Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg"

Transcriptie

1 Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 631 DECEMBER 2012 L. VAN BEURDEN

2 Colofon Titel: BIAXiaal 631 Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late-Middeleeuwen van de vindplaats Tilburg-Burgemeester Bechtweg Auteur: L. van Beurden Opdrachtgever: Gemeente Tilburg Gemeente: Tilburg Plaats: Tilburg Toponiem: Burgemeester Bechtweg ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: Coördinaten vindplaats: Noordpunt /398840; zuidpunt /39700 ISSN: BIAX Consult, Zaandam, 2012 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk AL Zaandam tel: fax:

3 BIAXiaal Inleiding In 2010 en 2011 zijn door AAC/Projectenbureau / Diachron UvA BV opgravingen uitgevoerd langs de oostzijde van de Burgemeester Bechtweg in Tilburg (figuur 1). Daarbij zijn onder andere sporen van een lineaire nederzetting uit de Merovingische periode aangetroffen (vindplaats 2) zoals gebouwstructuren, greppels en waterputten (figuur 2). Figuur 1 Locatie van de opgravingen (in rood) ten oosten van de Burgemeester Bechtweg in Tilburg (uit Gerritsen & Dijkstra 2011). Tijdens het veldwerk zijn kansrijke sporen bemonsterd voor pollen- en macrorestenonderzoek. In opdracht van de gemeente Tilburg zijn vervolgens een aantal monsters uit deze sporen geïnventariseerd met als doel de potentie daarvan voor verder onderzoek te bepalen. Uit de resultaten van de inventarisaties bleek dat slechts een klein aantal monsters geschikt is voor verder onderzoek (analyse). 1 Het betreft monsters uit paalkuilen, kuilen 1 Kooistra et al

4 BIAXiaal Figuur 2 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, aangetroffen sporen van de Merovingische nederzetting, met gebouwnummers (( AAC/Diachron). en een waterput van de Merovingische nederzetting en een monster uit een waterkuil die in de Late-Middeleeuwen is gedateerd. Deze monsters zijn vervolgens geanalyseerd en de resultaten van deze analyse worden in het huidige rapport gepresenteerd.

5 BIAXiaal Doel van het onderzoek aan botanische macroresten en pollen is het verkrijgen van informatie over: het landschap en het landgebruik gedurende de Vroege- en Late- Middeleeuwen, het locale milieu in de nederzettingen in de genoemde perioden, de agrarische economie in de genoemde perioden, het palet aan grondstoffen voor de voeding van de bewoners in de verschillende perioden. Met speciale aandacht voor aanwijzingen voor import. 2. Materiaal en methode Van de grondmonsters die zijn geselecteerd voor onderzoek aan botanische macroresten is standaard indien aanwezig vijf liter grond door medewerkers van BIAX Consult gezeefd over een serie zeven met maaswijdten van 2, 1 en 0,5 mm. Daarnaast is een halve liter grond gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 0,25 mm. In het laboratorium van BIAX Consult zijn acht macrorestenmonsters geanalyseerd. Daarbij zijn de zeeffracties in hun geheel onderzocht, met uitzondering van de 0,25 mm fractie waarvan een representatief deel is onderzocht. Analyse heeft plaatsgevonden met behulp van een opvallendlichtmicroscoop (Wild M8) met vergrotingen tot 10x5. Daarbij is gebruik gemaakt van de standaard determinatieliteratuur en de referentiecollectie van BIAX Consult. 2 De analyses zijn uitgevoerd door D. Lentjes en L. van Beurden. Een overzicht van de geanalyseerde monsters met hun contextgegevens wordt in tabel 1 gegeven. Tabel 1 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, overzicht van de geanalyseerde monsters. Diepte in centimeter ten opzichte van de top van de pollenbak. Legenda: ME = Middeleeuwen; Merov. = Merovingische periode; VME = Vroege-Middeleeuwen. monster spoor context periode materiaal vulling diepte volume labnr waterkuil Late ME zaden (5+)7 n.v.t. 4,9 l n.v.t waterkuil Late ME pollen 7 10,5 cm 2 ml BX waterkuil Late ME pollen 5? 26 cm 2 ml BX waterput Merov zaden 15(/16) n.v.t. 5,0 l n.v.t waterput Merov pollen 15(/16?) 8,5 cm 2 ml BX kuil gebouw 24 VME zaden n.v.t. n.v.t. 5,5 l n.v.t paalkuil gebouw 5 VME zaden n.v.t. n.v.t. 5,0 l n.v.t paalkuil gebouw 5 VME zaden n.v.t. n.v.t. 5,0 l n.v.t. kuil in gebouw of 23 VME zaden n.v.t. n.v.t. 3,8 l n.v.t paalkuil gebouw 9 VME zaden n.v.t. n.v.t. 4,2 l n.v.t paalkuil gebouw 11 VME zaden n.v.t. n.v.t. 3,5 l n.v.t. 2 Berggren 1969, 1981; Anderberg 1994; Cappers et al. 2006; Körber-Grohne 1964, 1991.

6 BIAXiaal Uit de profielbakken die zijn geselecteerd voor pollenonderzoek zijn op verschillende diepten submonsters van twee centimeter genomen (figuur 3). De pollenmonsters zijn bereid volgens de standaardmethode van Erdtman. 3 Om een indruk te krijgen van de pollenconcentratie is aan elk monster een vaste hoeveelheid sporen (twee tabletten met ca sporen per tablet) van een niet in Nederland voorkomende wolfsklauwsoort (Lycopodium) toegevoegd. De bereiding is uitgevoerd door M. Konert van de Vrije Universiteit van Amsterdam. In het laboratorium van BIAX Consult zijn drie pollenmonsters geanalyseerd. Daarbij is een totaalpollensom van 600 pollen en sporen gehanteerd. Bij de analyse is gebruik gemaakt van een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 10x100. Daarbij is gebruik gemaakt van de standaard determinatieliteratuur en de referentiecollectie van BIAX Consult. 4 De analyse is uitgevoerd door M. van Waijjen. Een overzicht van de geanalyseerde monsters met hun contextgegevens wordt in tabel 1 gegeven. Figuur 3 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, foto s van de profielbakken met links de bak uit vroegmiddeleeuwse waterput (spoor 389) en rechts de bak uit laatmiddeleeuwse waterkuil (spoor 19) ( BIAX Consult). 3 Erdtman 1960; Fægri et al. 1989, met modificaties van Konert Beug 2004;, Punt et al ; van Geel 1976, 2006.

7 BIAXiaal Resultaten De resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek zijn weergegeven in de bijlagen 1, 2 en 3 en zullen hieronder per spoortype en periode worden gepresenteerd. 3.1 GEBOUWSPOREN EN KUILEN (MEROVINGISCHE PERIODE) De resultaten van het macrorestenonderzoek aan de vulling van een aantal paalkuilen van de gebouwen 5, 9 en 11, een kuil gelegen binnen gebouw 10 of 23 en een afvalkuil van een mogelijk bakhuisje (gebouw 24) zijn weergegeven in bijlage Gebruiksplanten Het macrorestenonderzoek heeft redelijk veel verkoolde resten van gerst (Hordeum vulgare) en rogge (Secale cereale) opgeleverd. Ook zijn in meerdere sporen korrels van haver (Avena) aangetroffen. Korrels van haver zijn niet soortspecifiek, het kaf wel. Wanneer dus alleen de korrels van haver worden aangetroffen zoals in het huidige onderzoek, kan niet worden bepaald om welke haversoort het gaat. De aangetroffen haverkorrels kunnen in principe afkomstig zijn van de cultuurgewassen haver (Avena sativa), evene (Avena strigosa) en/of het akkeronkruid oot (Avena fatua). Echter, verbouw van evene in de Vroege- Middeleeuwen is niet aannemelijk. Evene wordt namelijk met zekerheid pas vanaf de Late-Middeleeuwen in ons land verbouwd. Het kwam mogelijk wel eerder als onkruid tussen andere cultuurgewassen voor. 5 De vroegste schriftelijke vermelding voor evene als zelfstandig gewas dateert van rond De aangetroffen haverresten zijn dus van gewone haver en/of oot afkomstig. Hoe de aangetroffen korrels van gerst, rogge en mogelijk het gewas haver verkoold zijn geraakt, is onduidelijk. Graankorrels hebben vergeleken met resten van andere cultuurgewassen, een relatief hoge kans verkoold te raken. Als oorzaak voor het verkoold raken kan gedacht worden aan het verbranden van voedsel bij de bereiding, het verbranden van bedorven (graan)voorraden en het verbranden van opslagstructuren. Hoe en wanneer de korrels vervolgens in de betreffende sporen terecht zijn gekomen, is eveneens onduidelijk. In de (afval)kuil van gebouw 24 dat als mogelijk bakhuisje is geïnterpreteerd, zijn redelijk veel graankorrels aangetroffen, terwijl kafresten ontbreken. Dit zou kunnen betekenen dat de graankorrels afkomstig zijn uit geschoonde voorraden. Het aantal aangetroffen graankorrels is echter niet hoog genoeg om hierover vergaande conclusies te trekken. In de twee paalkuilen van gebouw 5 (spoor 51 en spoor 52), zijn naast de korrels van gerst en rogge, ook kafresten aangetroffen. Het betreft segmenten van de aarspil. De aarspil is het deel van de aar waar de graankorrels aan vast zitten. Bij het dorsen van het graan breekt de aarspil in segmenten en komen de korrels 5 Van Haaster 1997, Lindemans 1952 (deel 2), 9.

