Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen)"

Transcriptie

1 Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 668 AUGUSTUS 2013 H. VAN HAASTER

2 Colofon Titel: BIAXiaal 668 Archobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd - Middeleeuwen) Gemeente: Bernheze Plaats: Nistelrode Toponiem: Zwarte Molen fase 2 Centrumcoördinaten vindplaats: / Onderzoeksmeldingsnummer: Auteur: H. van Haaster Opdrachtgever: RAAP Archeologisch Adviesbureau ISSN: BIAX Consult, Zaandam, 2013 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk AL Zaandam tel: fax: haaster@biax.nl

3 BIAXiaal Inleiding In opdracht van de gemeente Bernheze heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2012 een opgraving uitgevoerd in het plangebied Zwarte Molen fase 2 te Nistelrode, gemeente Bernheze (figuur 1). Dit onderzoek was noodzakelijk in het kader van de verdere ontwikkeling van de woonwijk Zwarte Molen, waardoor het ter plaatse aanwezige bodemarchief ernstig zou worden aangetast. Uit eerder verricht archeologisch onderzoek in het plangebied was namelijk gebleken dat zich hier unieke vindplaatsen (nederzettingen) uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Vroege en Volle Middeleeuwen bevinden. Tijdens het archeologisch onderzoek zijn uit een groot aantal sporen monsters genomen ten behoeve van archeobotanisch onderzoek. De vraagstellingen die aan dit onderzoek werden gesteld, betreffen de voedingseconomie, de milieuomstandigheden in de nabije en wijdere omgeving en de menselijke activiteit op en rond de vindplaatsen uit de verschillende culturele perioden. Het voorliggende verslag presenteert de resultaten dit onderzoek. Figuur 1 Globale ligging van het plangebied Zwarte Molen, ten zuidoosten van de bebouwde kom van Nistelrode ( Google Earth).

4 BIAXiaal Monsterselactie en analysetechniek Botanische macroresten Het macrorestenonderzoek is in twee fasen uitgevoerd. In eerste instantie zijn 71 monsters geïnventariseerd, waarbij de conserveringstoestand, rijkdom en globale soortensamenstelling van het botanisch materiaal in de monsters is onderzocht. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de waarde van de monsters voor eventueel gedetailleerd vervolgonderzoek (analyse). Voor de resultaten van dit werk wordt verwezen naar het inventarisatierapport. 1 In overleg met de opdrachtgever zijn uiteindelijk dertien monsters geselecteerd voor analyse. Bij de keuze van de te analyseren monsters is rekening gehouden met: De fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de monsters. De context (uit een structuur of een onderdeel van een erf: waterputten en waterkuilen). De datering (geassocieerd vondstmateriaal of mogelijkheid tot 14 C-datering). Een overzicht van alle geanalyseerde monsters met hun contextgegevens wordt gegeven in tabel 1. Tabel 1 Nistelrode-Zwarte Molen, overzicht van geanalyseerde macrorestenmonsters en contextgegevens. vondstnummer spoor contexttype datering M waterkuil Midden-IJzertijd M paalkuil Midden-IJzertijd M waterput Romeinse tijd M paalkuil Romeinse tijd M kuil Romeinse tijd M waterput Merovingisch M waterput Karolingisch M waterput Karolingisch M waterput Karolingisch M paalkuil Karolingisch M paalkuil Karolingisch M paalkuil Karolingisch M waterput Ottoons M paalkuil Volle Middeleeuwen M waterput Volle Middeleeuwen M paalkuil Volle Middeleeuwen 1 Van Beurden 2013.

5 BIAXiaal Pollen Uit een waterkuil (spoor 139) uit de Vroege-IJzertijd is een gedeelte van de vulling bemonsterd voor pollenonderzoek. Dit is gedaan door een zogenaamde pollenbak in het profiel door de kuil te slaan. Uit de onderste, meest humeuze vulling is een monster genomen voor pollenonderzoek. Uit de inventarisatie bleek dat het monster rijk was aan goed geconserveerd pollen, waarna besloten werd het te analyseren. Een foto van de pollenbak met de positie van het geanalyseerde monster wordt weergegeven in figuur 2. Figuur 2 Nistelrode-Zwarte Molen, pollenbak 139 met de positie van het geanalyseerde monster (wit kruisje).

6 BIAXiaal Het pollenmonster is chemisch behandeld volgens de in pollenonderzoek gebruikelijk methode (acetolysetechniek van Erdtman). Dit is gedaan door M. Hagen (Vrije Universiteit). Voor de analyse is een opvallend-lichtmicroscoop met een vergroting tot 10x60 gebruikt. Indien nodig zijn determinaties verricht bij sterkere vergrotingen en/of door middel van fase-contrastmicroscopie. Voor de bepaling van het relatieve aandeel van de verschillende pollentypen is als uitgangspunt een totaalpollensom inclusief sporen van varens en mossen gebruikt. Hierbij is het totaal aantal getelde pollen en sporen per monster op 100% gesteld. De percentages van de pollentypen, sporen en andere microfossielen zijn berekend op basis van deze totaalpollensom. In bijlage 3 worden zowel de getelde aantallen als de percentages weergegeven. De pollenanalyse is uitgevoerd door M. van Waijjen. 3. Resultaten en discussie 3.1 BOTANISCHE MACRORESTEN De resultaten van het macrorestenonderzoek staan in bijlage 1 (IJzertijd en Romeinse tijd) en bijlage 2 (Middeleeuwen) Uitgangspunten bij de interpretatie van de macroresten. Op de locatie Zwarte Molen zijn zowel verkoolde als onverkoolde plantenresten aangetroffen. De onverkoolde plantenresten zijn afkomstig uit de relatief diepe grondsporen zoals waterkuilen en waterputten. In ondiepere grondsporen (paalkuilen) zijn uitsluitend verkoolde plantenresten bewaard gebleven. De onverkoolde plantenresten die zich oorspronkelijk in deze sporen bevonden, zijn in de loop der tijd vergaan. Omdat de formatieprocessen die hebben geleid tot de samenstelling van de onverkoolde en verkoolde zadenassemblages sterk verschillen, verschilt ook de informatiewaarde van deze assemblages. Archeobotanici zijn er tegenwoordig van overtuigd dat het overgrote deel van de verkoolde plantenresten die op een voormalig nederzettingsterrein worden gevonden, samen met graan op de nederzetting terecht zijn gekomen. 2 Hoewel deze plantenresten in eerste instantie in onverkoolde vorm op het nederzettingsterrein terecht kwamen, raakten ze vervolgens door verschillende doelbewuste en terloopse handelingen en processen verkoold (zie hieronder). De kans dat onkruiden die tussen granen groeien op deze manier verkoold raken, is vele malen groter dan de kans dat onkruiden uit moestuinen of natuurlijke vegetaties verkoold raken. Belangrijke processen/handelingen waarbij graanakkeronkruiden verkoold raken zijn de volgende. 2 Van der Veen 2007, 979.

7 BIAXiaal Het gebruik van dorsafval als brandstof. Dit betreft zowel het verbranden van dorsafval (doelbewust of terloops) als het verbranden van dierlijke mest waarin zich dorsafval bevindt. 2. Voedsel (vooral graanproducten) dat per ongeluk verbrandt tijdens de voedselbereiding (bakken, eesten, roosteren of koken). 3. Voedselvoorraden die per ongeluk of bewust (tijdens vijandelijkheden) verbranden. 4. Het schoonmaken (uitbranden) van voorraadkuilen. 5. Het verbranden van geïnfecteerde of bedorven voedselvoorraden. Van deze handelingen/processen is de eerstgenoemde verreweg het belangrijkste. 3 Om bovengenoemde redenen gaan we er bij de interpretatie van de botanische onderzoeksgegevens van de vindplaats Zwarte Molen vanuit dat verreweg de meeste verkoolde plantenresten die in de monsters zijn aangetroffen samen met graan op de nederzettingsterreinen terecht zijn gekomen en daarom als akkeronkruiden kunnen worden geïnterpreteerd. Van de onverkoolde zaden is dit veel minder zeker. Zij zullen waarschijnlijk grotendeels afkomstig zijn van planten die deel hebben uitgemaakt van andere vegetaties op en rond de nederzettingen. Uiteraard kan een deel ook afkomstig zijn van graanakkers. Graanakkeronkruiden komen immers in eerste instantie in onverkoolde toestand op een nederzettingsterrein terecht. Ze raken pas verkoold tijdens processen die in de nederzetting plaatsvinden en kunnen daarvoor in een onverkoolde toestand in een structuur (bijvoorbeeld een waterput) terecht komen waar zij in die toestand bewaard kunnen blijven. Bij de indeling van de plantensoorten in de bijlagen is omwille van de herkenbaarheid uitgegaan van een recent systeem van ecologische groepering. 4 Het huidige voorkomen is bij de indeling dus het uitgangpunt, maar dit betekent niet dat de soorten vroeger in dezelfde vegetatiecategorieën voorkwamen. Vooral sterk door mensen beïnvloede vegetaties (zoals akkers) hadden vroeger een heel andere samenstelling dan vergelijkbare huidige vegetaties. Dit heeft onder andere te maken met fundamentele verschillen in de gebruikte agrarische technieken. Hierbij valt te denken aan bemestingssytemen, grondbewerking en toepassing van braakperiodes. Akkers werden vroeger bemest met een grote verscheidenheid aan organisch materiaal (bijvoorbeeld dierlijke mest, nederzettingsafval, plaggen, bosstrooisel, slootbagger). Hierdoor gingen onkruiden uit veel verschillende milieus deel uitmaken van de akkeronkruidvegetatie. Omdat de grondbewerking minder intensief was dan tegenwoordig, hadden voeger ook meer meerjarige soorten een kans om op akkers te overleven. Ook toepassing van braakperiodes waarbij het akkerland 3 We gaan er vanuit dat het gebruik van dierlijke mest als brandstof in ons klimaat van ondergeschikt belang is. In aride klimaten speelt dit wel een belangrijke rol, vooral als er nauwelijks brandhout in de natuurlijke omgeving kan worden gevonden (zie bijv. Cappers 2008, 12.) 4 Tamis et al

