Notitie Vangnetregeling 2015

Transcriptie

1 Notitie Vangnetregeling 2015 Inleiding Op basis van de Wet bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (BUIG) ontvangen gemeenten één (gebundeld) budget voor de bekostiging van uitkeringen voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ en het Bbz 2004 (levensonderhoud starters). Met ingang van 2015 kunnen uit dit budget ook de kosten van de aan werkgevers verstrekte structurele loonkostensubsidies betaald worden. Uitkeringen voor levensonderhoud voor gevestigde zelfstandigen en Bbz-bedrijfskredieten vallen niet onder de BUIG. Tekorten of overschotten zijn voor rekening van de gemeente. Gemeenten konden tot en met het jaar 2014 onder voorwaarden een beroep doen op de IAU-regeling (Incidenteel Aanvullende Uitkering) indien het tekort op de BUIG-uitkering in een bepaald jaar meer dan 10% bedroeg; bij toekenning hiervan was het risico van de gemeenten dus beperkt tot maximaal 10% van de BUIG-uitkering. Met ingang van het jaar 2015 is de IAU-regeling komen te vervallen en vervangen door de zgn. tijdelijke Vangnetregeling 2015 die naar onlangs bekend is geworden ook voor het jaar 2016 zal gelden. Een meer definitieve vangnetregeling wordt verwacht in Het eigen risico in de vangnetregeling verschilt van die van de IAU. Was er bij de IAU sprake van een eigen risico voor de gemeenten van 10% van het toegekende BUIG-budget met daarbij de mogelijkheid van een aanvullende uitkering van 100% voor de overschrijding van het BUIG-budget boven 10%; in de onlangs gewijzigde vangnetregeling is er sprake van een eigen risico van 5% van het toegekende BUIG-budget en wordt een getrapte vergoedingsschaal toegepast. Voor het deel van een tekort van meer dan 5% tot en met maximaal 10% worden gemeenten voor de helft (dus 50%) gecompenseerd. Het tekort boven 10 procent compenseert het ministerie volledig (dus 100%). De compensaties op grond van de vangnetregeling worden verstrekt indien aan de voorwaarden van de regeling is voldaan. Formeel moet een en ander nog worden geregeld in het Besluit Participatiewet. Publicatie daarvan is voor oktober 2015 voorzien. Om met succes een beroep op een vangnetuitkering over 2015 te doen, gelden de volgende voorwaarden: 1. Het verzoek moet uiterlijk op maandag 15 augustus 2016 digitaal, per , zijn ontvangen door de Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet. Verzoeken die na 15 augustus 2016 door de commissie worden ontvangen, worden niet in behandeling genomen; 2. Bij het verzoek dient het college de volgende documenten te voegen: a. een globale analyse van de mogelijke oorzaak en de omvang van het tekort, mede in het kader van de inwerkingtreding van de Participatiewet en de eerdere financiële resultaten van de uitvoering van de WWB, en van de verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren; b. een brief, of vergelijkbaar document, waarmee het college de raad heeft geïnformeerd over zijn analyse en de maatregelen die worden genomen dan wel worden overwogen om tot tekortreductie te komen; c. een document waaruit de opvattingen van de gemeenteraad hieromtrent blijken; d. een overzicht wat de gemeente in 2015 feitelijk heeft gedaan om het tekort het hoofd te bieden en hoe zij het effect daarvan kwalificeert. In deze notitie worden voorwaarden 2a en 2b verder uitgewerkt. Allereerst wordt aangegeven wat de omvang is van het mogelijke beroep op de Vangnetregeling Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkeling van de lasten BUIG in de periode 2011 tot en met 2015, de (mogelijke) oorzaken hiervan, het bestaande re-integratiebeleid en de uitvoering van de Bestuursopdracht uitvoering Participatiewet. Daarna zal inzicht worden verschaft in de verwachte lasten BUIG in relatie tot de te ontvangen BUIG-budgetten in de jaren 2016 en verder. 1

