepen behalve de Turken toegenomen. 46 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

59 Figuur 2.6.1: Aandeel minima dat kwijtschelding heeft ontvangen per etnische groep, gemiddeld 2006 bron; DIA, bewerking O+S Figuur 2.6.2, pagina 48 Minima van 65 jaar en ouder zijn oververtegenwoordigd. Van de groep minima die gebruik maakt van de kwijtscheldingsregeling maken zij 22% uit terwijl zij 12% van de minima uitmaken. Van de huishoudens die kwijtschelding ontvangen is 63% allochtoon. In totaal is 61% van alle minimahuishoudens allochtoon. De verdeling van de kwijtscheldingstoekenningen over de huishoudtypen lijkt sterk op die van alle minimahuishoudens in Amsterdam: 54% van de kwijtscheldingen gaat naar alleenstaanden, 21% naar éénoudergezinnen, 14% naar stellen met kinderen en 11% naar stellen zonder kinderen. Het aandeel kwijtscheldingen dat wordt verleend aan langdurige minima neemt verder toe. In 2006 gaat het om 82%. In 2005 was dit 81%, in %, in % en in %. In totaal behoort 74% van de minima tot de langdurige minima. Het aandeel huishoudens met kwijtschelding dat van de bijstand leeft, is de laatste vier jaar gedaald van 56% in 2003 naar 47% in Het aandeel met een inkomen uit de categorie anders steeg naar 31%. Daarnaast heeft 22% AOW. Figuur laat zien hoe het percentage van de minima dat gebruik maakt van de kwijtscheldingsregeling over de stad is verdeeld. Alleen in de Houthavens, waar veel studenten zijn gehuisvest, is het gebruik van de kwijtscheldingsregeling veel groter dan gemiddeld. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 47

60 Figuur 2.6.2: Aandeel gebruikers kwijtscheldingsregeling onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde (72%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Noot 13 Daarbij moet er rekening mee worden gehouden, dat het recht op kwijtschelding kan vervallen door inwoning. De doelgroep voor de kwijtscheldingsregeling is door deze factoren in werkelijkheid iets kleiner dan de in deze rapportage gehanteerde Steeds meer mensen maken gebruik van kwijtscheldingsregeling In 2006 komen bijna huishoudens in aanmerking voor kwijtschelding 13. Steeds meer Amsterdammers die recht hebben op kwijtschelding maken ook daadwerkelijk gebruik van de regeling. In 2006 gaat het om 84% van de rechthebbenden 14. Noot 14 Van sommige minimahuishoudens is het vermogen onbekend. Voor deze huishoudens is het vermogen geschat en vervolgens gekeken of deze huishoudens recht hebben op de kwijtscheldingsregeling. 48 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

61 Tabel 2.6.3: Bereik Kwijtscheldingsregeling onder doelgroep, doelgroep Kwijtscheldingsregeling aantal dat geen gebruik maakt van de regeling niet-gebruik % 30% 22% 19% 16% Van de mensen die geen gebruik maken van de kwijtscheldingsregeling, terwijl ze daar wel recht op hebben, zijn de volgende achtergrondkenmerken bekend: Van de niet-gebruikers van de Kwijtscheldingsregeling is 91% tussen de 18 en 65 jaar en 9% boven de 65 jaar. Van de niet-gebruikers is 66% allochtoon en 34% autochtoon. Onder de niet-gebruikers zijn Surinaamse en Antilliaanse huishoudens met respectievelijk 19% en 4% licht oververtegenwoordigd. Van de alleenstaanden maakt 17% geen gebruik van de mogelijkheid om kwijtschelding te krijgen, van éénoudergezinnen is dat 14%. Meer dan de helft (55%) van de niet-gebruikers behoort tot de langdurige minima. Zeven van de tien (72%) niet-gebruikers ontvangen Bijstand, 9% AOW en 19% heeft een inkomen dat onder de categorie anders valt. Vooral in en rond stadsdeel Centrum en in stadsdeel Zuidoost maken mensen relatief weinig gebruik van de regeling. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 49

62 Figuur 2.6.3: Bereik kwijtscheldingsregeling onder doelgroep t.o.v. stedelijk gemiddelde (84%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld 50 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

63 2.7 Schuldhulpverlening Doel Doelgroep Methode Partners Vier doelen: problematische schulden saneren, huisuitzetting en energieafsluiting voorkomen, ervoor zorgen dat schuldenaren beter kunnen omgaan met hun inkomen (budgetbegeleiding en inkomstenbeheer) en preventie van het ontstaan van schulden. Amsterdammers met problematische schulden. Mensen met schulden kunnen voor advies, schuldsanering, crisisinterventie en budgetbegeleiding terecht bij twaalf bureaus voor schuldhulpverlening. Drie doelgroepen (ondernemers, verslaafden en daklozen) kunnen terecht bij andere, gespecialiseerde instanties. Indien noodzakelijk kan men rekenen op een eerste actie binnen 24 uur op werkdagen. Doelstelling is om elke aanvraag binnen 4 weken in behandeling te nemen en vervolgens binnen 6 maanden af te ronden. Onder meer: instellingen voor maatschappelijk werk, sociaal raadslieden, verslavingszorg, HVO, Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA), de arrondissementsrechtbank en de Dienst Werk en Inkomen (DWI). Sterke groei schuldhulpverlening De schuldhulpverlening in Amsterdam wordt uitgevoerd door veertien schuldhulpbureaus, de Gemeentelijke Kredietbank en een schuldhulpbureau speciaal voor (ex-)ondernemers. Schulden kunnen in eerste instantie worden gesaneerd via een saneringskrediet bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKA). Indien één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan met het percentagevoorstel dan kan gebruik worden gemaakt van het wettelijke traject Wsnp. De rechtbank kan dan het percentagevoorstel dwingend opleggen aan de schuldeisers. Het beroep op de Amsterdamse schuldhulpverlening is ten opzichte van 2005 met ruim een kwart gestegen. In totaal zijn in mensen aangemeld, in 2005 ging het om mensen. Het stijgingspercentage van aanmeldingen was na een sterke toename in 2003 (53%) in de twee jaren daarna geringer (2004: 8%, 2005 : 5%) en is in 2006 dus weer sterk toegenomen (26%). Deze toename wordt veroorzaakt doordat de Dienst Werk en Inkomen in 2006 extra trajecten schuldhulpverlening heeft ingekocht als onderdeel van re-integratieen sociale-activeringstrajecten voor cliënten. De toename van het aantal aanmeldingen bij de schuldhulpbureaus (exclusief de DWI-trajecten) is beperkt gebleven tot 3%. Tabel 2.7.1: Aantal aanvragen Schuldhulpverlening, aantal aanvragen bron: KWIZ 2007 Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 51

64 Noot 15 Bron: Nederlandse Vereniging van Volkskrediet (NVVK, persbericht 11 oktober 2006). Landelijk is evenals in Amsterdam een stijging te zien in de gemiddelde schuldhoogte: van euro in 2004 naar euro in 2006 (+38%). Vaker hoge schulden De gemiddelde schuld van de cliënten bij de Amsterdamse schuldhulp is met bijna euro gestegen ten opzichte van 2005, naar euro (in 2005: euro +10%). Dit is minder dan het landelijk gemiddelde van circa euro. 15 Bijna een derde deel van de cliënten (32%) heeft een schuld boven de (2005: 29%). In 2003 had nog één op de vijf cliënten een dergelijke hoge schuld (20%). Het percentage cliënten met relatief lage schulden (lager dan euro) daalt daarentegen (van 62% in 2003 naar 48% in 2006). Het aantal schuldeisers neemt toe: gemiddeld had een cliënt in 2006 zeven schuldeisers, in 2005 ging het om gemiddeld zes schuldeisers. De hoogte van de schulden en het aantal schuldeisers van de cliënten blijken per stadsdeel te verschillen (zie tabel 2.7.2). De gemiddelde schuld is veruit het hoogst in stadsdeel Osdorp: ruim euro meer dan over de gehele stad. Ook het aantal schuldeisers is in Osdorp hoger. Dat geldt eveneens voor stadsdeel Amsterdam-Noord. In Geuzenveld-Slotermeer is de schuld bovengemiddeld, maar het aantal schuldeisers ondergemiddeld. In stadsdeel Zuidoost zijn de schulden en het aantal schuldeisers opvallend laag. Ook in de stadsdelen Westerpark en Centrum hebben de cliënten een relatief lage schuld. Tabel 2.7.2: Gemiddeld schuldbedrag en aantal schuldeisers van schuldhulpcliënten per stadsdeel, 2006 gemiddelde schuldhoogte in euro s gemiddeld aantal schuldeisers Centrum Westerpark Oud-West Zeeburg Bos en Lommer De Baarsjes Amsterdam-Noord Geuzenveld-Slotermeer Osdorp Slotervaart Zuidoost Oost-Watergraafsmeer Oud-Zuid ZuiderAmstel totaal bron: KWIZ, Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

