MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE"

Transcriptie

1 MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0134 van 9 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/94-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Ivo BUDÉ met kantoor te 3600 Genk, Grotestraat 122 waar woonplaats wordt gekozen verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke van de Vlaamse Minister voor Omgeving, Natuur en Landbouw bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Bart STAELENS met kantoor te 8000 Brugge, Gerard Davidstraat 46 bus 1 waar woonplaats wordt gekozen verwerende partij I. VOORWERP VAN DE VORDERING De verzoekende partij vordert met een aangetekende brief van 29 oktober 2014 de vernietiging van de beslissing van de verwerende partij van 19 september 2014, gekend onder nummer 11/AMMC/1416-M/DW/LV en nummer 14/AMMC/518-M/TVL/LV. De bestreden beslissing legt aan de verzoekende partij een exclusieve bestuurlijke geldboete op van 209 euro (38 euro, vermeerderd met de opdeciemen), een alternatieve bestuurlijke geldboete van 2343 euro (426 euro, vermeerderd met de opdeciemen) en een alternatieve bestuurlijke geldboete van 1122 euro (187 euro, vermeerderd met de opdeciemen). II. VERLOOP VAN DE RECHTSPLEGING De verwerende partij heeft een memorie van antwoord ingediend en heeft het administratief dossier neergelegd. De verzoekende partij heeft een memorie van wederantwoord ingediend. De verwerende partij heeft een laatste memorie ingediend. De partijen zijn opgeroepen voor de zitting van 14 januari 2016, waarop de vordering tot vernietiging werd behandeld. MHHC - 1

2 Bestuursrechter Geert DE WOLF heeft verslag uitgebracht. Advocaat Chris SCHIJNS, die loco advocaat Ivo BUDÉ voor de verzoekende partij verschijnt, advocaat Tine STRUBBE die loco advocaat Bart STAELENS voor de verwerende partij verschijnt, zijn gehoord. III. FEITEN De verzoekende partij baat te...een overdekt openbaar zwembad uit. Zij beschikt daarvoor over een milieuvergunning die de deputatie van de provincieraad van de provincie Limburg op 29 juli 2010 voor een termijn van twintig jaar heeft afgegeven. Artikel 4, 2, 1 van het milieuvergunningsbesluit laat als bijzondere voorwaarde een evenwaardige meetmethode toe voor het bepalen van het debiet en het bemonsteren van het bedrijfsafvalwater ter vervanging van een meetgoot, zoals omschreven in bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (vervolgens: Vlarem II). Daarmee wordt de verzoekende partij een afwijking van artikel , 1 Vlarem II verleend. Op 21 oktober 2011 stelt een toezichthoudend ambtenaar van de Afdeling Milieu-inspectie van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie ten laste van de verzoekende partij proces-verbaal nummer TG64.H op. Aanleiding is een ambtshalve op 20 oktober 2011 uitgevoerde inspectie om te controleren of de verzoekende partij de tekortkomingen aan de milieuvoorwaarden, zoals vastgesteld tijdens een inspectie op 26 oktober 2010, heeft verholpen. Die milieuvoorwaarden betreffen het plaatsen van een debietmeter op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters, de opslag van chemicaliën, de keuring van elektrische installaties en de brandveiligheid. Het PV van 21 oktober 2011 vermeldt als vaststellingen: Ter plaatse stellen we vast dat er nog steeds geen debietsmeter/of een evenwaardige meetmogelijkheid werd geplaatst op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters. Het totaal geloosde bedrijfsafvalwater wordt dus niet getotaliseerd en kan dus niet getoetst worden aan de vergunde hoeveelheid van max 8m3/uur 15m3/dag m3/jaar. ( ) De coating in de lokaaltjes voor de chemicaliën werd niet vernieuwd: zie bijgevoegde foto s. De coating van de wanden is dermate beschadigd dat er geen garantie is voor de vloeistofdichtheid van de wanden. ( ) Bij de vorige inspectie op 26/10/2010 kon ook geen keuring van de elektrische installaties voorgelegd worden. Tot op heden hebben wij ook nog geen keuringsattest ontvangen. ( ) Tijdens de inspectie op 26/10/2010 werd ook gevraagd naar een recent brandweerverslag om de brandveiligheid te kunnen beoordelen. Tot op heden hebben wij ook nog geen brandweerverslag of een verslag van een bevoegd deskundige ontvangen. MHHC - 2

3 Op 25 oktober 2011 maant de Afdeling Milieu-inspectie de verzoekende partij aan om vóór 1 februari 2012 een debietmeter op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters te plaatsen, de lokaaltjes met chemicaliën van een nieuwe coating te voorzien, de opslag van gevaarlijke vloeistoffen door een erkend deskundige te laten keuren, en een recent brandweerverslag en een keuringsattest van elektrische installaties te bezorgen. Op 26 oktober 2011 bezorgt de zwembadbestuurder van de verzoekende partij per aan de Afdeling Milieu-inspectie een afschrift van een brandveiligheidsverslag en van een keuringsattest van de elektrische installaties. Op 2 november 2011 beslist de procureur des Konings dat hij de feiten, vastgesteld in het PV van 21 oktober 2011, niet strafrechtelijk zal behandelen. Met een brief van 15 december 2011 brengt de verwerende partij de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen. De verzoekende partij wordt attent gemaakt op haar recht om een schriftelijk verweer in te dienen. De beboetingsprocedure is bij de verwerende partij onder het nummer 11/AMMC/1416-M/DW/LV gekend. Op 23 december 2011 dient de verzoekende partij een schriftelijk verweer in bij de verwerende partij. Op 14 januari 2014 stelt de toezichthoudende ambtenaar van de Afdeling Milieu-inspectie van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie ten laste van de verzoekende partij proces-verbaal nummer TG64.H op. Aanleiding is een ambtshalve op 6 december 2012 en op 26 november 2013 uitgevoerde inspectie. Het PV vermeldt als vaststelling dat er nog altijd geen debietmeter of evenwaardige meetmogelijkheid op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters werd geplaatst, waardoor het niet mogelijk is om te controleren of de totale hoeveelheid geloosd afvalwater de vergunde hoeveelheid niet overschrijdt. Op 21 januari 2014 maant de Afdeling Milieu-inspectie de verzoekende partij aan om vóór 1 mei 2014 een debietmeter op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters te plaatsen Op 27 februari 2014 verhoort een politie-inspecteur van de Politiezone... de zwembadbestuurder van de verzoekende partij. Op 15 april 2014 beslist de procureur des Konings dat hij de feiten, vastgesteld in het PV van 14 januari 2014, niet strafrechtelijk zal behandelen. Met een brief van 20 mei 2014 brengt de verwerende partij de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen op basis van het PV van 14 januari De verzoekende partij wordt attent gemaakt op haar recht om een schriftelijk verweer in te dienen. Die beboetingsprocedure is bij de verwerende partij onder het nummer 14/AMMC/518-M/TVL/LV gekend. De verzoekende partij dient haar schriftelijk verweer op 4 juni 2014 in bij de verwerende partij. De verwerende partij beslist op 19 september 2014 om in de beboetingsprocedure met nummer 11/AMMC/1416-M/DW/LV een exclusieve bestuurlijke geldboete van 209 euro en een alternatieve bestuurlijke geldboete van 2343 euro, en in de beboetingsprocedure met nummer 14/AMMC/518- MHHC - 3