2 Tenslotte komt aan de orde welke (aanvullende) maatregelen genomen c.q. overwogen worden inzake het terugdringen van budgettekort. Omvang mogelijk beroep op Vangnetregeling 2015 Op basis van de feitelijke lasten BUIG eerste halfjaar 2015 is in het kader van de managementrapportage tweede kwartaal 2015 ISD de Kempen een inschatting gemaakt van de omvang van tekort op het BUIG-budget 2015 en van de omvang van het mogelijke beroep op de vangnetregeling In onderstaande tabel is een en ander weergegeven. Lasten BUIG t.o.v. Rijksbudget BUIG-uitkeringen Gemeente Bergeijk Bladel Eersel Oirschot Reusel- De Mierden Totaal ISD verwachte lasten BUIG-budget 2015 (nader voorlopig) tekort BUIG % tekort BUIG 1,56% 12,42% 13,36% 18,94% 2,59% 9,62% eigen risico t.o.v. BUIG-budget maximale uitkering Vangnetregeling Naar verwachting zal er in 2015 sprake zijn van tekorten op het BUIG-budget bij alle ISD-gemeenten. Bij de gemeenten Bladel, Eersel en Oirschot zal dit tekort meer dan 5% bedragen, zodat voor die gemeenten vooralsnog een beroep op de Vangnetregeling aan de orde is. Het betreft hier uitdrukkelijk een inschatting op basis van de uitgaven tot en met het 2 e kwartaal Dit beeld kan gedurende het verdere verloop van dit jaar over de gehele linie nog wijzigen. Pas na afloop van het jaar 2015 kan vastgesteld worden of en zo ja in hoeverre er sprake is geweest van budgettekorten en of er een beroep gedaan kan worden op de Vangnetregeling Ontwikkeling lasten BUIG In onderstaande tabellen zijn de BUIG-budgetten resp. de BUIG-lasten opgenomen. Budget BUIG

3 Lasten BUIG (prognose) In onderstaande tabellen zijn de overschotten / tekorten BUIG-budget opgenomen, zowel in Euro s als in percentages. Lasten BUIG ten opzichte van BUIG-budget in (prognose) Opmerking: een negatief bedrag betreft een tekort ten opzichte van het budget Lasten BUIG ten opzichte van BUIG-budget in percentage ,60 141,78 112,34 126,94 167,15 131, ,66 118,09 116,55 121,96 112,71 115, ,20 110,60 116,08 101,42 100,48 105, ,87 110,30 119,23 110,91 93,53 105, (prognose) 101,56 112,42 113,36 118,94 102,59 109,62 In de jaren 2011 tot en met 2014 is het BUIG-budget voor de ISD-gemeenten ontoereikend gebleken, met uitzondering van het budget 2014 voor de gemeenten Bergeijk en Reusel-De Mierden. Bij deze gemeenten was er in dat jaar sprake van een overschot. Ook in het jaar 2015 zal het BUIG-budget naar verwachting ISD-breed ontoereikend zijn. Bij een overschrijding van de lasten met meer dan 10% van het BUIG-budget kon tot en met het jaar 2014 een beroep gedaan worden op de IAU-regeling. In gevallen waarin er sprake was van deze situatie heeft ISD de Kempen de IAU-aanvraag voor de desbetreffende gemeenten verzorgd. In alle gevallen is de aanvraag gehonoreerd. Dit duidt erop dat de situatie op de arbeidsmarkt in de Kempengemeenten afwijkt van het landelijk gemiddelde beeld. Oorzaken ontwikkeling lasten BUIG Alvorens in te gaan op de (mogelijke) oorzaken van de lastenontwikkeling BUIG en de verwachte ontwikkeling in het jaar 2015, wordt middels de volgende tabellen inzicht gegeven in de ontwikkeling van het aantal BUIG-klanten resp. het aantal personen dat als Niet-Werkende Werkzoekende staat ingeschreven bij het Werkplein De Kempen. 3

4 Aantal BUIG-klanten Datum Bergeijk Bladel Eersel Oirschot Reusel-De Mierden Totaal ISD Aantal Niet-Werkende Werkzoekenden Datum Bergeijk Bladel Eersel Oirschot Reusel-De Mierden Totaal