8 BIAXiaal los waarna deze van kafresten worden gescheiden door zeven en wannen. Graankorrels kunnen worden verhandeld, het dorsafval waaronder de aarspilsegmenten, blijft in principe op een productienederzetting achter. Vondsten van aarspilsegmenten zijn daarmee indicatief voor locale verbouw, hoewel het niet is uit te sluiten dat enkele aarspilsegmenten als verontreiniging met graan worden getransporteerd en zo op een consumptienederzetting terecht komen. Het aantal aarspilsegmenten ten opzichte van het aantal korrels is in de twee onderzochte paalkuilen van gebouw 5 vrij hoog, zodat geconcludeerd mag worden dat gerst en rogge locaal zijn verbouwd. Mogelijk heeft nabij gebouw 5 verwerking (dorsen) van graan plaatsgevonden en/of is dorsafval verbrand. De vele verkoolde onkruidzaden in de twee paalkuilen zijn daarmee in overeenstemming (zie 3.1.2). In een aantal sporen zijn verkoolde resten van hazelnoot (Corylus avellana) en gewone braam (Rubus fruticosus) aangetroffen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat hazelnoten en bramen door de toenmalige bewoners werden gegeten. De resten kunnen tijdens de voedselbereiding verkoold zijn geraakt Wilde planten Het onderzoek aan de gebouwsporen en de greppel heeft vrij veel verkoolde zaden van wilde planten opgeleverd. Verkoolde zaden van wilde planten worden, wanneer ze samen met graan worden aangetroffen, veelal als akkeronkruid geïnterpreteerd. De redenering hierachter is dat de zaden afkomstig zijn van planten die tussen het graan groeiden en dat ze samen met het graan op de nederzetting terecht zijn gekomen en verkoold geraakt (zie 3.1.1). Onderzoek van verkoolde zaden van wilde planten levert daarmee een beeld op van de omstandigheden op de akkers waar het graan heeft gegroeid. In bijlage 1 is te zien dat de akkeronkruiden van matig voedselrijke, kalkarme zandgrond goed vertegenwoordigd zijn, vooral in de onderzochte sporen van gebouw 5. Daarnaast zijn ook resten van onkruiden van voedselrijke (en meestal vochtige) akkergronden, tuinen en ruigten aangetroffen. Mogelijk waren in de omgeving zowel hoger gelegen, droge en matig voedselrijke, zure (zand)gronden als lager gelegen, vochtige en voedselrijkere gronden aanwezig waarop geakkerd kon worden. Hoger gelegen, matig voedselrijke gronden werden vaak gebruikt voor de verbouw van wintergraan, terwijl lager gelegen voedselrijke gronden meer geschikt waren voor verbouw van zomergraan. Uit latere perioden is bekend dat op de Nederlandse zandgronden rogge het belangrijkste wintergraan was en gerst en haver veel als zomergraan werden geteeld. Het kan echter ook zijn dat de toenmalige bewoners alleen matig voedselrijke, kalkarme akkergronden tot hun beschikking hadden en dat deze door bemesting werden verrijkt waardoor behalve de akkeronkruiden van kalkarme zandgrond ook onkruiden van voedselrijke grond vertegenwoordigd zijn. De aanwezigheid van verkoolde zaden van waterpeper (Persicaria hydropiper), waterbies (Eleocharis palustris/uniglumis) en moeraswalstro (Galium palustre) geeft mogelijk aan dat de akkers plaatselijk vrij nat waren. De verkoolde zaden van bovengenoemde

9 BIAXiaal soorten kunnen ook duiden op het gebruik van slootbagger ter verrijking van de akkergronden. Vrij opmerkelijk is de vondst van een verkoold zaad van wild kattenkruid (Nepeta cataria) in de kuil van gebouw 24. Vondsten van wild kattenkruid in archeobotanische contexten dateren alle in de Romeinse tijd of later. Mogelijk is dit kruid, dat geneeskrachtige eigenschappen heeft, door de Romeinen in ons land geïntroduceerd waarna het verwilderde. Wild kattenkruid komt echter voor op droge, kalk- en stikstofrijke grond. 7 Daarom is niet waarschijnlijk dat het in Tilburg samen met de andere aangetroffen onkruidsoorten op de akkers heeft gegroeid. Dodoens schrijft bovendien in zijn 16 e -eeuwse kruidenboek dat het in die tijd veel in tuinen voorkwam. Mogelijk werd het dus ook in de Merovingische nederzetting gebruikt vanwege zijn medicinale eigenschappen en is het zaad bij het gebruik verkoold geraakt. Ook de vondst van mogelijk kruidvlier (Sambucus ebulus) in een van de paalkuilen van gebouw 5 kan op medicinaal gebruik duiden. 8 Kruidvlier komt voor op vochtige, kalkhoudende, stikstofrijke grond, vooral aan bosranden en op kapvlakten. De (giftige) bessen van kruidvlier zijn, in tegenstelling tot die van gewone vlier niet eetbaar. Dodoens beschrijft het (medicinale) gebruik van blad, wortel en bes. 9 Ook de vondst van valse salie (Teucrium scorodonia) in de paalkuil van gebouw 11 (spoor 663) is bijzonder. Vondsten van valse salie in archeobotanische context zijn zeldzaam. Het is eerder aangetroffen in Merovingisch Geldrop en mogelijk ook in Karolingisch Venray. 10 Valse salie komt voor in bossen op droge zure grond en staat bekend als indicator voor kalkarme, dan wel ontkalkte bodem. 11 Verder is hij tegenwoordig te vinden in onder meer verlaten akkertjes in ontkalkte duinen. Dat in de paalkuil een verkoold zaad is aangetroffen, vormt een aanwijzing dat valse salie ook op de toenmalige akkers ter hoogte van de Burgemeester Bechtweg voorkwam en dat deze akkers gelegen waren op ontkalkte of kalkarme grond. Waarom vondsten van valse salie in archeobotanische context zich vooralsnog lijken te beperken tot vroegmiddeleeuwse nederzettingen is niet duidelijk. Mogelijk heeft het te maken met de regeneratie van bossen in de Vroege-Middeleeuwen. 3.2 WATERPUT (MEROVINGISCHE PERIODE) De resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek aan de vulling van de Merovingische waterput (spoor 389) zijn weergegeven in bijlage 2 en bijlage 3. Deze waterput is dendrochronologisch gedateerd. De kapdatum van de boomstam dit als putschacht is gebruikt, ligt tussen 634 en Gebruiksplanten Zowel het pollen- als het macrorestenonderzoek aan de waterputvulling heeft resten van rogge en gerst opgeleverd. Deze graangewassen werden 7 Weeda et al. 1988, Weeda et al. 1988, Dodoens 1554, Van Beurden 2002; Vernimmen 1999 (Bron: RADAR 2007). 11 Weeda et al. 1988, 149.

10 BIAXiaal waarschijnlijk locaal verbouw zo blijkt uit de aanwezigheid van enkele aarspilsegmenten van rogge en gerst (zie 3.3.1) en pollenkorrels van het gerst/tarwe-type (Hordeum/Triticum-type). Pollenkorrels van het gerst/tarwe-type kunnen van zowel gerst als tarwe afkomstig zijn. Gerst en tarwe zijn grotendeel zelfbestuivend en hun pollen wordt nauwelijks door wind verspreid behálve wanneer grote hoeveelheden pollen bij dorsen vrijkomen. Aanwezigheid van pollen van het gerst- en/of tarwetype is daarom bijna altijd indicatief voor locale verwerking van deze graangewassen. Omdat verwerking van graan plaatsvindt op productienederzettingen, vormt de aanwezigheid van pollenkorrels van gerst- en tarwe-type pollen dus in bijna alle gevallen een aanwijzing voor locale verbouw. In de waterput zijn ook enkele pollenkorrels van rogge aangetroffen. Omdat rogge zijn pollen door wind laat verspreiden, kan pollen zowel op productie- als consumptienederzettingen worden aangetroffen. De in het macrorestenonderzoek aangetroffen aarspilsegmenten tonen echter aan dat rogge locaal is verbouwd. Het relatief lage aandeel aan roggepollen doet vermoeden dat rogge niet op grote schaal werd verbouwd. In de waterput is een fragment van een pit van een pruim (Prunus domestica) aangetroffen. Determinatie tot op ondersoort is vanwege de geringe omvang van het fragment niet meer mogelijk. Pruimen (Prunus domestica subsp. domestica) en kroosjespruimen (Prunus domestica subsp. insititia) komen van nature niet in ons land voor. De vroegste aanwijzingen voor pruimenteelt in ons land dateren in de Late-Middeleeuwen. 12 Resten van kroosjespruim worden reeds in de Romeinse tijd aangetroffen, maar waarschijnlijk betreft het geïmporteerde vruchten. 13 De vondst in de waterput is vermoedelijk aan kroosjespruim toe te wijzen en zou daarmee één van de vroegste aanwijzingen voor verbouw van deze fruitsoort in ons land zijn. 14 Behalve (kroosjes)pruim zijn enkele pitjes van braam (Rubus fruticosus) en vlier (Sambucus nigra) is de waterput aangetroffen, evenals twee schaalfragmenten van hazelnoot (Corylus avellana). Hoewel deze vondsten niet direct aantonen of de eetbare delen van deze planten door de toenmalige bewoners zijn gegeten, geven ze wel aan dat deze planten op of in de omgeving van de nederzetting voorkwamen. Het is daarmee wel waarschijnlijk dat bramen, vlierbessen en hazelnoten door de bewoners van de Merovingische nederzetting werden verzameld en gegeten. Verder is de aanwezigheid van een pollenkorrel van wolfskers (Atropa belladonna) in de waterput vermeldenswaardig. Van deze zeer giftige plant worden niet vaak resten in archeobotanische context teruggevonden. Andere vondsten zijn afkomstig uit Romeins Cuijck en Woerden en middeleeuws Utrecht, Dordrecht en s-hertogenbosch. 15 De vondst in de waterput kan erop wijzen dat wolfskers in de omgeving van de waterput groeide. Wolfskers komt voor op 12 Van Haaster 1997, Pals 1997, Andere vroege vondsten zijn gedaan in Odoorn (van Zeist 1968) en Geldrop (van Beurden 2002) (Bron: RADAR 2007). 15 Bakels 2005, Bakels & Kuijper 2006, van Beurden et al. 2006, van den Brink 1984, 1988 en Kooistra et al (Bron: RADAR 2007).