8 BIAXiaal IJzertijd een jaar met rust werd gelaten om de natuurlijke vruchtbaarheid te herstellen, had gevolgen voor de samenstelling van de akkeronkruidvegetatie. Uit de Midden-IJzertijd zijn twee monsters geanalyseerd. Eén monster (M201) is afkomstig uit een waterkuil (spoor 664). Het tweede monster (M186) is afkomstig uit een minder duidelijke structuur (spoor 2766) Gebruiksplanten In de twee ijzertijdmonsters zijn voornamelijk verkoolde resten van granen gevonden. Het gaat om gerst (Hordeum vulgare), emmertarwe (Triticum dicoccon), pluimgierst (Panicum miliaceum), spelt (Triticum spelta) en trosgierst (Setaria italica). Ook van haver (Avena) zijn enkele resten gevonden, maar het is niet duidelijk van welke haversoort deze afkomstig zijn. Van haver bestaan meerdere soorten, en voor het betrouwbaar vaststellen van de soort zijn bepaalde kafresten nodig, die niet in de betreffende monsters zijn gevonden. Gecultiveerde haver (Avena sativa) komt in ons land vanaf de Late-IJzertijd voor, maar vondsten uit die tijd zijn zeldzaam. Het is daarom meer waarschijnlijk dat de gevonden haverresten van het akkeronkruid oot (Avena fatua) afkomstig zijn. Oot is een onkruid dat in archeologische context vaak samen met emmer of gerst wordt gevonden. Een aantal graankorrels was sterk beschadigd waardoor niet precies kon worden vastgesteld van welke soort zij afkomstig zijn (Cerealia). Gerst en emmertarwe waren in de IJzertijd de belangrijkste granen in ons land. Pluimgierst is een graansoort met relatief kleine korrels die vroeger vooral op de zandgronden werd verbouwd (figuur 3, links). Het gewas houdt van grond die snel opwarmt; op vochtige (koude) grond doet pluimgierst het niet goed. Het gewas wordt vanaf de Bronstijd in ons land verbouwd. De vondst van trosgierst (figuur 3, rechts) is bijzonder want resten van dit graan worden in ons land niet vaak gevonden. Trosgierst is nauw verwant aan pluimgierst. Net als pluimgierst levert trosgierst de beste opbrengst op grond die snel opwarmt. Vanaf de Late-Bronstijd worden af en toe vondsten van dit graan gedaan. In de IJzertijd lijkt het populairder te worden. Het werd toen vooral in het Duitse Rijnland veel verbouwd. Ook de meeste Nederlandse vondsten dateren uit de IJzertijd. Na de IJzertijd neemt de betekenis van trosgierst in Nederland en het Duitse Rijnland sterk af. 5 5 Bakels 2013.

9 BIAXiaal 643 Figuur 3 7 Pluimgierst (links) en trosgierst (rechts) ( BIGLOBE). Spelt staat bekend als een tarwesoort die ook onder marginale klimatologische omstandigheden nog een betrouwbare opbrengst levert en weinig vatbaar is voor plantenziekten. Het wordt vanaf de Bronstijd in ons land verbouwd. Van vlas (Linum usitatissimum) zijn enkele verkoolde zaden en vruchtkapselfragmenten gevonden. Vruchtkapsels zijn de onderdelen van de vlasplant waarin zich de zaden bevinden. Vlas is een gewas dat zowel voor de oliehoudende zaden als voor de vezels kan worden verbouwd. Waar de ijzertijdbewoners van de Zwarte Molen het gewas voor hebben gebruikt, kan niet worden achterhaald. Vlasvezels kunnen worden gebruikt voor de productie van textiel (linnen) en touw. Uit de zaden (lijnzaad) kan olie (lijnolie) geperst worden die in de voeding of voor verlichting gebruikt kan worden. Lijnolie werd ook gebruikt voor het verduurzamen van touw, visnetten en houtwerk. Van emmertarwe, spelt, gerst en vlas is dorsafval gevonden. Op grond van de aan- of afwezigheid van dorsafval op een vindplaats worden soms conclusies getrokken over locale verbouw of import van cultuurgewassen. Uitgangspunt hierbij is dat cultuurgewassen meestal zonder dorsafval worden verhandeld. Van gerst zijn aarspilsegmenten gevonden.6 Deze onderdelen van de aar worden al in een vroeg stadium van de oogstverwerking (op of in de nabije omgeving van de productienederzetting) van de korrels gescheiden. Grote hoeveelheden aarspilsegmenten (zoals in M186 het geval is), duiden daarom op locale productie van gerst. Van emmer en spelt is ook dorsafval (basisaartjes) gevonden. Basisaartjes zijn de onderdelen van het aartje waarmee de graankorrels aan de aarspil vastzitten. Bij emmer en spelt zitten de basisaartjes na de eerste dorsing nog aan de graankorrels vast. In deze vorm wordt het graan meestal ook verhandeld en opgeslagen. Pas vlak voor de maaltijdbereiding worden basisaartjes van de graankorrels verwijderd (tweede dorsronde). Dit gebeurt door het graan te stampen en/of te eesten en vervolgens te zeven of te wannen. De vondst van de basisaartjes levert daarom formeel geen bewijs voor de locale verbouw van dit graan. De grote hoeveelheid basisaartjes in M186 6 Een aarspil bestaat anatomisch bezien uit meerdere segmenten, die vaak afzonderlijk worden gevonden. Soms worden meerdere segmenten aaneen gevonden. In die gevallen spreken we van aarspilfragmenten.

10 BIAXiaal betekent wel dat de paalkuil waar dit monster uit afkomstig is, onderdeel uitmaakte van een structuur waarin graan (kort voor de maaltijd) werd verwerkt. Ook van vlas is dorstafval (de kapselfragmenten) gevonden wat het aannemelijk maakt dat het gewas door de ijzertijdbewoners zelf werd verbouwd. Van de beide gierstsoorten kon niet worden bewezen dat ze lokaal werden verbouwd, maar we nemen aan dat dit wel het geval was. De vondst van een verkoold fragment van een hazelnootdop (Corylus avellana) betekent dat ook hazelnoten deel uitmaakten van het voedingsmiddelenspectrum. Hazelaars komen in natuurlijke situaties vooral aan randen van bossen voor. Figuur 4 De rechte takken van hazelaar werden vroeger veel als boerengeriefhout gebruikt ( Rasbak). Langs veel boerenerven stonden vroeger hazelaars omdat ze behalve noten ook veel rechte takken produceren (figuur 4). De takken werden veel gebruikt voor het maken van vlechtwerkwanden, erfafscheidingen, gereedschappen en als bonen/erwtenstaken in groentetuinen. Ook in de IJzertijd werden hazelaartakken voor deze doeleinden gebruikt Wilde planten, onkruiden Bij de wilde planten zijn een aantal groepen onkruiden goed vertegenwoordigd. Op de eerste plaats zijn dat de Planten van voedselrijke akkers en tuinen. Het gaat om guichelheil (Anagallis arvensis), melganzenvoet (Chenopodium album), perzikkruid (Persicaria maculosa), zwarte nachtschade (Solanum nigrum) en gekroesde melkdistel (Sonchus asper). Dit zijn allemaal eenjarige soorten die dol zijn op stikstofrijke (=voedselrijke) bodems. Gezien hun stikstofvoorkeur en hun korte levensduur komen de planten veel voor in goed bemeste moestuinen en