5 Oorzaken lastenontwikkeling De voortdurende economische crisis heeft de afgelopen jaren ook in de Kempen geleid tot een oplopende werkloosheid en een toename van het beroep op een gemeentelijke bijstandsuitkering. De situatie op de arbeidsmarkt als gevolg van de economische ontwikkelingen zien wij als voornaamste oorzaak voor de toename van het aantal BUIG-klanten en voor de toename van de daarmee verband houdende BUIG-lasten. Ten aanzien van de ontwikkeling van het aantal BUIG-klanten in de periode 2011 tot en met 2014 kan geconstateerd worden dat er ISD-sprake is geweest van een toename met bijna 50%. Tussen de ISD-gemeenten onderling zijn er wel verschillen te constateren in de volume-ontwikkeling gedurende deze periode. Een mogelijke (deel)verklaring voor het gedifferentieerde beeld is dat de economische crisis verschillende effecten heeft voor de ISD-gemeenten als gevolg van hun specifieke economische structuur, lokale arbeidsmarkt en samenstelling beroepsbevolking. Meerjarig bezien is het beeld bij de verschillende Kempengemeenten in grote lijnen identiek. Gezien de omvang van de gemeentelijke BUIG-bestanden in absolute zin betekent een toename van een beperkt aantal klanten tegelijkertijd een forse toename in percentage. Bij een bestand van 100 is er bij een toename met 10 klanten sprake van een toename met 10%. Voor de ontwikkeling van de omvang van het klantenbestand heeft de economische recessie twee kanten. Enerzijds neemt de instroom toe als gevolg van verlies van werk (lees inkomen uit arbeid); anderzijds wordt de uitstroom richting arbeidsmarkt bemoeilijkt doordat werkgevers minder snel geneigd zijn om nieuw personeel in dienst te nemen. Ook in de Kempen is er sprake van terughoudendheid bij werkgevers bij het aannemen van nieuw personeel in het algemeen en van personen vanuit een uitkeringssituatie in het bijzonder. Ten aanzien van de ontwikkeling van het NWW-volume is er sprake geweest van een toename met meer dan 100%. Het is een bekend gegeven dat in tijden van economische neergang en oplopende werkloosheid de effecten daarvan op de omvang van het aantal bijstandsgerechtigden pas later zichtbaar worden. De bijstand reageert met enige vertraging op de conjuncturele ontwikkeling en om die reden is de omvang van het NWW-volume reden tot grote zorg. Een deel van het NWW-bestand zal op termijn instromen in de Participatiewet, bijv. na beëindiging van de WW-uitkering. Oorzaken lastenontwikkeling 2015 Per 1 januari 2015 is de toegang tot de Wsw voor nieuwe gevallen komen te vervallen en is de Wajong voor nieuwe gevallen uitsluitend nog toegankelijk bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Op termijn zal hierdoor het beroep op de Participatiewet toenemen. Vooralsnog is de instroom in de Participatiewet als gevolg van deze wetswijzigingen nog beperkt van omvang. De toename van het BUIG-bestand gedurende het eerste halfjaar 2015 doet zich met name voor in de gemeenten Bladel, Eersel en Oirschot. Hoewel de macro-economie tekenen van herstel laat zien, blijft de arbeidsmarkt, zeker voor personnen met een BUIG-uitkering, moeilijk toegankelijk. Naast deze situatie op de arbeidsmarkt in het algemeen, vormt de vestiging van asielzoekers/gedoogden een belangrijke oorzaak van de bestandstoename in Bladel(+15) en in Oirschot (+7). Bij Eersel is hier in mindere mate sprake van geweest (+2). Bij de gemeente Eersel is de afgelopen jaren sprake geweest van grote fluctuaties in de volumeontwikkeling. Zo was er in 2013 sprake van een toename met 22% en in 2014 van een afname met 3%. Gedurende het eerste halfjaar 2015 is er sprake van een toename met 9%. Een duidelijk aanwijsbare reden is hiervoor niet aan te geven. 5

