Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd)

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd)"

Transcriptie

1 Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 596 AUGUSTUS 2012 H. VAN HAASTER & S. LANGE

2 Colofon Titel: BIAXiaal 596 Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd) Gemeente: Cuijk Plaats: Cuijk Toponiem: De Nielt ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummers: (Becker & Van de Graaf) en 42377(ACVU-HBS) Centrumcoördinaten vindplaats: / Auteurs: H. van Haaster & S. Lange Opdrachtgever: ACVU-HBS ISSN: BIAX Consult, Zaandam, 2012 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk AL Zaandam tel: fax:

3 BIAXiaal Inleiding Tussen 2 maart 2006 en 17 oktober 2010 heeft, in opdracht van de gemeente Cuijk, archeologisch onderzoek plaatsgevonden in het plangebied De Nielt (gemeente Cuijk). Dit onderzoek is in verschillende fasen en door twee verschillende bedrijven uitgevoerd. Aanleiding was de op dit terrein geplande nieuwbouw. Dit zou gepaard gaan met het verloren gaan van de aanwezige archeologische resten. De vindplaats op De Nielt is een zogenaamde multi-periodevindplaats en is gelegen in een zeer dynamisch duinlandschap. De vroegste sporen van bewoning dateren in het Mesolithicum en de jongste stammen uit de Nieuwe tijd. Hierdoor biedt het onderzoek op deze vindplaats een unieke kans om inzicht te verkrijgen in de langetermijnontwikkeling van de bewoning in relatie tot het voortdurend veranderende landschap. Het plangebied De Nielt ligt circa 2 km ten noordwesten van het centrum van Cuijk. Aan de west- en noordzijde wordt het gebied begrensd door het water van de Heeswijkse Plas, aan de oostzijde door de spoorlijn tussen Cuijk en Molenhoek en aan de zuidzijde door de wegen Walstro en Jasmijn van het reeds gebouwde deel van de woonwijk Heeswijkse Kampen ( figuur 1). Figuur 1 De ligging van het onderzoeksterrein aan de Heeswijkse Plas, aan de noordrand van Cuijk ( Google Earth).

4 BIAXiaal De eerst fase van het onderzoek is uitgevoerd door Becker & van de Graaf. Dit betrof hoofdzakelijk het regulier vlakdekkend onderzoek. Hierbij is in totaal 11,5 ha vlakdekkend onderzocht (vlak 1 en 2). Het onderzoek dat in 2010 door ACVU- HBS is verricht (2 e fase), concentreerde zich op enkele terreindelen ten westen van en op het erf van boerderij De Nielt, die in de eerdere onderzoeksfasen nog niet toegankelijk waren. Daarnaast lag de focus op archeologische resten die op dieper niveau zijn aangetroffen en bij het eerdere onderzoek alleen steekproefsgewijs zijn onderzocht. Bij dit onderzoek is 1,8 ha vlakdekkend onderzocht. Tenslotte heeft ACVU-HBS op 14 en 17 oktober 2010 de sloop van boerderij De Nielt archeologisch begeleid. Tijdens het veldwerk zijn uit een groot aantal verschillende grondsporen monsters genomen voor houtskoolonderzoek, pollenonderzoek en onderzoek aan botanische macroresten. De vragen die aan dit onderzoek werden gesteld, betreffen de voedingseconomie, de milieuomstandigheden in de nabije en wijdere omgeving en de menselijke activiteit op en rond de nederzettingen uit de verschillende perioden. In het Programma van Eisen staan de vragen die het archeobotanisch ondezoek moet helpen beantwoorden alsvolgt geformuleerd: 1 7. Wat is de conservering van verschillende materiaalcategorieën, inclusief eventueel aanwezig archeobotanisch en zoölogisch materiaal? 10. Kan aan de hand van eventueel aangetroffen zoölogisch en (verkoold) botanisch materiaal de (voedsel) economie van de nederzetting(en) worden gereconstrueerd? 2. Monsterselectie en analysetechniek 2.1 MACRORESTENONDERZOEK Uit diverse grondsporen zijn in eerste instantie 56 monsters geselecteerd voor macrorestenonderzoek. Het onderzoek aan deze monsters is in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase bestond uit het inventariseren van de inhoud. Hierbij werd de conserveringstoestand, rijkdom en globale soortensamenstelling van het botanisch materiaal in de monsters onderzocht. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de waarde van de monsters voor eventueel gedetailleerd vervolgonderzoek (analyse). Op grond van de inventarisatieresultaten is in overleg met de opdrachtgever besloten 19 monsters volledig te analyseren. Voor een overzicht van de geanalyseerde monsters met hun contextgegevens wordt verwezen naar tabel 1. De macrorestenmonsters zijn met leidingwater gezeefd over een set zeven met maaswijdten van 0.25, 0.5, 1 en 2 mm. De inventarisaties en analyses zijn uitgevoerd door H. van Haaster. Hiervoor is een opvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 10x5 gebruikt en de vergelijkingscollecties van BIAX Consult. 1 Mietes 2010.

5 BIAXiaal Tabel 1 Cuijk-De Nielt, contextgegevens van de geanalyseerde monsters. Verklaring: P = geanalyseerd op pollen, M = geanalyseerd op macroresten, HK = geanalyseerd op houtskool, 14 C = gedateerd met 14 C. featurenr. context spoor put vondstnr. analyse datering 7001 waterput P, M NT? gebouw M BRONS/IJZ 8006 gebouw M ROMM 8007 gebouw M IJZL 8008 gebouw M ROMM 9034 gebouw M ROMM 9043 gebouw M ROMM 8044 gebouw C ROMM gebouw M BRONSM? gebouw HK BRONS 9001 hutkom HK, M, 14 C ROML kuil M ROMM kuil HK ROML kuil M IJZVB kuil M IJZV kuil M IJZVA spieker M IJZ kuil M IJZVB-IJZMA kuil M IJZMA kuil M IJZMA spieker M IJZV/M kuil M IJZMA 8050 gebouw 350B C BRONS 2.2 POLLENONDERZOEK Uit twee waterputten zijn monsters genomen voor pollenonderzoek. Het gaat om de sporen 7792 en Uit een inventarisatie bleek dat het pollenpreparaat van vondstnummer (spoor 7792) vrijwel pollenloos was. Het bevatte voornamelijk houtskoolfragmentjes. Het preparaat uit vondstnummer 4444 (spoor 3697) bevatte wel pollen, hoewel de conservering niet optimaal was. In overleg met de opdrachtgever is besloten dit monster toch te analyseren. Het is namelijk het enige pollenmonster met informatie over de milieuomstandigheden in de nabije en iets wijdere omgeving van de vindplaats. Voor de contextinformatie van het geanalyseerde pollenmonster wordt verwezen naar tabel 1. De pollenmonsters zijn geprepareerd door M. Hagen van het Laboratorium voor Sedimentanalyse van de Vrije Universiteit in Amsterdam. 2 Hierbij is de acetolysemethode van Erdtman gebruikt met modificaties van Konert. 3 De 2 Faculteit Aard- en Levenswetenschappen. 3 Erdtman 1960; Konert 2002.

6 BIAXiaal preparaten zijn met een doorvallend-lichtmicroscoop bij een vergroting van 10x40 geanalyseerd. Indien nodig zijn determinaties verricht bij een vergroting van 10x100 en/of door middel van fase-contrastmicroscopie. Voor de bepaling van het relatieve aandeel van de verschillende pollentypen is als uitgangspunt een totaalpollensom inclusief sporen van varens en veenmossen gebruikt. 4 Het totaal aantal getelde pollen en sporen per monster is daarbij op 100% gesteld. De percentages van de pollentypen, sporen en andere microfossielen zijn berekend op basis van deze totaalpollensom. De pollenanalyse is verricht door M. van Waijjen. 2.3 HOUTSKOOLONDERZOEK Tijdens de inventarisatie van de 56 grondmonsters zijn in bijna alle monsters houtskoolfragmenten aangetroffen. In drie monsters zijn behalve houtskoolfragmenten ook metaalspatten aangetroffen. Dat zijn de vondstnummers 366, 2461 en De houtskool uit deze monsters is geanalyseerd omdat het inzicht kan verschaffen in de bij de metaalverwerking gebruikte technieken. De houtskoolanalyse bestond uit het bepalen van de houtsoort. Daarnaast is, indien mogelijk, van elk stukje vastgesteld van welk deel van de boom (stam, tak, twijg, wortel, knoest, schors) het afkomstig is. Per vondstnummer zijn de aantallen en de gewichten per soort en boomdeel vastgelegd. Naast het determineren van de houtsoort en het boomonderdeel is gekeken of het hout was aangetast voordat het verkoolde. Onder aangetast hout wordt hout verstaan dat geïnfecteerd is door schimmels, bacteriën en insecten. De aantasting door schimmels en insecten is te herkennen door de aanwezigheid van schimmeldraden en diergangen die in de houtstructuur zijn gedrongen. Bij voortschrijdende aantasting verliest het hout zijn stevigheid, wat microscopisch zichtbaar is in een gedeformeerde houtstructuur. Deze verschillende vormen van aantasting zijn in verkoold hout te herkennen. Als veel houtskool deze vormen van aantasting heeft, kan het duiden op een bosbrand of op het gebruik van sterk aangetast sprokkelhout als brandstof. Aanwezigheid van vochtscheuren in afwezigheid van verkoolde schimmeldraden en vraatsporen kan echter betekenen dat vers, nog levend hout in een vuur terecht gekomen is. Vochtscheuren ontstaan door een hoog vochtgehalte in vers hout, waardoor de houtcellen tijdens verhitting als het ware ontploffen. Dit geldt niet voor eik. Droog eikenhout vertoont na verbranding en verkoling namelijk ook scheurtjes. Eik scheurt bij verbranding op de brede houtstralen, waardoor spleetjes in het microscopische beeld zichtbaar zijn. Bovendien hebben experimenten aangetoond dat vers gekapt eikenhout niet of nauwelijks brandbaar is. Om goed brandhout van eik te verkrijgen, moet het hout ten minste één jaar zijn gedroogd. 5 4 Dierlijke microfossielen en sporen van algen en schimmels zijn buiten de pollensom gehouden. 5 Wolf 2006.