4 M/TVL/LV een alternatieve bestuurlijke geldboete van 1122 euro op te leggen. Die beslissing wordt als volgt gemotiveerd: 3.1 Het milieumisdrijf en de toerekenbaarheid aan de overtreder ( ) Overwegende dat artikel 1 van bijlage VII bij het besluit van 12 december 2008 van de Vlaamse Regering tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: Milieuhandhavingsbesluit ) een lijst bevat zoals bedoeld in artikel , 1, f) en , derde lid DABM waarin de milieuinbreuken worden aangeduid. Overwegende dat het niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen als omschreven in artikel , 1, tweede lid en artikel , 1 van titel II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 1juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II) volgens bijlage VII bij het Milieuhandhavingsbesluit worden beschouwd als milieu-inbreuken; dat deze schendingen voor het overige voldoen aan de voorwaarden van de definitie van milieu-inbreuk zoals omschreven in , 1 DABM. Overwegende dat artikel 57 van het Milieuhandhavingsbesluit zegt dat de toezichthouders milieu-inbreuken vaststellen in een verslag van vaststelling; dat de regelgeving dit niet voorschrijft op straffe van nietigheid van het proces-verbaal waarin een milieu-inbreuk wordt geverbaliseerd of op straffe van bevoegdheidsverlies van AMMC om een exclusieve bestuurlijke geldboete op te leggen; dat de toepasselijke regelgeving nergens stelt dat milieu-inbreuken niet in een proces-verbaal kunnen worden vastgelegd; dat het procesverbaal en de daarna gevolgde procedure die leidt tot voorliggende beslissing minstens evenveel garanties biedt dat de vaststellingen correct zijn gebeurd als bij een verslag van vaststelling. Overwegende dat conform artikel , 1, tweede lid van VLAREM II de inrichting over een voldoend aantal geschikte, gebruiksklare en gemakkelijk te bereiken blustoestellen dient te beschikken; dat deze blustoestellen tenminste jaarlijks op hun goede werking gecontroleerd moeten worden door de leverancier of een bevoegd deskundige; dat de attesten met datum en uitslag van deze controle ter inzage moeten worden gehouden van de toezichthouder; dat uit het proces-verbaal met nummer TG64.H d.d. 21 oktober 2011 blijkt dat vermoedelijke overtreder op het moment van inspectie niet kon overgaan tot het voorleggen van een recent brandweerverslag. Overwegende dat conform artikel , 1 van VLAREM II elektrische installaties regelmatig gecontroleerd worden door een ter zake erkend organisme; dat de desbetreffende keuringsattesten door de exploitant ter inzage worden gehouden van de toezichthouder; dat uit het proces-verbaal met nummer TG64.H d.d. 21 oktober 1991 blijkt dat vermoedelijke overtreder op het moment van inspectie geen keuring van elektrische installaties kon voorleggen. Overwegende dat deze feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - Artikel , 1, tweede lid en artikel , 1 van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten, zoals hierboven reeds besproken, vallen onder de definitie van milieu-inbreuk, conform artikel , 1 DABM en bijlage VII Milieuhandhavingsbesluit, waarvoor een exclusieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. MHHC - 4

5 Overwegende dat in de milieuvergunning in artikel 4, 2 bijzondere voorwaarden werden opgenomen; dat werd bepaald dat vermoedelijke overtreder, in afwijking van de voorwaarden van artikel , 1 van VLAREM II mag voorzien in een evenwaardige meetmogelijkheid voor het bepalen van het debiet en het bemonsteren van het bedrijfsafvalwater ter vervanging van de meetgoot zoals omschreven in bovenstaand artikel; dat door verbalisant werd vastgesteld dat deze verplichting inzake het voorzien van een controle-inrichting niet werd nageleefd; dat vermoedelijke overtreder over een periode van 3 jaar verscheidene keren werd aangemaand om zich in de regel te stellen; dat het feit dat het zeer moeilijk is om firma s te vinden voor desbetreffende opdracht niet wordt aangetoond en bovendien het milieumisdrijf niet wegneemt; dat vermoedelijke overtreder immers niet mocht overgaan tot exploitatie indien zij niet over de nodige debietsmeting beschikte. Overwegende dat conform artikel , 3 van VLAREM II de inkuiping van vaste houders met een individueel waterinhoudsvermogen vanaf liter vloeistofdicht en bestand tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen dient te zijn; dat door verbalisant in het proces-verbaal met nummer TG64.H d.d. 21 oktober 1991 werd vastgesteld dat de coating van de wanden in de lokaaltjes voor chemicaliën dermate beschadigd was dat er geen garantie kon worden geboden voor de vloeistofdichtheid van de wanden. Overwegende dat conform artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet de exploitant van een inrichting verplicht is de exploitatievoorwaarden na te leven. Overwegende dat bovenvermelde feiten een schending uitmaken van volgende regelgeving: - artikel 22 van het Milieuvergunningendecreet; - artikel 43, 1 van VLAREM I; - artikel , 3 van VLAREM II. Overwegende dat bovenvermelde feiten vallen onder de definitie van milieumisdrijf conform artikel DABM waarvoor een alternatieve bestuurlijke geldboete kan worden opgelegd. Overwegende dat de schendingen niet betwist worden en vaststaan in hoofde van overtreder. 3.2 De hoogte van de boete Overwegende dat bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening wordt gehouden met de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd of beëindigd De ernst van de feiten Overwegende dat bovenvermelde regelgeving ertoe strekt om de negatieve milieu- en veiligheidsinvloeden van menselijke bedrijvigheden en handelingen die milieubelastend (kunnen) zijn, of die gevaarrisico s in zich (kunnen) dragen, te voorkomen of te beperken. Overwegende dat betreffende inrichting ingedeeld is als een klasse 2-inrichting; dat de klasse waarin een activiteit ingedeeld wordt, bepaald wordt door de graad waarin deze activiteit geacht wordt belastend te zijn voor de mens en het leefmilieu. Overwegende dat de naleving van de Vlaamse sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van cruciaal belang is om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een MHHC - 5

6 aanvaardbaar niveau te beperken; dat een strikte naleving van deze bepalingen opgelegd wordt aan alle exploitanten van ingedeelde inrichtingen. Overwegende dat overtreder de inrichting niet exploiteerde conform de sectorale en de bijzonder milieuvergunningsvoorwaarden; dat door de ontstentenis van een debietsmeter of evenwaardige meetmogelijkheid de doelstelling van het milieuvergunningenbeleid miskend wordt. Overwegende dat vermoedelijke overtreder tot twee maal toe op schriftelijke wijze werd aangemaand om zich in de regel te stellen. Overwegende dat de ontstentenis van een debietsmeter de controle op het volume bedrijfsafvalwater dat wordt geloosd onmogelijk maakt; dat het totaal geloosde bedrijfsafvalwater niet kan worden getotaliseerd en niet kan worden getoetst aan de vergunde hoeveelheid. Overwegende dat de voorwaarden inzake keuringsverslagen tot doel hebben de veiligheid te garanderen; dat het een openbaar zwembad betreft; dat veiligheid in casu een belangrijk aandachtspunt hoort te zijn; dat door het niet of laattijdig bezorgen van de vereiste gegevens de controle hierop bemoeilijk wordt; dat hierdoor onder andere de controle door de toezichthoudend ambtenaar ter naleving van de milieuvergunningsvoorwaarden wordt bemoeilijkt. Overwegende dat de overtreder de feiten in professioneel verband heeft gepleegd. Overwegende dat de feiten derhalve voldoende ernstig zijn om te worden gesanctioneerd met een alternatieve bestuurlijke geldboete De frequentie Overwegende dat uit het dossier blijkt dat in beide processen-verbaal werd vastgesteld dat vermoedelijke overtreder niet beschikte over de nodige debietsmeetinstallatie; dat dit derhalve mede bepalend is voor de hoogte van de boete voor wat betreft het dossier 14/AMMC/518-M/TVL/LV, wat leidt tot een hogere geldboete De omstandigheden Overwegende dat uit het schriftelijk verweer van vermoedelijke overtreder blijkt dat inmiddels aan de aanmaningen gevolg werd gegeven; dat de debietsmeter werd geplaatst, de lokaaltjes met chemicaliën werden voorzien van een nieuwe coating en de gevraagde verslagen werden overgemaakt aan verbalisant; dat hiermee de schending van bovenvermelde artikelen werd beëindigd, dat deze elementen meegenomen worden als verzachtende omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de geldboete, wat leidt tot een lagere geldboete. Overwegende dat de overtreder voor wat betreft dossier 11/AMMC/1416-M/DW per schrijven van 15 december 2011 op de hoogte werd gebracht van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen; dat overeenkomstig artikel DABM AMMC een boetebeslissing neemt binnen een termijn van honderdtachtig dagen na deze kennisgeving; dat deze 180- dagentermijn een termijn van orde is, waarvan de overschrijding niet gesanctioneerd wordt. MHHC - 6