6 Gezien de taakstelling huisvesting vergunninghouders en de actuele situatie ten aanzien van de landelijke instroom van asielzoekers dient bij alle gemeenten rekening te worden gehouden met een toename van de omvang van het klantenbestand als gevolg van het beroep dat vanuit deze doelgroepen op de Participatiewet zal worden gedaan. Bestaand re-integratiebeleid Inhoudelijk Het huidige Re-integratiebeleid heeft tot doel burgers optimaal te ondersteunen bij het vinden van werk, zodat zij zelf in de kosten van het bestaan kunnen voldoen en geen beroep hoeven te doen op een financiële uitkering van de gemeente. Het Werkplein De Kempen richt zich hierbij op minimalisatie van de instroom, maximalisatie van de uitstroom en op re-integratiegericht werken. Hiertoe wordt een breed spectrum van re-integratie instrumenten ingezet afhankelijk van de specifieke situatie van de klant (maatwerktrajecten). Bij nieuwe aanmeldingen voor een bijstandsuitkering worden eerst de mogelijkheden voor bemiddeling naar een baan bezien in plaats van het meteen verstrekken van een uitkering. Indien regulier werk niet direct mogelijk is wordt een passend re-integratietraject gestart. Soms is duurzame uitstroom beter te realiseren met behulp van een (intensief) scholingstraject. Aan inwoners die niet of niet volledig kunnen voorzien in de noodzakelijke bestaanskosten, wordt financiële of andersoortige ondersteuning geboden, zoals sociale activering. Deze ondersteuning wordt efficiënt en doelmatig uitgevoerd binnen de kaders die de wetgever biedt. Op basis van bovenstaande uitgangspunten wordt het beschikbare budget op een groot aantal verschillende manieren ingezet. In hoofdlijnen is dit te verdelen in uitvoeringskosten ten behoeve van arbeidstoeleiding en -bemiddeling, specifieke re-integratieproducten (diagnose, Direct Werk, Snelwerk, Kans Actief, Werkacademie) en instrumenten voor verwerven/behouden van werk (loonkostenvergoeding, reiskostenvergoeding, premie voor werk, kinderopvang). Er zijn workshops voor nieuwe klanten en er wordt, naast individuele begeleiding, tevens ingezet op groepsgewijze (sollicitatie)trainingen. Toeleiding naar betaald werk blijft de hoofddoelstelling van het re-integratiebeleid. Daarbij wordt tijdelijk werk, al dan niet in deeltijd, uitdrukkelijk als regulier werk gezien. Van personen die inkomensondersteuning ontvangen van de gemeente mag verwacht worden dat ze naar vermogen trachten inkomen te verwerven. Ten aanzien van de effectiviteit van re-integratietrajecten kan in het algemeen opgemerkt worden dat er niet in alle gevallen aangetoond kan worden dat er sprake is van een direct causaal verband tussen ingezet traject en uitstroom. Daar waar sprake is van concrete interventies, zoals bijv. een loonkostensubsidie of scholing met baangarantie kan het resultaat vrij gemakkelijk herleid worden tot de inzet van het desbetreffende instrument. Bij andere trajecten ligt dat anders. Zo is Diagnose wezenlijk om een geschikt vervolgtraject te kiezen, maar leidt dat instrument zelf niet tot directe uitstroom. Hetzelfde geldt voor bijv. een cursus Nederlands. Het betreft hier een interventie om de kans op uitstroom te bevorderen. Veel trajecten hebben tot doel om de bestaande afstand tot de arbeidsmarkt te overbruggen c.q. te verkleinen en dienen derhalve op die doelstelling beoordeeld te worden. De meetbaarheid van de effectiviteit van trajecten is verschillend en hangt af van het desbetreffende traject / instrument. Op basis van de uitkomsten van het monitoren van het verloop van een traject en de mate van realisatie van de doelstellingen ervan, worden de diverse interventies doorlopend op nut en noodzaak bezien. Teneinde de plaatsing/uitstroom van verschillende doelgroepen (WWB, Wsw, WW, Wajong) te bevorderen is in 2013 Werkgeversservicepunt Kempenplus opgericht. Kempenplus bundelt de krachten van ISD de Kempen, UWV en WVK-groep in de werkgeversbenadering. Hiermee wordt beoogd het optimaliseren van de werkgeversbenadering in de Kempen die voorheen vanuit verschillende organisaties werd georganiseerd (ISD de Kempen, UWV en WVK-groep). 6