11 BIAXiaal hakvruchtakkers (tussen, rapen, kool, bieten e.d.). Omdat de zaden van deze planten bijna allemaal onverkoold zijn, is de kans dat ze van graanakkers afkomstig zijn minder groot (zie discussie in paragraaf 3.1.1). De onkruiden uit de categorie Planten van matig voedselrijke akkers worden meestal op voedselarmere grond aangetroffen. Dat zijn glad vingergras (Digitaria ischaemum), hanenpoot (Echinochloa crus-galli), schapenzuring (Rumex acetosella), eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus) en gewone spurrie (Spergula arvensis). Van deze soorten zijn verkoolde zaden aangetroffen, waardoor het aannemelijk is dat de zaden met de graanoogst op het nederzettingsterrein terecht zijn gekomen. We leiden hieruit daarom af dat de graanakkers op matig voedselrijke grond waren gelegen. Uit de categorie Tredpanten zijn zaden gevonden van grote weegbree (Plantago major), gewoon varkensgras (Polygonum aviculare) en herderstasje (Capsella bursa-pastoris). Deze soorten komen vaak voor op allerlei, veel door mensen en dieren betreden plaatsen zoals erven, wegbermen, ingangen van weilanden en looppaden van vee. Het is dus niet verwonderlijk de zaden in een waterput op een nederzettingsterrein aan te treffen. Op minder intensief gebruikte delen van het nederzettingsterrein stond onder andere beklierde duizendknoop (Persicaria lapathifolia). Op of in de omgeving van nederzettingen staan deze planten vaak bij opslagplaatsen, langs hekken of heggen, of vlak langs gebouwen of andere constructies. Het gaat altijd om voedselrijke plekken waar de menselijke activiteit relatief gering is. Dat er op het nederzettingsterrein ook sprake was van modderige, voedselrijke plaatsen blijkt uit de aanwezigheid van greppelrus (Juncus bufonius), kleine duizendknoop (Persicaria minor) en waterpeper (Persicaria hydropiper). Deze planten komen vaak voor in greppels en kuilen die periodiek droogvallen. Ook op andere natte plekken komen ze voor, bijvoorbeeld op normaal gesproken droge plaatsen die vernatten (bijvoorbeeld door verslemping) of op open, stukgetrapte plekken in drassige weilanden. Dat sprake was van grasland in de omgeving blijkt uit de aanwezigheid van scherpe en/of kruipende boterbloem (Ranunculus acris/repens), behaarde boterbloem (Ranunculus sardous), smalle weegbree (Plantago lanceolata) en pitrustype (Juncus effusus-type). Uit de soortensamenstelling blijkt dat het grasland werd begraasd of regelmatig werd gemaaid. De aanwezigheid van pitrus duidt op wisselende waterstand ( s winters nat, s zomers droog). Op drassig plekken in het grasland kunnen de water-/akkermunt (Mentha aquatica/arvensis) en groot moerasscherm (Apium nodiflorum) uit de categorie Moeras- en oeverplanten hebben gestaan. Dat in de waterkuil water heeft gestaan, blijkt uit de vondst van resten van watervlooien (Cladocera). Tot slot zijn in beide sporen verkoolde resten van heidewortels gevonden. Dit duidt erop dat in de omgeving sprake was van heidevegetaties, maar omdat de wortelresten niet op soort kunnen worden gedetermineerd, is niet duidelijk hoe de vondsten geïnterpreteerd moeten worden. Niet alle heidesoorten groeien namelijk op dezelfde standplaatsen.

12 BIAXiaal Romeinse tijd Uit de Romeinse tijd zijn drie monsters geanalyseerd. Een monster (M71) is afkomstig uit een waterput (spoor 834). Twee andere monsters (M210 en M218) zijn afkomstig uit kuilen (sporen 3226 en 3368) Gebruiksplanten Wat de granen betreft, zijn resten gevonden van gerst, pluimgierst en spelt. Van twee kafresten kon niet worden vastgesteld of deze van emmertarwe of spelt afkomstig zijn. De kafnaald van haver kan zowel van gecultiveerde haver als van het akkeronkruid oot afkomstig zijn. Behalve granen, is ook duivenboon (Vicia faba var. minor) vertegenwoordigd. Van duivenboon, ook wel veldboon of paardenboon genoemd, is een verkoold zaad gevonden. Duivenbonen worden vanaf de Bronstijd in ons land verbouwd. 7 Het is landbouwhistorisch bezien de voorloper van onze huidige tuinboon die veel grotere en plattere zaden heeft dan de ouderwetse duivenboon Wilde planten, onkruiden Wat de onkruiden betreft zijn (in tegenstelling tot de monsters uit de IJzertijd) geen zaden van planten uit de categorie Planten van voedselrijke akkers en tuinen gevonden. Onkruiden van matig voedselrijke bodems zijn iets beter vertegenwoordigd met schapenzuring, gewone spurrie en glad vingergras. Ook onkruidvondsten uit andere categorieën zijn in de monsters uit de Romeinse tijd niet veel gedaan. Opvallend is de vondst van enkele fragmenten van verkoolde kegelschubben van grove den (Pinus sylvestris) in twee kuilmonsters. Grove dennen groeien van nature op plaatsen waar geen groei van loofbomen mogelijk is. Meestal zijn dat stuifzandgebieden, soms staan de bomen ook in hoogveen en heidevelden Middeleeuwen Uit de Middeleeuwen zijn elf monsters geanalyseerd. Zes monsters zijn afkomstig uit waterputten en vijf monsters zijn afkomstig uit paalkuilen. De meeste monsters (zes) zijn gedateerd in de Karolingische tijd ( na Chr.), drie monsters zijn gedateerd in de Volle Middeleeuwen ( na Chr.), één monster dateert in de Merovingische tijd ( na Chr.) en één monster is Ottoons ( ). Omdat de aantallen onderzochte monsters per periode nogal verschillen en ook de contexten soms niet goed vergelijkbaar zijn waterputten (met veel onverkoolde resten) versus paalkuilen (met alleen verkoolde resten), worden de middeleeuwse monsters in eerste instantie gezamenlijk besproken. Eventuele chronologische ontwikkelingen komen in de conclusies aan bod Gebruiksplanten Wat de granen betreft, zijn in de middeleeuwse monsters resten gevonden van haver, pluimgierst, gerst en rogge. Eén graankorrel is mogelijk van een tarwesoort afkomstig, maar de korrel was helaas beschadigd waardoor de 7 Van Haaster & Kooistra 2011.

13 BIAXiaal determinatie niet zeker is. Van haver is één kafbasis gevonden aan de hand waarvan de soort vastgesteld kon worden. Het kafje bleek van gewone haver (Avena sativa) afkomstig te zijn. Het is daarom aannemelijk dat in elke geval een gedeelte van de haverkorrels zonder kaf die in de middeleeuwse monsters gevonden zijn, ook van gecultiveerde haver afkomstig is. Eén haverkorrel die zich nog geheel in het kaf bevond, is afkomstig van ruwe haver (Avena strigosa). De naam ruwe haver heeft betrekking op het uiterlijk van de kroonkafjes die, vergeleken met gewone haver, nogal ruw zijn. Ruwe haver, vroeger ook wel evene of evie genoemd, werd vroeger als cultuurgewas verbouwd, maar het is niet zeker vanaf wanneer dit precies gebeurde. Het is daarom ook niet helemaal zeker of de gevonden resten van een doelbewust gecultiveerd gewas afkomstig zijn. Uit schriftelijke bronnen blijkt dat ruwe haver in 1399 met zekerheid als zelfstandig gewas werd verbouwd. 8 Uit archeologische context zijn echter aanzienlijk vroegere vondsten bekend. 9 Opvallend aan de vroege archeologische vondsten is dat ruwe haver altijd gemengd voorkomt met gewone haver. Deze gegevens zouden er op kunnen wijzen dat ruwe haver als akkeronkruid tussen gewone haver zijn intrede in onze landbouw heeft gedaan. Dit vermoeden wordt bevestigd door een vergelijkend onderzoek naar het chromosoompatroon van de verschillende evene-vormen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de gecultiveerde evene van Noord- en West-Europa afstamt van wilde vormen die algemeen voorkomen in akkers op het Spaanse vasteland. 10 Pas tegen het einde van de veertiende eeuw werd ruwe haver met zekerheid als zelfstandig gewas verbouwd. Ruwe haver is een gewas dat, vergeleken met andere granen, onder extremere omstandigheden kan groeien. Het graan werd daarom verbouwd op droge zandgrond, waar gewone haver geen betrouwbare opbrengsten meer leverde. Ook werd het als ondergeschoten haver in een mengcultuur met gewone haver verbouwd. 11 Van rogge en gerst zijn de meeste resten gevonden. Beide granen werden in de Middeleeuwen veel verbouwd. Uit de vondst van aarspilfragmenten kan worden afgeleid dat zowel rogge als gerst door de middeleeuwse bewoners zelf werden verbouwd. Uit de categorie Fruit en noten zijn vondsten gedaan van gewone braam (Rubus fruticosus). Ook is een fragment gevonden van een pit die van een pruimen- of kersensoort (Prunus) afkomstig is. Braamstruiken komen van nature in ons land voor. Ze zijn vaak te vinden op ruige, minder intensief gebruikte plaatsen in en rond menselijke nederzettingen, bijvoorbeeld bij opslagplaatsen, bij oude schuren en langs hekken en erfafscheidingen. De vruchten werden vroeger veel door mensen gegeten. Ook vogels zijn er echter dol op. Via de uitwerpselen van de vogels kunnen de zaden overal terechtkomen. Omdat in spoor 137 (waterput) ook enkele doorns van braam zijn gevonden, denken we dat in elk geval vlakbij deze waterput een braamstruik heeft gestaan. De Prunuspit kan van een gecultiveerde pruimen- of kersensoort afkomstig zijn. 8 Lindemans 1952 deel II, 9. 9 Van Haaster 1997, Zeven & Zhukovsky 1975, Lindemans 1952 deel II, 106.