7 BIAXiaal Tijdens de analyse is ook gekeken naar de verschillen in fragmentatie van de stukjes. Vandaar dat de spreiding van de soorten qua aantal en gewicht is bestudeerd. De houtskoolanalyses zijn uitgevoerd door C. Vermeeren en D. Lentjes met behulp van een opvallend-lichtmicroscoop met donkerveldverlichting en vergrotingen tot 10x40. Bij het determineren van houtsoorten is gebruik gemaakt van de vergelijkingscollectie van BIAX Consult en de determinatiesleutel van Schweingruber. 6 De rapportage over het houtskoolonderzoek is van de hand van S. Lange. 2.4 OUDERDOMSBEPALING Er zijn drie monsters voor 14 C-onderzoek geselecteerd. Deze zijn gedateerd door het 14 C laboratorium van het Scottish Universities Environmental Research Centre (SUERC) in Glasgow. Voor een overzicht van de voor datering ingezonden monsters en hun contextgegevens wordt verwezen naar tabel 1. Voor de gedetailleerde dateringsgegevens wordt verwezen naar bijlage Resultaten en discussie 3.1 MACRORESTEN- EN POLLENONDERZOEK Conservering Met uitzondering van waterput 701 (spoor 3697) zijn in geen van de onderzochte grondsporen onverkoolde plantenresten aangetroffen. De oorzaak hiervan is het feit dat de meeste grondsporen in het verleden gedurende lange tijd boven het grondwaterniveau hebben gelegen. Onder dergelijke zuurstofrijke omstandigheden blijven na verloop van tijd alleen verkoolde plantenresten bewaard. Alleen spoor 3697 uit waterput 701 lag diep genoeg (onder het grondwaterniveau) om te voorkomen dat de onverkoolde plantenresten geheel zouden vergaan Uitgangspunten bij de interpretatie van de macroresten. Omdat de formatieprocessen die hebben geleid tot de samenstelling van de onverkoolde en verkoolde zadenassemblages sterk verschillen, verschilt ook de informatiewaarde van deze assemblages. Archeobotanici zijn er tegenwoordig van overtuigd dat het overgrote deel van de verkoolde plantenresten die op een voormalig nederzettingsterrein worden gevonden, samen met graan op de nederzetting terecht zijn gekomen. 7 Hoewel deze plantenresten in eerste instantie in onverkoolde vorm op het nederzettingsterrein terecht kwamen, raakten ze vervolgens door verschillende doelbewuste en terloopse handelingen en processen verkoold (zie hieronder). De kans dat onkruiden die tussen granen groeien op deze manier verkoold raken, is 6 Schweingruber Van der Veen 2007, 979.

8 BIAXiaal vele malen groter dan de kans dat onkruiden uit moestuinen of natuurlijke vegetaties verkoold raken. Belangrijke processen/handelingen waarbij graanakkeronkruiden verkoold raken zijn de volgende. 1. Het gebruik van dorsafval als brandstof. Dit betreft zowel het verbranden van dorsafval (doelbewust of terloops) als het verbranden van dierlijke mest waarin zich dorsafval bevindt. 2. Voedsel (vooral graanproducten) dat per ongeluk verbrandt tijdens de voedselbereiding (bakken, eesten, roosteren of koken). 3. Voedselvoorraden die per ongeluk of bewust (tijdens vijandelijkheden) verbranden. 4. Het schoonmaken (uitbranden) van voorraadkuilen. 5. Het verbranden van geïnfecteerde of bedorven voedselvoorraden. Van deze handelingen/processen is de eerstgenoemde verreweg het belangrijkste. 8 Om bovengenoemde redenen gaan we er bij de interpretatie van de botanische onderzoeksgegevens van de vindplaats De Nielt vanuit dat verreweg de meeste verkoolde plantenresten samen met het graan op de nederzettingsterreinen terecht zijn gekomen. Van de onverkoolde zaden (uit spoor 3697) is dit veel minder zeker. Zij zullen waarschijnlijk grotendeels afkomstig zijn van planten die deel hebben uitgemaakt van de locale vegetatie in en rond de waterput waarin ze zijn aangetroffen. Uiteraard kan een deel ook afkomstig zijn van graanakkers. Graanakkeronkruiden komen immers in eerste instantie in onverkoolde toestand op een nederzettingsterrein terecht. Ze raken pas verkoold tijdens processen die in de nederzetting plaatsvinden en kunnen daarvoor in een onverkoolde toestand in een structuur (bijvoorbeeld een waterput) terecht komen waar zij in die toestand bewaard kunnen blijven. Bij de indeling van de plantensoorten in bijlage 1 is omwille van de herkenbaarheid uitgegaan van een recent systeem van ecologische groepering. 9 Het huidige voorkomen is bij de indeling dus het uitgangpunt, maar dit betekent niet dat de soorten vroeger in dezelfde vegetatiecategorieën voorkwamen. Vooral sterk door mensen beïnvloede vegetaties (zoals akkers) hadden vroeger een heel andere samenstelling dan vergelijkbare huidige vegetaties. Dit heeft onder andere te maken met fundamentele verschillen in de gebruikte agrarische technieken. Hierbij valt te denken aan bemestingssytemen, grondbewerking en toepassing van braakperiodes. Akkers werden vroeger bemest met een grote verscheidenheid aan organisch materiaal (bijvoorbeeld dierlijke mest, nederzettingsafval, plaggen, bosstrooisel, slootbagger). Hierdoor gingen onkruiden uit veel verschillende milieus deel uitmaken van de akkeronkruidvegetatie. Omdat de grondbewerking minder intensief was dan 8 We gaan er vanuit dat het gebruik van dierlijke mest als brandstof in ons klimaat van ondergeschikt belang is. In aride klimaten speelt dit wel een belangrijke rol, vooral als er nauwelijks brandhout in de natuurlijke omgeving kan worden gevonden (zie bijv. Cappers 2008, 12.) 9 Tamis et al

9 BIAXiaal tegenwoordig, hadden voeger ook meer meerjarige soorten een kans om op akkers te overleven. Ook toepassing van braakperiodes waarbij het akkerland een jaar met rust werd gelaten om de natuurlijke vruchtbaarheid te herstellen, had gevolgen voor de samenstelling van de akkeronkruidvegetatie Resultaten Bronstijd Slechts één monster is met zekerheid in de Bronstijd gedateerd (vnr. 1235). Een ander monster (vnr. 3494) heeft een datering die zowel in de Bronstijd als in de IJzertijd kan liggen, maar zal hier ook worden besproken. De monsters zijn alleen op macroresten onderzocht. De resultaten van dit onderzoek staan in bijlage Gebruiksplanten In deze categorie zijn alleen verkoolde resten van graan gevonden. Het gaat om bedekte gerst (Hordeum vulgare var. vulgare), pluimgierst (Panicum miliaceum), emmer (Triticum dicoccon) en mogelijk broodtarwe (Triticum cf. aestivum). De determinatie van broodtarwe is helaas niet helemaal zeker omdat de korrel door het verkolen sterk vervormd was. Pluimgierst is een graansoort met relatief kleine korrels die vroeger vooral op de zandgronden werd verbouwd (figuur 2). Figuur 2 Pluimgierst ( BIGLOBE). Het is in tegenstelling tot de andere aangetroffen granen een zogenaamde C4- plant. Dergelijke planten komen vooral voor in de warmere delen van de wereld. De benaming C4-plant betekent dat ze op een bijzondere manier kooldioxide vastleggen en daarbij minder water nodig hebben dan andere planten. Dit