65 Noot 16 De functie van het budgetspreekuur ontwikkelt zich van een quick scan voor schuldhulpverlening naar een informatie- en adviesspreekuur voor burgers met vragen op financieel gebied. Noot 17 Inkomensreparatie betreft het alsnog gebruik maken van inkomensondersteunende maatregelen (zoals huurtoeslag of heffingskortingen) waarop de cliënt recht heeft maar waarvan hij/zij nog geen gebruik heeft gemaakt. Ook kunnen tijdens dit traject afspraken worden gemaakt over het beperken van uitgaven, bijvoorbeeld door het verkopen van de auto. Meer gebruik budgetspreekuren en toename crisisinterventies Ruim de helft van de aanmeldingen in 2006 leidde tot een intake (56%). Het overige deel (44%) is in een eerder stadium geholpen via het budgetspreekuur, is doorverwezen, kon met enig advies zelf de schulden regelen of viel uit. In 2005 is het budgetspreekuur bij de bureaus ingevoerd, waar inmiddels veel gebruik van wordt gemaakt. 16 In 2006 zijn met cliënten budgetgesprekken gevoerd. Dat is een toename van 32% ten opzichte van In ongeveer de helft van de gevallen leidt een budgetgesprek tot een intake voor verdere schuldhulpverlening. Niet iedereen kon direct doorstromen naar een hulpverleningstraject. In de eerste helft van 2006 ontstonden wachtlijsten. Door inschakeling van wachtlijstbureaus waren aan het eind van 2006 de wachtlijsten bij de bureaus weggewerkt. De wachtlijstbureaus hebben ongeveer 500 cliënten geholpen. Tabel toont welke diensten en trajecten er in 2006 zijn gestart. Hierbij zijn de volgende ontwikkelingen te zien: Van het preventieve budgetspreekuur wordt in toenemende mate gebruik gemaakt: eenderde meer dan in Dit zorgt voor stroomlijning van de aanmeldingen. Een kwart van de klanten van de bureaus voor schuldhulpverlening maakt, ondanks de schulden, geen volledig gebruik van inkomensondersteunende maatregelen (zoals huurtoeslag of heffingskortingen). Voor hen is in 2006 inkomensreparatie opgestart. Het aantal crisisinterventies is, na een daling in 2005, in 2006 met ruim een derde deel toegenomen. Zowel de aanvragen voor een schuldregeling bij de Gemeentelijke Kredietbank (GKA, +17%) als de toeleidingen naar de WSNP (+20%) zijn in 2006 toegenomen. Deze toenames komen (voor een deel) voort uit de schuldhulpverlening die aan DWI-cliënten wordt gegeven als onderdeel van een re-integratietraject. Het aantal budgetbegeleidingen nam in 2006 met bijna een kwart toe. Na een afname in 2005 wordt in 2006 weer vaker nazorg geboden (+36%). Tabel 2.7.3: Gestarte hulpverleningstrajecten, ontwikkeling /2006 budgetspreekuur inkomensreparatie 17 intake crisishulpverlening aanvraag schuldregeling GKA WSNP-toeleiding budgetbegeleiding nazorg n.v.t. n.b. n.b n.b % + 21% + 35% + 17% + 20% + 24% + 36% bron: KWIZ, 2007 Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 53

66 Figuur 2.7.1: Percentage afgesloten aanmeldingen van het aantal inwoners per stadsdeel 2005 en Geuzenveld-Slotermeer Zuidoost Amsterdam-Noord Zeeburg Oost-Watergraafsmeer Bos en Lommer Slotervaart Osdorp Oud-Zuid Westerpark Centrum Oud-West ZuiderAmstel De Baarsjes totaal Amsterdam gemiddeld 2006 bron: DWI 2007, bewerking O+S Daarnaast hebben in totaal 388 (ex-)ondernemers zich in 2006 aangemeld bij het speciale schuldhulpbureau in Amsterdam. Dat is vrijwel evenveel als in Het aantal zaken dat in behandeling is genomen is met 13% gestegen. De grootste groepen zelfstandigen die zich aanmelden voor schuldhulpverlening zijn ondernemers met een klussenbedrijf en taxichauffeurs. Het gemiddelde schuldbedrag van de zelfstandigen bedroeg in euro. Noot 18 Hierbij is gerekend met het aantal afgesloten aanmeldingen in Schuldhulpverlening meest gebruikt in Geuzenveld-Slotermeer In 2006 maakte 2,1% van de Amsterdamse huishoudens gebruik van schuldhulpverlening. 18 Dat is iets meer dan in de jaren ervoor (2004 en 2005: 1,9%). In stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer wordt relatief het vaakst gebruik gemaakt van schuldhulpverlening. Ook in de stadsdelen Zuidoost en (in mindere mate) Amsterdam-Noord ontvangen de inwoners vaker dan gemiddeld schuldhulpverlening. In Geuzenveld-Slotermeer en Zuidoost zien we een sterke toename in het gebruik van schuldhulpverlening ten opzichte van De inwoners van De Baarsjes hebben zich daarentegen juist minder vaak aangemeld dan in het jaar daarvoor. 54 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

67 Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 55

68 2.8 Fonds Bijzondere Noden 19 Doel Doelgroep Methode Partners Een laatste redmiddel bieden voor Amsterdammers in financiële nood. Amsterdammers die in financiële problemen verkeren en daarvoor geen beroep kunnen doen op voorzieningen als de bijzondere bijstand of Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam. Aanvragen verlopen via erkende hulpverleningsinstanties. Stichting Samenwerking voor Bijzondere Noden, geldgevende fondsen, geldvragende organisaties, gemeente, Dienst Werk en Inkomen, Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam. Noot 19 Het totale beeld zoals geschetst in deze paragraaf kan beïnvloed zijn door mogelijke onregelmatigheden, die in de loop van de tijd aan het licht zijn gekomen. Aantal cliënten neemt af Het Fonds Bijzondere Noden helpt Amsterdammers op het moment dat zij geen beroep meer kunnen doen op de Dienst Werk en Inkomen, de Kredietbank of andere wettelijke regelingen. De Stichting Samenwerking voor Bijzondere Noden Amsterdam (SSBNA) wordt onder andere mogelijk gemaakt door bijdragen van particuliere fondsen. Daarnaast verstrekt de gemeente Amsterdam sinds 1998 subsidie aan de SSBNA in het kader van het armoedebeleid. In 2006 werden in totaal 852 cliënten geholpen. Dit aantal is lager dan in 2005, toen er nog 965 cliënten werden bediend. In totaal werd er aan de 852 cliënten euro uitgekeerd wat neerkomt op een gemiddelde uitkering van 569 euro. Meer dan kwart van het totaal uitgekeerde bedrag (26%) is afkomstig van de gemeente, in 2005 was dit nog 24%. Tabel 2.8.1: Uitkeringen door het Fonds Bijzondere Noden aantal cliënten totaal uitgekeerd bedrag (in euro s) gemiddelde uitkering (in euro s) bijdrage gemeente (in euro s) bron: SSBN Het aantal cliënten is in 2006 gedaald ten opzichte van 2005, maar het totaal uitgekeerde bedrag is tussen deze twee jaren gestegen met 3%. Dit heeft te maken met het feit dat de hulpverlening in 2005 per aanvraag varieerde tussen de 75 euro en euro terwijl dit in 2006 tussen de 50 euro en euro schommelde. 56 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

69 Meerderheid cliënten alleenstaand In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de achtergrondkenmerken van de cliënten van het Fonds Bijzondere Noden. De meerderheid van de uitkeringen gaat naar alleenstaanden (53%). Vier van de tien uitkeringen gaan naar alleenstaande ouders. Stellen met of zonder kinderen zijn ondervertegenwoordigd bij de klanten van het Fonds Bijzondere Noden. Het aantal jongeren tot en met 22 jaar dat gebruik maakt van de uitkeringen van het Fonds Bijzonder Noden is met 3% gestegen en het percentage ouderen (65+) is bijna gehalveerd. Ruim acht van de tien klanten behoren tot de minima (87%) Tabel 2.8.2: Achtergrondkenmerken cliënten Fonds Bijzondere Noden (procenten) leeftijd t/m 22 jaar jaar 65 jaar en ouder huishoudtype alleenstaand alleenstaande ouder stel met kinderen stel zonder kinderen inkomen werk uitkering hoogte inkomen minimumuitkering uitkering bovenminima minimumloon loon bovenminima bron: SSBNA, bewerking O+S Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 57