14 BIAXiaal Wat de groenten en peulvruchten betreft, zijn vondsten gedaan van duivenboon, biet (Beta vulgaris), selderij (Apium graveolens) en erwt (Pisum sativum). Van biet zijn enkele fragmenten van vruchtjes gevonden. Hieraan is niet te zien of ze van een gecultiveerd bietengewas of van wilde biet afkomstig zijn. Wilde biet, ook wel strandbiet genoemd, komt echter alleen in het kustgebied voor. Bij vondsten in het binnenland (zoals op de locatie Zwarte Molen) gaan we er vanuit dat deze van een gecultiveerd gewas afkomstig zijn. De bieten werden waarschijnlijk verbouwd voor het blad (snijbiet) of de witte, zoet smakende penwortel. Voor selderij geldt het zelfde als voor biet: van nature komen de planten op brakke standplaatsen voor, en van vondsten in het binnenland word meestal verondersteld dat ze van een lokaal verbouwd selderijgewas afkomstig zijn. De selderij werd verbouwd voor het smakelijk blad of de wortel. Selderijvariëteiten met verdikte stengels (zoals bleekselderij) of knollen (knolselderij) bestonden in de Middeleeuwen nog niet. 12 Duivenbonen en erwten werden in de Middeleeuwen veel gegeten. Uit de categorie Kruiden is een vondst gedaan van koriander (Coriandrum sativum). Koriander is een kruid dat oorspronkelijk uit het Middellandse- Zeegebied afkomstig is. Vanaf de Romeinse tijd komt het in ons land voor. In de Middeleeuwen werd koriander veel gebruikt om spijzen en dranken op smaak te brengen. In stedelijke context worden zaden van koriander vaak gevonden. Vondsten in landelijke context, zoals op de locatie Zwarte Molen, zijn zeldzaam. Uit de categorie Olie- en vezelplanten zijn resten gevonden van vlas en raapzaad (Brassica rapa). Van vlas zijn behalve zaden ook kapselfragmenten gevonden, hetgeen betekent dat het gewas door de middeleeuwse bewoners zelf werd verbouwd. Hoewel raapzaad tegenwoordig vooral bekend staat als leverancier van de olierijke zaden, werd het in de Middeleeuwen ook verbouwd voor het blad of de knollen (rapen). De rapen werden zowel door mensen als door dieren gegeten. Het blad werd raapkruid, stoppelloof of raaploof genoemd en werd voor de voeding van vee gebruikt. Voor dit doel werd het raapzaad zeer dicht gezaaid, zodat de planten geen knollen konden vormen. De olie uit de zaden werd in de voeding of voor verlichting gebruikt Wilde planten, onkruiden De onkruiden uit de categorie Planten van voedselrijke akkers en tuinen zijn in de middeleeuwse monsters zeer goed vertegenwoordigd, vooral in de waterputmonsters. Vooral van melganzenvoet, zwarte nachtschade, gekroesde melkdistel, vogelmuur (Stellaria media), perzikkruid (Persicaria maculosa) en kleine brandnetel (Urtica urens) zijn veel zaden gevonden. Dit zijn allemaal eenjarige soorten die dol zijn op regelmatig omgewerkte, voedselrijke grond. Dit is de reden dat ze vaak in moestuinen en dergelijke worden gevonden. Omdat bijna alle zaden onverkoold zijn (zie discussie in paragraaf ), denken we dat de zaden heel goed afkomstig kunnen zijn uit een locale moestuin (figuur 5). Ook onkruiden uit de categorie Planten van matig voedselrijke akkers zijn met veel soorten in de middeleeuwse monsters vertegenwoordigd. Voorbeelden 12 Körber-Grohne 1987, 241.

15 BIAXiaal daarvan zijn eenjarige hardbloem, gewone spurrie, schapenzuring, hanenpoot, klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis), windhalm (Apera spica-venti), ringelwikke (Vicia hirsuta) en vierzadige wikke (Vicia tetrasperma). De meest van deze onkruidzaden zijn verkoold (in tegenstelling tot de zaden van voedselrijke akkers en tuinen). Algemeen wordt er vanuit gegaan de onkruidzaden de meeste kans hebben verkoold te raken wanneer ze zich tussen graanresten bevinden. Dit betekent dus dat ze waarschijnlijk samen met de graanoogst op het nederzettingsterrein terecht zijn gekomen, en dat de graanakkers zich dus waarschijnlijk op matig voedselrijke grond bevonden. In archeologische context worden zaden van de genoemde soorten vaak in relatie met rogge gevonden. Figuur 5 Voorjaarsaspect van slecht onderhouden moestuin met onder andere paarse dovenetel, vogelmuur, perzikkruid en kleine brandnetel ( BIAX Consult). Op minder intensief gebruikte delen van het nederzettingsterrein, of aan de rand ervan stonden onder andere beklierde duizendknoop, klit (Arctium), gevlekte scheerling (Conium maculatum), hennepnetel (Galeopsis bifida-type), groot kaasjeskruid (Malva sylvestris), malrove (Marrubium vulgare), kattenkruid (Nepeta cataria) en grote brandnetel (Urtica dioica). De meeste van deze soorten kunnen forse afmetingen bereiken waardoor ze hun standplaats een ruig uiterlijk geven. Gevlekte scheerlingen kunnen zelfs bijna twee meter hoog worden. De aanwezigheid van deze plant op het nederzettingsterrein mag opmerkelijk genoemd worden want gevlekte scheerling is een voor mens en dier dodelijk giftige plant. Zaden van kattenkruid worden niet vaak gevonden. In niet bloeiende toestand lijken de planten veel op grote brandnetels, waartussen ze vaak groeien. Kattenkruid is een plant met een bijzondere geur die deels aan munt en soms aan citroen doet denken. Veel katten raken door de geur van de plant in verrukking,