7 Overwegende dat deze beslissingstermijn inmiddels verstreken is; dat AMMC in casu van oordeel is dat de feiten voldoende ernstig zijn om alsnog een bestuurlijke geldboete op te leggen; dat het evenwel aangewezen is om het boetebedrag te verlagen rekening houdend met de termijn die verstreken is sedert de start van de bestuurlijke boeteprocedure. Overwegende dat wat dit milieumisdrijf betreft er voor het overige geen bijzondere omstandigheden zijn die in acht worden genomen bij het bepalen van de hoogte van de boete. Dat is de bestreden beslissing. IV. ONTVANKELIJKHEID VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING Uit de gegevens van het dossier blijkt dat de vordering tijdig en regelmatig ingesteld is. Er worden geen excepties opgeworpen. V. ONDERZOEK VAN DE VORDERING TOT VERNIETIGING A. Vierde en zesde bezwaar Standpunt van de partijen 1.1. In een vierde bezwaar voert de verzoekende partij aan: Het eerste proces-verbaal werd opgesteld op 20 oktober 2011, waarna de verzoekende partij middels schrijven d.d. 15 december 2011 officieel van de verwerende partij verneemt: Kennisgeving van de start van de procedure voor de oplegging van een bestuurlijke geldboete. Het staat vast dat de verwerende slechts per 19 september 2014 overgaat tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete op basis van het proces-verbaal TG64.H d.d. 20 oktober Anders gezegd, tussen de aankondiging van het opleggen van de bestuurlijke geldboete en het daadwerkelijk opleggen van deze bestuurlijke geldboete verloopt een periode van bijna 3 jaren. Uw College heeft in het verleden reeds meermaals geoordeeld dat ongerechtvaardigd dralen er op wijst dat de gewestelijke entiteit geen overheersend belang hecht aan de feiten: ( ) Er rijst geen discussie dat de verwerende partij i.c. ongerechtvaardigd heeft gedraald. Een periode van bijna 3 jaren kan niet aanzien worden als een normale tijdsduur die een zorgvuldige overheid nodig heeft om een bestuurlijke geldboete op te leggen. Temeer daar 3 van de 4 feiten reeds geregulariseerd werden kort na dit proces-verbaal en dat de verwerende partij deze feiten onredelijk zwaar heeft beoordeeld ( ) maakt dat een substantiële vermindering zich opdringt. MHHC - 7

8 De verwerende partij ontkent ook niet dat de beslissingstermijn i.c. inmiddels verstreken is Een zesde bezwaar ontleent de verzoekende partij aan de schending van artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (vervolgens: DABM), in het bijzonder de waardering van de redelijke termijn als beginsel van behoorlijk bestuur: Uw College heeft in het verleden reeds meermaals de schending van de redelijke termijneis als beginsel van behoorlijk bestuur gesanctioneerd: ( ) En: ( ) De verzoekende partij kan integraal verwijzen naar hetgeen zij uiteengezet heeft onder het vierde bezwaar. Bovendien blijkt uit de feitelijke gegevens van de bestreden beslissing dat het geenszins om een complex dossier handelt. De redelijke termijn is manifest overschreden. 2. Ter weerlegging van het vierde en het zesde bezwaar antwoordt de verwerende partij: II.6.2. Het is vaste rechtspraak van uw College dat indien de verzoekende partij zich beroept op het overschrijden van de redelijke termijn bij het nemen van de bestreden beslissing, dit slechts ontvankelijk kan gebeuren indien de verzoekende partij kan aantonen dat zij over het vereiste belang beschikt. De verzoekende partij slaagt er echter niet in aan te tonen dat zij in concreto benadeeld is geweest door het vertraagd nemen van de beslissing. ( ) II.6.3. De verzoekende partij citeert uit het arrest MHHC-13/11-VK van 21 februari Dit komt de verwerende partij bevreemdend over aangezien het geciteerde onderdeel louter een weergave vormt van de argumentatie van de verzoekende partij in die specifieke zaak en geen motivering van Uw College. Bovendien werd dit bezwaar afgewezen als onontvankelijk omwille van de argumentatie zoals uiteengezet onder het vorige randnummer. Eenzelfde kan gesteld worden voor het geciteerde arrest MHHC-13/95-VK waarin tevens het opgeworpen bezwaar inzake de redelijke termijn als onontvankelijk werd afgewezen. De verzoekende partij verwijst hierbij naar het feit dat de administratieve geldboetes pas werden opgelegd nadat zij zich opnieuw in de regel heeft gesteld inzake de feiten die aanleiding gaven tot de boetes. De verwerende partij begrijpt dit argument niet zo goed. Wil de verzoekende partij aangeven dat had zij zeer snel een administratieve geldboete gekregen, dus nog voor zij het nodige deed zodat er niet langer sprake was van enige MHHC - 8

9 schending, zij de situatie maar zo had gelaten en geen inspanningen had gedaan om het één en ander recht te zetten? Aangezien de verzoekende partij er niet in slaagt haar belangenschade aan te tonen, is dit bezwaar hoe dan ook niet ontvankelijk. II.6.4. Minstens is dit laatste bezwaar niet gegrond. De termijnen bepaald in artikelen en , eerste lid DABM zijn geen vervaltermijnen, maar termijnen van orde. Er is geen sanctie gekoppeld aan de overschrijding van deze termijn. De verzoekende partij toont niet in concreto aan dat de in casu verstreken termijn na het eerste proces-verbaal van die orde is dat de redelijke termijn zou verstreken zijn. Bovendien werd in de bestreden beslissing expliciet rekening gehouden met het verstrijken van een bepaalde termijn sinds de start van de bestuurlijke boeteprocedure: ( ) Ten aanzien van de administratieve geldboete afgeleid uit het tweede proces-verbaal dd. 21 oktober 2014 wordt naar onze mening door de verzoekende partij geen bezwaar aangevoerd. II.6.5. De opgelegde administratieve geldboetes kunnen noch verminderd noch vernietigd worden aangezien het laatste middel evenmin ontvankelijk, noch gegrond is. 3. In haar memorie van wederantwoord repliceert de verzoekende partij dat de verwerende partij niet op het vierde bezwaar antwoordt. Op het verweer tegen het zesde bezwaar repliceert zij: De verzoekende partij stelt vast dat de verwerende partij ( ) veronderstellingen aanneemt die geenszins op elementen van het dossier steunen. De vermeende kwade wil van de verzoekende partij kan niet aangenomen worden. Het loutere feit dat de installatie van de debietmeter zo lang op zich heeft laten wachten betreft een louter administratieve aangelegenheid. Immers, de respectievelijke gemeenten die deel uitmaken van de intergemeentelijke zwembaden waren het niet eens over de betaling, minstens de verdeling van de betaling van de debietmeter. Het is dan ook manifest onjuist om zelfs nog maar te insinueren dat de verzoekende partij van kwade wil zou zijn. De verwerende partij stelt dat de termijnen bepaald in de artikelen en DABM termijnen van orde zijn. Er bestaat m.a.w. geen sanctie op de miskenning van deze artikelen, doch moet wel de redelijke termijn gerespecteerd worden. In casu heeft de verwerende partij 3 jaar gewacht alvorens een bestuurlijke boete op te leggen. Dit op zich volstaat om van een schending van de redelijke termijn te spreken. 4. In haar laatste memorie verwijst de verwerende partij naar haar verweer in de memorie van antwoordt. Zij voegt daaraan toe dat het vierde en het zesde bezwaar als één bezwaar gelezen moeten worden. Om die reden kan de verzoekende partij niet gevolgd worden waar zij stelt dat de verwerende partij niet op het vierde bezwaar zou antwoorden. MHHC - 9