70 2.9 Stadspas Doel Gebruik stimuleren van culturele, sportieve en recreatieve voorzieningen. Doelgroep 65-plussers (zonder inkomensbeperking) bijstandsgerechtigden en overige minima met een inkomen tot 110% WSM mensen met een uitkering van UWV met een toeslag uit de Toeslagenwet mensen met een Wajong-uitkering deelnemers aan een inburgeringtraject Behalve voor de 65-plussers, mensen met een Wajong-uitkering en inburgeraars geldt: ook partner en kinderen van 3 t/m 11 jaar krijgen een Stadspas. Alle Amsterdamse kinderen van 12 t/m 18 jaar ontvangen een XXXS-kaart. Voor de kinderen uit één van de genoemde doelgroepen is de XXXS-kaart voorzien van het Stadspaslogo. Methode De Stadspas moet eenmalig worden aangevraagd bij Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (team Stadspas). In de volgende jaren krijgt men, na controle die plaatsvindt door middel van positieve bestandskoppeling, automatisch een Stadspas toegestuurd. Pashouders krijgen korting bij circa 275 instellingen en bedrijven. Zij ontvangen cheques voor extra aanbiedingen waarmee in het Amsterdams Stadsblad, AT5 teletekstpagina en de website wordt geadverteerd. Er zijn extra acties voor kinderen in vakantieperiodes. Partners Stadspas, circa 275 bedrijven en instellingen, Dienst Werk en Inkomen, Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam, Dienst persoonsgegevens, andere gemeentelijke diensten, gemeenten Diemen, Oostzaan en Landsmeer. Bereik Stadspas blijft stijgen Amsterdamse minima, inburgeraars en 65-plussers kunnen met de Stadspas korting krijgen op verschillende activiteiten op het gebied van sport, recreatie en cultuur. De pas is geldig bij ongeveer 275 bedrijven en instellingen zoals bioscopen, musea en sportclubs. Voor alle jongeren tussen 12 en 18 jaar is er sinds 2004 de XXXS-kaart, die ook kortingen geeft bij allerlei activiteiten. Bij de jongeren die recht hebben op een Stadspas, heeft de XXXS-kaart ook een Stadspaslogo, zodat ze met dezelfde pas gebruik kunnen maken van zowel de XXXS- als de Stadspasaanbiedingen. In 2006 is besloten om het project van de XXXS-kaart minimaal tot 2010 te verlengen. Noot 20 Het betreft alle rechthebbenden; bron Bureau Stadspas Het aantal mensen dat recht heeft op een Stadspas daalt. In 2006 gaat het om terwijl het in 2002 nog om Amsterdammers ging. Het aantal bezitters van de stadspas is echter vrijwel gelijk gebleven. Het bereik onder de doelgroep is dan ook gestegen, van 74% in 2002 tot 84% in 2006, zie tabel Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

71 Tabel 2.9.1: Kengetallen Stadspas, doelgroep aantal bezitters Stadspas bereik onder doelgroep % % % % % bron: DIA, bewerking O+S Noot 21 Bron: O+S. Herijking Stadspas; Amsterdammers over de Stadspas. Maart Vier van de tien gebruiken de Stadspas voor korting Er wordt niet centraal geregistreerd hoeveel gebruik wordt gemaakt van korting op vertoon van de Stadspas. Maar in een in 2005 uitgevoerde enquête onder Stadspasbezitters geeft 44% aan de afgelopen 12 maanden de Stadspas voor korting te hebben gebruikt (buiten de cheques om). De Stadspas wordt het meest gebruikt voor bioscoop (30% onder gebruikers van de pas), museum (28%), zwembad (18%), theater (16%) en Artis (15%). Vooral Stadspashouders met kinderen gebruiken de pas veel voor kortingen (69%). 21 Meer chequegebruik per chequegebruiker Bij de Stadspas worden 11 maandcheques verstrekt die recht geven op tijdelijke extra aanbiedingen. Evenals in 2005 heeft één op de vijf Stadspasbezitters (20%) het afgelopen jaar minimaal één keer gebruik gemaakt van deze cheques. In de voorafgaande jaren lag het percentage chequegebruikers iets hoger (21% tot 23%). Het inleveren van één cheque komt het vaakst voor (38%), bijna een kwart (24%) gebruikt twee cheques en 13% gebruikt drie cheques, een kwart gebruikt vier cheques of meer. Gemiddeld genomen maken de chequegebruikers in 2006 van meer cheques (2,9) gebruik dan in de jaren daarvoor (2005: 2,3 2004: 2,4 2003: 2,5). Tabel 2.9.2: Gebruikers Stadspascheques, Stadspasbezitters aantal gebruikte cheques aandeel chequegebruikers % % % % % bron: DIA, bewerking O+S Opvallend is de sterke daling van het gebruik van cheques voor recreatiedoeleinden, in 2005 was dit nog de grootste groep met 35%, in 2006 is dit gedaald tot 8%. In 2006 gebruiken de meeste chequegebruikers (35%) de cheques voor korting op de bioscoop. De dalende trend in het gebruik van de cheques voor museumbezoek is doorgezet, terwijl nog slechts één procent van de cheques voor sport wordt gebruikt. Deze laatste afname is een rechtstreeks gevolg van het feit dat sportactiviteiten nu onder de Scholierenvergoeding vallen. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 59

72 Figuur 2.9.1: Chequegebruik in (in procenten) bron: DIA, bewerking O+S In 2006 werden in totaal cheques ingeleverd. Dat is 22% meer dan in de jaren daarvoor. Hiermee is het chequegebruik terug op het niveau van Niet alleen het aantal gebruikte cheques is toegenomen maar ook het gemiddelde bedrag per cheque is hoger dan in In 2006 was de gemiddelde gemeentelijke vergoeding per cheque 6,36 euro, in 2005 was dit 6,16 euro, in ,34 euro en in ,80 euro. Aan gemeentelijke vergoedingen voor de cheques werd in totaal euro uitgegeven, een stijging van bijna een kwart ten opzichte van Naast de gemeente geven ook instellingen waar de cheques worden ingeleverd korting. Deze kortingen zijn in deze analyse niet meegenomen. Tabel 2.9.3: Gebruik Stadspascheques, aantal ingeleverde cheques totaalbedrag cheques gemeentelijke vergoedingen (in euro s) gemiddelde gemeentelijke vergoeding per cheque (in euro s) , , , ,36 bron: DIA, bewerking O+S 60 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

73 Figuur 2.9.2, pagina 62 Bijna de helft van de Stadspasbezitters is 65-plusser Van de Stadspashouders zijn de volgende achtergrondkenmerken bekend: Net als in 2004 en 2005 is in % van de Stadspasbezitters ouder dan 65 jaar (zonder inkomenstoets). In 2003 was dit 48% en in %. Het aandeel Stadspasbezitters van onder de 18 jaar is de laatste vijf jaar steeds 17% gebleven. Net als in 2005 is ruim de helft van de Stadspasbezitters (51%) van Nederlandse afkomst. Dit aandeel daalt langzaam (2004: 52%, 2003: 53%, 2002: 54%). Van de Stadspasbezitters is 12% van Marokkaanse afkomst, 9% Surinaams, 2% Antilliaans en 6% is van Turkse komaf verder bestaat 10% van de stadspasbezitters uit overige niet-westerse allochtonen en 10% uit westerse allochtonen. In Amsterdamse huishoudens hebben één of meerdere bewoners een Stadspas. De samenstelling van deze huishoudens is gelijk aan In ruim de helft van de gevallen betreft het eenpersoonshuishoudens (56%). Bijna een kwart (23%) van de huishoudens met een Stadspas betreft een tweepersoonshuishouden zonder kinderen. Een vergelijkbaar deel van de huishoudens met een Stadspas (22%) heeft kinderen, waarvan 12% tot een eenoudergezin behoort. In de volgende figuur staat het Stadspasbezit van de hele doelgroep weergegeven in de verschillende buurten van Amsterdam. In en rond Amsterdam Centrum en in Amsterdam Zuidoost is het stadspasbezit onder de doelgroep minder dan gemiddeld, in Buitenveldert, Slotervaart, Osdorp en delen van Amsterdam Noord is het percentage stadspasbezitters juist hoger dan gemiddeld, mogelijk wordt dit verklaard door de grote hoeveelheid verzorgingshuizen in deze delen van de stad. Bereik Stadspas steeds groter Van de mensen die recht hebben op een Stadspas hebben er geen in Het percentage rechthebbenden dat geen stadspas heeft is afgenomen van bijna een kwart in 2002 tot 16% in 2005 en Van de 65-plussers, die allen recht hebben op een Stadspas, heeft 12% geen Stadspas (bijna ). Bijna tweederde van de rechthebbenden zonder Stadspas behoort tot de minima (65%). De minima zonder Stadspas leven meestal (59%) van een bijstandsuitkering. Daarnaast heeft 24% AOW en 17% een inkomen uit de categorie overig. Noot 22 Bron: O+S. Herijking Stadspas; Amsterdammers over de Stadspas. Maart Uit een enquête onder rechthebbenden is naar voren gekomen dat de respondenten zonder Stadspas er vaak simpelweg nooit aan gedacht hadden om een pas aan te vragen of dat zij niet weten hoe de Stadspas werkt of hoe aan de pas te komen. Ook desinteresse in de dingen die je met de pas kunt doen werd redelijk vaak genoemd. 22 Minima met een stadspas De huishoudens met één of meer Stadspasbezitters zijn in bijna de helft van de gevallen minimahuishoudens (46%). Dit wijkt niet sterk af van voorgaande jaren (2005 en 2004: 47%, 2003: 45%, 2002: 44%). Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 61