16 BIAXiaal vandaar de naam. Het vroegere gebruik van de plant lag voornamelijk in de medicinale sfeer, maar het blad werd ook als groente in gegeten. Met andere woorden: het is mogelijk dat de plant in een locale tuin werd verbouwd. Ook tredplanten en planten van modderige standplaatsen groeiden tijdens de Middeleeuwen hier en daar op het nederzettingsterrein. Graslandplanten zijn naar verhouding ook goed vertegenwoordigd. Met uitzondering van enkele zaden van smalle weegbree zijn alle resten onverkoold. Waarschijnlijk zijn de zaden afkomstig van grasland dat zich in de nabije omgeving van de nederzetting bevond. Op natte plekken in het grasland kunnen de planten uit de categorie Oever- en moerasplanten hebben gestaan. In natuurlijk situaties gaan oever- en graslandvegetatie vaak geleidelijk in elkaar over. Door exploitatie van het grasland zijn de zaden op het nederzettingsterrein terecht gekomen. Het meest voor de hand ligt dat dit is gebeurd door het vervoer van hooi naar de nederzetting. Uit de soortensamenstelling blijkt dat het grasland in een vochtig tot (hier en daar) nat terrein lag. Over het precieze beheer van het grasland laten de vondsten geen uitspraak toe maar daarover is in historische bronnen uit de Middeleeuwen wel informatie te vinden. 13 Uit veel bronnen blijkt dat hooi het belangrijkste product was. Hooi vervulde een essentiële rol in de middeleeuwse agrarische economie. Het was niet alleen nodig voor het voeden van vee, maar ook voor de mestproductie. Als er sprake is van het weiden van vee dan gaat het vrijwel altijd om een zogenaamde naweide: als het hooi van het land was, was het land vrij voor de dieren. In de door Lindemans genoemde schriftelijke bronnen komen interessante vormen van hooilandbeheer voor. Zo wordt het vee soms direct na de hooioogst op het land gelaten. Dit wordt echter niet als gunstig beschouwd. Vaak wordt eerst een rustperiode voor het grasland ingelast en wordt het vee op een bepaalde feestdag zoals Sint Laureisdag (10 augustus) of Sint-Gillis (1 september) op het gehooide land gelaten. De tijd dat het grasland gesloten was voor vee werd vreetijd genoemd en verschilde van streek tot streek. De data werden vastgelegd in dorpskeuren. De meeste keuren in De Kempen geven voor groot vee een vreetijd aan die soms op 1 mei, maar meestal omstreeks half mei begint. Uit Vlaanderen zijn keuren bekend die als begin van de vreetijd half maart noemen. Het schijnt dat de oudste keuren bijna allemaal half mei als begin van de vreetijd noemen. De vreetijd was ook afhankelijk van het soort vee. Voor runderen werd meestal half mei aangehouden. Voor schapen en ganzen gold een langere vreetijd. Deze begon meestal al omstreeks half maart (Sint-Gertrudisdag, 17 maart). In veel monsters zijn resten van struikhei (Calluna vulgaris) gevonden. Dit betekent dat zich in de nabije omgeving vegetaties met deze heidesoort bevonden. In de Middeleeuwen kwamen in ons land, vooral in de Pleistocene, zandige delen, uitgestrekte struikheivegetaties voor. Ze ontstonden door uitputting van de bodem in combinatie met begrazing. Blijkbaar bevonden zich rond het middeleeuwse Nistelrode ook struikheivegetaties. De resten van struikhei die in de grondmonsters zijn gevonden, zijn door exploitatie van de heide op het nederzettingsterrein terecht gekomen. 13 Lindemans 1952.

17 BIAXiaal Uit de vondst van een tiental schubben van dennenkegels kan worden afgeleid dat zich in de omgeving dennen bevonden. Dit betekent dat mogelijk sprake is van een gebied met stuivend zand, althans op het moment dat de dennen zich daar vestigden. 3.2 POLLENONDERZOEK Uit een waterkuil (spoor 1870) uit de Vroege-IJzertijd is één monster uit de onderste, humeuze vulling op pollen onderzocht Uitgangspunten bij de interpretatie van de pollengegevens Uit de verhouding tussen het boompollen en het niet-boompollen in pollenmonsters worden vaak conclusies getrokken over de openheid van het landschap rond een monsterlocatie. Uit experimenteel pollenonderzoek in recente vegetaties is gebleken dat boompollenpercentages van minder dan 25% duiden op een open landschap. Bij een percentage van meer dan 55% is sprake van bos, terwijl bij een percentage tussen 25 en 55% sprake is van open bos of een bosrandsituatie. 14 In sterk door mensen beïnvloede landschappen moeten we echter beducht zijn voor valkuilen. De kans bestaat namelijk dat door menselijke activiteit de stuifmeelproductie van bomen sterk werd beperkt, terwijl er wel degelijk sprake was van boomgroei. 15 Bij de interpretatie van pollenverhoudingen uit waterputten en dergelijke zijn er ook nog andere valkuilen. De aanwezigheid van één enkele boom of struik vlakbij een waterput kan het aandeel van boompollen in de waterput zodanig groot maken dat sprake lijkt van een bosrijke omgeving. Aan de andere kant kunnen locale kruiden zo dominant zijn dat sprake lijkt van een zeer open landschap, terwijl langs de rand van de nederzetting wel degelijk bomen groeien. Ondanks de haken en ogen die er aan de interpretatie van pollengegevens uit waterputten en waterkuilen zitten, is gebleken dat deze gegevens toch geschikt zijn om hiermee een indruk te krijgen van de vegetatie in de omgeving van een nederzetting Milieuomstandigheden Het boompollenpercentage in de waterkuil bedraagt 57%. Dit zou betekenen (met de hierboven genoemde kanttekeningen) dat in het landschap rond de waterkuil (straal ca. 500 m) veel bomen stonden. Bijna de helft (26%) van het boompollen is echter afkomstig van els (Alnus). Elzen staan bekend als grote pollenproducenten die hun pollen bovendien goed verspreiden. Het pollen van els kan daarom afkomstig zijn van slechts enkele elzen die in de directe omgeving stonden. Elzen staan van nature op plaatsen waar het grondwater s winters boven het maaiveld kan staan. In de zomermaanden zakt het water meestal tot onder het maaiveld. Het is daarom goed denkbaar dat zich zulke 14 Groenman-Van Waateringe 1986, We kunnen hierbij bijvoorbeeld denken aan een vorm van hakhoutcultuur, waarbij de kapcyclus korter is dan de tijd die de bomen nodig hebben om na de kap weer in bloei te komen. Zie bijvoorbeeld Pott 1988; Hicks Groenewoudt et al

18 BIAXiaal omstandigheden in de omgeving van de waterkuil voordeden. Dit betekent ook dat het landschap in de iets wijdere omgeving van de waterkuil waarschijnlijk een opener karakter had dan het totale boompollenpercentage doet veronderstellen. Het landschap krijgt dan een half-open karakter. Over de exacte verdeling van de bomen in het landschap kunnen geen uitspraken worden gedaan. Het kan om bosrestantjes of een bosrandsitutaie gaan, maar ook om houtsingels, houtwallen of perceeltjes geriefhoutbos. Na els, waren hazelaar (Corylus: 16,5%), eik (Quercus: 4,5%) en berk (Betula: 4,5%) het beste vertegenwoordigd. Het percentage hazelaar is dusdanig hoog dat het van één of enkele lokale hazelaars afkomstig kan zijn. Dit is een fraaie bevestiging van het in paragraaf geopperde idee van rond de nederzetting aangeplante hazelaars voor de levering van noten en geriefhout. De berken en eiken stonden op grotere afstand van de nederzetting. Wat de lage, kruidige vegetatie betreft, kan geconcludeerd worden dat struikhei (Calluna: 29,2%) en grassen (Poaceae: 10,9%) hier een belangrijk aandeel in hadden. Struikhei is een plant die van nature niet zo veel in ons land voorkomt. Pas door toedoen van de mens, vanaf het Neolithicum (zo n 2500 jaar voor Chr.), heeft struikhei zich in ons land flink uitgebreid. Dit blijkt onder andere uit pollenonderzoek aan oude bodemoppervlakken die onder grafheuvels zijn aangetroffen. 17 De struikhei kon zich uitbreiden toen voor de landbouw steeds meer bos werd gekapt, het dode hout werd verbrand en de met as bemeste akkers na uitputting als weidegrond werden gebuikt. De aanwezigheid van struikhei in de omgeving van een nederzetting wordt daarom meestal gezien als aanwijzing voor uitputting van de bodem. 18 Het percentage van 29,2% is voor ijzertijdbegrippen fors. Het zou betekenen dat al in de IJzertijd sprake was van bodemdegradatie als gevolg van overexploitatie door akkerbouw en begrazing. Enige voorzichtigheid bij het trekken van deze conclusie is echter op zijn plaats. Uit een vergelijkend pollenonderzoek aan waterputten en waterkuilen op de Oost-Nederlandse zandgronden is gebleken dat het aandeel van struikhei niet alleen afhankelijk is van de intensiteit van de exploitatie, maar ook van de natuurlijke vruchtbaarheid van de graasgronden. Op van nature voedselarme bodems zal struikhei zich eerder uitbreiden dan op vruchtbare moderpodzolen (bij gelijke intensiteit van de exploitatie). 19 Behalve een struikheidevegetatie was er in de omgeving ook sprake van echt grasland. Dit was al geconcludeerd op grond van het macrorestenonderzoek, maar het pollenonderzoek levert hiervoor een fraaie bevestiging en aanvulling met het pollen van smalle weegbree, blauwe knoop (Succisa-type) en veldzuringtype (Rumex acetosa-type). De genoemde soorten zijn indicatief voor grasland dat naar huidige maatstaven extensief beheerd wordt. Dat de pollenpercentages van de soorten laag zijn, heeft te maken met het feit dat het insectenbestuivers zijn die maar heel weinig pollen hoeven te produceren. Het is mogelijk dat de gewone graslandplanten deel uitmaakten van de heidevegetatie (of omgekeerd). 17 Casparie & Groenman-van Waateringe Bakker 2003, 220, Groenewoudt et al