10 Beoordeling door het College 1. Zoals de verwerende partij opmerkt, laten het vierde en het zesde bezwaar zich lezen als een bezwaar dat aan de schending van artikel DABM en het beginsel van behoorlijk bestuur van de redelijke termijn ontleend wordt. Omdat die bezwaren, als ze gegrond zouden zijn, tot de ruimste vernietiging kunnen leiden, worden ze eerst beoordeeld. 2. Het ongeschreven beginsel van behoorlijk bestuur van de redelijke termijn verplicht de verwerende partij ertoe om binnen een redelijke termijn uitspraak te doen over het al dan niet opleggen van een boete. Anders dan de verwerende partij voorhoudt, heeft de verzoekende partij er een rechtmatig belang bij dat de verwerende partij die verplichting eerbiedigt en de beboetingsprocedure met bekwame spoed afhandelt. De beslissing tot het instellen van een beboetingsprocedure betekent voor de verzoekende partij onvermijdelijk onzekerheid. Als vervolgde partij heeft de verzoekende partij een evident belang om zo spoedig mogelijk die onzekerheid beëindigd te zien en te weten of zij al dan niet wordt beboet, en zo ja hoe groot de boete uitvalt. Het bezwaar is ontvankelijk Uit artikel , eerste lid DABM volgt dat de verwerende partij een termijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving van de start van de beboetingsprocedure heeft om te beslissen over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete. Die beslissingstermijn is niet op straffe van verval voorgeschreven, zodat de overschrijding ervan niet tot gevolg heeft dat de verwerende partij haar bevoegdheid verliest om alsnog een geldboete op te leggen. Met de bestreden beslissing sluit de verwerende partij twee bestuurlijke beboetingsprocedures af. Zij beboet de feiten vastgesteld in het PV van 21 oktober 2011 (procedure nr. 11/AMMC/1416- M/DW/LV) en de feiten vastgesteld in het PV van 14 januari 2014 (procedure nr. 14/AMMC/518- M/TVL/LV). De in het vierde en zesde bewaar geuite kritiek dat de verwerende partij de redelijke termijn geschonden heeft door drie jaar te wachten alvorens een boete op te leggen, betreft evident enkel de boete voor de feiten die in het PV van 21 oktober 2011 vastgesteld werden. Nergens stelt de verzoekende partij dat in de tweede beboetingsprocedure de redelijke termijn overschreden werd. Het blijkt overigens dat, in de tweede procedure, de bestreden beslissing binnen de termijn van orde van honderdtachtig dagen na de kennisgeving op 20 mei 2014 aan de verzoekende partij genomen is De eerste beboetingsprocedure heeft de verwerende partij op 15 december 2011 ingeleid. Het duurt tot 19 september 2014 eer de verwerende partij tot haar beslissing komt. Noch uit de bestreden beslissing, noch uit het dossier blijkt enige verantwoording waarom na afloop van de termijn van orde de boetebeslissing zo lang op zich heeft laten wachten. Uit de schending van de redelijke termijn mag niet als een automatisme tot de vernietiging van de bestreden beslissing worden besloten. Uit artikel DABM volgt dat de verwerende partij maar na vijf jaar na de afsluiting van het proces-verbaal de bevoegdheid tot het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete verliest. Voor het opleggen van een exclusieve bestuurlijke geldboete wordt de termijn op drie jaar na de datum van afsluiting van het verslag van vaststelling MHHC - 10

11 van de milieu-inbreuk bepaald. De decreetgever heeft met die bepaling dus zelf de termijnen afgebakend die op straffe van verval van bevoegdheid niet overschreden mogen worden. Het louter overschrijden van de redelijke termijn brengt in beginsel dan ook geen bevoegdheidsverlies voor de verwerende partij mee. De verwerende partij heeft de bestreden beslissing, voor alle in het PV van 21 oktober 2011 vastgestelde feiten, binnen de door artikel DABM opgelegde vervaltermijnen genomen. Vanuit dat opzicht mag de bestreden beslissing niet worden vernietigd. De verzoekende partij stelt overigens ook nergens dat de schending van de redelijke termijn met de vernietiging gesanctioneerd moet worden. Evenmin argumenteert zij dat de overschrijding van de redelijke termijn tot het teloorgaan van bewijsmateriaal geleid heeft en dat de boetes, waar het de feiten uit de eerste beboetingsprocedure betreft, om die reden vernietigd moet worden. De verzoekende partij voert wel aan dat, om de kwalijke gevolgen van de duur van de procedure te temperen, een substantiële vermindering zich opdringt. De verwerende partij heeft nochtans met dat tijdsverloop rekening gehouden bij het bepalen van het boetebedrag. Uit de motivering van de bestreden beslissing blijkt dat de verstreken termijn sinds de start van de eerste beboetingsprocedure als milderende omstandigheid in aanmerking is genomen om de boete te verminderen. De verzoekende partij wijst wel naar die passage in de motivering om te stellen dat de verwerende partij het verstrijken van de beslissingstermijn niet ontkent. Maar zij laat na om die motivering aan kritiek te onderwerpen en te argumenteren waarom die niet afdoende zou zijn. De bezwaren worden verworpen. B. Eerste bezwaar Standpunt van de partijen 1. In een eerste bezwaar doet de verzoekende partij het volgende gelden: Luidens artikel DABM moet de gewestelijke entiteit er bij het opleggen van een bestuurlijke geldboete voor zorgen dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboete ten grondslag liggen en de boete die op grond van die feiten wordt opgelegd. Artikel DABM preciseert dat wanneer de gewestelijke entiteit een bestuurlijke geldboete oplegt, zij de hoogte ervan moet afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf en tevens rekening moet houden met de frequentie waarmee en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder het milieumisdrijf heeft gepleegd of beëindigd. Van een mogelijke schending van artikel DABM en artikel DABM kan alleen dan sprake zijn indien de gewestelijke entiteit op kennelijk onredelijke wijze toepassing heeft gemaakt van de waarderingscriteria die er zijn bepaald.( ) Betreffende de 3 opgelegde bestuurlijke geldboetes liggen 4 feiten ten grondslag. Het proces-verbaal d.d. 25 oktober 2011 en gekend onder het nr. 11/AMMC/1416- M/DW/LV maakt gewag van volgende feiten: - Er werd nog geen debietmeter of evenwaardige meetmogelijkheid geplaatst op de afvoerleiding van het spoelwater van de zandfilters; - De coating in de lokaaltjes voor de chemicaliën werd niet vernieuwd; - Een keuringsattest van de elektrische installaties werd niet overlegd; MHHC - 11