74 Figuur 2.9.2: Stadpasbezitters onder doelgroep t.o.v. stedelijk gemiddelde (84%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Bijna de helft van de minimahuishoudens (47%) met een Stadspas leeft van een bijstandsuitkering, terwijl meer dan een derde een AOWuitkering (36%) heeft en 17% een andere bron van inkomen. Net als in 2005 hebben ruim negen van de tien minima (91%) met een Stadspas al meer dan 3 jaar een minimuminkomen. In 2004 gold dat nog voor 88% van deze minima, in 2003 voor 81% en in 2002 voor 80%. 62 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

75 Figuur 2.9.3: Stadpasbezitters onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde (55%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld In 2006 heeft 55% van de personen met een minimuminkomen een Stadspas. Bijna overal in de stad schommelt dit percentage rond dit gemiddelde. In Zuidoost en vooral in enkele buurten in stadsdeel Centrum en in Amsterdam Oud-Zuid is het stadspasgebruik (veel) lager dan gemiddeld terwijl het in Buitenveldert Oost, de Centrale Markt en de Eendracht veel hoger dan gemiddeld is, zie figuur Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 63

76 2.10 Ziektekostenverzekering voor minima Doel Doelgroep Methode Partners Alle minima een breed aanvullend pakket voor de ziektekostenverzekering bieden tegen een redelijk tarief. Alle Amsterdamse minima. Direct Mail naar alle klanten van de Dienst Werk en Inkomen. AGIS Zorgverzekeringen, Dienst Werk en Inkomen. De gemeente Amsterdam heeft in 2001 samen met zorgverzekeraar AGIS twee aanvullende ziektekostenverzekeringen ontwikkeld, de AV Amsterdam en de AV Plus Amsterdam. Alle Amsterdammers met een minimuminkomen en een zorgverzekering bij AGIS kunnen deze aanvullende verzekeringen afsluiten. Voor beide verzekeringen geldt dat de dekking van de polis uitgebreider is dan bij vergelijkbare AGIS-pakketten. Zo hoeft de verzekerde voor een aantal kosten geen bijzondere bijstand aan te vragen, maar kan hij of zij de kosten rechtstreeks declareren bij AGIS. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om brillen, tandartskosten, orthodontie en diverse eigen bijdragen zoals voor fysiotherapie en de anticonceptiepil. Voor verzekerden met een bijstandsuitkering wordt de premie automatisch ingehouden op de uitkering. Bij de overige minima wordt de premie geïnd via automatische incasso. Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet ingevoerd. Daarom is er opnieuw onderhandeld met AGIS over de voortzetting van de overeenkomst. Dit leidde tot extra dekking in de aanvullende pakketten. Ook maakt een korting op de premie voor het basispakket nu deel uit van de collectieve verzekering. Aantal polishouders neemt opnieuw toe Het aantal deelnemers aan de AV-regelingen is in 2006 met 6% gestegen tot ruim volwassen premieplichtigen. Voor kinderen tot 18 jaar hoeft geen premie te worden betaald. Wanneer ook zij worden meegerekend zijn er deelnemers aan de ziektekostenregeling. Dit is 62% van alle minima in de stad. Het aandeel verzekerden dat voor een AV Plus-verzekering kiest ligt 1 procentpunt lager dan vorig jaar en is daarmee terug op het niveau van Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

77 Tabel : Gebruikers AV Amsterdam en AV Plus Amsterdam van 18 jaar en ouder, aantal % aantal % aantal % aantal % aantal % AV AV Plus totaal bron: Om arm Amsterdam Gemeente betaalt mee In 2004 heeft de Sociale Dienst een deel van de premiestijging voor haar rekening genomen. Deze compensatie werd in 2005 gehalveerd en is in 2006 afgeschaft. Het nieuwe zorgstelsel en de bijbehorende toeslagen voorzien namelijk al in een dergelijke compensatie. Wel draagt de Dienst Werk en Inkomen nog steeds 2 miljoen euro per jaar bij voor een uitgebreidere dekking binnen de aanvullende pakketten. Dit komt neer op ongeveer 33 euro per verzekerde per jaar. Meer dan de helft van de polishouders is alleenstaand De ruim polishouders wonen in huishoudens. De voorziening heeft daarmee een bereik van 59% onder de minimahuishoudens. Een derde van de minimahuishoudens (33%) die gebruik maken van de regeling is van autochtone afkomst, terwijl ruim de helft 56% niet-westers allochtoon is. Surinamers vormen met 17% hierbinnen de grootste groep, gevolgd door Marokkanen (14%). Meer dan de helft is alleenstaand (53%) waar bijna een kwart 23% een éénoudergezin betreft. Drie van de vijf heeft een bijstandsuitkering, terwijl voor één van de vijf de AOW de belangrijkste inkomstenbron is. De meeste polishouders wonen in Zuidoost (14%) en Noord (12%) gevolgd door Centruim, Oud-Zuid en Oost-Watergraafsmeer (ieder 9%). Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 65

78 Figuur : Polishouders onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde (59%), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld 66 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

79 2.11 PC-voorziening 2006 Doel Doelgroep Methode Partners Bevorderen dat kinderen uit minimagezinnen aansluiting houden in het onderwijs. Amsterdamse kinderen uit minimahuishoudens die overgaan naar het voortgezet onderwijs. Kinderen uit de doelgroep krijgen een computer met internetaansluiting. Gezinnen die eerder gebruik hebben gemaakt van een gemeentelijke voorziening en die tot de doelgroep behoren, krijgen automatisch een aanvraagformulier thuisgestuurd. Overige gezinnen kunnen een formulier aanvragen bij de Dienst Werk en Inkomen. De kinderen moeten voor zij de computer krijgen eerst een PC-vaardigheidsbewijs halen. Dienst Werk en Inkomen, EHvA, ROCvA, BDA Bureau Inkoop, DMO Team LAS, Paradigit Computers, UPC Nu drie jaar internetten bij de computer Sinds 2003 komen kinderen uit minimahuishoudens in aanmerking voor een gratis computer wanneer zij naar de middelbare school gaan. Nadat in 2004 het pakket was uitgebreid met een éénjarig internetabonnement, is de gratis abonnementsperiode in 2005 verlengd tot drie jaar. Het gebruik van computers wordt in het onderwijs steeds belangrijker. Door de kinderen computers te geven wil de gemeente bevorderen dat zij aansluiting houden in het onderwijs. Per gezin wordt maximaal één PC verstrekt. De kinderen moeten, vóór zij de computer krijgen, eerst een PC-vaardigheidsbewijs halen. Dit certificaat kan verdiend worden door een workshop te volgen die wordt gegeven door studenten van de EHvA en het ROCvA. Noot 23 Het betreft een benadering want obv de DIA gegevens kan de in- en uitstroom aan de doelgroepkant en de uitstroom aan de gebruikerskant niet worden bepaald. Aantal aanvragen gedaald, maar wel een bereik van nagenoeg 60% In 2006 zijn er computers verstrekt. Dit is 24% minder dan het jaar daarvoor, toen kinderen die in voorgaande jaren de regeling gemist hadden de kans kregen alsnog aan te vragen. Sinds de invoering in 2003 hebben bijna minimahuishoudens met kinderen in het voortgezet onderwijs op basis van deze regeling de beschikking over een computer gekregen. Afgezet tegen alle minimahuishoudens met kinderen in het voortgezet onderwijs zijn er inmiddels in drie van de vijf huishoudens (59%) computers met behulp van deze regeling verstrekt 23. Tabel : Gebruik PC-regeling, aantal aanvragen bron: DWI Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 67