19 BIAXiaal Cultuurgewassen en menselijke activiteit Pollen van cultuurgewassen is nauwelijks aangetroffen. Er is slechts één pollenkorrel van het zogenaamde granen-type (Cerealia-type) gevonden. De meeste granen (waaronder de belangrijke ijzertijdgranen gerst en emmertarwe) staan erom bekend dat ze hun pollen zeer slecht verspreiden. Het pollen blijft bij deze granen tijdens de bloei in het kaf zitten en komt pas vrij bij het dorsen. Zelfs in pollenmonsters die uit ploegsporen afkomstig zijn, wordt meestal maar zeer weinig pollen gevonden. 20 Desondanks is de ene pollenkorrel van het granentype onvoldoende om hieruit af te leiden dat in de nabije omgeving van de waterkuil graan werd verbouwd of verwerkt. Ook andere indicatoren die op menselijke activiteit in de directe omgeving kunnen duiden, zijn nauwelijks in het monster aangetroffen. Het gaat slechts om één pollenkorrel van het perzikkruid-type (Persicaria maculosa-type) en twee korrels van alsem (Artemisia). Beide soorten behoren echter tot de zogenaamde secundaire atntropogene indicatoren. Dat wil zeggen dat ze weliswaar vaak voorkomen op door mensen beïnvloede standplaatsten, maar ook op plekken waar de bodem op een natuurlijke manier verstoord wordt, bijvoorbeeld door dieren. Al met al zijn de aanwijzingen voor menselijke activiteit in de nabije omgeving zeer schaars. Dit geldt in elk geval voor een activiteit als bodembewerking. Andere activiteiten zijn in prehistorische pollenmonsters nóg lastiger te herkennen. Waarschijnlijk bevond de waterkuil zich in het buitengebied van een nederzetting. De sporen van de mestschimmels Cercophora en Sporormiella duiden op de aanwezigheid van dierlijke mest. Deze mest kan afkomstig zijn van vee, of andere dieren die de kuil bezochten, bijvoorbeeld om water te drinken. 4. Conclusies en samenvatting Het archeobotanisch onderzoek aan de grondmonsters van de Zwarte Molen heeft waardevolle informatie opgeleverd over de voedingsgewoonten en milieuomstandigheden die hieronder per culturele periode zullen worden samengevat. 4.1 IJZERTIJD In de economie van de ijzertijdnederzetting speelden gerst, emmertarwe, pluimgierst, trosgierst, spelt, vlas en hazelnoot een rol. Met uitzondering van trosgierst zijn dit gebruikelijk vondsten op een ijzertijdvindplaats. Van gerst en vlas is dorsafval gevonden op grond waarvan locale verbouw van deze gewassen kan worden bewezen. Van de emmertarwe, spelt en de gierstsoorten kon dit niet worden bewezen, maar het is aannemelijk te veronderstellen dat ook deze cultuurgewassen door de bewoners zelf werden verbouwd. De hazelnoten 20 Zie bijvoorbeeld Van Haaster 2008; Bakels 2000; Hall 1988 en Diot 1992.

20 BIAXiaal kunnen in de omgeving zijn verzameld, maar het is ook mogelijk dat ze afkomstig zijn van rond de nederzetting aangeplante struiken. Uit de onkruidanalyse is gebleken dat de graanakkers gelegen waren op matig voedselrijke grond. Op en rond het nederzettingsterrein was de bodem voedselrijker. Een aantal onkruidvondsten kan wijzen op het bestaan van moestuinen. Ook was sprake van modderige plekken op het nederzettingsterrein. In de directe omgeving van de nederzetting was sprake van naar huidige maatstaven extensief beheerd grasland. Uit het pollenonderzoek aan de waterkuil is gebleken dat het landschap een half-open karakter had. Van els is naar verhouding veel stuifmeel gevonden maar dit is waarschijnlijk afkomstig van een of enkele elzen die op een natte plaats vlakbij de waterkuil stonden. Ook is veel pollen van hazelaar gevonden. Deze bomen stonden op een iets drogere plaats in de directe omgeving. Het is goed mogelijk dat het om struiken gaat die door de toenmalige bewoners bewust werden aangeplant. Hazelaars leveren veel waardevole rechte, buigzame takken die vroeger voor veel doeleinden werden gebruikt. De goede vertegenwoordiging van struikhei duidt op verarming van de bodem in de omgeving. Waarschijnlijk werden sommige delen van het landschap intensief geexploiteerd, waardoor de bodem steeds voedselarmer werd en struikhei zich daar kon vestigen. Uit het (nagenoeg) ontbreken van indicatoren van menselijke activiteit in het pollenmonster kan worden geconcludeerd dat de waterkuil (ten tijde van de vorming van de onderste laag) waarschijnlijk in het (nattere) buitengebied van de nederzetting lag. De sporen van mestschimmels duiden op regelmatig bezoek van vee of andere grote zoogdieren. 4.2 ROMEINSE TIJD In de economie van de nederzetting uit de Romeinse tijd speelden pluimgierst, gerst, spelt en duivenboon, en mogelijk emmer en haver een rol. De granen werden op matig voedselrijke bodem verbouwd. Door het ontbreken van palynologische gegevens is maar weinig informatie verkregen over de milieuomstandigheden in de omgeving van de nederzetting. Er zijn aanwijzingen voor het bestaan van extensief beheerd grasland. De vondst van verkoolde heidewortels duidt op de aanwezigheid van heidevegetaties. Uit de vondst van schubben van dennenkegels kan worden afgeleid dat zich in de omgeving dennen bevonden. Dit betekent dat mogelijk sprake is van een gebied met stuivend zand, althans op het moment dat de dennen zich daar vestigden. 4.3 MIDDELEEUWEN In de economie van de middeleeuwse nederzettingen speelden haver, evene, gerst, rogge, biet, selderij, erwt, duivenboon, braam, koriander, vlas, raapzaad en kers of pruim een rol. Met uitzondering van koriander, zijn alle gewassen normale vondsten in middeleeuwse, rurale context. Uit de goede vertegenwoordiging van onverkoolde zaden van eenjarige stikstofliefhebbers kan worden afgeleid dat op het nederzettingsterrein mogelijk

21 BIAXiaal moestuinen aanwezig waren. De graanakkers waren op voedselarmere bodem gelegen. Sommige delen van het nederzettingsterrein hadden een ruig uiterlijk door de aanwezigheid van hoog opschietende meerjarige ruderale planten. Rond de nederzetting was sprake van een extensief beheerd grasland. Ook was sprake van een vegetatie waar struikhei deel van uitmaakte. Dit duidt op verarming van de bodem als gevolg van overexploitatie. Het belangrijkste product van het grasland was waarschijnlijk het hooi. Dit was nodig voor de voeding van het vee tijdens de wintermaanden en indirect ook voor de bemesting van de tuinen en de akkers. Als de hooioogst binnen was, werd het grasland waarschijnlijk tijdelijk begraasd. Ook in de Middeleeuwen groeiden in de omgeving dennen. De archeobotanische vondsten laten het niet toe uitspraken te doen over chronologische ontwikkelingen tijdens de Middeleeuwen. In de monsters uit de Karolingische tijd zijn meer soorten gevonden dan in het ene monster uit de Merovingische tijd, maar dit heeft zonder twijfel te maken met het grote verschil in het aantal onderzochte monsters in deze perioden (zes tegen één). Ook uit de Ottoonse tijd is slechts één monster onderzocht, hetgeen een vergelijking met de Karolingische tijd moeilijk maakt. Uit de Volle Middeleeuwen zijn drie monsters onderzocht. Het granenspectrum uit de Volle Middeleeuwen is goed vergelijkbaar met de andere middeleeuwse monsters. Het aantal soorten andere gebruiksplanten is echter een stuk kleiner. Dit heeft echter te maken met het feit dat in twee van de drie volmiddeleeuwse monsters alleen verkoolde resten bewaard zijn gebleven. Omdat granen een veel grotere kans hebben om te verkolen dan andere gebruiksplanten, zijn granen in sporen waarin alleen verkoolde resten bewaard zijn gebleven (zoals de paalkuilen uit de Volle Middeleeuwen) altijd sterk oververtegenwoordigd vergeleken met andere gebruiksplanten.