10 BIAXiaal stofwisselingsproces werkt alleen goed bij temperaturen die overdag niet onder de 12 C komen. Daarom werd gierst in ons land vooral op droge, zandige bodems verbouwd die snel opwarmen. Op vochtige (koude) grond doet pluimgierst het niet goed. Vanaf de Bronstijd wordt pluimgierst in ons land verbouwd. Emmer was in de Bronstijd een populaire graansoort. Het is een oud cultuurgewas dat al door de eerste boeren in ons land (zo n 7000 jaar geleden) werd verbouwd. Van gerst bestonden in de prehistorie twee varianten: naakte en bedekte gerst. Naakte gerst (Hordeum vulgare var. nudum) is landbouwhistorisch gezien ouder dan bedekte gerst. Tijdens de Bronstijd vindt er in de Nederlandse landbouw een overgang plaats van naakte naar bedekte gerst. Na deze periode wordt naakte gerst nauwelijks meer gevonden. Waarom de overgang van naakte gerst naar bedekte gerst precies plaatsvond, is niet helemaal zeker maar het lijkt er volgens sommige onderzoekers op dat het een bewuste keus is geweest van de bronstijdboeren in ons land. Op het eerste gezicht is de keuze om over te stappen op bedekte gerst vreemd. Bedekte gerst is namelijk veel moeilijker te verwerken (dorsen etc.) omdat de graankorrels (in tegenstelling tot naakte gerst) zo stevig door het kaf zijn ingesloten. Een voordeel hiervan is echter dat het graan daardoor ook beter bestand is tegen allerlei ziektes, schimmel- en insectenaantasting en vogelvraat. Bovendien is bedekte gerst beter bestand tegen natte groeiomstandigheden. 10 Dit is de reden dat de overgang van naakte naar bedekte gerst in West-Friesland in verband is gebracht met een vernatting van het milieu in dit gebied. 11 Op de vindplaats De Nielt zijn alleen resten van bedekte gerst gevonden. Vondsten van broodtarwe worden in bronstijdcontexten minder vaak gedaan. Zoals hierboven al werd aangegeven, is de determinatie van broodtarwe niet helemaal zeker Wilde planten, onkruiden Wat de onkruiden betreft zijn alleen enkele vondsten gedaan van melganzenvoet (Chenopodium album), schapenzuring (Rumex acetosella) en vogelmuur (Stellaria media). Melganzenvoet en vogelmuur zijn planten die meestal op voedselrijke grond worden aangetroffen. Ze komen daarom veel voor op door mensen (of dieren) beïnvloede standplaatsen. Schapenzuring staat meestal op voedselarme bodems. Al met al zijn de onkruidvondsten echter te beperkt om hieruit conclusies te trekken over de locale milieuomstandigheden of de omstandigheden op de akkers Resultaten IJzertijd Uit deze periode zijn tien monsters geanalyseerd. De monsters zijn alleen op macroresten onderzocht. De resultaten van dit onderzoek staan in bijlage Renfrew Buurman 1996, 127 en 189.

11 BIAXiaal Gebruiksplanten Wat de granen betreft, zijn resten gevonden van gerst, emmer, broodtarwe, pluimgierst en spelt. De meeste resten zijn afkomstig van pluimgierst, gevolgd door gerst, emmertarwe, broodtarwe en spelt. Van Spelt is alleen een kafrestje (een zogenaamd aarvorkje) gevonden. Het staat bekend als een tarwesoort die ook onder marginale klimatologische omstandigheden nog een betrouwbare opbrengst levert en weinig vatbaar is voor plantenziekten. Het wordt vanaf de Bronstijd in ons land verbouwd. Ook haver staat in bijlage 1 bij de granen vermeld, maar het is niet zeker of de betreffende korrel wel van het cultuurgewas echte haver (Avena sativa) afkomstig is. Van haver bestaan meerdere soorten, en voor het betrouwbaar vaststellen van de soort zijn bepaalde kafresten nodig, die niet in het betreffende monster zijn gevonden. Gecultiveerde haver komt in ons land vanaf de Late-IJzertijd voor, maar vondsten uit die tijd zijn nog zeldaam. Het is daarom goed mogelijk dat de gevonden haverkorrel van het akkeronkruid oot (Avena fatua) afkomstig is. Oot is een onkruid dat in archeologische context vaak samen met emmer of gerst wordt gevonden. Het is een plant die vanaf de Bronstijd in ons land voorkomt. Van vlas (Linum usitatissimum) zijn enkele verkoolde zaden gevonden. Vlas is een gewas dat zowel voor de oliehoudende zaden als voor de vezels kan worden verbouwd. Waarvoor de ijzertijdbewoners van De Nielt het gewas hebben gebruikt, kan niet worden achterhaald. Vlasvezels kunnen worden gebruikt voor de productie van textiel (linnen) en touw. Uit de zaden (lijnzaad) kan olie (lijnolie) geperst worden die in de voeding of voor verlichting gebruikt kan worden. Lijnolie werd ook gebruikt voor het verduurzamen van touw, visnetten en houtwerk Wilde planten, onkruiden Afgaande op de boven beschreven theorie over de herkomst van verkoolde akkeronkruiden, gaan we er vanuit dat ook de onkruiden van de ijzertijdvindplaats afkomstig zijn van graanakkers; althans, de kans daarop is groot. Veel onkruiden in de ijzertijdmonsters zijn kenmerkend voor voedselrijke akkers en tuinen. Dat zijn zwaluwtong (Fallopia convolvulus), perzikkruid (Persicaria maculosa), melganzenvoet (Chenopodium album), zwarte en beklierde nachtschade (Solanum nigrum) en melde (Atriplex). Daarnaast komen een paar soorten voor die tegenwoordig vooral op voedselarmere bodems gevonden worden. Dat zijn schapenzuring (Rumex acetosella), eenjarige hardbloem (Scleranthus annuus), knopherik (Raphanus raphanistrum) en gewone spurrie (Spergula arvensis). Uit het voorkomen van deze soorten zou kunnen worden afgeleid dat sommige (delen van de akkers) op minder voedselrijke bodems waren gelegen. Dit kan het geval zijn geweest, maar met deze conclusie is wel enige voorzichtigheid geboden. De reden dat de genoemde soorten meestal op relatief voedselarme grond worden aangetroffen, is namelijk niet dat de planten niet van voedselrijke grond houden, maar op voedselrijke grond zijn ze niet tegen de concurrentie van snel groeiende andere onkruiden opgewassen! Zodra de groei van de sterkere voedselrijke onkruiden om wat voor reden dan ook geremd wordt (bijvoorbeeld door wieden), dan zien ook eenjarige hardbloem,

12 BIAXiaal schapenzuring, knopherik en gewone spurrie kansen om zich uit te breiden op voedselrijkere bodems. Ook de soorten die volgens het huidige systeem van ecologische groepering staan ingedeeld in de categorieën Tredplanten, Planten van voedselrijke ruigten, Oeverplanten en Graslandplanten kunnen heel goed deel hebben uitgemaakt van de akkeronkruidvegetatie. De oeverplanten kunnen op plaatsen gestaan hebben waar de akkers aan nat grasland grensden.12 Ook planten die tegenwoordig als graslandplant of ruigteplant bekend staan, kwamen vroeger veel op akkers voor. We denken dat dit ook in de prehistorie het geval was. Alle vondsten in overweging nemende is de conclusie dat de graanakkers rond de ijzertijdnederzetting van De Nielt waarschijnlijk waren aangelegd op voedselrijke tot matig voedselrijke bodems. De akkers hadden een ruig uiterlijk, vergelijkbaar met het beeld van figuur 3. Figuur Ouderwetse gerstakker met veel graslandplanten en ruigtekruiden ( BIAX Consult). Resultaten Romeinse tijd Uit deze periode zijn zes monsters onderzocht waarin vrijwel uitsluitend verkoolde plantenresten zijn gevonden. De monsters zijn alleen op macroresten onderzocht. De resultaten van dit onderzoek staan in bijlage Zie bijvoorbeeld Weeda 1988, 165.

13 BIAXiaal Gebruiksplanten Wat de gebruiksplanten betreft, zijn resten van bedekte gerst, emmer, pluimgierst, spelt, vlas, erwt (Pisum sativum) en mogelijk linze (cf. Lens culinaris) en haver (Avena) gevonden. Met de granen en het vlas hadden we al bij de beschrijving van de oudere perioden kennis gemaakt, maar erwt en linze zijn nieuwe gewassen. Helaas was het ene zaad van linze door de verkoling vervormd geraakt waardoor de determinatie niet 100% zeker is. Linzen werden al door de eerste boeren in ons land verbouwd, maar worden niet vaak gevonden. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de slechte conserveringskans van peulvruchten (zie hieronder). In vondstnummer (gebouw 9043) is een verkoolde erwt (Pisum sativum) gevonden. Erwt behoort tot de oudste cultuurgewassen ter wereld en werd evenals linze al door de eerste boeren verbouwd, ook in ons land. Dat slechts één erwt en één (mogelijke) linze is gevonden, zegt niets over het aandeel dat deze peulvruchten hadden in de voedingseconomie van de ijzertijdbewoners. Hetzelfde geldt voor het ene zaad van vlas. Het heeft alles te maken met de formatieprocessen die een rol hebben gespeeld bij de samenstelling van de macrorestenassemblages op De Nielt. Op vindplaatsen waar alleen verkoolde plantenresten bewaard zijn gebleven, zijn granen namelijk altijd sterk oververtegenwoordigd. Dat komt omdat granen een grotere kans om te verkolen dan andere cultuurgewassen. Ze hebben namelijk een grotere kans om met open vuur in aanraking te komen. Het bakken van graanproducten (brood, koek) gebeurde immers vaak bij open vuur. Bovendien werden granen vaak geëest om het dorsen te vergemakkelijken en de opslagcondities te verbeteren omdat de kiem door het eesten wordt gedood. Bij eesten worden de nog door het kaf omgeven korrels licht geroosterd waardoor het kaf bros wordt en makkelijker los laat. Bij deze werkzaamheden gebeurden wel eens ongelukjes waardoor een partij graan geheel of gedeeltelijk verkoolde. Bij oliehoudende zaden zoals vlas is deze behandeling niet nodig en werkt eesten zelfs averechts, omdat de zaden door licht roosteren aan elkaar gaan kleven. 13 Peulvruchten als erwt en linze worden niet geroosterd of gebakken, maar gekookt, hetgeen hun kans op verkolen ook verkleint. Vooral in vondstnummer uit gebouw 9043 zijn relatief veel resten van graan gevonden. Mogelijk lagen er in dit gebouw voedselvoorraden opgeslagen en/of werden er maaltijden bereid. Van gerst zijn in vondstnummer aarspilsegmenten gevonden. 14 Deze onderdelen van de aar worden al in een vroeg stadium van de oogstverwerking (op of in de nabije omgeving van de productienederzetting) van de korrels gescheiden. Grote hoeveelheden aarspilsegmenten, duiden daarom op locale productie van gerst. In een partij gedorste gerst zullen echter altijd wel enkele aarspilsegmenten achterblijven. Daarom vormen kleine aantallen van deze kafresten (zoals in de monsters van De Nielt het geval is) geen betrouwbaar bewijs voor locale productie. Van 13 Van Zeist 1968, Een aarspil bestaat anatomisch bezien uit meerdere segmenten, die vaak afzonderlijk worden gevonden. Soms worden meerdere segmenten aaneen gevonden. In die gevallen spreken we van aarspilfragmenten.