11 BIAXiaal beschaduwde plekken aan bosranden en hagen, maar werd in het verleden ook in kruidentuinen gekweekt. 16 De bessen en bladeren werden vooral uitwendig gebruikt, onder andere in heksenzalf. 17 Inwendige inname van de bessen kan dodelijk zijn. Het huidige onderzoek maakt helaas niet duidelijk of de toenmalige bewoners deze plant daadwerkelijk hebben gebruikt. In de waterput zijn ook enkele zaden van bilzekruid (Hyoscyamus niger) aangetroffen. Bilzekruid is eveneens een plant die in het verleden werd gebruikt voor medicinale doeleinden, onder andere als bestanddeel in heksenzalf. 18 Bilzekruid groeit op droge, zeer voedselrijke, vaak kalkhoudende zand- of kleigrond. 19 Dodoens beschrijft het als een vrij algemeen voorkomend onkruid langs wegen en zandige plekken. 20 Het wordt ook regelmatig in archeologische context aangetroffen. Het is de vraag of deze vondst als gebruiksgewas kan worden geïnterpreteerd Wilde planten Het macrorestenonderzoek aan de waterput heeft een aantal soorten opgeleverd die indicatief zijn voor matig voedselrijke, kalkarme akkers. Daarnaast zijn (onverkoolde) macroresten die indicatief zijn voor open, omgewerkte, vochtige en voedselrijke gronden, zoals in (zomer)akkers en tuinen. Akkeronkruidresten komen met graanoogsten op het nederzettingsterrein terecht, waar de vervolgens als nederzettingsruis in de waterput terecht kunnen komen. Gezien het lage aantal kafresten en eveneens niet zo hoge aantal akkeronkruidzaden zal dat vermoedelijk ook hier het geval zijn geweest. Alleen schapenzuring is opmerkelijk goed vertegenwoordigd. Behalve als onkruid van zandige akkers komt deze soort ook voor op stikstofrijke plekken in droog, schraal grasland en heide. 21 Mogelijk is een deel van de aangetroffen zaden met hooi of mest op de nederzetting en in de waterput terecht gekomen (zie verder). Het is ook niet uitgesloten dat schapenzuring op stikstofrijke plaatsen op het erf voorkwam. De resten in de categorie Planten van voedselrijke ruigten en zomen wijzen op voedselrijke, vochtige grond. Vooral van melganzenvoet (Chenopodium album) en grote brandnetel (Urtica dioica) zijn relatief veel zaden aangetroffen. Hoewel een enkele plant vele honderden zaden bevat, lijkt uit de goede vertegenwoordiging te kunnen worden opgemaakt dat ze in de nabije omgeving van de waterput hebben gegroeid. De soorten uit bovengenoemde categorie komen meestal voor op wat minder intensief gebruikte plekken op een erf, zoals bijvoorbeeld bij mesthopen en in rommelhoeken Ze geven deze plekken een ruig uiterlijk. Soorten uit de categorie Tredplanten zijn daarentegen juist indicatief voor op intensief betreden plaatsen. Het aandeel resten uit deze categorie is echter niet heel hoog. Vermoedelijk kwamen ze niet in grote getale rondom de waterput voor. 16 Van der Meijden 2005; Dodoens 1554, De Cleene & Lejeune1999, 109, De Cleene & Lejeune1999, 109, Weeda et al. 1988, Dodoens 1554, Weeda et al. 1985, 146.

12 BIAXiaal Waterpeper is een stikstofindicator en duidt op natte, verslempte gronden. Mogelijk groeide deze plant dicht bij de waterput, waar de grond mogelijk nat en door betreding verdicht was. De enige oeverplant waarvan macroresten zijn aangetroffen, betreft waterweegbree (Alisma). Het pollenonderzoek heeft pollen opgeleverd van het pijptorkruid-type (Oenanthe fistulosa-type), het melkeppe-type (Peucedanum palustre-type), het paardenzuring-type (Rumex aquaticusi-type) en het moeraszuring-type (Rumex palustris-type). Binnen deze pollentypen vallen (de naamgevende) soorten die aan oevers voorkomen. Terwijl de macroresten uit archeologische sporen vooral een indruk geeft van de antropogene vegetaties op het nederzettingsterrein en de omliggende akkers, geeft het pollen uit de waterput vooral een beeld van de meer natuurlijke vegetaties in de omgeving van de nederzetting. In de waterput is redelijk veel pollen van els (Alnus) aangetroffen (17,9%). Dit wijst op de aanwezigheid van elzen in de lagere delen van het landschap. De aanwezigheid van pollen van blauwe knoop (Succisa pratensis), ganzerik-type (Potentilla-type) en ratelaar-type (Rhinanthus-type) doet vermoeden dat een deel van deze laagten in het landschap reeds ontgonnen was en er vochtige tot natte schraalgraslanden voorkwamen. De aangetroffen zaden van hazenzegge (Carex ovalis) en tormentil (Potentilla erecta) zijn mogelijk eveneens afkomstig uit een dergelijk schraalgrasland. In dat geval zijn de betreffende resten met hooi of mest in de nederzetting en de waterput terecht gekomen. Het grote aandeel aan pollen van de grassenfamilie (Poaceae) kan hierdoor vermoedelijk ook verklaard worden. De aanwezigheid van mest wordt bevestigd door de vondsten van diverse mestschimmelsporen in het pollenmonster. De hogere delen van het landschap waren vermoedelijk begroeid met heidevegetaties, getuige het relatief hoge aandeel (23,7%) aan pollen van struikhei (Calluna vulgaris) waarin plaatselijk berk (Betula, 7,3%), hazelaar (Corylus, 5,3%) en eik (Quercus, 4,4%) voorkwamen. Eikvaren (Polypodium) en adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) kwamen in de ondergroei voor. 3.3 WATERKUIL (LATE MIDDELEEUWEN) De resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek aan de vulling van de waterkuil (spoor 19) die in de 13 e eeuw is gedateerd, zijn weergegeven in bijlage 2 en bijlage 3. Het bovenste pollenmonster, afkomstig uit vulling 7 en het macrorestenmonster (vulling 5 en 7) representeren min of meer dezelfde vulling. Het onderste pollenmonster is afkomstig uit een eerder afgezette humeuze laag (zie figuur 1) Gebruiksplanten Wat gebruiksplanten betreft heeft het macrorestenonderzoek aan de vulling uit de waterkuil slechts een onverkoold aarspilsegment van rogge en een aarspilsegment van vermoedelijk gerst opgeleverd. Het pollenonderzoek voegt daar nog tarwe aan toe. De aanwezigheid van een aarspilsegment van rogge en

13 BIAXiaal pollenkorrel van tarwe en mogelijk gerst zijn in principe indicatief voor locale verbouw. Het aantal resten is echter wel minimaal. Het aandeel aan gebruiksplanten ligt in het bovenste waterkuilmonster iets hoger dan in het lager gelegen monster. Het verschil is echter te klein om hieruit conclusies te trekken over ontwikkelingen in tijd Wilde planten Het onderzoek aan de waterkuilvulling heeft geen verkoolde macroresten van wilde planten opgeleverd die iets zouden kunnen zeggen over de omstandigheden op de toenmalige akkers. Wel zijn enkele onverkoolde zaden gevonden van soorten die vermoedelijk deel uit hebben gemaakt van één of meerdere akkeronkruidvegetaties. Het betreft een zaad van korensla (Arnoseris minima) en mogelijk ook van glad/gewoon biggenkruid (Hypochaeris glabra/radiata). Ook is pollen van gewone spurrie aanwezig. Korensla komt voor op graanakkers op kalkarme zandgrond, evenals glad biggenkruid en gewone spurrie. Aanwezigheid van glad biggenkruid in de waterkuilvulling is echter niet zeker. Het zaad kan ook van gewoon biggenkruid afkomstig zijn, een soort van grazige vegetaties op droge, voedselarme tot matig voedselrijke grond. 22 Hoewel het aantal aangetroffen zaden laag is, geeft de vondst van zaden van korensla, gewone spurrie en mogelijk glad biggenkruid aan dat tenminste een deel van de akkers was gelegen op matig voedselrijke, kalkarme zandgrond. Verder zijn meerdere zaden van straatgras (Poa annua) en grote weegbree en/of getande weegbree (Plantago major) gevonden. Straatgras en grote weegbree komen voor op voedselrijke, vochtige grond. Vermoedelijk duiden ze op betreding van de omgeving van de waterkuil, maar ze kunnen ook duiden op dichtgeslagen grond door verslemping. Ook waterpeper (Persicaria hydropiper), greppelrus (Juncus bufonius), mannagras (Glyceria fluitans) en moeraswalstro (Galium palustre), (pionier)soorten van open, voedselrijke, natte grond, kwamen vermoedelijk in de omgeving van de waterkuil voor. Al deze soorten leveren een beeld op van een drassige en verslempte bodem rondom de waterkuil. In de waterkuilvulling zijn resten van sterrenkroos (Callitriche) en waterranonkel-type (Ranunculus aquatilis-type), even als ephippia (kapsels met rusteieren) van watervlooien (Daphnia) aangetroffen. Sterrenkroos en waterranonkel kunnen in de waterkuil hebben gegroeid. De aanwezigheid van ephippia van watervlooien duidt op droogvallen, bevriezen of voedselarme omstandigheden. Ephippia worden namelijk door gelegd om te overleven onder ongunstige omstandigheden. Behalve bovengenoemde resten van planten die vermoedelijk op het erf of de akkers hebben gegroeid, heeft het macrorestenonderzoek relatief veel resten opgeleverd van soorten die vermoedelijk niet in de nederzetting voorkwamen. Het betreft resten van struikhei, dophei (Erica tetralix), pijpenstrootje (Molinia caerulea) en tormentil, soorten die voorkomen op zure, voedselarme gronden. Vermoedelijk zijn de resten met (heide)plaggen, hooi of mest in de nederzetting terecht gekomen. De aanwezige soorten doen vermoeden dat het zowel om 22 Van der Meijden 2005, 624.