80 Meeste computers voor allochtone jongeren uit éénoudergezinnen die langdurig tot de minima behoren De meeste ontvangers van een computer (82%) zijn zoals te verwachten 12 of 13 jaar. Net iets meer dan de helft van de verstrekte computers is naar jongens gegaan (54%). De meeste computers (80%) worden verstrekt aan kinderen met een niet-westerse achtergrond. Bijna drie van de tien computers (28%) gingen naar Marokkaanse jongeren, 17% naar Surinamers, 15% naar Turken en 19% naar overige niet-westerse allochtonen. Meer dan de helft van de computers (57%) was bestemd voor kinderen uit een eenoudergezin Scholierenvergoedingen 2006 Doel Doelgroep Methode Partners Investeren in de toekomst van jongeren door een deel van de kosten voor school-, sport- of cultuurdeelname of kosten voor vervoer naar scholing te vergoeden. Ouder(s) of verzorger(s) die in een inkomen tot 110% van het Wettelijk Sociaal Minimum hadden, met schoolgaande kinderen onder de 18, die in Amsterdam wonen. Rechthebbenden ontvangen automatisch bericht van Dienst Werk en Inkomen. Wie niet is aangeschreven, maar wel in aanmerking denkt te komen, kan zelf een aanvraag indienen. Dienst Werk en Inkomen, DMO Team LAS. Regeling ingrijpend aangepast In 2005 heeft de gemeente voor ouders met een minimuminkomen en schoolgaande kinderen in het voortgezet onderwijs de School- en Reiskostenregeling ingevoerd. Met ingang van het schooljaar is de regeling Scholierenvergoedingen hiervoor in de plaats gekomen. Met de introductie van de Scholierenvergoedingen 2006 zijn de vergoedingen voor schoolgaande kinderen aanzienlijk uitgebreid. Allereerst komen nu ook ouders met kinderen in het basisonderwijs in aanmerking en zijn de vergoedingen per scholier verhoogd. Daarnaast is de sportcontributieregeling van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling in de regeling opgegaan en mag de bijdrage nu ook gebruikt worden voor sport en culturele activiteiten, zoals bijvoorbeeld muziekles, theaterbezoek en dansles. De tegemoetkoming in de kosten wordt toegekend in de vorm van een kluisje. In dat kluisje staat het toegekende bedrag gedurende één schooljaar gereserveerd. Voor leerlingen in het primaire onderwijs is dat 225 euro per kind, voor leerlingen in het voortgezet onderwijs is dat 350 euro. Per huishouden is er één kluisje voor alle leerlingen in het gezin. Het gemiddelde kluisje vertegenwoordigt een waarde van 476,81 euro. Hieruit kunnen de gemaakte kosten vervolgens worden gedeclareerd. 68 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

81 Naast de kluisjes is er ook een tegemoetkoming van 150 euro in de reiskosten mogelijk voor leerlingen die meer dan twee zones moeten reizen voor het volgen van voortgezet onderwijs. Van deze voorziening is door 1401 leerlingen uit 813 gezinnen gebruik gemaakt. Tabel : Aantal uitkeringen School- en reiskostenvergoeding, 2005 aantal huishoudens aantal kinderen Leermiddelenvergoeding Reiskostenvergoeding bron: DWI Vergeleken met de School- en reiskostenvergoeding 2005 worden er in 2006 meer kinderen bereikt in minder huishoudens. Het totale bereik onder minimahuishoudens met schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar is 72%. Tabel : Aantal uitkeringen Scholierenvergoeding, 2006 aantal huishoudens aantal kinderen Noot 24 Niet alle aanvragen voor de Scholierenregeling 2006 zijn in 2006 behandeld. Het totaal aantal toegekende kluisjes van de Scholierenregeling 2006 zal vermoedelijk bedragen. Kluisjes Reiskostenvergoeding bron: DWI Vooral allochtone huishoudens en éénoudergezinnen gebruiken de regeling In 2006 was 87% van de gebruikers van de scholierenvergoeding en de reiskostenvergoeding allochtoon, waarvan 81% niet-westers allochtoon. Zes van de tien gezinnen die gebruikmaken van de kluisjes zijn éénoudergezinnen. Bij de vergoeding voor de reiskosten ligt dit percentage zelfs nog hoger, 70% komt terecht bij éénoudergezinnen. Bijna tweederde van de huishoudens die gebruik maken van de scholierenvergoeding (65%) en reiskostenvergoeding (65%) ontvangt een bijstandsuitkering. Veruit de meeste huishoudens die de scholieren- en reiskostenvergoeding ontvingen verkeren al langdurig (meer dan drie jaar) in een minimapositie. Voor de kluisjes betreft dit aandeel 88%, voor de reiskostenvergoeding 86%. 24 Declaraties vooral voor leermiddelen In 2006 zijn er 9301 declaraties behandeld. Van deze declaraties is 72,9% ten behoeve van leermiddelen, 20,6% ten behoeve van sport en 6,5% ten behoeve van cultuur. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 69

82 Figuur : Gebruik Scholierenvergoeding onder minima t.o.v. stedelijk gemiddelde, 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld 70 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

83 Per 31 december 2006 is er euro uitgekeerd, waarvan euro aan reiskosten. In de eerste helft van 2007 zullen hier nog declaraties bijkomen. In 2007 te verrichten uitgaven ten behoeve van de Scholierenvergoedingen 2006 komen deels ten laste van het budget De Scholierenvergoeding wordt relatief veel gebruikt door minimagezinnen in Nieuw West, het Oostelijk havengebied en Amsterdam Noord. Dit is te verklaren door het relatief hoge aantal gezinnen met kinderen in deze delen van de stad. In en rond het Centrum wordt juist weinig gebruik gemaakt van de Scholierenvergoeding, zie Figuur Rentesubsidie Met de rentesubsidie worden bij kleine kredieten voor minima de kosten van administratie en risicodekking afgekocht, waardoor voor de klant alleen de zuivere rente te betalen overblijft. Het rentepercentage varieert met de marktrente en schommelde in 2006 tussen de 5% en de 5,5%. In 2006 heeft de Gemeentelijke Kredietbank leningen met rentesubsidie verstrekt. In totaal is dat jaar euro aan de rentesubsidie besteed Jeugdsportfonds Het Jeugdsportfonds is een particulier fonds, dat op indicatie van professionele hulpverleners of begeleiders bijdragen geeft om kinderen deel te laten nemen aan sport. Amsterdam steunt dit fonds vanuit het budget voor armoedebestrijding met euro. In totaal heeft het fonds in aanvragen gehonoreerd. Hoofdstuk 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 71

84

85 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 3.1 Cumulatief gebruik van voorzieningen Figuur 3.1.1, pagina 74 Figuur 3.1.2, pagina 74 Figuur 3.1.3, pagina 74 Voor negen gemeentelijke voorzieningen kan vastgesteld worden in combinatie met welke andere voorzieningen hiervan gebruik wordt gemaakt. Het gaat om de bijzondere bijstand, de plusvoorziening 65+, de langdurigheidstoeslag (LDT), de knipkaart, de kwijtscheldingsregeling, de stadspas, de ziektekostenverzekering voor minima, de PC-kidsregeling en de scholierenvergoeding. De plusvoorziening 65+, LDT en knipkaart zijn complementair en zijn daarom samengenomen. In totaal zijn er dus zeven typen voorzieningen waarvan het cumulatief gebruik kan worden vastgesteld. Figuur geeft weer hoeveel minimahuishoudens gebruik maken van deze voorzieningen. Daarbij moet bedacht worden, dat niet alle huishoudens voor elke regeling in aanmerking komen. Gemiddeld bereik onder doelgroepen ruim tweederde In figuur staat voor zeven voorzieningen het bereik onder de betreffende doelgroepen weergegeven. Gemiddeld genomen wordt ruim tweederde (69%) van de doelgroepen bereikt. De Kwijtscheldingsregeling en de Stadspas hebben met elk 84% het hoogste bereik, de Plusvoorziening 65+ het kleinste: 57%. Negen van de tien minima maken gebruik van minimaal één voorziening In 2006 maakte 91% van de minimahuishoudens gebruik van minimaal één van deze voorzieningen. Het gemiddeld aantal voorzieningen per minimahuishouden was 2,70. In voorgaande jaren werd het cumulatief gebruik berekend over vijf voorzieningen in plaats van zeven. Dit betrof de stadspas, de plusvoorziening 65+ of LDT, de kwijtscheldingsregeling, de bijzondere bijstand en het woonlastenfonds. In 2005 maakte 86% van de minimahuishoudens gebruik van minimaal één van deze vijf voorzieningen. Figuur 3.1.4, pagina 75 Het gemiddeld cumulatief gebruik van voorzieningen ligt met 2,34 het laagst in stadsdeel Centrum. Het hoogste gemiddeld cumulatief gebruik is te vinden in stadsdeel Slotervaart (2,96). Hoofdstuk 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 73