12 - Een recent brandweerverslag werd nog niet overgelegd. De verwerende partij geeft de verzoekende partij tot 1 februari 2012 om zich in regel te stellen. Voor 3 van de 4 feiten heeft de verzoekende partij zich tijdig in regel gesteld. Dit blijkt uit het schrijven van de verzoekende partij d.d. 26 oktober 2011 waar de verzoekende partij het keuringsverslag van de elektrische installaties ( ) aan de verwerende partij laat geworden. Het item inzake de coating wordt ook tijdig opgelost. Bovendien blijkt uit de bestreden beslissing en de uit het 2 e proces-verbaal (14/AMMC/518-M/TVL/LV) dat enkel nog het feit aangaande de debietmeter aan de orde is. Anders gezegd, de verzoekende partij heeft het merendeel van de feiten zo snel als mogelijk geremedieerd. Thans stelt de verzoekende partij vast dat de verwerende partij in haar bepaling van de hoogte van de boete geenszins rekening houdt met het feit dat 3 van de 4 feiten onmiddellijk na de eerste aanmaning werden geremedieerd. Terwijl de verwerende partij in de bestreden beslissing stelt: ( ) Deze tweede aanmaning heeft enkel betrekking op de debietmeter en niet op de 3 andere feiten. Voor de bepaling van de hoogte van de boete worden thans alle feiten als gelijkwaardig beschouwd. Immers, het feit dat de verzoekende partij onmiddellijk na de eerste aanmaning 3 feiten in de regel stelt, dient als een verzachtende omstandigheid aanzien worden. De verwerende partij heeft dit gegeven genegeerd. Daarenboven motiveert de verwerende partij niet waarom inzake het feit van de coating in de lokaaltjes voor chemicaliën, een bestuurlijke geldboete dient opgelegd te worden. De verwerende partij poneert enkel een motivering aangaande de 3 andere feiten. Daarnaast baseert de verwerende partij haar beslissing inzake de hoogte van de boete op een ondeugdelijke feitengaring. De bestreden beslissing wekt de schijn dat de verzoekende partij na meerdere aanmaningen zich nog steeds niet in de regel heeft gesteld, minstens motiveert zij niet waarom voor het feit van de coating in de lokaaltjes voor de chemicaliën een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd. Dit maakt een schending uit van de artikelen 2 en 3 van de Motiveringswet, alsmede een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel als beginselen van behoorlijk bestuur. De verwerende partij heeft kennelijk onzorgvuldig gehandeld door een bestuurlijke geldboete op te leggen die in kennelijke wanverhouding staat tot de vastgestelde feiten. 2. De verwerende partij antwoordt: II.1.2. Het eerste bezwaar heeft betrekking op de artikelen en DABM. Conform deze artikelen mag er geen wanverhouding ontstaan tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboete ten grondslag liggen en de corresponderende administratieve geldboete. MHHC - 12

13 II.1.3. Er kan in eerste instantie verwezen worden naar de motivering in de bestreden beslissing inzake de hoogte van het bedrag van de administratieve geldboetes, meer specifiek de omstandigheden van de milieumisdrijven. In de bestreden beslissing valt zeer duidelijk te lezen dat als verzachtende omstandigheid aanvaard wordt dat de verzoekende partij uiteindelijk aan de verschillende aanmaningen gevolg heeft gegeven en de schendingen heeft stopgezet. Het feit dat de verzoekende partij zich terug in regel heeft geplaatst, werd door de verwerende partij aanvaard als een verzachtende omstandigheid voor alle drie de opgelegde administratieve geldboeten. Onterecht gaat de verzoekende partij aan deze motivering voorbij. Het is evenmin zo dat de verzoekende partij geen administratieve geldboete kan worden opgelegd omdat zij na het opstellen van een proces-verbaal en na het versturen van één of meerdere aanmaningen de nodige schikkingen heeft getroffen. De vaststellingen in de twee processen-verbaal volstaan voor het opleggen van de administratieve geldboetes. Tenslotte kan gewezen worden op de motivering inzake de coating: ( ) Bovendien stelt de bestreden beslissing expliciet dat de naleving van de Vlaamse sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne van cruciaal belang is om hinder aan het leefmilieu te voorkomen of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Opnieuw gaat de verzoekende partij voorbij aan de letterlijke inhoud van de bestreden beslissing. II.1.3. Voor het overige toont de verzoekende partij niet in concreto aan waaruit de kennelijke wanverhouding zou bestaan. Evenmin wordt uiteengezet op welke wijze artikel 2 en 3 van de Formele Motiveringswet, en de aangevoerde beginselen van behoorlijk bestuur geschonden zouden zijn. Aangezien de verwerende partij niet in de mogelijkheid is door een gebrek aan motivering van het inleidend verzoekschrift, op deze bezwaren te antwoorden, is dit middelenonderdeel onontvankelijk. 3. In haar memorie van wederantwoord repliceert de verzoekende partij: De verwerende partij stelt dat het eerste middel onontvankelijk is. Zij meent dat de verzoekende partij nalaat aan te tonen waarin de wanverhouding is gelegen. Welnu, de verwerende partij geeft een verkeerde lezing aan het middel van de verzoekende partij. De verzoekende partij heeft immers omstandig uiteengezet dat zij onmiddellijk na de eerste aanmaning 3 van de 4 feiten heeft geregulariseerd. Desondanks heeft de verwerende partij een disproportionele bestuurlijke geldboete opgelegd. De verwerende partij heeft onvoldoende rekening gehouden met het feit dat er kort na de aanmaning nog slechts 1 feit niet geregulariseerd werd. MHHC - 13

14 Het middel is bijgevolg onontvankelijk. Wat betreft de gegrondheid van het middel kan opnieuw verwezen worden naar het feit dat de verwerende partij onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat er reeds 3 feiten geregulariseerd werden. De vermeende verzachtende omstandigheden werden onvoldoende gemotiveerd. Bovendien, het loutere feit dat de verwerende partij over de mogelijkheid beschikt om alsnog een bestuurlijke boete op te leggen, bevrijdt haar niet van haar verplichting om haar bestuursbeslissing deugdelijk te motiveren, quod non in casu. Ten slotte voor wat betreft de coating verwijst de verzoekende partij naar hetgeen zij uiteengezet heeft in haar verzoekschrift. 4. De verwerende partij stelt nog in haar laatste memorie dat de verzoekende partij in haar memorie van wederantwoord de wereld op zijn kop zet. Het zich opnieuw in regel stellen kan een verzachtende omstandigheid uitmaken, maar leidt niet automatisch tot het niet meer opleggen van een administratieve geldboete. Beoordeling door het College 1. Uit artikel DABM volgt dat er geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen de feiten die aan de bestuurlijke geldboetes ten grondslag liggen, en de boetes die op grond van die feiten worden opgelegd. In overeenstemming met artikel DABM moet de verwerende partij de hoogte van de geldboete afstemmen op de ernst van het milieumisdrijf. Zij moet ook rekening houden met de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is begaan of beëindigd. Uit artikel DABM volgt dat de verwerende partij bij het bepalen van de hoogte van de geldboete in eerste orde de ernst van het milieumisdrijf in aanmerking moet nemen. Na de beoordeling van de ernst moeten ook de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf werd begaan of beëindigd, in rekening worden gebracht. Er kan maar tot een schending van artikel DABM en artikel DABM worden besloten als de verzoekende partij aannemelijk maakt dat de verwerende partij de haar toekomende appreciatiebevoegdheid kennelijk onredelijk uitgeoefend heeft. 2. De verzoekende partij voert aan dat zij drie van de vier feiten waarvoor zij beboet werd, binnen de haar door de Afdeling Milieu-inspectie opgelegde termijn geremedieerd heeft. Het tweede procesverbaal van 14 januari 2014 betreft enkel de niet geplaatste debietmeter. Het wordt de verwerende partij verweten dat zij bij het bepalen van de boete de spoedige beëindiging van drie feiten genegeerd heeft. De verzoekende partij meent dat die handelwijze als verzachtende omstandigheid gehonoreerd moet worden. 3. In de bestreden beslissing stelt de verwerende partij vast dat de verzoekende partij de aanmaningen uitgevoerd heeft en de debietmeter geplaatst heeft, de lokaaltjes met chemicaliën van een nieuwe coating voorzien heeft en de gevraagde verslagen bezorgd heeft. De verwerende MHHC - 14