22 BIAXiaal Literatuur Bakels, C.C., & W. Dijkman 2000: Maastricht in the First Millennium AD. The Archaeobotanical Evidence, Maastricht. Bakels, C.C., 2000: Pollen Diagrams and Prehistoric Fields: the Case of Bronze Age Haarlem, the Netherlands, Review of Palaeobotany and Palynology 109, Bakels, C.C., 2013: Foxtail Millet (Setaria italica [L.] P. Beauv.) in Western Central Europe, Offa 69/70, Bakker, R., 2003: The Emergence of Agriculture on the Drenthe Plateau A Palaeobotanical Study supported by High-Resolution 14 C Dating, Bonn (Archäologische Berichte 16). Beug, H.-J., 2004: Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Gebiete, München. Beurden, L. van, 2013: Opgraving Zwarte Molen fase 2 te Nistelrode, gem. Bernheze. Resultaten inventarisatie botanie, Zaandam. Cappers, R.T.J., 2008: Akkers in muren. De reconstructie van vroege akkerbouw in het Nabije Oosten, Leiden. Casparie, W.A., & W. Groenman-van Waateringe 1980: Palynological Analysis of Dutch Barrrows, Palaeohistoria 22, Diot, M.F., 1992: Études palynologiques de blés sauvages et domestiques issus de cultures expérimentales, in: P.C. Anderson (ed.): Préhistoire de l'agriculture: nouvelles approches expérimentales et ethnographiques, Périgueux (Monographie du CRA No 6, CNRS), Geel, B. van, 1976: A Palaeoecological Study of Holocene Peat Bog Sections, based on the Analysis of Pollen, Spores and Macro- and Microscopic Remains of Fungi, Algae, Cormophytes and Animals, thesis, Amsterdam. Geel, B., van, 1998: A Study of Non-Pollen Objects in Pollen Slides, Utrecht (ongepubliceerd). Groenewoudt, B., H. van Haaster, R. van Beek & O. Brinkkemper 2008: Towards a Reverse Image. Botanical Research into the Landscape History of the Eastern Netherlands (1100 BC - AD 1500), Landscape History 29, Groenman-van Waateringe, W., 1986: Grazing Possibilities in the Neolithic of the Netherlands based on Palynological Data, in: K.-E. Behre (ed.), Anthropogenic Indicators in Pollen Diagrams, Rotterdam etc., Haaster, H. van, & L.I. Kooistra 2011: Archeobotanisch onderzoek op de vindplaats Tradepark 58 in Tilburg, Zaandam (BIAXiaal 527).

23 BIAXiaal Haaster, H. van, & L.I. Kooistra 2011: Archeobotanisch onderzoek op vindplaats Tradepark 58 in Tilburg (Bronstijd-IJzertijd-Nieuwe tijd), Zaandam (BIAXiaal 527). Haaster, H. van, 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de Middeleeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, Haaster, H. van, 2005a: Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond een Frankische nederzetting in Alphen-Chaam (5 e -6 e eeuw), BIAXiaal 231, Zaandam. Haaster, H. van, 2005b: De onderkant van de Huzarenwei. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op de Huzarenwei te Goirle, BIAXiaal 214, Zaandam. Haaster, H. van, 2008: Palynologisch onderzoek in het tracé van de Hanzelijn (Oude Land), Zaandam (BIAXiaal 316). Haaster, H. van, 2010: Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4 e -5 e eeuw bij Holtum (L.), Zaandam (BIAXiaal 408). Hall, V.A., 1988: The Role of Harvesting Techniques in the Dispersal of Pollen Grains of Cerealia, Pollen et Spores 30-1, Hicks, S., 2006: When no Pollen does not mean no Trees, Vegetation History and Archaeobotany 15, Kooistra, L.I., 1996: Borderland Farming. Possibilities and Limitations of Farming in the Roman Period and Early Middle Ages between the Rhine and Meuse, thesis, Assen. Körber-Grohne, U., 1987: Nutzpflanzen in Deutschland. Kulturgeschichte und Biologie, Stuttgart. Lauwerier, R.C.G.M., B.J. Groenewoudt, O. Brinkkemper & F.J. Laarman 1999: Between Ritual and Economics: Animals and Plants in a Fourth-Century Native Settlement at Heeten, the Netherlands, Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 43, Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen). Luijten, H., 1990: Plantenresten uit Geldrop, in: J. Bazelmans & F. Theuws (red.), Tussen zes gehuchten. De laat-romeinse en middeleeuwse bewoning van Geldrop, Amsterdam, Moore, P.D., J.A. Webb & M.E. Collinson 1991: Pollen Analysis, Oxford. Pott, R., 1988: Extensive anthropogene Vegetationsveränderungen und deren pollenanalytischer Nachweis, Flora 180, Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1980: The Northwest European Pollen Flora II, Amsterdam.

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat BIAXiaal 340 Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat K. Hänninen Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken BIAXiaal 398 Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken K. Hänninen Maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II BIAXiaal 159 Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II K. Hänninen Mei 2003 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 622 DECEMBER 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 624 Archeobotanisch

Nadere informatie

Een Mooker spiekertje

Een Mooker spiekertje BIAXiaal 323 Een Mooker spiekertje Archeobotanisch macrorestenonderzoek aan een paalkuil van de ijzertijdvindplaats Molenhoek Middelweg (gem. Mook-Middelaar) W. van der Meer Augustus 2007 BIAX C o n s

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 601 SEPTEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 601 Pollen

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB)

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 600 juli 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 600 Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische

Nadere informatie

De onderkant van de Huzarenwei

De onderkant van de Huzarenwei BIAXiaal 214 De onderkant van de Huzarenwei Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op de Huzarenwei te Goirle (IJzertijd-Romeinse tijd) H. van Haaster Januari 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap (on)kruiden kennen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Denk aan de toets Aan het einde van deze presentatie gaan we na of je de belangrijke termen die besproken worden

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd) Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 596 AUGUSTUS 2012 H. VAN HAASTER & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 596 Archeobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte BIAXiaal 243 Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte H. van Haaster P. van Rijn December 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Botanische resten uit twee IJzertijdwaterputten op de Zeelbergsche Akkers. te Valkenswaard

Botanische resten uit twee IJzertijdwaterputten op de Zeelbergsche Akkers. te Valkenswaard BIAXiaal 112 Botanische resten uit twee IJzertijdwaterputten op de Zeelbergsche Akkers te Valkenswaard H. van Haaster April 2001 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl BIAXiaal 99 Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl K. Hänninen H. van Haaster Oktober 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort BIAXiaal Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort L. Kooistra K. Hänninen juni 1998 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 699 DECEMBER 2013 F. VERBRUGGEN Colofon Titel: BIAXiaal 699 Onderzoek aan botanische macroresten uit een

Nadere informatie

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart BIAXiaal Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart L.I. Kooistra november 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd)

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 577 Maart 2012 H. VAN HAASTER & K. HÄNNINEN Colofon Titel:

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen)

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 529 augustus 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) BIAXiaal 408 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) H. van Haaster Juni 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift gaat over de geschiedenis van prehistorische grafheuvellandschappen in Midden- en Zuid-Nederland, gereconstrueerd door middel van palynologisch onderzoek (onderzoek met behulp

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) Tot Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 695 NOVEMBER 2013 H. VAN HAASTER Colofon

Nadere informatie

Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg

Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 609 NOVEMBER 2012 H. VAN

Nadere informatie

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo BIAXiaal 287 Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo K. Hänninen D.G. van Smeerdijk November 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 511 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 511 Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Nadere informatie

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 684 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 684 Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 594 JUNI 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 594 Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput

Nadere informatie

Gierst. http://www.waterwereld.nu/gierst.php

Gierst. http://www.waterwereld.nu/gierst.php Gierst http://www.waterwereld.nu/gierst.php Gierst is een belangrijke graansoort in de arme delen van de wereld. Vooral boven en onder de Sahara wordt er veel gierst verbouwd. Gierst groeit op de armste

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 535 oktober 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 535 Archeobotanisch

Nadere informatie

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 580 maart 2012 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 580 Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Archeobotanica uit 's-hertogenbosch. Milieuomstandigheden, bewoningsgeschiedenis en economische ontwikkelingen in en rond een (post)middeleeuwse stad van Haaster,

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 47 augustus 00 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 47 Archeobotanisch onderzoek aan de

Nadere informatie

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen (Zie voor meer informatie over de verschillende graan rassen www.oranjelijst.nl) Tarwe (Triticum aestivum) 2 Eenkoorn (Triticum monococcum) 3

Nadere informatie

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.)

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) BIAXiaal 91 Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) H. van Haaster maart 00 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K.