7 Kempenplus, dat vanaf 1 juli 2013 operationeel is, is fysiek ondergebracht in het Werkplein De Kempen. De pilotperiode liep tot 1 januari 2015; gezien de positieve ervaringen is inmiddels besloten dit initiatief voort te zetten gedurende de periode De gemeente Oirschot participeert niet in Kempenplus, maar participeert in dit kader wel in het regionaal Werkbedrijf. Financieel Ten behoeve van hun re-integratieplicht ontvangen gemeenten het zgn. Participatiebudget. Ingaande 1 januari 2015 is dit een gebundeld budget ten behoeve van de uitvoering van de Participatiewet (niet zijnde de bijstandsuitkeringen) en de Wsw. Vanuit dit budget dienen de re-integratie activiteiten bekostigd te worden, alsmede de verplichtingen op basis van de Wsw (loonverplichtingen Wsw-dienstbetrekkingen). Voor zover in deze notitie de aanduiding Participatiebudget wordt gehanteerd, wordt gedoeld op de budget-component die betrekking heeft op re-integratie. De Wsw-component blijft in deze notitie verder buiten beschouwing. In onderstaande tabel zijn de Rijksbudgetten ten behoeve van re-integratie opgenomen. Participatiebudget Het Rijk heeft in de afgelopen jaren grote kortingen doorgevoerd in het Participatiebudget. Terwijl het bijstandsvolume toenam is dat budget fors gedaald. In onderstaande tabellen zijn de uitgaven ten behoeve van re-integratie resp. de uitgaven ten opzichte van het re-integratiebudget opgenomen. Lasten Participatie (prognose) Lasten Participatie in % van het Participatiebudget ,93 133,26 84,03 86,11 131,32 97, ,32 171,17 108,34 102,07 180,66 142, ,98 171,18 143,79 111,16 121,02 155, ,87 103,55 131,39 138,31 93,81 128, (prognose) 146,06 155,65 195,51 132,09 128,19 152,92 7

8 De tekorten op het Rijksbudget re-integratie konden / kunnen worden gedekt vanuit het Bonusbudget (Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden), dividenduitkering WSD (Oirschot) en ontvangen subsidies vanuit Aanpak jeugdwerkloosheid regio Zuidoost-Brabant. Vastgesteld kan worden dat de Kempengemeenten de afgelopen jaren boven het beschikbare Rijksbudget extra middelen hebben ingezet om re-integratie-interventies te financieren. Gezien de afname van dat Rijksbudget werd / wordt die extra inzet noodzakelijk geacht om te voorkomen dat het bijstandsvolume nog verder zou / zal toenemen. Bestuursopdracht uitvoering Participatiewet In het voorjaar 2015 hebben de ISD-gemeenten hun visie op de Participatiewet geformuleerd. Door de raden van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden is de Visienota Participatie vastgesteld; de raad van de gemeente Oirschot heeft De Participatiewet in Oirschot, Samen aan de slag vastgesteld. Door de colleges van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden is vervolgens een bestuursopdracht inzake de uitvoering van de Participatiewet geformuleerd. Een ambtelijke werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van deze gemeenten, WVK-Groep en ISD de Kempen is belast met de uitvoering hiervan. De gemeente Oirschot participeert in deze werkgroep. De werkgroep dient de Stuurgroep (wethouders) te adviseren inzake de optimale vormgeving van het re-integratiebeleid / participatiebeleid ten aanzien