15 partij neemt de beëindiging van alle feiten als verzachtende omstandigheid in aanmerking om de boete te temperen. In haar verzoekschrift laat de verzoekende partij die motivering onbetwist, vermeldt die niet eens. Louter stellen dat de verwerende partij ten onrechte geen rekening met de beëindiging van de beboete feiten gehouden heeft zonder concreet de motieven waaruit het tegendeel blijkt aan kritiek te onderwerpen, toont niet aan dat de verwerende partij dit waarderingscriterium niet of kennelijk onredelijk toegepast heeft. Pas in haar memorie van wederantwoord en dus te laat stelt de verzoekende partij dat de verwerende partij met de beëindiging van de feiten onvoldoende rekening gehouden heeft en dat de motivering onvoldoende is. Daarmee geeft de verzoekende partij een nieuwe draagwijdte aan het in het inleidend verzoekschrift ontwikkelde bezwaar dat de verwerende partij de beëindiging van de feiten als omstandigheid genegeerd heeft, zonder dat de motieven van de bestreden beslissing daarbij betrokken worden. 4. Anders dan de verzoekende partij beweert, motiveert de verwerende partij in de bestreden beslissing wel degelijk waarom zij een boete voor de beschadiging van de coating van de wanden voor de lokaaltjes met chemicaliën oplegt. De beschadiging van de coating van de wanden is in het PV van 21 oktober 2011 als vaststelling opgenomen. Die materiële vaststelling geldt tot bewijs van het tegendeel en betwist de verzoekende partij niet. De verwerende partij kwalificeert dat feit als een schending van artikel , 3 Vlarem II dat bepaalt dat de inkuiping van vaste houders met een individueel waterinhoudsvermogen vanaf liter vloeistofdicht en bestand tegen de inwerking van de opgeslagen vloeistoffen moet zijn. De verzoekende partij betwist evenmin die juridische kwalificatie van het feit als misdrijf. Het blijkt aldus dat de verwerende partij motiveert waarom zij de beschadiging van de coating beboet: het bestaan van het misdrijf is bewezen en aan de verzoekende partij toerekenbaar. De kritiek van de verzoekende partij mist feitelijke grondslag. Het bezwaar wordt verworpen. C. Tweede bezwaar Standpunt van de partijen 1. In een tweede bezwaar voert de verzoekende partij aan: Voortbouwend op het eerste bezwaar mag de proportionaliteit tussen de boete en de feiten geen kennelijke wanverhouding uitmaken. Het artikel DABM bepaalt: ( ). Wegens de wezenlijk punitieve aard van de bestuurlijke geldboeten, waarin leedtoevoeging het eerste sanctiedoel vormt, moet redelijkerwijze worden aangenomen dat de vereiste dat er geen kennelijke wanverhouding mag bestaan tussen de feiten, enerzijds, en de boet die wegens die feiten wordt opgelegd, anderzijds, een proportionaliteitsverplichting oplegt waar bij het afwegen van de relatieve zwaarwichtigheid MHHC - 15

16 van de boete, naast het objectieve boetebedrag, onder omstandigheden ook de mate mag worden meegenomen waarin dit bedrag de overtreder pijn berokkent. ( ) Zoals in het eerste bezwaar omstandig werd uiteengezet vindt de opgelegde bestuurlijk geldboete haar grondslag in 4 feiten. De verzoekende partij herhaalt dat zij beboet wordt voor 4 feiten. De verzoekende partij herhaalt dat zij onmiddellijk 3 van de 4 feiten heeft geregulariseerd. Enkel een 4 e feit werd na het 2 e proces-verbaal geregulariseerd. Uit de bestreden beslissing blijkt dat er 2 bestuurlijke geldboetes worden opgelegd aangaande het eerste proces-verbaal ten belope van EUR en slechts één geldboete voor tweede proces-verbaal ten belope van het EUR. Thans blijkt duidelijk uit de bestreden beslissing dat de verwerende partij oordeelt dat het feit van de debietmeter zwaarwichtiger is dan de 3 andere feiten. Het is dan ook vreemd dat voor de debietmeter een veel beperktere bestuurlijke geldboete wordt opgelegd dan voor de 3 andere feiten. Daarenboven motiveert de verwerende partij de ernst van het feit inzake de coating in de lokaaltjes voor de chemicaliën niet eens. Desondanks wordt dit feit wel opgenomen in de hoogte van de bestuurlijke geldboete. Tot slot wijst de verzoekende partij er op dat zij sedert 3 juni 2014 volledig in regel is met de kwestieuze milieuvergunning. Het feit dat de verzoekende partij alsnog een bestuurlijke geldboete bestaande uit 3 deelboetes ontvangt, is manifest strijdig met hoger vermeld proportionaliteitsbeginsel. 2. De verwerende partij antwoordt als volgt: II.2.2. Ook het tweede bezwaar heeft betrekking op artikelen en DABM. In eerste instantie kan integraal verwezen worden naar hetgeen uiteengezet werd onder het eerste bezwaar. II.2.3 De verzoekende partij verliest uit het oog dat de tweede opgelegde administratieve geldboete, zijnde de alternatieve administratieve geldboete ten bedrage van 2.343,00, betrekking heeft op meerdere feiten (gebrekkige coating en ontbreken debietmeter), terwijl de derde opgelegde geldboete, namelijk de alternatieve administratieve geldboete ten bedrage van 1.122,00 enkel werd opgelegd omwille van het (nog steeds) ontbreken van de debietmeter. Dit verklaart waarom het bedrag van de tweede administratieve geldboete hoger is dan van de derde. 3. In haar memorie van wederantwoord repliceert de verzoekende partij: MHHC - 16

17 De verwerende partij stelt dat de debietmeter tot op heden nog steeds niet geplaatst werd. De verwerende partij antwoordt bijgevolg tegen de stukken van het dossier in. Immers, in het feitelijk deel heeft de verzoekende partij duidelijk aangegeven dat: ( ). De verzoekende partij staaft haar stelling op basis van het bijgevoegd STUK 12. Voor het overige gaat de verwerende partij verder niet in op het opgeworpen bezwaar. 4. In haar laatste memorie voegt de verwerende partij niets aan het verweer toe. Beoordeling door het College 1. Voor zover de verzoekende partij herhaalt dat zij drie van de vier feiten onmiddellijk geregulariseerd heeft en dat die beëindiging als verzachtende omstandigheid in aanmerking genomen had moeten worden, wordt er naar de beoordeling van het eerste bezwaar verwezen De verzoekende partij voert in het bezwaar aan dat de verwerende partij de ernst van het feit van de beschadiging van de coating van de wanden van de lokaaltjes met chemicaliën niet motiveert. Boetebeslissingen vallen onder de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (vervolgens: Motiveringswet). Op grond van artikel 3 van de Formele Motiveringswet moet de motivering de juridische en feitelijke overwegingen vermelden die aan de boetebeslissing ten grondslag liggen. De motivering moet afdoende zijn. Om te voldoen aan de formele motiveringsplicht, moet de verwerende partij niet alleen de keuze voor beboeting, maar ook de hoogte van de boete naar behoren motiveren. Uit de beoordeling van het eerste bezwaar blijkt dat de verwerende partij motiveert waarom zij tot beboeting voor de beschadigde coating overgaat. Dat feit is bewezen, maakt een milieumisdrijf uit en is aan de verzoekende partij toerekenbaar. Daarvan te onderscheiden, is de motivering van de ernst van het milieumisdrijf en hoe hoog de boete in functie daarvan behoort te zijn. De motivering moet blijk geven van een beoordeling van de zwaarwichtigheid van de feiten, zodat een marginale rechterlijke toets van de verhouding tussen de hoogte van de boete en de ernst van de feiten mogelijk is. Wordt de keuze voor beboeting als dusdanig afdoende verantwoord, dan moet er met de verzoekende partij worden vastgesteld dat de bestreden beslissing de ernst van de beschadigde coating in de lokaaltjes voor chemicaliën niet, of alleszins niet afdoende, motiveert. De verwerende partij geeft, na algemene beschouwingen over het belang van de eerbiediging van de sectorale en bijzondere milieuvoorwaarden, wel een specifieke motivering van de ernst van het ontbreken van een debietmeter en van de vereiste keuringsverslagen, maar laat dat na voor de beschadiging van de coating. Het kan dan evident lijken dat de wanden van lokalen voor de opslag van chemicaliën vloeistofdicht zijn, de verwerende partij had er in de motivering niettemin enige blijk van moeten geven in welke mate zij daaraan tilt. Door dat niet te doen, schendt zij de formele motiveringsplicht. MHHC - 17