86 Figuur 3.1.1: Percentage minimahuishoudens dat gebruik maakt van voorziening, 2006 Figuur 3.1.2: Bereik van de verschillende voorzieningen onder specifieke doelgroepen, 2006 Figuur 3.1.3: Aantal gebruikte voorzieningen door minimahuishoudens, Kwijtscheldingsregeling Stadspas Ziektekostenverzekering LDT, Plus 65+, knipkaart Scholierenvergoeding Bijzondere bijstand PC-Kids regeling Plusvoorziening 65+ LDT/knipkaart Kwijtscheldingsregeling Stadspas Ziektekostenverzekering PC-voorziening Scholierenvergoeding geen voorziening 1 voorziening 2 voorzieningen 3 voorzieningen 4 voorzieningen 5 of meer voorzieningen bron: DIA, bewerking O+S bron: DIA, bewerking O+S bron: DIA, bewerking O+S 74 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

87 Figuur 3.1.4: Gemiddeld cumulatief gebruik van voorzieningen per stadsdeel, Slotervaart Geuzenveld-Slotermeer Zuidoost Osdorp Zeeburg Amsterdam-Noord Bos en Lommer Oost-Watergraafsmeer De Baarsjes Oud-Zuid Westerpark ZuiderAmstel Oud-West Centrum bron: DIA, bewerking O+S gemiddeld 2005 Hoofdstuk 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 75

88 Figuur 3.1.5: Gemiddeld gebruik van voorzieningen naar achtergrondkenmerken, tot 1 jaar 1-3 jaar meer dan 3 jaar anders AOW bijstand twee of meer volwassenen zonder kinderen alleenstaand twee of meer volwassenen met kinderen éénouder gezin bron: DIA, bewerking O+S Figuur laat het verschil in gemiddeld cumulatief gebruik tussen verschillende groepen zien. Groepen die een relatief hoog gemiddeld gebruik hebben zijn langdurige minima, éénoudergezinnen en huishoudens in de bijstand. Dit is deels te verklaren, doordat er specifieke voorzieningen zijn voor langdurige minima en voor minimahuishoudens met kinderen. Figuur 3.1.6, pagina 77 Het voorzieningengebruik lijkt in zijn algemeenheid het grootst in specifieke buurten in Slotervaart en Geuzenveld-Slotermeer, alsmede de stadsdelen Osdorp en Zuidoost. Tot slot is het interessant na te gaan welke voorzieningen vaak gecombineerd worden gebruikt. In tabel is te lezen dat als er meer voorzieningen worden gebruikt, Kwijtschelding en Stadspas vaak een combinatie vormen. De ziektekostenverzekering is de volgende in de rij van veelgebruikte combinaties. Ten slotte valt het op dat langdurige minima die gebruik maken van LDT/Knipkaart of Plusvoorziening 65+, (heel) vaak de bovengenoemde voorzieningen hebben. Bovendien is dat de groep met de meeste voorzieningen. 76 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

89 Figuur 3.1.6: Cumulatief gebruik t.o.v. stedelijk gemiddelde (2,70), 2006 bron; DIA, bewerking O+S veel minder dan gemiddeld minder dan gemiddeld meer dan gemiddeld veel meer dan gemiddeld Tabel 3.1.1: Cumulatief gebruik van voorzieningen door minimahuishoudens, combinaties van voorzieningen 1 voorziening 2 voorzieningen 3 voorzieningen 4 voorzieningen 5 voorzieningen Kwijtschelding Stadspas Ziektekostenverzekering LDT/Plus 65+/Knip Scholierenvergoeding Bijzondere bijstand bron: DIA, bewerking O+S Hoofdstuk 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 77

90 3.2 Inkomenseffecten Deze paragraaf geeft een beeld van de inkomeneffecten van het Amsterdamse armoedebeleid op huishoudniveau. De effecten zijn beschreven per huishoudtype zowel voor huishoudens die nog maar kort van een minimuminkomen leven als voor huishoudens die al drie jaar of langer tot deze inkomensgroep behoren. Uitgangspunten bij de berekening van de inkomenseffecten zijn: het bij het huishoudtype behorende minimuminkomen (dus niet 110%); het gemiddeld aantal voorzieningen dat het betreffende huishoudtype gebruikt; de door het huishoudtype meest gebruikte voorzieningen; de gemiddelde financiële waarde die de betreffende voorzieningen vertegenwoordigen. Effect op het besteedbaar inkomen 2,7 tot 10,5% Als er wordt gekeken naar de verschillende huishoudtypen (zie de bijlagen voor een nauwkeuriger beeld) dan valt op dat meerpersoonshuishoudens zonder kinderen die nog geen drie jaar van een minimuminkomen moeten rondkomen, gemiddeld 1 voorziening hebben, vaak kwijtschelding. Dit betekent een gemiddeld profijt van 400 euro, wat neerkomt op een koopkrachteffect van 2,7%. Langdurige minima van dit huishoudtype maken daarnaast vaak gebruik van de zorgverzekering of de Stadspas. Deze twee regelingen zijn lastiger kwantificeerbaar, omdat niet bekend is hoeveel gebruik er gemaakt wordt van de extra dekking in de verzekering, dan wel de kortingen van de Stadspas. Waar wel mee gerekend kan worden, is de bijdrage van de gemeente voor de uitgebreidere dekking in de aanvullende verzekeringen van 33 euro per verzekerde en de collectiviteitskorting op de premie voor de hoofdverzekering van 80,40 euro per jaar. Bij een meerpersoonshuishouden zonder kinderen gaat het om twee verzekerden en dus 226,80 euro gemeentelijke bijdrage. Opgeteld bij de kwijtschelding betekent dit een profijt van 626 euro, wat 4,2% van een gezinsinkomen op bijstandsniveau is. Alleenstaanden die nog geen drie jaar van een minimum moeten rondkomen hebben eveneens vaak één voorziening, maar in deze groep is de stadspas het meest populair. Alleenstaande langdurige minima maken daarnaast vaak gebruik van de Kwijtscheldingsregeling of de Zorgverzekering. Voor een alleenstaande is de 513 euro financieel voordeel 4,9% van een bijstandsinkomen. Meerpersoonshuishoudens met kinderen die relatief kort tot de categorie minima behoren weten met een gemiddelde van twee voorzieningen in het algemeen gemakkelijker de weg te vinden naar de diverse voorzieningen in het kader van de armoedebestrijding. In de meeste gevallen betreft het een combinatie van Stadspas en Kwijtschelding. Langdurige minima maken met een gemiddelde van drie voorzieningen daarnaast nog gebruik van de zorgverzekering of Scholierenvergoeding. Bij deze huishoudens is minimuminkomen gelijk aan dat van de meerpersoons- 78 Dienst Werk en Inkomen Amsterdamse armoedemonitor

91 Figuur 3.2.1: Inkomenseffecten voorzieningengebruik naar duur op het minimum (procenten) meerpersoons zonder kinderen alleenstaanden meerpersoons met kinderen eenoudergezinnen kortdurend langdurig bron: DIA, bewerking O+S huishouden zonder kinderen en dat geldt dus ook voor het inkomenseffect van alleen kwijtschelding of van kwijtschelding plus zorgverzekering. Bij de combinatie kwijtschelding en scholierenvergoedingen is het gemiddeld netto profijt (400 euro euro =) 876 euro, of wel een koopkrachtverbetering van 5,9% bij een minimuminkomen. Eenoudergezinnen kort op het minimum behoren met gemiddeld drie voorzieningen tot de grotere gebruikers. Vaak gaat het om een combinatie van Stadspas, Kwijtschelding en Ziektekostenverzekering. Bij deze combinatie van voorzieningen is het voordeel exclusief Stadspas 513 euro, wat gelijk staat aan 3,8% van een minimuminkomen. Iets minder vaak betreft het ook Scholierenvergoeding. Waar de Scholierenvergoeding in de plaats komt van de Stadspas is het gemiddeld financieel effect 989 euro. Dit betekent voor deze huishoudens een koopkrachtverbetering 7,3%. Langdurig op het minimum levende éénoudergezinnen, met een gemiddelde van vier voorzieningen de grootste gebruikers onder de minima, maken nog vaker gebruik van deze combinatie van voorzieningen. Ook de combinatie met Knipkaart of Langdurigheidstoeslag komt dan geregeld voor. Eenoudergezinnen die een dergelijke voorziening gebruiken naast kwijtschelding, zorgverzekering en Scholierenvergoeding genieten een totaalvoordeel van gemiddeld 1414 euro, uitgedrukt als percentage van een inkomen op bijstandniveau is dit 10,5%. Hoofdstuk 3 Inkomenseffecten van de voorzieningen 79