14 BIAXiaal emmer en spelt is ook dorsafval (aarvorkjes) gevonden. Aarvorkjes zijn de onderdelen van het aartje waarmee graankorrels aan de aarspil vastzitten. Aarvorkjes zitten bij emmer en spelt na de eerste dorsing nog aan de graankorrels vast. In deze vorm wordt het graan ook verhandeld. 15 De aarvorkjes worden pas vlak voor de maaltijdbereiding tijdens een tweede dorsronde verwijderd (bijvoorbeeld d.m.v. eesten of stampen en zeven). Hoewel we op grond van de aangetroffen resten dus niet kunnen bewijzen dat de granen locaal zijn verbouwd, is het gezien de context waarin de resten zijn gevonden wel aannemelijk. Alle genoemde soorten behoren tot de gebruikelijke vondsten in contexten uit de Romeinse tijd Wilde planten, onkruiden Wat de wilde planten betreft zijn geen opvallende vondsten gedaan. Het onkruidspectrum is hetzelfde als tijdens de IJzertijd. Dat betekent dat de gewassen op dezelfde bodemtypen verbouwd werden en ook de gebruikte agrarische technieken vermoedelijk dezelfde waren. Er zijn geen aanwijzingen voor verarming van de bodem of voor toepassing van een andere vorm van bemesting. Wel hadden de akkers mogelijk een minder ruig uiterlijk dan in de IJzertijd Resultaten Nieuwe tijd Uit deze periode is slechts één monster uit een waterput geanalyseerd. Het is het enige monster van vindplaats De Nielt waarin onverkoolde plantenresten zijn gevonden, hoewel de conservering van deze resten niet optimaal is. Het monster is zowel op macroresten als op pollen onderzocht. De resultaten van het macrorestenonderzoek staan in bijlage 3, die van het pollenonderzoek staan in bijlage Macrorestenonderzoek Gebruiksplanten Wat de gebruiksplanten betreft, zijn alleen pitten van gewone vlier (Sambucus nigra) gevonden. Vlierstruiken komen van nature in ons land voor. Ze zijn vaak te vinden op ruige, minder intensief gebruikte plaatsen in en rond menselijke nederzettingen, bijvoorbeeld bij opslagplaatsen, bij oude schuren en langs hekken en erfafscheidingen (figuur 4). 15 Hillman 1984, 8.

15 BIAXiaal 596 Figuur 4 13 Kenmerkende standplaats van vlier en grote brandnetel in voedselrijke ruigte bij een oude schuur ( BIAX Consult). Vlierbessen werden vroeger veel door mensen gegeten. Ook vogels zijn echter dol op de bessen. Via de uitwerpselen van de vogels kunnen de zaden overal terechtkomen. In de waterput zijn echter zoveel zaden gevonden, dat we er van uitgaan dat er vlak bij de waterput een vlierstruik stond. Milieuomstandigheden. Door de matige conserveringsomstandigheden zijn maar weinig macroresten gevonden waarmee het locale milieu kan worden getypeerd. De vele vruchtjes van wilg (Salix) geven aan dat in de directe omgeving van de waterput één of meerdere wilgen stonden. Andere planten waarvan macroresten in de waterput zijn gevonden zij melganzenvoet, water- en/of akkermunt (Mentha aquatica/arvensis), een waterweegbreesoort (Alisma), grote brandnetel (Urtica dioica), hazenpootje (Trifolium arvense-type), een soort kaasjeskruid (Malva), een rus (Juncus) en kleine steentijm (Clinopodium acinos). De meeste soorten zullen vlakbij de waterput gegroeid hebben. Grote brandnetels kunnen op dezelfde soort plaatsen als vlierstruiken groeien (figuur 4). Ook kaasjeskruid groeit meestal op enigszins ruige plekken. De rus, hazenpootje en munt groeiden waarschijnlijk in een vochtig grasland. De waterweegbree zal waarschijnlijk in de waterput gegroeid hebben, mogelijk nadat deze in onbruik was geraakt. De vondst van kleine steentijm is bijzonder want zaden van deze plant worden niet vaak gevonden. Kleine steentijm is een klein plantje dat op zonnige, droge,

16 BIAXiaal lichte grond groeit. Hoewel de plant tegenwoordig zeer zeldaam is, kan hij vroeger algemener zijn geweest. Mogelijk is de plant als keukenkruid gebruikt. Het is evenals haar familieleden munt, oregano, bonenkruid en salie een sterk geurende plant. Figuur 5 Kleine steentijm ( Rasbak) Pollenonderzoek Milieuomstandigheden Het boompollenpercentage in het monster uit de waterput bedraagt 30,7%. Uit experimenteel onderzoek in recente vegetaties is gebleken dat boompollenpercentages van minder dan 25% duiden op een open landschap. Het percentage uit de waterput komt daar dichtbij in de buurt. Het meeste boompollen is afkomstig van els (Alnus: 10,7%), gevolgd door hazelaar (Corylus: 6,1%), berk (Betula: 5,4%) en eik (Quercus: 4,4%). De genoemde boomsoorten staan bekend als goede pollenproducenten. Palynologisch bezien zijn de percentages daarom relatief laag. Daarom denken we dat er in de nabije omgeving hooguit enkele van deze bomen hebben gestaan. Gewone vlier en wilg staan bekend als zeer slechte pollenverspreiders. Daarom is pollen van deze bomen zelden in hoge percentages aanwezig in archeologische pollenmonsters. Van vlier is slechts één pollenkorrel gevonden en van wilg slechts 2 korrels. Toch weten we uit het macrorestenonderzoek dat er dichtbij de waterput een wilg en een vlier gestaan hebben. Wat de kruidige vegetatie betreft, kan geconcludeerd worden dat grasland waarschijnlijk een belangrijk vegetatietype was. Het pollen van grassen (Poaceae) is met 19% het beste vertegenwoordigd. Dit pollen kan in theorie echter ook van oever- en moerasplanten of akkeronkruiden afkomstig zijn. Omdat pollen van andere oever- en moerasplanten nauwelijks aanwezig is, kan dit vegetatietype

17 BIAXiaal voor de herkomst van het graspollen min of meer worden uitgesloten. 16 In de nabije omgeving waren echter wel akkers aanwezig zie (hieronder) waarop ook grassen als onkruid kunnen hebben gegroeid. De aanwezigheid van soorten als knoopkruid (Centaurea jacea-type), smalle weegbree (Plantago lanceolata-type), boterbloem (Ranunculus acris-type), ratelaar (Rhinanthus-type) en veldzuring-type (Rumex acetosa-type) toont aan dat in de nabije omgeving ook echte graslandvegetaties aanwezig waren. De genoemde soorten zijn indicatief voor grasland dat naar huidige maatstaven extensief beheerd wordt. Dat de pollenpercentages van de soorten laag zijn, heeft te maken met het feit dat het insectenbestuivers zijn die maar heel weinig pollen hoeven te produceren. Palynologisch bezien vormen de soorten met elkaar een aanwijzing voor extensief beheerd grasland. Het is opvallend dat in het monster geen pollen of sporen van waterplanten is gevonden, zelfs niet van algen. Wel kunnen de sporen van veenmos afkomstig zijn van mosplanten die in de waterput hebben gegroeid. De categorie Algemene kruiden betreft pollentypen die niet tot op de soort konden worden gedetermineerd waardoor ze niet voor één bepaald milieutype indicatief zijn. Het pollen van struikhei (Calluna vulgaris: 5,4%) kan afkomstig zijn van een heidevegetatie in de omgeving. Het percentage is echter niet hoog genoeg om daaruit af te leiden dat in de directe omgeving sprake was van een heideveld Menselijke activiteit In het pollenmonsters zijn duidelijke aanwijzingen gevonden voor menselijk activiteit in de nabije omgeving. Pollen van granen is goed vertegenwoordigd. Het gaat om pollen van rogge (Secale cereale: 1,7%), tarwe (Triticum-type: 1,3%), gerst of tarwe (Hordeum/Triticum-type: 3,8 %), boekweit (Fagopyrum esculentum: 0,8%) en een aantal pollenkorrels waarvan niet kon worden bepaald van welke graansoort ze afkomstig zijn (Cerealia: 0,5%). De percentages van het graanpollen zijn niet hoog maar dat komt omdat gerst en tarwe zelfbestuivende granen zijn. Het pollen van deze granen blijft tijdens de bloei in het kaf besloten en komt pas vrij bij het dorsen. Daarom zijn lage percentages pollen van gerst en tarwe (zoals in de hier besproken waterput) al een bewijs voor de verbouw en/of verwerking ervan in de nabije omgeving van een monsterlocatie. 17 Ook boekweit verspreidt zijn pollen slecht omdat het een insectenbestuiver is. Het lage pollenpercentage betekent daarom toch dat sprake was van boekweitverbouw in de omgeving. Pollen van rogge wordt wél in grote hoeveelheden door de wind verspreid. Voor de herkomst van het roggepollen moeten we daarom een iets ruimere marge nemen dan bij het andere graanpollen het geval is. Ook akkeronkruiden zijn duidelijk aanwezig. Het gaat onder andere om bolderik (Agrostemma githago), korenbloem (Centaurea cyanus) en gewone spurrie (Spergula arvensis). Bolderik is een akkeronkruid uit de anjerfamilie met prachtige 16 Het pollen van de cypergrassen kan ook afkomstig zijn van graslandplanten. 17 Zie bijvoorbeeld Diot 1992.