18 2.2. De bestreden beslissing legt voor de beschadiging van de coating en het ontbreken van een debietmeter, zoals vastgesteld in het PV van 21 oktober 2011, een globale boete van 2343 euro op zonder enige differentiatie tussen de feiten. De hoogte van de boete voor de beschadiging van de coating, en dus evenmin die voor het ontbreken van een debietmeter, wordt niet weergegeven. Het is het raden naar de mate waarin elk van beide, los van elkaar staande feiten tot de boete van 2343 euro hebben bijgedragen De gebrekkige motivering van de ernst van de beschadigde coating tast de wettigheid van de bestreden beslissing aan, voor zover die de verzoekende partij de exclusieve bestuurlijke geldboete van 2343 euro oplegt. Het bezwaar is in de aangegeven mate gegrond. D. Derde bezwaar Standpunt van de partijen 1. In een derde bezwaar argumenteert de verzoekende partij het volgende: De verzoekende partij verwijst naar de vaste rechtspraak van uw College dat milieuinbreuken die een loutere administratieve verplichting inhouden en bijgevolg geen rechtstreekse weerslag hebben op de gezondheid van de mens of op het leefmilieu en er slechts onrechtstreeks een erg geringe impact op vertoont, geen hoge bestuurlijke geldboete verantwoorden ( ). Twee van de vier feiten handelen over louter administratieve verplichtingen, zijnde het feit dat noch een keuringsattest van de elektrische installaties, noch een recent brandweeradvies werd overlegd. In het eerste proces-verbaal maakt de verwerende partij tevens geen melding dat de brandblussers an sich niet aanwezig zijn in het openbaar zwembad. De milieu-inbreuk beperkt zich aldus tot de loutere formele administratieve verplichting die hiermee gepaard gaat. dit geldt mutatis mutandis ook voor de keuringsattesten. Thans wordt de verzoekende partij voor wat betreft dit eerste proces-verbaal beboet door zowel een exclusieve bestuurlijke geldboete ten belopen van 209 EUR als ten belope van een alternatieve bestuurlijke geldboete ten belopen van EUR. De verzoekende partij stelt dan ook vast dat de verwerende partij, om de hoogte van de bestuurlijke geldboete te bepalen, de ernst van deze twee milieu-inbreuken onredelijk zwaar heeft beoordeeld. Hierdoor wordt de proportionaliteitsverplichting voorgeschreven door artikel DABM geschonden. MHHC - 18

19 2. De verwerende partij antwoordt: II.3.2. Het is vooreerst niet correct te stellend dat de feiten die aanleiding gaven tot het proces verbaal, louter administratieve formaliteiten waren die geen weerslag kunnen hebben op mens en milieu. De keuring van de elektrische installaties en het recente verslag van de brandweer hebben te maken met de (brand)veiligheid en hebben we degelijk hun weerslag op de mens en het milieu. Immers dergelijke keuringen dienen te gebeuren om kortsluitingen en/of andere technische gebreken aan het licht te brengen. Het advies van de brandweer kan gekaderd worden binnen het brandpreventiebeleid. Indien dergelijke attesten en adviezen niet worden bekomen, dan worden de mensen die zich in het gebouw bevinden (werknemers en bezoekers) danig in gevaar gebracht. Bovendien zorgt dit ervoor dat de milieu-inspectie geen controles kan uitvoeren. Het feit dat de verzoekende partij dit louter als een administratieve tekortkoming beschouwt, toont aan dat zij geen enkel schuldinzicht heeft inzake het in gevaar brengen van de veiligheid van de mensen aanwezig in het gebouw. II.3.3. Ondergeschikt kan tevens opgemerkt worden dat indien de verplichtingen inderdaad als louter administratief beschouwd zouden kunnen worden, de verzoekende partij niet in concreto aantoont dat de opgelegde administratieve geldboetes te hoog zouden zijn. De verzoekende partij verliest mogelijks het verschil tussen een exclusieve en een alternatieve bestuurlijke geldboete uit het oog. De eerste voornoemde wordt opgelegd naar aanleiding van een milieu-inbreuk, zoals in de bestreden beslissing aangehaalde niet kunnen voorleggen van de elektrische keuringen en het brandweerverslag, in tegenstelling tot de tweede voornoemde die wordt opgelegd voor milieumisdrijven, in casu het ontbreken van vloeistofdichte opslag en de afwezigheid van debietmeter. De verzoekende partij toont niet aan dat de opgelegde exclusieve geldboete ten bedrage van 209 euro te hoog zou zijn. 3. In haar memorie van wederantwoord repliceert de verzoekende partij: De verwerende partij stelt wederom dat zij ondanks het zeer spoedig remediëren van 3 feiten dat deze feiten een disproportionele bestuurlijke geldboete rechtvaardigen. Zij begint steeds weer over de zwaarwichtigheid van deze 3 feiten. Zij stelt tevens onverkort dat de verzoekende partij mensen die zich in het gebouw bevonden danig in gevaar heeft gebracht. Zij baseert zich hiervoor op geen enkel bewijs. Bovendien heeft de verzoekende partij nooit enige persoon in gevaar gebracht. MHHC - 19

20 De verwerende partij tracht geheel onterecht de verzoekende partij in een slecht daglicht te stellen, zonder enig bewijs hiervan bij te brengen. De argumentatie van de verwerende partij betreft louter sfeerschepperij. Noch de Brandweer, noch geen van beide colleges van burgemeester en schepenen hebben enige klacht ontvangen betreffende de veiligheid binnen de exploitatie van de verzoekende partij. 4. In haar laatste memorie voegt de verwerende partij niets aan het verweer toe. Beoordeling door het College De verzoekende partij voert aan dat twee van de vier in het PV van 21 oktober 2011 vastgestelde feiten louter administratieve verplichtingen betreffen en noemt het disproportioneel dat zij, wat het eerste PV betreft, met een exclusieve bestuurlijke geldboete van 209 euro en een alternatieve bestuurlijke geldboete van 2343 euro gesanctioneerd wordt. Uit de bestreden beslissing blijkt dat de verzoekende partij voor het ontbreken van het brandweerverslag en het keuringsattest een exclusieve bestuurlijke geldboete van 209 euro wordt opgelegd, niet meer dan dat. Ten onrechte betrekt de verzoekende partij de alternatieve bestuurlijke geldboete van 2343 euro in haar argumentatie om tot een kennelijke wanverhouding tussen de bestuurlijke geldboete en het ontbreken van de vereiste verslagen te besluiten. De verzoekende partij maakt niet in het minst aannemelijk dat de boete van 209 euro kennelijk in wanverhouding tot de milieu-inbreuken staat. Zoals de verwerende partij in de bestreden beslissing overweegt, hebben de geschonden verplichtingen tot doel om de veiligheid te garanderen en controle op de naleving van de milieuvergunningsvoorwaarden mogelijk te maken. De verzoekende partij spreekt dat niet tegen. Dat de verzoekende partij, als bestuurlijke overheid, een brandweerverslag en een keuringsattest als loutere administratieve verplichtingen minder belangrijk vindt, toont niet aan dat de beoordeling door de verwerende partij van kennelijke onredelijkheid getuigt. Dat de verzoekende partij nooit enige persoon in gevaar gebracht heeft, en dat de brandweer en de bevoegde colleges van burgemeester en schepenen nooit enige klacht over de brandveiligheid ontvangen hebben, kan daar niet anders over doen besluiten. Dat het PV niet vermeldt dat de brandblusapparaten niet in het gebouw aanwezig waren, is evenmin een valabel argument ter betwisting van de waardering van de ernst van de milieuinbreuken. De verzoekende partij kan moeilijk in redelijkheid beweren dat de verbalisant een ronde had moeten maken om te controleren of alle toestellen wel aanwezig waren omdat zij de vereiste verslagen niet kon voorleggen. Hoe de verbalisant zonder de verslagen had kunnen controleren of alle toestellen wel op hun goede werking door een bevoegd deskundige gecontroleerd zijn, laat de verzoekende partij al helemaal in het midden. Het bezwaar wordt verworpen. E. Vijfde bezwaar Standpunt van de partijen MHHC - 20