92

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor DIENST WERK EN INKOMEN Amsterdamse Armoedemonitor nummer 9, augustus 2006 In opdracht van Dienst Werk en Inkomen (DWI) Uitgevoerd door Amsterdam, september 2006 Inhoud Voorwoord 3 Samenvatting 5 Minimahuishoudens

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2009

Amsterdamse Armoedemonitor 2009 Amsterdamse Armoedemonitor 2009 In opdracht van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) Uitgevoerd door de Dienst Onderzoek en Statistiek Nummer 13, oktober 2010 Amsterdamse Armoedemonitor 2009 In opdracht van

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2011

Amsterdamse Armoedemonitor 2011 Amsterdamse Armoedemonitor 2011 In opdracht van Dienst Werk en Inkomen. Uitgevoerd door Bureau Onderzoek en Statistiek. Nummer 15, mei 2012 Amsterdamse Armoedemonitor 2011 Nummer 15 Projectnummer 12010

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2012

Amsterdamse Armoedemonitor 2012 Amsterdamse Armoedemonitor 2012 In opdracht van: Dienst Werk en Inkomen Projectnummer: 13010 Merijn Heijnen Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Nienke Nottelman Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor Amsterdamse Armoedemonitor nummer 7, juni 2004 Om arm Amsterdam Sociale Dienst Amsterdam Jan van Galenstraat 323 1056 CH Amsterdam Telefoon: (020) 346 41 00 Fax: (020) 346 61 91 www.omarm.amsterdam.nl

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor

Amsterdamse Armoedemonitor Amsterdamse Armoedemonitor nummer 8, juli 2005 Project 5114 In opdracht van Om arm Amsterdam Harry Smeets Nienke Nottelman Lieselotte Bicknese Jeroen Slot Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

Armoedemonitor Den Haag 2008

Armoedemonitor Den Haag 2008 Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 e-mail contact@kwiz.nl website www.kwiz.nl Armoedemonitor Den Haag 2008 Nummer 2. oktober 2008 Opgesteld door KWIZ te Groningen in opdracht van

Nadere informatie

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de 8 Participatie in welvaart In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de welvaartssituatie van verschillende

Nadere informatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie De Staat van de Stad Amsterdam V Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie Kernpunten 10 jaar Staat van de Stad Gemiddelde leefsituatiescore naar herkomstgroepen, 2000, 2002, 2004, 2006 en 2008 108

Nadere informatie

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Kerncijfers armoede in Amsterdam - Fact sheet juli 218 18 van de Amsterdamse huishoudens behoorde in 216 tot de minima: zij hebben een huishoudinkomen tot 12 van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en hebben weinig vermogen. In deze 71.386

Nadere informatie

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, Fact sheet nummer 1 maart 2004 Concentraties van allochtone ouderen en jongeren, 1994-2003 Waar in Amsterdam wonen allochtone jongeren en ouderen? Allochtonen wonen vaker dan autochtonen in gezinsverband

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding Landelijk beeld: afname Steeds minder mensen in Nederland doen een beroep op de bijstand. Het aantal bijstandsontvangers van 15-64 jaar nam tussen en af van 489.170 tot 334.990, een afname van 31,5%. De

Nadere informatie

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam Lage inkomens in Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amsterdam, rve Participatie Projectnummer: Laure Michon Nienke Nottelman Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Amsterdamse Armoedemonitor 2016 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: WPI Projectnummer: 17010 Laure Michon Nienke Nottelman Nina Holaind Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres:

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012 Februari 2014 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg

Nadere informatie

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Een onderzoek naar de doelgroep, het beleid en de risicogroepen voor armoede in de gemeente Zoetermeer Maart 2014 Colofon Uitgave Deze publicatie is een uitgave

Nadere informatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG Armoedemonitor 2016 gemeente Den Haag Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende

Nadere informatie

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007 Fact sheet nummer 2 maart 2007 Autochtonen in Amsterdam De samenstelling van de Amsterdamse bevolking is de laatste jaren sterk veranderd. Het percentage autochtonen neemt af; het percentage allochtonen

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Participatie in arbeid

Participatie in arbeid 6 Participatie in arbeid Werken is één van de primaire vormen van participatie. Naast een inkomen, geeft een baan ook toegang tot sociale netwerken en opleidingsmogelijkheden. Nu de economie in zwaar weer

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Armoedemonitor Zoetermeer 2010

Armoedemonitor Zoetermeer 2010 Armoedemonitor Zoetermeer 2010 mei 2011 Opdrachtgever: Hoofdafdeling Welzijn, afdeling WZI, beleid en implementatie Marieke Bosch Uitvoering: KWIZ, Groningen Databewerking Gemeente Zoetermeer, hoofdafdeling

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB02-138 3 juli 2002 9.30 uur Verdere daling langdurige minima In 2000 hadden 229 duizend huishoudens al ten minste vier jaar achtereen een inkomen onder

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor Onderzoek, Informatie en Statistiek

Amsterdamse Armoedemonitor Onderzoek, Informatie en Statistiek Amsterdamse Armoedemonitor 2015 In opdracht van: WPI Projectnummer: 16010 Laure Michon Hester Booi Nina Holaind Nienke Nottelman Jeroen Slot Clemens Wenneker Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Bijlage III Het risico op financiële armoede Bijlage III Het risico op financiële armoede Zoals aangegeven in hoofdstuk 1 is armoede een veelzijdig begrip. Armoede heeft behalve met inkomen te maken met maatschappelijke participatie, onderwijs, gezondheid,

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek

[Geef tekst op] Onderzoek, Informatie en Statistiek [Geef tekst op] - Amsterdamse Armoedemonitor 2017 Onderzoek, Informatie en Statistiek In opdracht van: WPI Projectnummer: 18006 Laure Michon Renske Hoedemaker Nina Holaind Clemens Wenneker Jeroen Slot

Nadere informatie

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015 B A S I S V O O R B E L E I D Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Armoede in de Stad Armoedemonitor Groningen 2015 Erik van der Werff Klaas Kloosterman Onderzoek en Statistiek Groningen, januari

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2015 Een onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL Armoedemonitor 2015 gemeente Capelle aan den IJssel Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2017 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling van de minimapopulatie in de gemeente Ridderkerk. Colofon Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

2. Groei allochtone bevolking fors minder

2. Groei allochtone bevolking fors minder 2. Groei allochtone bevolking fors minder In 23 is het aantal niet-westerse allochtonen met 46 duizend personen toegenomen, 19 duizend minder dan een jaar eerder. De verminderde groei vond vooral plaats

Nadere informatie

Huishoudens in Leiden

Huishoudens in Leiden 211-217 Huishoudens in Leiden gezinnen met thuiswonende kinderen paren en overige huishoudens eenpersoons huishoudens 15-29 3-44 45-64 65+ Leidse huishoudens in 217, naar leeftijd van het hoofd van het

Nadere informatie

Gewicht en leefstijl van kinderen in Nieuw-West

Gewicht en leefstijl van kinderen in Nieuw-West Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht juni 2017 Gewicht en leefstijl van kinderen in Nieuw- Minder overgewicht Het percentage kinderen * met overgewicht (inclusief obesitas) in Nieuw- is tussen en significant

Nadere informatie

10. Banen met subsidie

10. Banen met subsidie 10. Banen met subsidie Eind 2002 namen er 178 duizend personen deel aan een van de regelingen voor gesubsidieerd werk. Meer dan eenzesde van deze splaatsen werd door niet-westerse allochtonen bezet. Ze

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie INHOUD 1 Samenvatting... 3 2 De Statistische gegevens... 5 2.1. De Bevolkingsontwikkeling en -opbouw... 5 2.1.1. De bevolkingsontwikkeling... 5 2.1.2. De migratie... 5 2.1.3.