14 BIAXiaal vochtige tot natte als om vochtige tot droge heiden en/of schaalgrasland gaat. Ook het pollenonderzoek van de bovenste vulling (laag 5) heeft resten van struikhei opgeleverd, maar de percentages (12,3%) zijn niet heel hoog. Daarnaast is pollen van gagel (Myrica gale) en sporen van veenmos (Sphagnum) aangetroffen die indicatief zijn voor natte, zure omstandigheden. Het pollen van ratelaar-type (Rhinanthus-type), blauwe knoop (Succisa pratensis) is indicatief voor natte tot vochtige grazige heiden en schrale graslanden. In de waterkuil zijn verder veel zaden van vetmuur (Sagina) aangetroffen. Het is niet mogelijk deze zeer kleine zaden aan een soort toe te wijzen, maar mogelijk zijn ze afkomstig van sierlijk vetmuur (Sagina nodosa). Sierlijk vetmuur is onder andere te vinden in natte, schrale graslanden. Het pollenonderzoek aan de vulling (laag 5) waaruit ook het macrorestenmonster afkomstig is, laat een groot aandeel aan pollen (32,8%) uit de grassenfamilie (Poaceae) zien. Onder dit pollentypen vallen zeer veel grassoorten waardoor de milieuamplitude van dit pollentype groot is. Hierdoor is het lastig het graspollen aan een bepaald vegetatietype toe te schrijven. Een deel van het graspollen zal vermoedelijk afkomstig zijn van nat schraal grasland en/of grazige heide dat in de lagere delen van het landschap aanwezig was. Vermoedelijk is daarnaast ook een deel van het graspollen afkomstig van droog tot vochtig grasland en/of heide op de drogere delen. Het aandeel aan boompollen in het pollenmonster uit de bovenste vulling bedraagt 37%. Pollen van els is daarbij vrij goed vertegenwoordigd (15,5%). Vermoedelijk waren dus ook nog delen van de lager gelegen gebieden bebost. Hazelaar, berk en eik groeide vermoedelijk op de hogere delen rondom de nederzetting. Van echte bossen was echter geen sprake, vermoedelijk betreft het bosschages, waarin hazelaarstruiken domineerden. Het pollenonderzoek aan de circa 15 centimeter dieper gelegen humeuze laag in de waterkuil, toont een afwijkend beeld. Op het eerste gezicht lijkt het hoge boompollenpercentage (65,7%) te impliceren dat de nederzetting in een vrij bosrijke omgeving was gelegen. Dat is opvallend aangezien pollenonderzoek aan de 15 centimeter hoger gelegen vulling uit dezelfde waterkuil en aan de vroegmiddeleeuwse waterput van de vindplaats met boompollenpercentages van rond de 37% laat zien dat het landschap juist relatief open was. In het pollenmonster uit de diepere vulling is aandeel aan pollen van eik en berk is opvallend hoog. Ook is relatief veel pollen van den (Pinus) en linde (Tilia) aanwezig. In combinatie met de aanwezigheid van pollen van maretak (Viscum album) en het wilde kamperfoelie-type (Lonicera periclymenum-type), boskruiden die veel in sediment uit het Atlanticum worden aangetroffen, zou hier mogelijk sprake kunnen zijn van vermenging met oude (zand)bodem. In figuur 3 is te zien dat ter hoogte van de betreffende monsterlocatie (26 cm diepte) het sediment enigszins verrommeld is, wat een eventuele vermenging zou kunnen verklaren. Bij vermening met ouder materiaal zal met name het aandeel droge boompollen oververtegenwoordigd kunnen zijn. Het aandeel aan gras- en heidepollen in deze laag is daarmee vermoedelijk wat ondervertegenwoordigd.

15 BIAXiaal Conclusies Aan de hand van de resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek van de vindplaats aan de Burgemeester Bechtweg in Tilburg kunnen de volgende conclusies getrokken worden. Het landschap en het landgebruik gedurende de Vroege- en Late-Middeleeuwen. Uit de resultaten van het botanisch onderzoek kan worden opgemaakt dat de vegetatie op de hoger gelegen delen in omgeving van de nederzetting in de Merovingische periode vrij open was. (Grazige) heiden met hier en daar wat bomen en struiken kenmerken het natuurlijke landschap. Op de drogere delen waren ook de akkers gelegen. Mogelijk werd op de droogste en minst voedselrijke (kalkarme) gronden rogge als wintergraan verbouwd terwijl de wat vochtigere, voedselrijkere gronden gebruikt werden voor verbouw van gerst en mogelijk haver als zomergraan. In de laag gelegen delen in de omgeving van de nederzetting zullen elzenbossen aanwezig zijn geweest. Een deel van deze laagten was ontgonnen en werd gekenmerkt door schrale graslanden. Deze waren in gebruik als hooi- of weiland. In de Late-Middeleeuwen waren zowel op de droge als nattere delen heiden en/of schrale graslanden aanwezig. In de drogere delen groeiden hier en daar ook wat berken en eiken, in de nattere delen waren elzen aanwezig. Deze woeste gronden werden gebruikt als hooiland, weiland en/of om plaggen te verzamelen. In de omgeving van de nederzetting waren akkers gelegen. Het onderzoek toon alleen het voorkomen van akkers op sterk uitgeloogde (droge) grond aan. Het locale milieu in de nederzettingen in de genoemde perioden Op de Merovingische nederzetting zelf groeiden planten die wijzen op omgewerkte grond. Dagelijkse activiteiten op het terrein zorgde voor deze verstoring van de grond, maar er waren ook ongestoorde plekken waar een ruige vegetatie zich kon ontwikkelen. De grond in de nederzetting was door bemesting en/of ophoping van afval plaatselijk voedselrijk. Op het terrein was zeer waarschijnlijk ook een tuin aanwezig waar onder andere (kroosjes)pruim en medicinale planten werden gekweekt. Rondom de Merovingische waterput was de bodem nat en drassig. Over het locale milieu in de Late-Middeleeuwen heeft het onderzoek niet veel informatie opgeleverd. Wel kan gesteld worden dat ook in deze periode de omgeving van de in gebruik zijnde waterkuil nat en drassig was. Dit kan verklaard worden door de ligging in de randzone van een landschappelijke depressie. De agrarische economie in de genoemde perioden Uit de resultaten van het botanisch onderzoek kan worden opgemaakt dat de agrarische economie zowel in de Merovingische periode als in de Late- Middeleeuwen gebaseerd was op akkerbouw, veeteelt en mogelijk ook op

16 BIAXiaal tuinbouw. Aanwijzing daarvoor vormen de resten van cultuurgewassen, resten van akkeronkruiden, resten die via plaggen, hooi en/of mest in de nederzetting terecht zijn gekomen en aanwezigheid van schimmelsporen die indicatief zijn voor mest. Het palet aan grondstoffen voor de voeding van de bewoners in de verschillende perioden, met speciale aandacht voor aanwijzingen voor import. In de Merovingische periode werden de rogge en gerst locaal verbouwd. Mogelijk behoorde ook haver tot de (verbouwde) graangewassen. Er zijn geen aanwijzingen voor import van graan. Verder toont het onderzoek aan dat men naast fruit en noten die in de omgeving konden worden verzameld ook gecultiveerd fruit at. Of dit fruit locaal werd gekweekt of van elders werd betrokken, kan niet worden opgemaakt. Het onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd die wijzen op het gebruik van planten voor rituele of medicinale doeleinden. Het onderzoek aan de laatmiddeleeuwse waterkuil toont aan dat rogge, tarwe en mogelijk gerst vermoedelijk locaal werden verbouwd. Voor beide perioden geldt dat de aangetroffen resten van voedselplanten slechts een klein deel van het toenmalige voedselspectrum laat zien. Van een groot deel van de voedselplanten die bij de toenmalige bewoners bekend waren, zijn in de onderzochte sporen geen resten (in herkenbare vorm) terecht gekomen en bewaard gebleven.

17 BIAXiaal Literatuur Anderberg, A.-L., 1994: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 4: Resedaceae-Umbelliferae, Stockholm. Bakels, C.C., & W.J.Kuijper, 2006: De Romeinse loskade van Cuijk, botanisch gezien, in: O. Brinkkemper et al. (red.), Vakken in vlakken. Archeologische kennis in lagen, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 32), Bakels, C.C., 2005: Cuijk Gebied Boringen bij paal 140 en paal 403, Leiden (Intern Rapport Archeologisch Centrum Leiden). Berggren, G., 1969: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 2: Cyperaceae, Stockholm. Berggren, G., 1981: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 3: Salicaceae-Cruciferae, Stockholm. Beug, H-J., 2004: Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Gebiete, München. Beurden, L. van, P. van Rijn & M. van Waijjen 2006: Hout-, pollen - en zadenonderzoek aan de grachtenzone van het Romeinse castellum te Woerden, Zaandam (BIAXiaal 269). Beurden, L.M. van, 2002: Botanisch onderzoek in het Maas-Demer-Schelde gebied: de Romeinse en vroegmiddeleeuwse periode, in: H. Fokkens en R. Jansen (red.), 2000 jaar bewoningsdynamiek: Brons- en ijzertijdbewoning in het Maas-Demer-Scheldegebied, Leiden, Brink, L.M. van den, 1984: Dorstige Harthof en omgeving, Maandblad Oud Utrecht 8-9, Brink, L.M. van den, 1988: Zaden en pollen uit een 16e eeuwse beerput uit de Postelstraat, in: H.W. Boekwijt & H.L. Janssen (red.), Kroniek van bouwhistorische en archeologisch onderzoek s-hertogenbosch, s-hertogenbosch, Cappers, R.T.J., R.M. Bekker & J.E.A. Jans 2006: Digitale zadenatlas van Nederland, Groningen. De Cleene, M., & M.C. Lejeune 1999: Compendium van rituele planten in Europa, Gent. Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen. Erdtman, G., 1960: The Acetolysis Method, Svensk Botanisk Tidskrift 54, Fægri, K., P.E. Kaland & K. Krzywinski 1989: Textbook of Pollenanalysis, Chichester (4th Ed.).