18 BIAXiaal paars-roze bloemen (figuur 6). Uit beerputonderzoek blijkt dat de zaden vroeger met het graan werden meegeoogst en uiteindelijk samen met het graanproduct werden opgegeten. Dat is opvallend omdat de zaden bijzonder giftig zijn. De klachten die de consumptie van dit zaad veroorzaakte, waren echter niet specifiek genoeg, waardoor het verband tussen het eten van het zaad en de ziekteverschijnselen pas in de 19 e eeuw werd ontdekt. 18 Tegenwoordig wordt bolderik zorgvuldig uit akkers verwijderd, zelfs in akkeronkruidreservaten. 19 Figuur 6 De prachtige, maar zeer giftige bolderik ( T. Spaans). 3.2 HOUTSKOOLONDERZOEK Voor de resultaten van het houtskoolonderzoek wordt verwezen naar bijlage 5. Het houtspectrum van de houtskool uit de drie monsters (vondstnummers 366, 8624 en 2461) omvatte eik (Quercus), els (Alnus), wilg (Salix), hazelaar (Corylus avellana), es (Fraxinus excelsior) en kornoelje (Cornus). Van een aantal fragmenten is wel achterhaald dat ze van loofboomsoorten afkomstig zijn, maar nauwkeuriger konden deze stukjes niet worden gedetermineerd. Voor de chronologische spreiding van de houtskoolvondsten wordt verwezen naar tabel 1. Tabel 2 Cuijk-De Nielt, spreiding van houtsoorten per periode. Bronstijd houtsoort N % gewicht % Eik , Els 3 6 0,208 6 Es 1 2 0, Knörzer Als het graan van deze akkers tenminste bestemd is voor menselijke consumptie.

19 BIAXiaal Romeinse tijd indet 20 4?? nvt totaal , Eik , Els ,186 5 Hazelaar 1 1 0,010 0 Kornoelje 1 1 0,013 0 Wilg 4 3 0,069 2 loofhout indet ,092 3 totaal , Vondstnummer 366 Het monster is afkomstig uit een kuil binnenin een gebouwstructuur (spoor 353) die voorlopig gedateerd is in de Bronstijd. De conservering van de houtskool was goed. De stukjes waren niet door post-depositionele processen aangetast. Het monster omvatte tamelijk grote fragmenten en veel ijzerslakken. Van vondstnummer 366 zijn in totaal 54 stuks houtskool gedetermineerd. Zesenveertig stuks houtskool zijn van eik, drie van els en één van es. Bijna een derde van de houtskool van eik bestond uit stamhout. Van de overige stukjes eikenhoutskool kon de herkomst uit de boom niet worden achterhaald. Elf stuks houtskool, zeven van eik en vier niet op soort te bepalen, waren vervormd qua houtstructuur. Deze stukjes vielen bovendien op door de glans en de hardheid van de kool Vondstnummer 8624 Dit monster uit hutkom 1 (spoor 2020), gedateerd in de Romeinse tijd, omvatte meer dan 200 stukjes houtskool, waarvan er 100 zijn gedetermineerd. Het monster bestond bijna uitsluitend uit houtskool van eik. Drie keer is els en vier keer is houtskool van wilg aangetroffen. Eén van de stukjes houtskool van eik was vervormd. De houtskool van wilg (mogelijk een tak) vertoonde vraatsporen. Mogelijk is deze per ongeluk tussen het brandhout geraakt en verkoold. Verkoolde schimmeldraden in de houtskool zijn niet vastgesteld Vondstnummer 2461 De houtskool is afkomstig uit een kuil (spoor 7844), gedateerd in de Romeinse tijd. Het monster omvatte zeer kleine fragmenten houtskool, kleiner dan 0,3 cm 3. In totaal zijn 46 stukjes houtskool gedetermineerd (van de ca. 100 stuks). Het houtspectrum bestond hoofdzakelijk uit els en eik. Eén (mogelijk drie) keer is hazelaar en één keer kornoelje gedetermineerd. Daarnaast omvatte het monster andere zachte houtsoorten die niet nader op taxon konden worden gedetermineerd. Van twee stukjes houtskool van eik was de celstructuur vervormd. Verder zijn geen bijzonderheden aan de houtskool waargenomen. 20 De vier stuks zijn niet gewogen en daarom in de statistische uitwerking niet meegenomen.

20 BIAXiaal OUDERDOMSBEPALING Voor de resultaten van de 14 C-dateringen en de calibraties wordt verwezen naar bijlage Conclusies De conserveringsomstandigheden voor onverkoolde plantenresten waren op de vindplaats De Nielt helaas niet optimaal. De oorzaak hiervan is het feit dat de meeste grondsporen in het verleden gedurende lange tijd boven het grondwaterniveau hebben gelegen. Onder dergelijke zuurstofrijke omstandigheden blijven na verloop van tijd alleen verkoolde plantenresten bewaard. Alleen spoor 3697 uit waterput 0701 dat in de Nieuwe tijd is gedateerd, lag diep genoeg (onder het grondwaterniveau) om te voorkomen dat de onverkoolde plantenresten geheel zouden vergaan. Het feit dat voornamelijk verkoolde plantenresten zijn gevonden heeft belangrijke gevolgen voor het beantwoorden van vragen over de milieuomstandigheden, voedingseconomie en andere aspecten van menselijke activiteit. Zo zijn granen sterk oververtegenwoordigd en zijn nauwelijks resten van andere cultuurgewasen gevonden. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat granen (en de meegeoogste akkeronkruiden) een grotere kans hebben om te verkolen dan andere cultuurgewassen omdat ze een grotere kans hebben om met vuur in aanraking te komen. Omdat onverkoolde plantenresten in de meeste sporen niet bewaard zijn gebleven, zijn ook de vragen over de locale milieuomstandigheden niet goed te beanwoorden. Ondanks deze beperkingen heeft het onderzoek toch waardevolle gegevens opgeleverd die hieronder per culturele periode zullen worden samengevat. 4.1 BRONSTIJD In de economie van de bronstijdnederzetting speelden bedekte gerst, pluimgierst, emmer en mogelijk broodtarwe een rol. Ongetwijfeld kenden de bronstijdbewoners van De Nielt meer cultuurgewassen en andere gebruiksplanten, maar daar zijn door de matige conserveringsomstandigheden op de vindplaats geen resten van teruggevonden. De onkruidvondsten zijn helaas te beperkt om hieruit conclusies te trekken over de locale milieuomstandigheden of de omstandigheden op de akkers. Uit het houtskoolonderzoek blijkt dat eik, els en es in de omgeving hebben gegroeid. Eik en es geven de voorkeur aan hogere gronden, els daarentegen groeit ook langs waterlopen en in de lagere delen van het landschap. De gegevens uit het houtskoolonderzoek zijn echter niet representatief voor een vegetatie- of landschapsreconstructie. Het gebruikte hout kan immers selectief zijn verzameld. Vooral eik blijkt te zijn gebruikt, en in mindere mate els en es. Er zijn geen aanwijzingen voor het gebruik van dood hout. Ook zijn er geen aanwijzingen voor vers of onvolledig gedroogd hout. De houtstructuur van elf stukjes houtskool is tijdens de verbranding vervormd geraakt. Eik behoort tot de