Nadere informatie

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014 Twee onderdelen Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende regelingen

Nadere informatie

Betreft: Evaluatie minimaregelingen Albrandswaard Geachte raadsleden,

Betreft: Evaluatie minimaregelingen Albrandswaard Geachte raadsleden, Gemeenteraad Albrandswaard p/a de griffie Uw brief van: Ons kenmerk: 1340109 Uw kenmerk: Contact: A. van der Plaat Bijlage(n): 3 Doorkiesnummer: +31180451569 E-mailadres: a.v.d.plaat@bar-organisatie.nl

Nadere informatie

Participatie in welvaart

Participatie in welvaart 7 Participatie in welvaart Inkomen is een belangrijke hulpbron voor veel vormen van participatie. Amsterdam kent grote inkomensverschillen. In dit hoofdstuk komen zowel de armoede als de welvaart in de

Nadere informatie

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK Armoedemonitor 2015 gemeente Noordwijk Onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN Armoedemonitor gemeente Leeuwarden Een onderzoek naar de omvang en samenstelling van de doelgroepen voor het gemeentelijke armoedebeleid en het gebruik van inkomensondersteunende

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Achterblijvers in de bijstand

Achterblijvers in de bijstand Achterblijvers in de Paula van der Brug, Mathilda Copinga en Maartje Rienstra Van de mensen die in 2001 in de kwamen, was 37 procent eind 2003 nog steeds afhankelijk van een suitkering. De helft van deze

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB08-085 18 december 2008 9.30 uur Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038 Nog 1 miljoen inwoners erbij, inwonertal zal harder groeien dan eerder gedacht

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie

Armoedemonitor Leeuwarden

Armoedemonitor Leeuwarden -s Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 fax (050) 5252973 Hardwareweg 4 3821 BM Amersfoort Telefoon (033) 4546665 e-mail contact@kwiz.nl website www.kwiz.nl Armoedemonitor Leeuwarden

Nadere informatie

Amsterdamse Armoedemonitor 2013

Amsterdamse Armoedemonitor 2013 Amsterdamse Armoedemonitor 2013 Foto: Parkeergebouw Europarking aan de Stadhouderskade, fotograaf Edwin van Eis, 15 mei 2002 In opdracht van: Dienst Werk en Inkomen Projectnummer: 14010 Merijn Heijnen

Nadere informatie

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-079 3 december 2009 9.30 uur Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen Meeste kans op armoede bij eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 - Arbeidsmarktontwikkelingen 2016 Factsheet maart 2017 Het aantal banen van werknemers en zelfstandigen in Amsterdam nam het afgelopen jaar toe met bijna 14.000 tot bijna 524.000 banen, een groei van bijna

Nadere informatie

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data Armoede niet in beeld, overzicht op basis van CBS-data COLOFON Resultaten gebaseerd op eigen berekeningen gemeente Almere/ team Onderzoek & Statistiek

Nadere informatie

Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016

Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016 Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016 Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016 COLOFON Gemeente Almere Onderzoek en rapportage Gemeente Almere / SBC / Team Onderzoek & Statistiek

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016 Armoedemonitor gemeente Ridderkerk 2016 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling van de minimapopulatie in de gemeente Ridderkerk. Colofon Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 gemeente Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250 2130 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein 1 Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Organisatieonderdeel

Nadere informatie

Armoedemonitor Ridderkerk 2009

Armoedemonitor Ridderkerk 2009 Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 fax (050) 5252973 Snouckaertlaan 66 3811 MB Amersfoort Telefoon (033) 4638686 Fax (033) 4632255 Armoedemonitor Ridderkerk 2009 e-mail contact@kwiz.nl

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354 In het gebied groeit meer dan de helft van de kinderen op in een minimasituatie. Daarnaast groeit in De Wierden bijna de helft op in een eenoudergezin. De combinatie van relatief lage doorstroming en relatief

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Armoedemonitor Wassenaar 2012

Armoedemonitor Wassenaar 2012 Armoedemonitor Wassenaar 2012 Maart 2014 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Wassenaar structureert (bestaande)

Nadere informatie

Fact sheet. Inkomensontwikkeling in Amsterdam. Inkomensontwikkeling sinds 1950. nummer 5 juli 2006

Fact sheet. Inkomensontwikkeling in Amsterdam. Inkomensontwikkeling sinds 1950. nummer 5 juli 2006 Fact sheet nummer 5 juli 2006 Inkomensontwikkeling in Amsterdam Het koopkrachtinkomen ligt in Amsterdam onder het landelijk gemiddelde, maar het verschil met heel Nederland wordt wel steeds kleiner. In

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2006 Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking Na een aantal jaren van groei is door een toenemend vertrek

Nadere informatie

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens April 2018 Uitgave 2018/01 info@leidenincijfers.nl Inleiding en aanleiding De gemeente Leiden en het CBS hebben een samenwerkingsovereenkomst gesloten om

Nadere informatie

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017 ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017 Armoedemonitor gemeente Leeuwarden 2017 Een onderzoek naar de grootte en samenstelling van de minimapopulatie in de gemeente Leeuwarden. Colofon Opdrachtgever Gemeente

Nadere informatie

Armoedemonitor Voorschoten 2012

Armoedemonitor Voorschoten 2012 Armoedemonitor Voorschoten 2012 Februari 2014 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijlema Redactie: Anne-Wil Hak en Tessa Schoot Uiterkamp In opdracht van de gemeente Voorschoten structureert

Nadere informatie

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ(en

Nadere informatie

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012 Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaal en Cultureel Planbureau Inlichtingen bij ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 6 DECEMBER 2011 09:30 UUR Prof. dr. J.J. Latten persdienst@cbs.nl T 070 337 4444 Dr. J.C. Vrooman

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016 DEEL 2: BUURTAANPAK

Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016 DEEL 2: BUURTAANPAK Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016 DEEL 2: BUURTAANPAK Colofon Gemeente Amsterdam Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht Ilona Steenkamer isteenkamer@ggd.amsterdam.nl Sanne Franssen sfranssen@ggd.amsterdam.nl

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014 Sociale index, en 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ (en Wmo) en Jeugdzorg.

Nadere informatie

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet nummer 7 november 2005 Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking Het inwonertal van Amsterdam is in 2004 met ruim 4.000 personen tot 742.951

Nadere informatie

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen Artikelen Huishoudensprognose 28 2: uitkomsten Coen van Duin en Suzanne Loozen Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 28 tot 8,3 miljoen in 239. Daarna zal het aantal

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Informatie 10 januari 2015

Informatie 10 januari 2015 Informatie 10 januari 2015 ARMOEDE: FEITEN EN CIJFERS ARMOEDE WERELDWIJD Wereldwijd leven ongeveer 1,2 miljard mensen in absolute armoede leven: zij beschikken niet over basisbehoeften zoals schoon drinkwater,

Nadere informatie

Misdrijven en opsporing

Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing R.J. Kessels en W.T. Vissers In 2015 registreerde de politie 960.000 misdrijven, 4,6% minder dan in 2014. Sinds 2007 is de geregistreerde criminaliteit met ruim een kwart afgenomen.

Nadere informatie

Monografie Antillianen 2010

Monografie Antillianen 2010 Monografie Antillianen 2010 De positie van Antillianen en Arubanen in Amsterdam Projectnummer: 9287 In opdracht van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, gemeente Amsterdam Ellen Lindeman Hester Booi

Nadere informatie

MONITOR ALLOCHTONE OUDEREN IJSSELMONDE

MONITOR ALLOCHTONE OUDEREN IJSSELMONDE MONITOR ALLOCHTONE OUDEREN IJSSELMONDE C.Ergun, M. van Rhee Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) 17-03-2005 In opdracht van deelgemeente IJsselmonde Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur:

Nadere informatie

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB Verhuizers onder in- en uitstroom WWB Februari 2013 Afdeling Onderzoek en Statistiek i.o.v. afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling 1 omvang onbekend Conclusie: rol van verhuizingen in ontwikkeling WWB-bestand

Nadere informatie

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland

Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland Inkomenstatistiek 2008 Westfriesland Colofon Uitgave I&O Research BV Van Dedemstraat 6c 1624 NN Hoorn tel. (0229) 282555 Rapportnummer 2011-1796 Datum November 2011 Opdrachtgever De zeven Westfriese gemeenten

Nadere informatie

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen Meer of Minder Heden Verschillen tussen, en trends in, de verhouding allochtone en autochtone klanten van de dienst SOZAWE Alfons Klein Rouweler Ard Jan Leeferink Louis Polstra Uitgevoerd in opdracht van

Nadere informatie

Minimuminkomens in Leiden

Minimuminkomens in Leiden September 2013 ugu Minimuminkomens in Leiden Samenvatting De armoede in Leiden is na 2009, net als in heel Nederland, toegenomen. Dat blijkt uit cijfers uit het regionaal inkomensonderzoek van het Centraal

Nadere informatie

Werkloosheid Amsterdam

Werkloosheid Amsterdam Werkloosheid Amsterdam Weesperstraat 79 Postbus 658 1018 VN Amsterdam 1000 AR Amsterdam Telefoon 020 527 9459 Fax 020 527 9595 www.os.amsterdam.nl Amsterdam, februari Werkloosheid in Amsterdam neemt verder

Nadere informatie

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het

Nadere informatie