18 BIAXiaal Geel, B. van, 1976: A Palaeoecological Study of Holocene Peat Bog Sections, based on the Analysis of Pollen, Sporen and Macro- and Microscopic Remains of Fungi, Algae, Cormophytes and Animals, thesis, Amsterdam. Geel, B. van, 2006: Fossil ascomycetes in Quaternary deposits, Nova Hedwigia 82 (3-4), Gerritsen, S., & M.F.P. Dijkstra 2011: Inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) en opgraving Tilburg / Bechtweg-Zuid 2010 en 2011 gemeente Tilburg. Evaluatierapport, Universiteit van Amsterdam. Haaster, H. van, 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de Middeleeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, Konert, M., 2002: Pollen Preparation Method, Amsterdam (Intern Rapport Vrije Universiteit). Kooistra, L.I., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren 1998: Voedselresten in beer en afval. Botanisch onderzoek aan beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van de steden Dordrecht en Nijmegen uit de 12 e -20 e eeuw, Amsterdam (BIAXiaal 52). Kooistra, L.I., L. van Beurden & M. van Waijjen 2012: Tilburg-Burgemeester Bechtweg geïnventariseerd op botanische macroresten en pollen, Zaandam (BIAXnotitie 338). Körber-Grohne, U., 1964: Bestimmungsschlüssel für subfossile Juncus-samen und Gramineen-Früchte. Hildesheim. Körber-Grohne, U., 1991: Bestimmungsschlüssel für subfossile Gramineen- Früchte, Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 18. Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen). Meijden, R. van der, 2005: Heukels Flora van Nederland, Groningen etc. Moore, P.D., J.A. Webb & M.E. Collinson 1991: Pollen Analysis, Oxford. Pals, J.P., 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Romeinse Tijd, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1980: The Northwest European Pollen Flora II, Amsterdam. Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1981: The Northwest European Pollen Flora III, Amsterdam. Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1984: The Northwest European Pollen Flora IV, Amsterdam. Punt, W., & S. Blackmore (eds.) 1991: The Northwest European Pollen Flora VI, Amsterdam.

19 BIAXiaal Punt, W., (ed.) 1976: The Northwest European Pollen Flora I, Amsterdam. Punt, W., S. Blackmore & G.C.S. Clarke (eds.) 1988: The Northwest European Pollen Flora V, Amsterdam. Punt, W., S. Blackmore & P.P. Hoen (eds.) 1995: The Northwest European Pollen Flora VII, Amsterdam. Punt, W., S. Blackmore & P.P. Hoen (eds.) 2003: The Northwest European Pollen Flora VIII, Amsterdam. Vernimmen, T., 1999: Botanische macroresten uit twee Karolingische waterputten te Venray-St.Antoniusveld, Amersfoort (Interne Rapporten Archeobotanie ROB 1999/20). Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1985: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 1, Deventer. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1988: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 3, Deventer. Zeist, W. van, 1968: Prehistoric and Early Historic Food Plants in the Netherlands, Palaeohistoria 14,

20 Bijlage 1 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, resultaten van het macrorestenonderzoek aan Merovingische gebouwsporen en kuilen. Alle resten zijn verkoold. Legenda: cf. = gelijkend op, e = enkele, + = enkele tientallen, ++ = meerdere tientallen, +++ = honderden, ++++ = duizenden. spoor monster context kuil paalkuil paalkuil kuil paalkuil paalkuil gebouw of Gebruiksplanten Graangewassen Avena Haver Avena, kafnaaldfragment Haver cf. Avena Haver? Cerealia, fragment Granen Cerealia, kaffragment Granen Hordeum vulgare Gerst Hordeum vulgare, aarspilsegment Gerst Secale cereale Rogge cf. Secale cereale Rogge? Secale cereale, aarspilsegment Rogge Noten en vruchten Corylus avellana, schaalfragment Hazelnoot Rubus fruticosus Gewone braam (Mogelijk) medicinale planten Nepeta cataria Wild kattenkruid Sambucus cf. ebulus Kruidvlier? Wilde planten Onkruiden van akkers en tuinen op voedselrijke grond Fallopia convolvulus Zwaluwtong Galium spurium Akkerwalstro Persicaria maculosa Perzikkruid Stellaria media Vogelmuur Vicia hirsuta Ringelwikke Vicia hirsuta/tetrasperma Ringelwikke/Vierzadige wikke Vicia tetrasperma Vierzadige wikke Onkruiden van akkers op matig voedselrijke, kalkarme grond Echinochloa crus-galli Hanenpoot Galeopsis segetum Bleekgele hennepnetel

21 spoor monster context kuil paalkuil paalkuil kuil paalkuil paalkuil gebouw of Raphanus raphanistrum, hauwfragment Knopherik Rumex acetosella Schapenzuring Spergula arvensis Gewone spurrie Stachys arvensis Akkerandoorn Tredplanten Digitaria ischaemum Glad vingergras cf. Poa annua Straatgras? Planten van voedselrijke ruigten en zomen Atriplex patula/prostrata Uitstaande/Spiesmelde Chenopodium album Melganzenvoet Persicaria lapathifolia Beklierde duizendknoop Persicaria lapathifolia/maculosa Beklierde duizendknoop/perzikkruid Tripleurospermum maritimum Reukeloze kamille Pionierplanten van natte, voedselrijke grond Persicaria hydropiper Waterpeper Oeverplanten Eleocharis palustris/uniglumis Gewone/Slanke waterbies Galium palustre Moeraswalstro Planten van vochtige, bemeste graslanden Plantago lanceolata Smalle weegbree Planten van droge, schrale graslanden Festuca ovina/rubra Genaald schapengras/rood zwenkgras Planten van bossen op droge, zure grond Teucrium scorodonia Valse salie Overigen Agrostis Struisgras Apiaceae Schermbloemenfamilie Bromus Dravik Carex disticha-type Tweerijige zegge-type Carex Zegge Chenopodiaceae Ganzenvoetfamilie Indet Niet determineerbaar Indet. stengel 7 e.... Niet determineerbaar

22 spoor monster context kuil paalkuil paalkuil kuil paalkuil paalkuil gebouw of Mentha Munt Poaceae Grassenfamilie Potentilla Ganzerik Ranunculus, fragment Boterbloem Rumex Zuring Trifolium Klaver

23 Bijlage 2 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, resultaten van het macrorestenonderzoek aan een Merovingische waterput en laatmiddeleeuwse waterkuil. Alle resten zijn onverkoold, tenzij anders staat vermeld. Legenda: v = verkoold, cf. = gelijkend op, e = enkele, + = enkele tientallen, ++ = meerdere tientallen, +++ = honderden. spoor monster context waterput waterkuil Gebruiksplanten Graangewassen Cerealia (v) 2. Granen Cerealia, kaffragment. 1 Graan Hordeum vulgare (v) 1. Gerst cf. Hordeum, aarspilfragment. 1 Gerst? Secale cereale (v) 3. Rogge Secale cereale, aarspilfragment (v) 2. Rogge? Secale cereale, aarspilsegment. 1 Rogge Noten en vruchten Corylus avellana, schaalfragment 2. Hazelnoot Prunus domestica, fragment 2. Pruim/Kroosjes Rubus fruticosus 2. Gewone braam Sambucus nigra 1. Gewone vlier (Mogelijk) medicinale/rituele planten Hyoscyamus niger 2. Bilzekruid Wilde planten Onkruiden van akkers en tuinen op voedselrijke grond Stachys cf. annua 1. Akkerandoorn? Fallopia convolvulus 1. Zwaluwtong Lamium purpureum 1. Paarse dovenetel s.s. Persicaria maculosa 17. Perzikkruid Stellaria media 2 1 Vogelmuur Solanum nigrum 18. Zwarte/Beklierde nachtschade Stellaria media 1. Vogelmuur Onkruiden van akkers op matig voedselrijke, kalkarme grond Arnoseris minima. 1 Korensla Echinochloa crus-galli 1. Hanenpoot Hypochaeris glabra/radicata. 1 Glad biggenkruid/gewoon biggenkruid Raphanus raphanistrum, hauwfragment 9. Knopherik Rumex acetosella Schapenzuring Rumex acetosella (v) 1. Schapenzuring Spergula arvensis (v) 1. Gewone spurrie Stachys arvensis 1. Akkerandoorn Stachys arvensis 6. Akkerandoorn Tredplanten Capsella bursa-pastoris 2. Gewoon herderstasje Plantago major 4 6 Grote/Getande weegbree Poa annua 6 14 Straatgras Polygonum aviculare 4. Gewoon varkensgras Planten van voedselrijke ruigten en zomen Atriplex patula/prostrata 15. Uitstaande melde/spiesmelde Chenopodium album +++. Melganzenvoet Persicaria lapathifolia 4. Beklierde duizendknoop Persicaria lapathifolia (v) 1. Beklierde duizendknoop Urtica dioica +++. Grote brandnetel Conium maculatum 2. Gevlekte scheerling Storingsindicatoren Carex ovalis 16. Hazenzegge Hydrocotyle vulgaris. 2 Gewone waternavel