van alle inwoners van de Kempengemeentenen en zal daartoe waar mogelijk verschillende scenario s aanbieden. Daarbij zullen de gevolgen van de invoering van het Participatiebudget in beeld worden gebracht zoals o.a. de financiële consequenties, de specifieke doelgroepen, de participatie mogelijkheden van deze doelgroepen, de maatschappelijke effecten en consequenties, een en ander in samenhang tot de transities zorg en jeugd. Onderdeel van de bestuursopdracht is het opstellen van een financiële doorrekening van de inzet van de diverse in te zetten instrumenten en het inzicht geven in de niet-financiële (maatschappelijke) effecten van het al dan niet inzetten van deze instrumenten. De bestuursopdracht dient in november 2015 afgerond te zijn. Prognose lasten 2016 en volgende jaren Ten aanzien van het BUIG-volume zijn de komende jaren twee ontwikkelingen van belang. Enerzijds de gevolgen van het inmiddels ingezette economische herstel op de (Kempische) arbeidsmarkt en anderzijds de effecten van de invoering van de Participatiewet. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gaat in haar meest recente prognose uit van een toename van het landelijke BUIG-volume van personen in 2015 tot in In hoeverre en in welke mate deze landelijke trend zich ook in onze regio zal voordoen is moeilijk in te schatten. Het opstellen van prognoses op het niveau van de individuele Kempengemeenten is met grote onzekerheden omkleed. Dit geldt ook voor de toekomstige ontwikkeling van de BUIG-lasten. Het Rijk heeft onlangs de indicatieve macro-budgetten BUIG tot en met het jaar 2019 bekend gemaakt. In onderstaande tabel is de doorrekening daarvan tot op het tot op het niveau van de individuele Kempengemeenten weergegeven. Indicatieve BUIG-budgetten

9 De wijze van verdeling van het macro BUIG-budget over alle gemeenten is afhankelijk van het verdeelmodel dat wordt gehanteerd. Individuele gemeenten hebben daar geen invloed op. De hoogte van de toekomstige gemeentelijke BUIG-budgetten zijn moeilijk te voorspellen. Wij achten het van essentieel belang de ontwikkeling van het BUIG-volume per ISD-gemeente nauwlettend te monitoren en maximaal in te zetten op volumebeperking, waardoor ook de lasten maximaal beperkt worden. Ten aanzien van de toekomstige beschikbare Rijksbudgetten ten behoeve van re-integratie is het meerjarenperspectief wel duidelijk aan te geven. Meerjarenraming Participatiebudget In de meicirculaire gemeentefonds 2015 zijn de indicatieve Participatiebudgetten ( component Reintegratie ) voor de periode 2016 tot en met 2020 opgenomen. Tot en met 2018 is er ISD-breed sprake van een verdere afname van het jaarlijkse budget; daarna zal het budget toenemen. Beschikbaar Participatiebudget (meicirculaire 2015) Gemeente Bergeijk Bladel Eersel Oirschot Reusel- De Mierden Totaal ISD Participatiebudget Participatiebudget Participatiebudget Participatiebudget Participatiebudget Maatregelen reductie budgettekort Zoals eerder aangegeven kent het re-integratiebeleid twee sporen; enerzijds beperking van de instroom en anderzijds bevordering van de uitstroom. Werkgevers blijven terughoudend met het in dienst nemen van nieuw personeel. Met name voor personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is uitstroom moeilijk te realiseren. Desondanks zetten we alles op alles om juist ook hen voor te bereiden op een plaats op de arbeidsmarkt wanneer de economie weer aantrekt. Het huidige re-integratiebeleid, zoals in het kort beschreven op pagina 6 van deze notitie, vormt ons inziens een solide basis om deze doelstellingen maximaal te realiseren. Deze dienstverlening wordt vanuit het Werkplein De Kempen aangeboden. Wij hechten grote waarde aan de borging van deze organisatorische structuur. In het kader van de uitvoering van de Bestuursopdracht uitvoering Participatiewet wordt het huidige instrumentarium dat ingezet kan worden in het kader van beperking van instroom en bevordering van 9