21 BIAXiaal inheemse hardhoutsoorten waarmee hoge stooktemperaturen kunnen worden bereikt. Indien de verbranding van eik plaatsvindt in een zuurstofrijke omgeving worden hoge temperaturen bereikt en vervormt het eikenhout of vervalt in zijn geheel tot as. Bij weinig zuurstoftoevoer (bijvoorbeeld wanneer het vuur in een oven of een afgedekte kuil betreft) blijven de temperaturen lager dan 500 C en komt het tot houtskoolontwikkeling. Vervormde houtskool kan dan ook een aanwijzing zijn voor gespecificeerde stookprocessen, zoals in houtskoolmeilers (weinig of geen zuurstof, consequent lage temperaturen van 275 C, oplopend tot 400 C) en metaalverwerking (hoge temperaturen tot 1200 C die tot smelten van metaal leiden). 21 De rook van eik is bijtend en kan tot irritaties van de ogen leiden, vooral als het vuur binnenshuis wordt gestookt. Voor ambachtelijke activiteiten werd juist eik gebruikt, zoals hierboven al vermeld vanwege de hoge temperaturen, maar ook vanwege de relatief lange brandtijd. 4.2 IJZERTIJD In de economie van de ijzertijdnederzetting speelden bedekte gerst, emmer, pluimgierst, broodtarwe, spelt, vlas en mogelijk haver een rol. De economie lijkt hiermee een bredere basis te hebben gehad dan tijdens de Bronstijd maar dat is schijn. Het grotere aantal aangetoonde gebruiksplanten vindt zijn oorzaak zonder twijfel in het feit dat uit de IJzertijd vijf maal zoveel monsters zijn onderzocht. Ook voor de IJzertijd geldt dat de bewoners ongetwijfeld meer cultuurgewassen en andere gebruiksplanten kenden dan zijn aangetroffen, maar dat daar door de relatief slechte conserveringsomstandigheden geen resten van zijn teruggevonden. Door het ontbreken van contexten met onverkoolde plantenresten kon ook geen informatie over de locale milieuomstandigheden worden verkregen. Uit de samenstelling van het (verkoolde) akkeronkruidspectrum kan voorzichtig de conclusie worden getrokken dat de akkers op voedselrijke tot matig voedselrijke grond waren gelegen. 4.3 ROMEINSE TIJD Tijdens de Romeinse tijd waren gerst, emmer en pluimgierst waarschijnlijk de belangrijkste granen in de economie. Ook werden ertwen en mogelijk linzen en haver verbouwd. De bewoners kenden ongetwijfeld meer cultuurgewassen en gebruikten ook planten uit hun natuurlijke omgeving, maar daar zijn geen resten van teruggevonden. Het akkeronkruidspectrum is vrijwel hetzelfde als tijdens de IJzertijd. De gewassen werden waarschijnlijk op dezelfde bodemtypen verbouwd. Ook de gebruikte agrarische technieken waren vermoedelijk dezelfde. Er zijn geen aanwijzingen voor verarming van de bodem of voor toepassing van bemesting. Wel hadden de akkers mogelijk een minder ruig uiterlijk dan in de IJzertijd. 21 Melzer 2004.

22 BIAXiaal Door het ontbreken van contexten met onverkoolde plantenresten kon geen informatie over de locale milieuomstandigheden worden verkregen. Het botanisch onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor Romeinse invloeden. Het houtskoolonderzoek heeft naast eik en els, ook het voorkomen van hazelaar, wilg en kornoelje aangetoond. Ook in deze periode is vooral eikenhout brandstof gebruikt. Liefst 90% van de houtskool was van eik. Er zijn geen aanwijzingen voor het gebruik van dood hout. Houtskool van gesprokkeld hout dat op de grond heeft gelegen of nog heeft vastgezeten aan een levende boom, vertoont namelijk meestal de combinatie van vraat- en mee verkoolde schimmeldraden. Drie stukjes houtskool van eik waren vervormd qua houtstructuur. 4.4 NIEUWE TIJD In de waterput uit deze periode zijn geen macroresten van cultuurgewassen gevonden. Het pollenonderzoek heeft echter aangetoond dat in de nabije omgeving tarwe, boekweit, rogge en mogelijk gerst werden verbouwd. Het landschap in de omgeving van de nederzetting had een tamelijk open karakter. Over de exacte verdeling van de bomen in het landschap konden geen uitspraken worden gedaan. Het kan om bosrestantjes gaan, maar ook om houtsingels, houtwallen of perceeltjes geriefbos. Hoewel het landschap rond de waterput open was, stonden vlakbij de put een vlierstruik en een wilg. Ook over de kruidige vegetatie heeft het pollenonderzoek informatie opgeleverd. Grasland was een belangrijk vegetatietype. Naar huidige maatstaven werd dit grasland extensief gebruikt. Over het exacte gebruik van het grasland konden geen uitspraken worden gedaan, maar waarschijnlijk gaat het om een gecombineerd gebruik van weiland en hooiland. Veel andere aangetroffen pollentypen zijn afkomstig van een tweede belangrijk landschapselement: akkers. 4.5 BEANTWOORDING VAN DE ONDERZOEKSVRAGEN UIT HET PROGRAMMA VAN EISEN Vraag 7: wat is de conservering van verschillende materiaalcategorieën, inclusief eventueel aanwezig archeobotanisch en zoölogisch materiaal? De conserveringsomstandigheden voor onverkoolde plantenresten waren op de vindplaats De Nielt helaas niet optimaal. De oorzaak hiervan is het feit dat de meeste onderzochte grondsporen in het verleden gedurende lange tijd boven het grondwaterniveau hebben gelegen. Onder dergelijke zuurstofrijke omstandigheden blijven na verloop van tijd alleen verkoolde plantenresten bewaard. Alleen spoor 3697 in waterput 0701 dat in de Nieuwe tijd is gedateerd, lag diep genoeg (onder het grondwaterniveau) om te voorkomen dat de onverkoolde plantenresten geheel zouden vergaan. De verkoolde plantenresten waren redelijk tot goed geconserveerd

23 BIAXiaal Vraag 10: Kan aan de hand van eventueel aangetroffen zoölogisch en (verkoold) botanisch materiaal de (voedsel) economie van de nederzetting(en) worden gereconstrueerd? Het feit dat in de prehistorische en Romeinse contexten voornamelijk verkoolde plantenresten zijn gevonden, heeft belangrijke gevolgen gehad voor het beantwoorden van vragen over de voedingseconomie. Zo zijn granen sterk oververtegenwoordigd en zijn nauwelijks resten van andere cultuurgewasen gevonden. Dit vindt zijn oorzaak in het feit dat granen een grotere kans om te verkolen dan andere cultuurgewassen, omdat ze een grotere kans hebben om met vuur in aanraking te komen. Desondanks is enige informatie over de voedingsgewoonten tijdens de Bronstijd, IJzertijd en Romeinse tijd verkregen. De informatie over de voedingseconomie tijdens de Nieuwe tijd is afkomstig van het pollenonderzoek aan waterput Omdat dit pollen behalve van locale herkomst ook van iets grotere afstand kan zijn komen aanwaaien, heeft het beeld van de voedingseconomie mogelijk betrekking op een gebied dat iets groter is dan de nederzetting zelf. Voor een gedetailleerde reconstructie van de voedingsgewoonten wordt verwezen naar de betreffende paragrafen hierboven.

24 BIAXiaal Literatuur Beug, H.-J., 2004: Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Gebiete, München. Buurman, J., 1996: The Eastern Part of West-Friesland in later Prehistory. Agricultural and Environmental Aspects, thesis, Leiden. Cappers, R.T.J., 2008: Akkers in muren. De reconstructie van vroege akkerbouw in het Nabije Oosten, Leiden. Diot, M.F., 1992: Études palynologiques de blés sauvages et domestiques issus de cultures expérimentales, in: P.C. Anderson (ed.): Préhistoire de l'agriculture: nouvelles approches expérimentales et ethnographiques, Périgueux (Monographie du CRA No 6, CNRS), Erdtman, G., 1960: The Acetolysis Method, Svensk Botanisk Tidskrift 54, Geel, B. van, 1976: A Palaeoecological Study of Holocene Peat Bog Sections, based on the Analysis of Pollen, Sporen and Macro- and Microscopic Remains of Fungi, Algae, Cormophytes and Animals, thesis, Amsterdam. Groenman-van Waateringe, W., 1986: Grazing Possibilities in the Neolithic of the Netherlands based on Palynological Data, in: K.-E. Behre (ed.), Anthropogenic Indicators in Pollen Diagrams, Rotterdam etc., Hillman, G., 1984: Interpretation of Archaeological Plant Remains: the Application of Ethnographic Models from Turkey, in: W. van Zeist & W.A. Casparie (eds.), Plants and Ancient Man, Rotterdam, Knörzer, K.-H., 1967: Kornradensamen (Agrostemma githago L.) als giftige Beimischung in römerzeitlichen und mittelalterlichen Nahrungsresten, Archaeo-Physika 2, Konert, M., 2002: Pollen Preparation Method, Amsterdam (Intern Rapport Vrije Universiteit). Melzer, W., 2004: Schmiedehandwerk in Mittelalter und Neuzeit, Beiträge des 6. Kolloquiums des Arbeitskreises zur archäologischen Erforschung des mittelalterlichen Handwerks, Soester Beiträge zur Archäologie 5. Mietes, E., 2010: Cuijk De Nielt, Programma van Eisen Opgraving 2010 & Uitwerking Opgraving & 2010, Arnhem. Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1980: The Northwest European Pollen Flora II, Amsterdam. Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1981: The Northwest European Pollen Flora III, Amsterdam. Punt, W., & G.C.S. Clarke (eds.) 1984: The Northwest European Pollen Flora IV, Amsterdam.