24 spoor monster context waterput waterkuil Pionierplanten van natte, voedselrijke grond Juncus bufonius. ++ Greppelrus Persicaria hydropiper 5 6 Waterpeper Pionierplanten van matig voedselarme, vochtige grond Isolepis setacea. 3 Borstelbies Lythrum portula. 2 Waterpostelein Waterplanten en -organismen Callitriche. 11 Sterrenkroos Ranunculus aquatilis-type. 1 Waterranonkel-type Daphnia, ephippia. + Watervlo Oeverplanten Alisma 2. Waterweegbree Galium cf. palustre. 3 Moeraswalstro? Glyceria fluitans. 1 Mannagras Mentha 4. Munt Planten van (hoog)venen en vochtige tot natte heiden en schraalgraslanden Agrostis cf. canina. 1 Moerasstruisgras? Erica tetralix, blad. 6 Gewone dophei Molinia caerulea. 20 Pijpenstrootje Potentilla erecta Tormentil Sphagnum, blad. 1 Veenmos Planten van vochtige tot droge heiden en schraalgraslanden Calluna vulgaris, bloemknop. 1 Struikhei Calluna vulgaris, takje. 3 Struikhei Calluna vulgaris, takje met blad. 28 Struikhei Galium saxatile. 1 Liggend walstro cf. Holcus mollis. 1 Moerasstruisgras? Overigen Carex. 1 Zegge Galeopsis bifida-type 1. Gespleten hennepnetel-type Hieracium. 1 Havikskruid Indet.. 4 Niet determineerbaar Indet., bladfragment. + Niet determineerbaar Indet., bladknop 7 1 Niet determineerbaar Juncus effusus-type. ++ Pitrus-type Juncus effusus-type, vrucht. 1 Pitrus-type Bryophyta, takje. + Mossenfamilie Poaceae, kaffragment. 6 Grassenfamilie Rumex 7. Zuring Sagina. +++ Vetmuur Salix, knop. 1 Wilg Salix, vrucht. 1 Wilg indet. (v) 3. Niet determineerbaar Vicia (v) 2. Wikke

25 Bijlage 3 Tilburg-Burgemeester Bechtweg, resultaten van het pollenonderzoek aan een Merovingische waterput en laatmiddeleeuwse waterkuil. Legenda: + = aangetroffen buiten de pollentelling, B = determinatie volgens Beug (2004), P = determinatie volgens Punt et al. ( ), MW = determinatie door Moore et al. 1991, T = Type sensu Van Geel (1976, 2006). spoor monster context waterput waterkuil waterkuil diepte in pollenbak (cm) 8,5 10,5 26 labnummer BX4592 BX4590 BX4591 ΣAP 37,7 37,0 65,7 Som boompollen ΣNAP 62,3 63,0 34,3 Som niet-boompollen Bomen en struiken (drogere gronden) 19,2 21,2 46,3 Bomen en struiken (drogere gronden) Bomen (nattere gronden) 18,1 15,6 19,2 Bomen (nattere gronden) Boskruiden 0,5 0,1 0,2 Boskruiden Cultuurgewassen 3,3 2,9 1,6 Cultuurgewassen Ruderalen en akkeronkruiden 2,2 3,8 1,0 Ruderalen en akkeronkruiden Algemene kruiden 27,9 39,1 15,2 Algemene kruiden Heide- en hoogveenplanten 24,0 14,6 15,1 Heide en hoogveenplanten Graslandplanten 0,3 0,1 0,4 Graslandplanten Ruigtekruiden 0,5 + 0,1 Ruigtekruiden Moeras- en oeverplanten 4,2 2,4 0,9 Moeras- en oeverplanten ΣAPnum 242,0 279,0 654,0 Som boompollen numeriek ΣNAPnum 400,0 475,0 341,0 Som niet-boompollen numeriek Bomen en struiken (drogere gronden) Acer (B).. 0,1 Esdoorn Betula (B) 7,3 3,8 16,5 Berk Carpinus betulus (B) + 0,3 + Haagbeuk Corylus (B) 5,3 11,9 11,9 Hazelaar Fagus (B) 1,4 0,5 0,1 Beuk Frangula alnus (B) +. + Sporkehout Ilex aquifolium (B).. 0,2 Hulst Pinus (B) 0,3 0,5 1,6 Den Quercus (B) 4,4 2,9 13,4 Eik Sorbus-groep (B). 0,1 + Lijsterbesgroep Tilia (B) 0,2 0,5 2,0 Linde Ulmus (B) 0,3 0,5 0,6 Iep Viburnum opulus-type (B).. + Gelderse roostype Bomen en struiken (nattere gronden) Alnus (B) 17,9 15,5 19,0 Els Salix (B) 0,2 0,1 0,2 Wilg Boskruiden Lonicera periclymenum-type (B).. + Wilde kamperfoelietype Polypodium 0,2 + 0,1 Eikvaren Pteridium aquilinum 0,3 0,1 0,1 Adelaarsvaren Viscum album (B).. + Maretak Graangewassen Cerealia-type 1,2 2,8 0,6 Granentype Hordeum/Triticum-type 0,6 0,1 0,6 Gerst-/Tarwetype Secale cereale 1,2 + 0,3 Rogge Triticum-type (B). + 0,1 Tarwetype (Mogelijk) medicinale/rituele planten Atropa bella-donna (B) 0,2.. Wolfskers Ruderalen en akkeronkruiden Anthoceros punctatus. 0,4 + Zwart hauwmos

26 spoor monster context waterput waterkuil waterkuil diepte in pollenbak (cm) 8,5 10,5 26 labnummer BX4592 BX4590 BX4591 Artemisia (B) 0,8 0,3 0,1 Alsem Chenopodiaceae p.p. (B) + 0,4 0,3 Ganzenvoetfamilie Papaver rhoeas-type (B). 0,3. Grote klaproostype Persicaria maculosa-type (B). 0,3 + Perzikkruidtype Phaeoceros laevis +.. Geel hauwmos Plantago lanceolata-type (B) 0,6 1,2 0,4 Smalle weegbreetype Plantago major-media-type (B).. 0,1 Grote/Getande/Ruige weegbreetype Polygonum aviculare-type (B) 0,5 +. Gewoon varkensgrastype Riccia + 0,3 + Land-/Watervorkje Spergula arvensis 0,3 0,8 0,1 Gewone spurrie Kruiden (algemeen) Apiaceae (B) 0,3 + 0,1 Schermbloemenfamilie Asteraceae liguliflorae 1,4 2,1 0,7 Composietenfamilie lintbloemig Asteraceae tubuliflorae. + 0,1 Composietenfamilie buisbloemig Brassicaceae (B) 1,4 0,8 0,1 Kruisbloemenfamilie Caryophyllaceae (B) 0,2 0,3 + Anjerfamilie Centaurea jacea-type (B). 0,3. Knoopkruidtype Fabaceae p.p. (B) 0,2 0,3. Vlinderbloemenfamilie Galeopsis-Ballota-groep (B) +. + Hennepnetel-Ballotegroep Geranium (B) 0,2. + Ooievaarsbek Hornungia-type (M) 0,3 0,5. Hornungiatype Matricaria-type (B) 0,3 0,9 0,1 Kamilletype Phyteuma-type (B). 0,1. Rapunzeltype Poaceae (B) 23,5 32,8 13,8 Grassenfamilie Ranunculaceae overig.. + Ranonkelfamilie (overig) Rubiaceae (B). + 0,1 Sterbladigenfamilie Rosaceae.. 0,2 Rozenfamilie Scabiosa columbaria-type (B) 0,2 0,8 + Duifkruidtype Senecio-type (B). 0,3. Kruiskruidtype Heide- en hoogveenplanten Calluna vulgaris (B) 23,7 12,3 10,3 Struikhei Potentilla-type (B) 0,3 0,1 0,1 Ganzeriktype Myrica gale (B). + 0,3 Wilde gagel Vaccinium-type (restgroep) (B).. 0,1 Bosbes-type (restgroep) Sphagnum. 2,1 4,3 Veenmos Graslandplanten Hydrocotyle vulgaris (B).. + Gewone waternavel Jasione montana-type (B). 0,1. Zandblauwtje Ranunculus acris-type (B). + 0,2 Scherpe boterbloemtype Rhinanthus-type (B) 0,2 + 0,1 Ratelaartype Rumex acetosa-type (P) +.. Veldzuringtype Succisa pratensis (P) + + 0,1 Blauwe knoop Trifolium (B) 0,2 +. Klaver Ruigtekruiden Chaerophyllum bulbosum (P). +. Knolribzaad Filipendula (B) 0,3. 0,1 Spirea Mentha-type (B) 0,2.. Munttype Valeriana officinalis-type (B).. + Echte valeriaantype Moeras- en oeverplanten

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken BIAXiaal 398 Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken K. Hänninen Maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat BIAXiaal 340 Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat K. Hänninen Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 699 DECEMBER 2013 F. VERBRUGGEN Colofon Titel: BIAXiaal 699 Onderzoek aan botanische macroresten uit een

Nadere informatie

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 601 SEPTEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 601 Pollen

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl BIAXiaal 99 Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl K. Hänninen H. van Haaster Oktober 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II BIAXiaal 159 Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II K. Hänninen Mei 2003 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 626 NOVEMBER 2012 F. VERBRUGGEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort BIAXiaal Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort L. Kooistra K. Hänninen juni 1998 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 594 JUNI 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 594 Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen)

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 529 augustus 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd)

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 577 Maart 2012 H. VAN HAASTER & K. HÄNNINEN Colofon Titel:

Nadere informatie

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 511 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 511 Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Nadere informatie

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap (on)kruiden kennen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Denk aan de toets Aan het einde van deze presentatie gaan we na of je de belangrijke termen die besproken worden

Nadere informatie

Pollen en macroresten van de vindplaats Hapert-De Pan (Midden- Bronstijd en Late-Mideleeuwen)

Pollen en macroresten van de vindplaats Hapert-De Pan (Midden- Bronstijd en Late-Mideleeuwen) Pollen en macroresten van de vindplaats Hapert-De Pan (Midden- Bronstijd en Late-Mideleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 571 CONCEPT FEBRUARI 2012 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 571 Pollen en macroresten