10 uitstroom tegen het licht gehouden en wordt bezien in hoeverre hierop aanvullingen gewenst c.q. noodzakelijk zijn. Op basis van de adviezen die in het kader van de uitvoering van de Bestuursopdracht aan het bestuur zullen worden voorgelegd wordt het huidige re-integratiebeleid mogelijk aangepast. In afwachting daarvan zetten wij vooralsnog vol in op voortzetting van de huidige beschikbare interventies, waarbij uiteraard wel in alle individuele gevallen nut en noodzaak van het specifiek in te zetten re-integratieproduct bezien wordt. Waar mogelijk wordt steeds meer gekozen voor een groepsgewijze aanpak, bijv. bij het geven van trainigen. Dit vanuit de gedachte met minder budget meer doen. Afgezien van deze financiële overweging blijkt dat door de groepsdynamiek betere resultaten (kunnen) worden bereikt dan bij een meer individuele aanpak. Kempenplus vervult een belangrijke rol bij het plaatsen van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Teneinde de kansen op plaatsing te vergroten zoekt Kempenplus uitdrukkelijk de samenwerking met private partijen, zoals uitzendbureau s. Tijdelijk werk kan een opstap zijn naar permanent werk en in die zin kunnen uitzendbureau s een eerste stap bieden op de weg naar een meer duurzame plaatsing. Zoals bekend biedt de Participatiewet nieuwe instrumenten, bijvoorbeeld de structurele loonkostensubsidie en de individuele studietoeslag. Onlangs hebben de raden van de Kempengemeenten de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 vastgesteld, waarin deze instrumenten zijn opgenomen. Wij achten het van groot belang om praktijkervaring op te doen met de werking hiervan. Inmiddels is, op bescheiden schaal, gestart met de inzet van structurele loonkostensubsidie en van de individuele studietoeslag. De effecten worden nauwgezet gemonitord, zodat inzicht wordt verkregen in de gevolgen op het gebied van re-integratie/participatie en in de financiële aspecten die aan de inzet van deze voorzieningen verbonden zijn. Teneinde te voorkomen dat Vso/Po-leerlingen na het verlaten van de school buiten beeld raken, wordt er door ISD de Kempen en WVK-groep op regelmatige basis overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de desbetreffende scholen. Onderdeel van dit overleg vormt individuele casuïstiekbespreking, waarbij onderzocht wordt op welke wijze begeleiding geboden kan worden aan deze jongeren, zodat er voor hen perspectief blijft op werk of participatie. De Kempengemeenten maken deel uit van de arbeidsmarktregio Zuidoost-Brabant en van het Regionaal Werkbedrijf Zuidoost-Brabant. Wij achten het van groot belang hierin actief te participeren en mee te blijven denken over productontwikkeling ten behoeve van werkgevers, teneinde hen maximaal te faciliteren en te onzorgen bij het in dienst nemen van personen met een beperking. De diverse maatregelen die hierboven beschreven vormen wat ons betreft geen statisch geheel van een limitatieve opsomming van re-integratieproducten en interventies. Voorbereiding op plaatsing op de arbeidsmarkt, bemiddeling bij feitelijke plaatsing en nazorg na plaatsing is in alle gevallen maatwerk in het individuele geval. De inzet van re-integratieproducten zal continu gemonitord te worden teneinde een optimaal resultaat te bewerkstelligen. Onder optimaal resultaat verstaan wij werken en/of participeren naar vermogen. 10