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0137 van 23 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/100-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, ten verzoeke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0057 van 28 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/102-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/85-VK van 2 december 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/25-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de NV [ ], met maatschappelijke zetel te [ voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 20 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0066 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0069/M Verzoekende partij de bvba AURO-TECH, met woonplaatskeuze te 9111 Sint-Niklaas,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0033 van 22 december 2015 in de zaak 14/MHHC/60-M In zake: de nv [ ] bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Dominique VERMER met kantoor te 1160 Brussel,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

advocaat hierna de tegen hierna de

advocaat hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/6-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor gevestigd

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0901 van 5 april 2016 in de zaak 1213/0305/SA/1/0295 In zake: de heer Geert STANDAERT bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Koen GEELEN

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0135 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/98-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMS GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten verzoeke

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST. nr van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VOORZITTER VAN DE IXe KAMER ARREST nr. 242.698 van 18 oktober 2018 in de zaak A. 217.780/IX-8773 In zake: het OPENBAAR CENTRUM VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0045 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0097/M Verzoekende partij Verwerende partij Marc Broucke, met woonplaatskeuze te 8830 Hooglede,

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 9 oktober 2018 met nummer HHC/M/1819/0013 in de zaak met rolnummer 1718/HHC/0024/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Maria VAN HOVE wonende te 2270 Herenthout,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/67-VK van 2 oktober 2014 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] en de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partijen te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0149 van 12 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0070/M/0067 In zake: de heer Rik VERSTRAETE, wonende te 8792 Desselgem, Meelstraat 88 verzoekende partij tegen:

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/92-VK van 7 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Pierre VANDE MAELE, advocaat, met kantoor te 8780 OOSTROZEBEKE,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0046 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/87-M In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Koenraad DEGROOTE met kantoor te 8720 Wakken,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/3 35-VK van 9 augustus 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Willem SLOSSE, advocaat, met kantoor te 2018

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0117 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0094/M/0081 In zake: de bvba VINCKE bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sam DULLAERT kantoor houdende

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. IXe KAMER A R R E S T. nr van 23 oktober 2018 in de zaak A /IX-9318 RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK IXe KAMER A R R E S T nr. 242.741 van 23 oktober 2018 in de zaak A. 224.155/IX-9318 In zake : Gunter CARLIER bijgestaan en vertegenwoordigd door advocaat Sven

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/23-VK van 8 mei 2012 In de zaak van de BVBA [ ] met vennootschapszetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 17 oktober 2017 met nummer MHHC/M/1718/0022 in de zaak met rolnummer 1617-MHHC-0018-M Verzoekende partij Jeroen VAN BYLEN met woonplaatskeuze te 2250 Olen, Gerheiden

Nadere informatie

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/ /11-VK van 21 februari 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Dominique DEVOS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0116 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0085/M/0077 In zake: de nv AB-INVEST, met zetel te 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 38 vertegenwoordigd door: de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 21 februari 2017 met nummer MHHC/M/1617/0027 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0087/M Verzoekende partij de nv DIRESCO vertegenwoordigd door advocaat Koen GEELEN, Bernard

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/I/1516/0136 van 16 juni 2016 in de zaak 14/MHHC/83-I In zake:... bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Sabine WULLUS kantoor houdende te 8630 Veurne, Boterweegschaalstraat

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/1294 van 28 juni 2016 in de zaak 1314/0440/A/4/0401 In zake: de heer Alain CHABEAU advocaat Dominique VERMER kantoor houdende te 1160 Brussel, Tedescolaan

Nadere informatie

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de Milieuhandhavingscollege Tussenbeslissing MHHC-11/5-VK van 300 maart 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T. nr van 4 maart 2010 in de zaak A /XII-5232. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. A R R E S T nr. 201.488 van 4 maart 2010 in de zaak A. 185.318/XII-5232. In zake : Mario DE VILLA, die woonplaats kiest bij advocaat G. Vanhoucke, kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0058 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0062/M Verzoekende partij de heer Guy VAN DER SCHOOT, wonende te 2100 Deurne, Mattheus

Nadere informatie

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST HANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 13 maart 2018 met nummer HHC/M/1718/0079 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0085/M Verzoekende partij de nv EUROGAS BELGIUM vertegenwoordigd door advocaat Theo MARCOURS met

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 28 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0047 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0099/M Verzoekende partij de bvba IMBRECHTS, met zetel te 1910 Kampenhout, Haachtsesteenweg

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0153 van 26 juli 2016 in de zaak MHHC/1415/0093/M/0082 In zake: bvba J. KRIJNEN KEUKENS bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Harry HENDRICKX kantoor

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 15 april 2010 in de zaak A /VII

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 15 april 2010 in de zaak A /VII RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 202.975 van 15 april 2010 in de zaak A. 184.044/VII-37.565. In zake: Emilienne VAN BUGGENHOUT wonende te Haaltert Landlede 8 alwaar

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/25-VK van 3 april 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Paul ROELAND, advocaat, met kantoor te 9000

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/43-VK van 7 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreden mr. Ivan DEWEVER en mr. Kristin DEWEVER, advocaten, met

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. RvVb/A/1516/0601 van 16 februari 2016 in de zaak RvVb/1415/0481/A/0466 In zake: de heer Theodoor GORISSEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Antoon

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 4 juli 2017 met nummer RvVb/A/1617/1019 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0083/A Verzoekende partij Verwerende partij de heer Jozef RUTTEN, met woonplaatskeuze

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 4 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0064 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0062/M Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Silvy DENDAUW, wonende te 8940 Wervik,

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/1-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jan SURMONT, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT, de Merodelei

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0042 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/79-M In zake : de heer [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 6 februari 2018 met nummer MHHC/M/1718/0060 in de zaak met rolnummer 1617/MHHC/0064/M Verzoekende partij Verwerende partij de bvba GARAGE ZILLEBEEK, met zetel te 9120

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/90-VK van 18 december 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/99-VK van 27 november 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Louis CHRISTOFFELS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/2014/0287 van 22 april 2014 in de zaak 1213/0576/A/1/0539 In zake: mevrouw Martine VAN BOCXLAER, wonende te 9940 Evergem, Langerbrugsestraat 36 verzoekende

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 14 maart 2017 met nummer MHHC/M/1617/0040 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0094/M Verzoekende partij de heer Albert VANDAELE, met woonplaatskeuze te 8660 De Panne,

Nadere informatie