Nadere informatie

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo BIAXiaal 287 Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo K. Hänninen D.G. van Smeerdijk November 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 648 MAART 2013 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 648 Archeobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB)

Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB) Palynologisch onderzoek aan enkele grondsporen van een vindplaats uit de IJzertijd- Romeinse tijd in Heeswijk-Dinther (NB) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 502 08 december 2010 H. van Haaster Colofon Titel:

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef)

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 575 Februari 2012 Marjolein van der Linden Colofon Titel: BIAXiaal 575 Pollenonderzoek aan een beekdal

Nadere informatie

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 551 NOVEMBER 2011 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 551

Nadere informatie

Een Mooker spiekertje

Een Mooker spiekertje BIAXiaal 323 Een Mooker spiekertje Archeobotanisch macrorestenonderzoek aan een paalkuil van de ijzertijdvindplaats Molenhoek Middelweg (gem. Mook-Middelaar) W. van der Meer Augustus 2007 BIAX C o n s

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een veenlaag onder een twaalfde-eeuwse terp in Krommenie

Pollenonderzoek aan een veenlaag onder een twaalfde-eeuwse terp in Krommenie Pollenonderzoek aan een veenlaag onder een twaalfde-eeuwse terp in Krommenie RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 533 September 2011 M. van der Linden Colofon Titel: BIAXiaal 533 Pollenonderzoek aan een veenlaag

Nadere informatie

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd)

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 547 november 2011 W. van der Meer Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Onderzoek naar pollen, macroresten en houtskool op de vindplaats Oekene-Heilig-Hartziekenhuis (Volle tot Late-Middeleeuwen)

Onderzoek naar pollen, macroresten en houtskool op de vindplaats Oekene-Heilig-Hartziekenhuis (Volle tot Late-Middeleeuwen) Onderzoek naar pollen, macroresten en houtskool op de vindplaats Oekene-Heilig-Hartziekenhuis (Volle tot Late-Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 632 DECEMBER 2012 W. VAN DER MEER Colofon Titel:

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 535 oktober 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 535 Archeobotanisch

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA)

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 553 NOVEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 556 DECEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 556 Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) BIAXiaal 400 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) H. van Haaster maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 580 maart 2012 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 580 Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB)

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 600 juli 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 600 Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische

Nadere informatie

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.)

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) BIAXiaal 91 Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) H. van Haaster maart 00 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht BIAXiaal 334 Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht H. van Haaster K. Hänninen September 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Getallen in de tabel geven het aantal contexten weer waarin de soort is gevonden. Legenda: H = Huifakker; M = Moskes, S = Steenakker; (o) =

Nadere informatie

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae

Wetenschappelijke naam: Bellis Perennis. Compositae Gemaakt door: Datum: Thomas Rozendaal 9-10-'11 Pagina 3 Madelief Pagina 4 Kale jonker Pagina 5 Speerdistel Pagina 6 Boterbloem Pagina 7 Gewone Brunel Pagina 8 Witte smeerwortel Pagina 9 Guichelheil Pagina

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) BIAXiaal 338 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) H. van Haaster Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Archeo-rapport 52 De archeologische begeleiding bij de aanleg van een verbindingsriolering te Bilzen

Archeo-rapport 52 De archeologische begeleiding bij de aanleg van een verbindingsriolering te Bilzen Archeo-rapport 52 De archeologische begeleiding bij de aanleg van een verbindingsriolering te Bilzen Kessel-Lo, 2010 Studiebureau Archeologie bvba Archeo-rapport 52 De archeologische begeleiding bij de

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 622 DECEMBER 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 624 Archeobotanisch

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 47 augustus 00 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 47 Archeobotanisch onderzoek aan de

Nadere informatie

Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt

Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt Zaden en pollen uit een mogelijk 16e-eeuwse gracht of greppel op het KNMI-terrein in De Bilt RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 573 FEBRUARI 2012 K. HÄNNINEN & M. VAN DER LINDEN Colofon Titel: BIAXiaal 573 Zaden

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 531 september 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 531 Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat

Nadere informatie

De onderkant van de Huzarenwei

De onderkant van de Huzarenwei BIAXiaal 214 De onderkant van de Huzarenwei Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op de Huzarenwei te Goirle (IJzertijd-Romeinse tijd) H. van Haaster Januari 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) Tot Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 695 NOVEMBER 2013 H. VAN HAASTER Colofon

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Onkruiden 9 1.1 Eigenschappen van onkruiden 9 1.2 Systematische indeling van onkruiden 10 1.3 Vermeerdering van onkruiden 13 1.4 Overleven van onkruidzaden 14 1.5 Afsluiting

Nadere informatie

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( )

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( ) BIAXiaal 443 Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo (1300-1320) O. Brinkkemper Februari 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) BIAXiaal 408 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) H. van Haaster Juni 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor

Nadere informatie

Heteren-Melkweide ecologisch bezien

Heteren-Melkweide ecologisch bezien BIAXiaal 39 Heteren-Melkweide ecologisch bezien Plantaardige en dierlijke resten uit een geulvulling bij een prehistorische nederzetting H. van Haaster augustus 1997 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Landbouw en milieu rond Son

Landbouw en milieu rond Son BIAXiaal 484 Landbouw en milieu rond Son Verslag van onderzoek aan archeobotanisch materiaal van de vindplaats Son-Pastorie (ME) W. van der Meer September 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 684 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 684 Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven

Nadere informatie

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting BIAXiaal 390 Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting L. van Beurden Januari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten

Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 590 31 MEI 2012 LAURA I. KOOISTRA Colofon Titel:

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 607 augustus 2012 O. Brinkkemper Colofon Titel: BIAXiaal 607 Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte BIAXiaal 243 Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte H. van Haaster P. van Rijn December 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

6,5. Werkstuk door Z woorden 11 maart keer beoordeeld. Schermbloemenfamilie. Datum gevonden:

6,5. Werkstuk door Z woorden 11 maart keer beoordeeld. Schermbloemenfamilie. Datum gevonden: Werkstuk door Z. 1182 woorden 11 maart 2013 6,5 46 keer beoordeeld Vak Anders Schermbloemenfamilie Anthriscus sylvestris Umbelliferae Schermbloemenfamilie Fluitenkruid Datum gevonden: 05-05-2011 Hij stond

Nadere informatie

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium

Opdracht Biologie Informatie planten voor herbarium Opdracht Biologie Informatie planten voor herb Opdracht door J. 1666 woorden 14 april 2013 4,2 16 keer beoordeeld Vak Biologie Duizendknoopfamilie Veldzuring Rumex acetose L. Plukdatum 14-05-12 Rood Duizendknoopfamilie

Nadere informatie

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar BIAXiaal A 226 Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar K. Hänninen April 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K.

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. 469 Eindhoven-Meerhoven Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. Hänninen Mei 2010 Colofon Titel: BIAXiaal 469 Eindhoven-Meerhoven

Nadere informatie

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen

Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Verslag Eindejaars Plantenjacht 2015 Natuurgroep Kockengen Speuren naar bloeiende planten langs het Henri Dunantpad, 30 december 2015 foto: Pieter Hielema Theo van Schie Eindejaars Plantenjacht 2015 FLORON

Nadere informatie

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel 344 Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel Landschap en landgebruik in de IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd, op basis van botanisch onderzoek D.G. v. Smeerdijk L.I. Kooistra Mei 2008

Nadere informatie

Veenvorming gedurende het Midden- Pleniglaciaal in het Groot Huisven

Veenvorming gedurende het Midden- Pleniglaciaal in het Groot Huisven Veenvorming gedurende het Midden- Pleniglaciaal in het Groot Huisven RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 543 November 2011 Marjolein van der Linden Colofon Titel: BIAXiaal 543 Veenvorming gedurende het Midden-Pleniglaciaal

Nadere informatie

Botanisch onderzoek van een (post)middeleeuws gasthuis op de vindplaats Breda-de Beyerd

Botanisch onderzoek van een (post)middeleeuws gasthuis op de vindplaats Breda-de Beyerd BIAXiaal Botanisch onderzoek van een (post)middeleeuws gasthuis op de vindplaats Breda-de Beyerd L. van Beurden m.m.v. M. van Waijjen Maart 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen) Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 668 AUGUSTUS 2013 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 668 Archobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Den Haag-Oosteinde/Laan van Wateringseveld, pollen en zaden uit Romeinse tijd en Middeleeuwen

Den Haag-Oosteinde/Laan van Wateringseveld, pollen en zaden uit Romeinse tijd en Middeleeuwen Den Haag-Oosteinde/Laan van Wateringseveld, pollen en zaden uit Romeinse tijd en Middeleeuwen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 708 DECEMBER 2013 M. VAN DER LINDEN & K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 708 Den

Nadere informatie

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 BIAXiaal De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900 K. Hänninen M. van der Linden C. Vermeeren Oktober 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Oud onderzoek uitgediept: eco-archeologische insteek in Breda

Oud onderzoek uitgediept: eco-archeologische insteek in Breda Oud onderzoek uitgediept: eco-archeologische insteek in Breda RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 670 JULI 2013 M. VAN DER LINDEN & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 670 Oud onderzoek uitgediept: eco-archeologische

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 34 jrg7 Eindelijk kan ik nog eens schrijven over een activiteit waar ik zelf aan deelnam maar de slobkousjes zijn al zo gewoon om voor alles zelf te moeten zorgen dat Isabelle me ook nu

Nadere informatie

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart BIAXiaal Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart L.I. Kooistra november 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Informatieblad. Week 22: van 27 mei tot en met 3 juni Enkele nuttige wenken voor personen met een allergie voor grassen:

Informatieblad. Week 22: van 27 mei tot en met 3 juni Enkele nuttige wenken voor personen met een allergie voor grassen: Informatieblad Week 22: van 27 mei tot en met 3 juni 219 Enkele nuttige wenken voor personen met een allergie voor grassen: Volg in de eerste plaats de aanbevelingen en de behandelingen die door uw arts