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. 469 Eindhoven-Meerhoven Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. Hänninen Mei 2010 Colofon Titel: BIAXiaal 469 Eindhoven-Meerhoven

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) BIAXiaal 400 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) H. van Haaster maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) BIAXiaal 338 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) H. van Haaster Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 265 Archeobotanisch onderzoek aan een middeleeuwse vlasverwerkingsnederzetting bij Alblasserdam H. van Haaster April 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 551 NOVEMBER 2011 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 551

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 607 augustus 2012 O. Brinkkemper Colofon Titel: BIAXiaal 607 Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 206 Archeobotanisch onderzoek aan zaden, pollen en hout uit de Romeinse tijd tot de Nieuwe tijd te Arnhem-Schuytgraaf K. Hänninen P. van Rijn M. van Waijjen September 2004 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( )

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( ) BIAXiaal 443 Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo (1300-1320) O. Brinkkemper Februari 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden BIAXiaal 224 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond Huis te Vleuten (12e-18e eeuw) H. van Haaster K. Hänninen P. van Rijn April 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 631 DECEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA)

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 553 NOVEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting BIAXiaal 390 Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting L. van Beurden Januari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel 344 Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel Landschap en landgebruik in de IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd, op basis van botanisch onderzoek D.G. v. Smeerdijk L.I. Kooistra Mei 2008

Nadere informatie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 BIAXiaal 232 Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 K. Hänninen L. de Vries Mei 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 556 DECEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 556 Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Nadere informatie

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland)

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 602 JULI 2012 SILKE LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 602 Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 258 Archeobotanisch onderzoek op twee vindplaatsen in het waterleidingtracé tussen Sweikhuizen en Geverik (Bandkeramiek en Late-Middeleeuwen) H. van Haaster februari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING

MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING A MAAIKE GROOT ARCHEOLOGISCH CENTRUM VRIJE UNIVERSITEIT-HENDRIK BRUNSTING STICHTING Rituelen op het Romeinse platteland Tussen 1992 en 2005 vond in de nieuwbouwwijk Tiel-Passewaaij grootschalig archeologisch

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd)

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 547 november 2011 W. van der Meer Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 BIAXiaal De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900 K. Hänninen M. van der Linden C. Vermeeren Oktober 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef)

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 575 Februari 2012 Marjolein van der Linden Colofon Titel: BIAXiaal 575 Pollenonderzoek aan een beekdal

Nadere informatie

Graan, hout, vee en vis

Graan, hout, vee en vis BIAXiaal 325 Graan, hout, vee en vis Botanisch, zoölogisch en fysisch antropologisch onderzoek aan sporen uit de IJzertijd, Romeinse periode en de Middeleeuwen van de vindplaats Ockenburgh (gemeente Den

Nadere informatie

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen dr. H.A. Hiddink senior-archeoloog VUhbs, Amsterdam cursus Weerterlogie, 17-02-2016 Geologie - hooggelegen rug in Roerdalslenk

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond een middeleeuwse vindplaats aan de Kimswerderlaan bij Zürich (Fr.)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond een middeleeuwse vindplaats aan de Kimswerderlaan bij Zürich (Fr.) BIAXiaal 282 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond een middeleeuwse vindplaats aan de Kimswerderlaan bij Zürich (Fr.) Alsmede enkele archeobotanische waarnemingen op de locatie Hegewiersterfjild

Nadere informatie

Archeologie Betuweroute

Archeologie Betuweroute BIAXiaal 54 Archeologie Betuweroute Houtskool en hout uit de IJzertijd van de Papendrechtse stroomrug (gem. Graafstroom) Standaardrapportage deel II L. Kooistra K. Hänninen maart 1998 BIAX C o n s u l

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht BIAXiaal 334 Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht H. van Haaster K. Hänninen September 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 626 NOVEMBER 2012 F. VERBRUGGEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 531 september 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 531 Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 182 Botanisch onderzoek aan enkele grondsporen bij de Romeinse wachttoren aan de Zandweg op de VINEX locatie Leidsche Rijn (LR31) H. van Haaster Januari 2004 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB)

Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB) Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 502 08 december 2010 H. van Haaster Colofon Titel:

Nadere informatie

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen 1. Inleiding In het dichtbebouwde Vlaanderen zijn bermen overal te vinden. Meestal vervullen ze een vrij belangrijke ecologische rol,

Nadere informatie

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle 1 PLANTENWERKGROEP Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle Auteur Bert de Vaan - foto s Wim Schoenmakers Er was een goede opkomst op

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar BIAXiaal A 226 Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar K. Hänninen April 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

Landbouw en milieu rond Son

Landbouw en milieu rond Son BIAXiaal 484 Landbouw en milieu rond Son Verslag van onderzoek aan archeobotanisch materiaal van de vindplaats Son-Pastorie (ME) W. van der Meer September 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Onkruiden 9 1.1 Eigenschappen van onkruiden 9 1.2 Systematische indeling van onkruiden 10 1.3 Vermeerdering van onkruiden 13 1.4 Overleven van onkruidzaden 14 1.5 Afsluiting

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 648 MAART 2013 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 648 Archeobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4

Grasland en Heide. Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Grasland en Heide Hoofdstuk 2.2 en 2.4 Planning Grasland Voedselweb opdracht Heide Voedselweb opdracht Grasland Grasland is een gebied van enige omvang met een vegetatie die gedomineerd wordt door grassen

Nadere informatie

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Getallen in de tabel geven het aantal contexten weer waarin de soort is gevonden. Legenda: H = Huifakker; M = Moskes, S = Steenakker; (o) =

Nadere informatie

Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda

Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda BIAXiaal 353 Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda K. Hänninen November 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen Henk van der Velde en Niels Bouma Inleiding In de zomermaanden van 2017 heeft er in Oosterdalfsen een publieksopgraving plaatsgevonden. Een archeoloog,

Nadere informatie

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense d Werkstuk door een scholier 1890 woorden 30 oktober 2004 7 79 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde De Loonse en Drunense D A. Tot welk landschapstype behoort het

Nadere informatie

Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen

Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Stijn Arnoldussen 1, Mans Schepers & Arnoud Maurer Raatakkers en laat-prehistorische

Nadere informatie

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Landschapsbeheer Drenthe Nijend 18a, 9465 TR, Anderen Inhoudsopgave Inventarisatiegebied Emmer-Erfscheidenveen... 3 Overzicht alle waarnemingen... 3 Type elementen...

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Respect voor schoonheid. Oog voor detail Schoonheid van geheel van vegetatie Respect voor schoonheid Details van landschap & bodem Oog voor detail Optimale omstandigheden > verscheidenheid aan Streven soorten die naar zich langs diversiteit hun

Nadere informatie

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders

Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders www.bloembergecologie.com Lang bloeiende inheemse vaste planten voor bijen en vlinders Bakkers, Sanne; Bloemberg, Mark HAS Hogeschool s-hertogenbosch, 26 juni 2015 Bloemberg M.S. 07-05-2017 1 Lang bloeiende

Nadere informatie

Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt

Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 573 FEBRUARI 2012 K. HÄNNINEN & M. VAN DER LINDEN Colofon Titel: BIAXiaal 573 Zaden

Nadere informatie

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand 18 november 2010 Inleiding Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand (afb. 1). De

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden BIAXiaal 85 Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden C. Vermeeren 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie Colofon

Nadere informatie

Boterbloem (Ranunculus)

Boterbloem (Ranunculus) Boterbloem (Ranunculus) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens ALGEMENE SLEUTEL Boterbloemen van natte, vochtige plaatsen : Grote boterbloem Blaartrekkende boterbloem Egelboterbloem Boterbloemen

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Project Planten ABC. Week 1ABC: Algemeen

Project Planten ABC. Week 1ABC: Algemeen Project Planten ABC Week 1ABC: Algemeen Info: Planten Planten eten, ademen en groeien. Sommige planten houden van natte grond. Anderen van droge grond. Sommige planten houden van veel zon en warmte. Anderen

Nadere informatie

Heteren-Melkweide ecologisch bezien

Heteren-Melkweide ecologisch bezien BIAXiaal 39 Heteren-Melkweide ecologisch bezien Plantaardige en dierlijke resten uit een geulvulling bij een prehistorische nederzetting H. van Haaster augustus 1997 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw

Gierzwaluw. Boomleeuwerik. Witte kwikstaart. Nachtzwaluw Boomleeuwerik Leeft in droge, schrale heidevelden met losse boompjes en boomgroepen. Broedt ook in jonge aanplant van naaldbos (spar of den). Gierzwaluw Broedt onder daken van oudere gebouwen in Roermond.

Nadere informatie

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond?

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond? Woordenschat les 8.1 Vervuilde grond? Afgraven en de afgraving Afgraven is de grond of aarde weghalen door te graven. De afgraving is de plaats waar de grond wordt weggenomen. Boren We boren een gat in

Nadere informatie

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 I, I I I Colofon RACM Ropportage Archeologische Monumentenzorg 170 Graven naa r de context va n een bronzen VolIgriffdolch en het middeleeuwse dorp Hees. Waardestellend

Nadere informatie

De grond waarop wij wonen.

De grond waarop wij wonen. De grond waarop wij wonen. GROEP 7/8 Doel: Planten horen bij de grond waarop wij wonen. Dit onderdeel gaat over het onderzoekend verkennen van de vegetatie in de omgeving van de kinderen van de bovenbouw.

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Archeologische begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68 Definitief ISSN 1573-5710

Nadere informatie