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat BIAXiaal 340 Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat K. Hänninen Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken BIAXiaal 398 Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken K. Hänninen Maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 684 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 684 Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven

Nadere informatie

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 621 27 NOVEMBER 2012 D. LENTJES & S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 621 Houtskoolanalyse van

Nadere informatie

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart BIAXiaal Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart L.I. Kooistra november 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Een Mooker spiekertje

Een Mooker spiekertje BIAXiaal 323 Een Mooker spiekertje Archeobotanisch macrorestenonderzoek aan een paalkuil van de ijzertijdvindplaats Molenhoek Middelweg (gem. Mook-Middelaar) W. van der Meer Augustus 2007 BIAX C o n s

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 622 DECEMBER 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 624 Archeobotanisch

Nadere informatie

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 511 FEBRUARI 2011 K. HÄNNINEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 511 Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

Nadere informatie

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II BIAXiaal 159 Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II K. Hänninen Mei 2003 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd)

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 577 Maart 2012 H. VAN HAASTER & K. HÄNNINEN Colofon Titel:

Nadere informatie

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België)

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België) Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 597 12 JUNI 2012 SILKE LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 597 Houtskool

Nadere informatie

Archeologie Betuweroute

Archeologie Betuweroute BIAXiaal 54 Archeologie Betuweroute Houtskool en hout uit de IJzertijd van de Papendrechtse stroomrug (gem. Graafstroom) Standaardrapportage deel II L. Kooistra K. Hänninen maart 1998 BIAX C o n s u l

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo

Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput in Heiloo RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 594 JUNI 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 594 Palynologisch onderzoek aan een middeleeuwse waterput

Nadere informatie

De onderkant van de Huzarenwei

De onderkant van de Huzarenwei BIAXiaal 214 De onderkant van de Huzarenwei Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op de Huzarenwei te Goirle (IJzertijd-Romeinse tijd) H. van Haaster Januari 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 699 DECEMBER 2013 F. VERBRUGGEN Colofon Titel: BIAXiaal 699 Onderzoek aan botanische macroresten uit een

Nadere informatie

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland)

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 602 JULI 2012 SILKE LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 602 Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte BIAXiaal 243 Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte H. van Haaster P. van Rijn December 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB)

Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische waterput bij Zandoerle (NB) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 600 juli 2012 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 600 Palynologisch onderzoek aan een laatmerovingische

Nadere informatie

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen)

Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) Palynologisch onderzoek aan een waterkuil uit de Romeinse tijd van de vindplaats Sleidinge-Polenstraat (Oost- Vlaanderen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 529 augustus 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort BIAXiaal Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort L. Kooistra K. Hänninen juni 1998 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2 RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 601 SEPTEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 601 Pollen

Nadere informatie

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen (Zie voor meer informatie over de verschillende graan rassen www.oranjelijst.nl) Tarwe (Triticum aestivum) 2 Eenkoorn (Triticum monococcum) 3

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl BIAXiaal 99 Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl K. Hänninen H. van Haaster Oktober 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen) Archeobotanisch onderzoek op de locatie Zwarte Molen in Nistelrode (IJzertijd en Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 668 AUGUSTUS 2013 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 668 Archobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo BIAXiaal 287 Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo K. Hänninen D.G. van Smeerdijk November 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar BIAXiaal A 226 Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar K. Hänninen April 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) Tot Archeobotanisch onderzoek aan enkele grondsporen van de vindplaats Blixemboschnoordoost te Eindhoven (Bronstijd en Late- Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 695 NOVEMBER 2013 H. VAN HAASTER Colofon

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) BIAXiaal 408 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.) H. van Haaster Juni 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor

Nadere informatie

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170 I, I I I Colofon RACM Ropportage Archeologische Monumentenzorg 170 Graven naa r de context va n een bronzen VolIgriffdolch en het middeleeuwse dorp Hees. Waardestellend

Nadere informatie

Houtskool van de Romeinse rookkuil, Dr. Poelsstraat, Heerlen

Houtskool van de Romeinse rookkuil, Dr. Poelsstraat, Heerlen BIAXiaal 72 Houtskool van de Romeinse rookkuil, Dr. Poelsstraat, Heerlen P. van Rijn Februari 1999 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Nadere informatie

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.)

Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) BIAXiaal 91 Een palynologisch onderzoek naar de maximale afplagdikte van een ven in het natuurgebied de Stippelberg bij Milheeze (N. Br.) H. van Haaster maart 00 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 626 NOVEMBER 2012 F. VERBRUGGEN & W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Graan, hout, vee en vis

Graan, hout, vee en vis BIAXiaal 325 Graan, hout, vee en vis Botanisch, zoölogisch en fysisch antropologisch onderzoek aan sporen uit de IJzertijd, Romeinse periode en de Middeleeuwen van de vindplaats Ockenburgh (gemeente Den

Nadere informatie

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 BIAXiaal De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900 K. Hänninen M. van der Linden C. Vermeeren Oktober 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Anthracologisch onderzoek aan twee meilerkuilen van de vindplaats Roeselare (BE)

Anthracologisch onderzoek aan twee meilerkuilen van de vindplaats Roeselare (BE) Anthracologisch onderzoek aan twee meilerkuilen van de vindplaats Roeselare (BE) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 971 MEI 2017 S. LANGE Colofon Titel: BIAXiaal 971 Anthracologisch onderzoek aan twee meilerkuilen

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 535 oktober 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 535 Archeobotanisch

Nadere informatie

Houtskool uit de overgang van het Allerød naar de Jonge Dryas van vindplaats Aalsterhut (gemeente Heeze Leende)

Houtskool uit de overgang van het Allerød naar de Jonge Dryas van vindplaats Aalsterhut (gemeente Heeze Leende) Houtskool uit de overgang van het Allerød naar de Jonge Dryas van vindplaats Aalsterhut (gemeente Heeze Leende) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 560 22 December 2011 L.I. Kooistra & M. van der Linden Colofon

Nadere informatie

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel

Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel 344 Driebergen-Rijsenberg onderzoeksgebied Bloemenheuvel Landschap en landgebruik in de IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd, op basis van botanisch onderzoek D.G. v. Smeerdijk L.I. Kooistra Mei 2008

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA)

Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) Archeobotanisch onderzoek aan waterputten van de vindplaats Sijsele-Stakendijke, Damme, West-Vlaanderen (ROMMB-LMEA) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 553 NOVEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( )

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( ) BIAXiaal 443 Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo (1300-1320) O. Brinkkemper Februari 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 648 MAART 2013 W. VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 648 Archeobotanisch onderzoek

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 607 augustus 2012 O. Brinkkemper Colofon Titel: BIAXiaal 607 Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht

Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht BIAXiaal 334 Botanisch onderzoek aan enkele grondmonsters uit het komgebied van de rivier de Dubbel in Dordrecht H. van Haaster K. Hänninen September 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 580 maart 2012 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 580 Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag

Nadere informatie

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd)

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 547 november 2011 W. van der Meer Colofon Titel: BIAXiaal

Nadere informatie

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap

(on)kruiden kennen. Datum: woensdag 8 februari Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap (on)kruiden kennen Datum: woensdag 8 februari 2017 Leerjaar 1 en 2 Tuin, Park en Landschap 2 Denk aan de toets Aan het einde van deze presentatie gaan we na of je de belangrijke termen die besproken worden

Nadere informatie

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K.

Eindhoven-Meerhoven. Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. 469 Eindhoven-Meerhoven Resultaten van het archeobotanisch onderzoek (pollen, macroresten, hout en houtskool). W. van der Meer H. van Haaster K. Hänninen Mei 2010 Colofon Titel: BIAXiaal 469 Eindhoven-Meerhoven

Nadere informatie

Gierst. http://www.waterwereld.nu/gierst.php

Gierst. http://www.waterwereld.nu/gierst.php Gierst http://www.waterwereld.nu/gierst.php Gierst is een belangrijke graansoort in de arme delen van de wereld. Vooral boven en onder de Sahara wordt er veel gierst verbouwd. Gierst groeit op de armste

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) BIAXiaal 400 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een middeleeuwse nederzetting bij Sint Oedenrode (NB) H. van Haaster maart 2009 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 BIAXiaal 232 Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5 K. Hänninen L. de Vries Mei 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein 2012 Archol bv Ivo van Wijk Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat

Nadere informatie

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef)

Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) Pollenonderzoek aan een beekdal in Breda (Princenhagelaan- Procureursdreef) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 575 Februari 2012 Marjolein van der Linden Colofon Titel: BIAXiaal 575 Pollenonderzoek aan een beekdal

Nadere informatie

Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg

Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg Archeobotanisch, palynologisch en bodemmicromorfologisch onderzoek naar de geschiedenis van het landgebruik op en rond locatie Tradepark 58 in Tilburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 609 NOVEMBER 2012 H. VAN

Nadere informatie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie BIAXiaal 258 Archeobotanisch onderzoek op twee vindplaatsen in het waterleidingtracé tussen Sweikhuizen en Geverik (Bandkeramiek en Late-Middeleeuwen) H. van Haaster februari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift gaat over de geschiedenis van prehistorische grafheuvellandschappen in Midden- en Zuid-Nederland, gereconstrueerd door middel van palynologisch onderzoek (onderzoek met behulp

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 47 augustus 00 H. VAN HAASTER Colofon Titel: BIAXiaal 47 Archeobotanisch onderzoek aan de

Nadere informatie

Houtskool uit drie Romeinse crematies. Vinex-locatie Wateringse Veld, Den Haag 1997, terrein Vellekoop

Houtskool uit drie Romeinse crematies. Vinex-locatie Wateringse Veld, Den Haag 1997, terrein Vellekoop BIAXiaal 76 Houtskool uit drie Romeinse crematies. Vinex-locatie Wateringse Veld, Den Haag 1997, terrein Vellekoop P. van Rijn Mei 1999 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie

Nadere informatie

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 556 DECEMBER 2011 WOUTER VAN DER MEER Colofon Titel: BIAXiaal 556 Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

Hout en houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen

Hout en houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen 467 Hout en houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen L.I. Kooistra Februari 2010 Colofon Titel: BIAXiaal 467 Hout en Houtskool van Elst-Grote Molenstraat uit

Nadere informatie

Houten constructie De Bilt-KNMIterrein

Houten constructie De Bilt-KNMIterrein Houten constructie De Bilt-KNMIterrein RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 574 JULI 2011 K. HÄNNINEN Colofon Titel: BIAXiaal 574 Houten constructie De Bilt-KNMI-terrein Auteur: K. Hänninen Opdrachtgever: RAAP West-Nederland

Nadere informatie

Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten

Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten Een gracht en een greppel van het laatmiddeleeuwse klooster Yesse te Essen (gemeente Haren) onderzocht op ecologische resten RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 590 31 MEI 2012 LAURA I. KOOISTRA Colofon Titel:

Nadere informatie

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Interne Rapportages Archeologie Deventer 55 Mei 2012 Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier COLOFON 2012, Gemeente Deventer, Deventer. Auteur:

Nadere informatie

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Enschede 2 December 2010 Rapportnummer 0123 Projectnummer

Nadere informatie

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 631 DECEMBER 2012 L. VAN BEURDEN Colofon

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden BIAXiaal 224 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond Huis te Vleuten (12e-18e eeuw) H. van Haaster K. Hänninen P. van Rijn April 2005 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Landbouw en milieu rond Son

Landbouw en milieu rond Son BIAXiaal 484 Landbouw en milieu rond Son Verslag van onderzoek aan archeobotanisch materiaal van de vindplaats Son-Pastorie (ME) W. van der Meer September 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) BIAXiaal 338 Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB) H. van Haaster Oktober 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

Paleo-ecologisch onderzoek aan een neolithische veenlaag aan de Generaal Spoorlaan te Rijswijk

Paleo-ecologisch onderzoek aan een neolithische veenlaag aan de Generaal Spoorlaan te Rijswijk Paleo-ecologisch onderzoek aan een neolithische veenlaag aan de Generaal Spoorlaan te Rijswijk RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS 90 5 november 00 H van Haaster & LI Kooistra Colofon Titel: BIAXiaal 90 Paleo-ecologisch

Nadere informatie

Heteren-Melkweide ecologisch bezien

Heteren-Melkweide ecologisch bezien BIAXiaal 39 Heteren-Melkweide ecologisch bezien Plantaardige en dierlijke resten uit een geulvulling bij een prehistorische nederzetting H. van Haaster augustus 1997 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau

Nadere informatie

Hout uit een Romeins castellum te Leiden-Roomburg

Hout uit een Romeins castellum te Leiden-Roomburg BIAXiaal 492 Hout uit een Romeins castellum te Leiden-Roomburg K. Hänninen April 2010 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie Colofon Titel:

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen Pakketvoorwaarden A16a1 Versie 2018 Vogelakker (voor Patrijzen) Beschrijving Deze vogelakker biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De vogelakker bestaat

Nadere informatie

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting BIAXiaal 390 Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting L. van Beurden Januari 2006 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische

Nadere informatie

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen Henk van der Velde en Niels Bouma Inleiding In de zomermaanden van 2017 heeft er in Oosterdalfsen een publieksopgraving plaatsgevonden. Een archeoloog,

Nadere informatie

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen)

Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat in Harderwijk (Middeleeuwen) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 531 september 2011 H. van Haaster Colofon Titel: BIAXiaal 531 Archeobotanisch onderzoek in de Academiestraat

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND In het najaar van 2011 en de lente van 2012 deed een team archeologen van Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol bv) en Diachron UvA bv opgravingen in Aarle in de gemeente

Nadere informatie

Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen

Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Celtic fields in Brabant: wat stuifmeel en zaden kunnen vertellen Stijn Arnoldussen 1, Mans Schepers & Arnoud Maurer Raatakkers en laat-prehistorische

Nadere informatie

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Archol S. Baas 435 Archol Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord Sven Baas Colofon Archol Rapport 435 Een oppervlaktekartering in

Nadere informatie

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen Pakketvoorwaarden A16a1 Versie 2019 Vogelakker (voor Patrijzen) Beschrijving Deze vogelakker biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De vogelakker bestaat

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden BIAXiaal 85 Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden C. Vermeeren 2000 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie Colofon

Nadere informatie

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon 0316-248099 Telefax 0316-248083

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon 0316-248099 Telefax 0316-248083 PVM EENJARIG MENGSEL KRUIDENRIJKE ZOOM/BLOEMRIJK GRASLAND NR. 1 Doelsoort : Planten die van nature in Nederland op kleigronden voorkomen (=inheemse flora). Mengsel : Meerjarig mengsel met plantensoorten

Nadere informatie

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart 2013 Bloemrijke rand, kruidenrijke zoom, graslandflora- en faunarand en akkerflora- en faunarand Aanleiding Deze zaaikaart is opgesteld voor de pakketten bloemrijke

Nadere informatie

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia

Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Onderzoek naar risico van bollenmijt in Zantedeschia Welke mijt geeft schade in Zantedeschia P.J. van Leeuwen, C. Conijn, M. Breedeveld, J.P.T. Trompert Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen

Nadere informatie

Alle kleine experimenten uit het boek Twee manen lang

Alle kleine experimenten uit het boek Twee manen lang Alle kleine experimenten uit het boek Twee manen lang Experiment 1: Kappen en drogen van brandhout Om inzicht te krijgen in de benodigde tijd voor het kappen en vervoeren van een aantal kubieke meter brandhout,

Nadere informatie

Botanisch onderzoek aan de inhoud van het maagdarmkanaal van een paard uit de 17e eeuw

Botanisch onderzoek aan de inhoud van het maagdarmkanaal van een paard uit de 17e eeuw BIAXiaal Botanisch onderzoek aan de inhoud van het maagdarmkanaal van een paard uit de 17e eeuw H. van Haaster April 2002 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en

Nadere informatie

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 551 NOVEMBER 2011 L. VAN BEURDEN Colofon Titel: BIAXiaal 551

Nadere informatie

Naaldwijk-Holland College: onderzoek aan zaden, hout en pollen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen

Naaldwijk-Holland College: onderzoek aan zaden, hout en pollen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen BIAXiaal 301 Naaldwijk-Holland College: onderzoek aan zaden, hout en pollen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen K. Hänninen C. Vermeeren Maart 2007 BIAX C o n s u l t Onderzoeks- en Adviesbureau voor

Nadere informatie

ONDERZOEK NAAR PLAAGINSECTEN EN HUN

ONDERZOEK NAAR PLAAGINSECTEN EN HUN ONDERZOEK NAAR PLAAGINSECTEN EN HUN NATUURLIJKE VIJANDEN VANUIT DIVERSE INVALSHOEKEN Dieter Van Vlerken Pascale Willem 1 INHOUD Inleiding Projectsituering Nuttige insecten Demotuinen Bloemenweide Proefveld

Nadere informatie

Paleobotanisch onderzoek aan materiaal uit verschillende structuren van de opgraving Looërenk (gemeente Zutphen)

Paleobotanisch onderzoek aan materiaal uit verschillende structuren van de opgraving Looërenk (gemeente Zutphen) BIAXiaal 175 Paleobotanisch onderzoek aan materiaal uit verschillende structuren van de opgraving Looërenk (gemeente Zutphen) D. G. van Smeerdijk L. Kubiak P. van Rijn Oktober 2003 BIAX C o n s u l t Onderzoeks-

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten

Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Bijlage 4.1 Waarderingsresultaten van botanische macroresten Getallen in de tabel geven het aantal contexten weer waarin de soort is gevonden. Legenda: H = Huifakker; M = Moskes, S = Steenakker; (o) =

Nadere informatie

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015

Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Emmer Erfscheidenveen Meetnet 2015 Landschapsbeheer Drenthe Nijend 18a, 9465 TR, Anderen Inhoudsopgave Inventarisatiegebied Emmer-Erfscheidenveen... 3 Overzicht alle waarnemingen... 3 Type elementen...

Nadere informatie

Versie bij voorkeur breder

Versie bij voorkeur breder Pakketvoorwaarden A19c2 Versie 2019 Patrijzenrand Beschrijving Deze rand biedt dekking, foerageer- en nestelmogelijkheden voor de patrijs en andere akkervogels. De rand bestaat uit 3 stroken. Eén strook

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6

Inhoud. Voorwoord 5. Inleiding 6 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Onkruiden 9 1.1 Eigenschappen van onkruiden 9 1.2 Systematische indeling van onkruiden 10 1.3 Vermeerdering van onkruiden 13 1.4 Overleven van onkruidzaden 14 1.5 Afsluiting

Nadere informatie

Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo

Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo Landschapsbeheer Drenthe Landschapsbeheer Drenthe maakt deel uit van een samenwerkingsverband van twaalf provinciale organisa

Nadere informatie

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot.

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot. Hoofdstuk 8. De levensloop van de Sequoia gigantea: van zaadje tot reuzenboom Niet elk zaadje dat uit de kegel valt ontkiemt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat van de zaadjes die in een groene

Nadere informatie