Nadere informatie

Graan, hout, vee en vis

Graan, hout, vee en vis BIAXiaal 325 Graan, hout, vee en vis Botanisch, zoölogisch en fysisch antropologisch onderzoek aan sporen uit de IJzertijd, Romeinse periode en de Middeleeuwen van de vindplaats Ockenburgh (gemeente Den

Nadere informatie

Koningstraat 18, Arnhem, Archeobotanische resten uit een beerput (NT)

Koningstraat 18, Arnhem, Archeobotanische resten uit een beerput (NT) Koningstraat 18, Arnhem, Archeobotanische resten uit een beerput (NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 497 NOVEMBER 2010 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 497 Koningstraat 18, Arnhem, Archeobotanische

Nadere informatie

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen (Zie voor meer informatie over de verschillende graan rassen www.oranjelijst.nl) Tarwe (Triticum aestivum) 2 Eenkoorn (Triticum monococcum) 3

Nadere informatie

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk

Van G7 was het met name het subtype: - G7b Matig voedselrijke tot voedselrijke, vochtige bodem; voedselrijk tot zeer voedselrijk Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl www.knnv.nl/afdelingdelfland twitter: KNNVafdDelfland facebook: KNNV-afdeling-Delfland

Nadere informatie

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland)

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 602 JULI 2012 SILKE LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 602 Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg

Nadere informatie

ECOLOGISCHE INVENTARISATIE. S y l v e s t e r

ECOLOGISCHE INVENTARISATIE. S y l v e s t e r 1 ECOLOGISCHE INVENTARISATIE FAMILIE BAUHUIS SINT ISIDORUSHOEVE Juli 2008 2 Opdrachtgever: Bijkerk cs Landschapsarchitecten R. Postma Hengelosestraat 791 7521 PA ENSCHEDE Ecologische analyse: Sylvester

Nadere informatie

Informatieblad. Week n 19 : van 7 mei tot en met 13 mei 2018

Informatieblad. Week n 19 : van 7 mei tot en met 13 mei 2018 Informatieblad Week n 19 : van 7 mei tot en met 13 mei 2018 Wist u dat? In de loop der jaren had het grassentuifmeelseizoen de neiging om vroeger te beginnen in België 1. Ook in 2018 volgt de bevestiging

Nadere informatie

Informatieblad. Week 17: van 22 tot en met 28 april 2019

Informatieblad. Week 17: van 22 tot en met 28 april 2019 Informatieblad Week 17: van 22 tot en met 28 april 219 Wist u dat? De paardenkastanje (Aesculus) is een entomofiele boom. Dit betekent dat het stuifmeel hoofdzakelijk verspreid wordt via insecten, waardoor

Nadere informatie

Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda

Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda BIAXiaal 353 Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda K. Hänninen November 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een bodemprofiel bij Lalleweer-Kobeetjedraai (gem. Delfzijl)

Palynologisch onderzoek aan een bodemprofiel bij Lalleweer-Kobeetjedraai (gem. Delfzijl) Palynologisch onderzoek aan een bodemprofiel bij Lalleweer-Kobeetjedraai (gem. Delfzijl) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 507 februari 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 507 Palynologisch onderzoek

Nadere informatie

Informatieblad. Week 24: van 10 tot en met 16 juni 2019

Informatieblad. Week 24: van 10 tot en met 16 juni 2019 Informatieblad Week 24: van 1 tot en met 16 juni 219 Wist u dat? De brandnetelfamilie bestaat uit 4 soorten in België: 2 soorten brandnetels en 2 soorten glaskruid. Het brandnetelstuifmeel lijkt geen grote

Nadere informatie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 BIAXiaal 232 Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 K. Hänninen L. de Vries Mei 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 I, I I I Colofon RACM Ropportage Archeologische Monumentenzorg 170 Graven naa r de context va n een bronzen VolIgriffdolch en het middeleeuwse dorp Hees. Waardestellend

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg7 De wandeling naar het Munsterbos had veel van de processie van Echternacht! Twee voorwaarts en een achterwaarts. Net voor het vertrekuur zag de voorspelling op de buienradar er gewoon

Nadere informatie

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas)

Notitie. Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Notitie Inventarisatie Rapunzelklokje op locatie Platveld 4 te Meijel (gemeente Peel en Maas) Door: G.M.T. Peeters Notitienummer: 174 Datum: 16 september 2011 In opdracht van: Aelmans Ruimtelijk Ordening

Nadere informatie

Respect voor schoonheid. Oog voor detail

Respect voor schoonheid. Oog voor detail Schoonheid van geheel van vegetatie Respect voor schoonheid Details van landschap & bodem Oog voor detail Optimale omstandigheden > verscheidenheid aan Streven soorten die naar zich langs diversiteit hun

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 265 Archeobotanisch onderzoek aan een middeleeuwse vlasverwerkingsnederzetting bij Alblasserdam H. van Haaster April 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Palaeo-ecologisch onderzoek aan plaggen uit de wal van de Karolingische Ringwalburg van Domburg

Palaeo-ecologisch onderzoek aan plaggen uit de wal van de Karolingische Ringwalburg van Domburg BIAXiaal 148 Palaeo-ecologisch onderzoek aan plaggen uit de wal van de Karolingische Ringwalburg van Domburg D. van Smeerdijk November 2002 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen

Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Steenmeel als maatregel tegen verzuring in heide en bossen Roland Bobbink, Leon van den Berg, Huig Bergsma, Henk Siepel, Joost Vogels, Evi Verbaarschot, Bas van de Riet & Maaike Weijters BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

15 ton ds. 7,5 ton ds. Bron: Opbrengst in kg ds per ha. kg meetmelk per ha

15 ton ds. 7,5 ton ds. Bron: Opbrengst in kg ds per ha. kg meetmelk per ha 1 2 17500 Opbrengst in kg ds per ha 15000 12500 10000 7500 15 ton ds 7,5 ton ds 5000 0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 40000 kg meetmelk per ha Bron: 3 Onkruid Vers gras Verschil VEM (Voederwaarde)

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) UvA-DARE (Digital Academic Repository) Archeobotanica uit 's-hertogenbosch. Milieuomstandigheden, bewoningsgeschiedenis en economische ontwikkelingen in en rond een (post)middeleeuwse stad van Haaster,

Nadere informatie

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle 1 PLANTENWERKGROEP Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle Auteur Bert de Vaan - foto s Wim Schoenmakers Er was een goede opkomst op

Nadere informatie

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 568 1 FEBRUARI 2012 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 568 Heen-en-weer, exploitatie

Nadere informatie

Informatieblad. Week n 17 : van 23 april tot en met 29 april 2018

Informatieblad. Week n 17 : van 23 april tot en met 29 april 2018 Informatieblad Week n 17 : van 23 april tot en met 29 april 2018 Wist u dat? De paardenkastanje (Aesculus) is een entomofiele boom. Dit betekent dat het stuifmeel hoofdzakelijk verspreid wordt via insecten,

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 19 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 19 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 19 jrg8 Onze officieel aangekondigde gids Ine was al heel snel bezig met delegeren en gaf graag de fakkel door aan Paul Capals en Freddy Jansen. Guido, Luc, Dick, Peter, Jozefa, Nicole,

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg8

SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg8 SLOBKOUSNIEUWS 29 jrg8 De wandeling van 18 juli liep blijkbaar niet helemaal zoals door Ine was gepland maar te zien aan de waarnemingen die Guido doorstuurde en de leuke foto s van Isabelle en Luc was

Nadere informatie

De botanische geschiedenis van het KMA-terrein in Breda Palynologisch onderzoek aan de natuurlijke bodem onder het antropogene ophogingspakket.

De botanische geschiedenis van het KMA-terrein in Breda Palynologisch onderzoek aan de natuurlijke bodem onder het antropogene ophogingspakket. BIAXiaal 383 De botanische geschiedenis van het KMA-terrein in Breda Palynologisch onderzoek aan de natuurlijke bodem onder het antropogene ophogingspakket. M. van der Linden december 2008 BIAX C o n s

Nadere informatie

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België)

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België) Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 597 12 JUNI 2012 SILKE LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 597 Houtskool

Nadere informatie

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN

EENDENKOOI SCHIPLUIDEN EENDENKOOI SCHIPLUIDEN 2015-16 C.J. Nonhof F. Severijn KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT afdelingdelfland@knnv.nl

Nadere informatie

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS Milieu MO41B 2017-2018 KLEINE ZONNEDAUW (DROSERA INTERMEDIA) KENMERKEN SOORTNAAM Soortgroep/familie Hoofd-biotoop Uiterlijke kenmerken Extra foto s Zonnedauwfamilie

Nadere informatie

1.1 Archeobotanisch onderzoek (C. Moolhuizen & M. Hondelink)

1.1 Archeobotanisch onderzoek (C. Moolhuizen & M. Hondelink) 1.1 Archeobotanisch onderzoek (C. Moolhuizen & M. Hondelink) Inleiding Bij de opgraving zijn diverse sporen bemonsterd ten behoeve van onderzoek aan zaden en vruchten (macrobotanische resten). Hierbij

Nadere informatie

SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7

SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7 SLOBKOUSNIEUWS 32 jrg7 Het secretariaat bleef eens te meer afwezig op de wandeling in Peer maar dank zij Isabelle, Luc, Paul en Nicole kunnen jullie genieten van wat ze er zagen en het was blijkbaar zeer

Nadere informatie

Op zoek naar het laat-middeleeuwse cultuurlandschap rond Dordrecht

Op zoek naar het laat-middeleeuwse cultuurlandschap rond Dordrecht Op zoek naar het laat-middeleeuwse cultuurlandschap rond Dordrecht De resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek in Plangebied Stevenshof RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 475 JUNI 2010 H. VAN HAASTER

Nadere informatie