hierna de tegen hierna de

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "hierna de tegen hierna de"

Transcriptie

1 Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/7-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Frederik VANDEN BOGAERDE, advocaat, met kantoor te 8610 KORTEMARK, Torhoutstraat 10, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, voor en namens wie optreedt mr. Bart STAELENS, advocaat, met kantoor te 8000 BRUGGE, Gerard Davidstraat 46 bus 1, bij wie keuze van woonplaats is gedaan, hierna de verwerende partij te noemen, ingeschreven in het register van de beroepenn onder nummer 10/MHHC/10-M, MHHC-11/ /7-VK 16 juni

2 heeft het Milieuhandhavingscollege het volgende overwogen: 1. Voorwerp van het beroep Het beroep is gericht tegen de beslissing nummer 09/AMMC/68-M/DW van 8 september 2010 van de gewestelijke entiteit waarbij aan de verzoekende partij een alternatieve bestuurlijke geldboete van 582 euro wordt opgelegd, vermeerderd met de opdeciemen die van toepassing zijn voor de strafrechtelijke geldboeten, aldus gebracht op euro, dit wegens het gebruik van uitgegraven bodem als bodem zonder de hiertoe vereiste documenten, meer bepaald zonder technisch verslag, grondverzettoelating en bodembeheerrapport. 2. Verloop van de rechtspleging 2.1. Met een brief van 22 september 2009 meldt de procureur des Konings van Kortrijk, overeenkomstig artikel van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: DABM), aan de gewestelijke entiteit dat hij het milieumisdrijf niet strafrechtelijk zal behandelen. Met een brief van 20 oktober 2009 brengt de gewestelijke entiteit de verzoekende partij op de hoogte van haar voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming, op te leggen en nodigt zij de verzoekende partij uit om schriftelijk haar verweer mee te delen. Met een brief van 28 oktober 2009 bezorgt de verzoekende partij haar verweer aan de gewestelijke entiteit. Op 8 september 2010 legt de gewestelijke entiteit de voormelde bestuurlijke geldboete op. De kennisgeving van deze beslissing aan de verzoekende partij gebeurt op 20 september 2010 met een aangetekende brief Met een aangetekende brief van 18 oktober 2010 stelt de verzoekende partij beroep in tegen de beboetingsbeslissing. Het verzoekschrift bevat een inventaris van de overtuigingsstukken. Het geïnventariseerde overtuigingsstuk is eraan toegevoegd. De verwerende partij dient op 26 oktober 2010 bij de griffie een dossier in met de stukken op grond waarvan de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. De verwerende partij dient op 30 december 2010 een memorie van antwoord in. De verzoekende partij dient op 7 maart 2011 een memorie van wederantwoord in. De verwerende partij dient op 8 april 2011 een laatste memorie in Het beroep is voor behandeling vastgesteld op de openbare zitting van 12 mei De verzoekende partij is op de zitting vertegenwoordigd door meester Jasper BOLLE, die optreedt loco meester Frederik VANDEN BOGAERDE, haar raadsman. De verwerende partij is vertegenwoordigd door meester Saartje CALLENS, die optreedt loco meester Bart STAELENS, haar raadsman. Ondervoorzitter Carole M. BILLIET brengt verslag uit. MHHC-11/7-VK 16 juni

3 De partijen worden gehoord. De debatten worden gesloten en de zaak wordt voor uitspraak in beraad genomen. 3. Ontvankelijkheid Het beroep, dat is ingediend op 18 oktober 2010 met een aangetekende brief, is tijdig en regelmatig naar vorm. Er stellen zich geen problemen met betrekking tot andere aspecten van de ontvankelijkheid van het beroep en de verwerende partij werpt desbetreffend geen excepties op. Het beroep is ontvankelijk. 4. Feiten 4.1. Uit het proces-verbaal van overtreding blijkt wat volgt. Op 18 augustus 2009 stelt de verbalisant, hoofdinspecteur van de lokale politie ARRO IEPER, vast dat er in een weide langsheen de [ ] te [ ] graafwerken worden uitgevoerd. Op het lager gedeelte van de weide is teelaarde afgegraven en opgestapeld. Op de aldus vrijgekomen plaats werden een 13 vrachten grond aangevoerd. Eén vracht, stelt de verbalisant vast, ziet er donker grijs tot zwart uit en ruikt naar koolwaterstoffen. Ter plaatse staat een vrachtwagen met container. De vrachtwagen is, naar mede blijkt door de vermelding van de firmanaam op de vrachtwagen, van de firma NV [ ] uit de [ ] te [ ]. De bestuurder van de firmavrachtwagen, de heer [ ], deelt de verbalisant mee dat hij in opdracht van zijn werkgever daar enkele vrachten aarde komt storten, maar verder niets [weet] van de vergunningstoestand. De aarde zou afkomstig zijn van de terreinen van de firma zelf. De heer [ ], gedelegeerd bestuurder van het bedrijf, staat de verbalisant de zelfde dag te woord in de firmazetel. Hij verklaart dat de firma een overeenkomst heeft met de landbouwer die de weide gebruikt, om er een 15-tal vrachten aarde aan te voeren en licht de grondwerken als volgt toe: na het afscheppen van de teelaarde is het de bedoeling om de aangevoerde aarde te verdelen over de vrijgekomen oppervlakte en nadien terug toe te dekken met de teelaarde. Voorts deelt hij onder meer mee: De aarde is afkomstig van onze eigen terreinen waar deze tijdelijk werd gestockeerd na uitgevoerde werken bij verschillende klanten. Hij verklaart niets te weten over de aangevoerde lading vervuilde aarde die sterk naar mazout geurt. Hij laat tevens weten niet te beschikken over enige toelating voor de grondaanvoer: Ik zal de nodige vergunningen aanvragen om de overige ladingen daar te mogen storten. Ondertussen zal ik de werken staken tot deze toelating werd afgeleverd. De betrokken landbouwer, die gehoord wordt op 20 augustus, bevestigt de gemaakte afspraak, waarvan de idee was verbetering in de structuur van die grond te krijgen. Hij verklaart eveneens dat was overeengekomen dat [ ] de eventuele vergunningen en toelatingen zou regelen. De verzoekende partij heeft de verontreinigde grond, netto 10,62 ton, de dag zelf van de vaststellingen, 18 augustus 2009, afgevoerd naar het erkende bodemreinigingscentrum NV BSV te Harelbeke, waarvan kopie van de aanvoerbon en van de factuur tot bewijs in bijlage bij het procesverbaal van overtreding. Foto s van de betrokken weide genomen op 24 augustus, eveneens in bijlage bij het proces-verbaal, bevestigen de volledige regularisatie van de situatie aldaar In haar schriftelijk verweer van 28 oktober 2009 in het kader van de bestuurlijke beboetingsprocedure, beperkt de verzoekende partij zich ertoe te wijzen op de snelle regularisatie, zowel voor wat de 10,62 ton verontreinigde grond betreft als voor wat de overige grond betreft: De resterende niet vervuilde grond (ong. 129 ton) werd opnieuw afgegraven en weggebracht naar het oorspronkelijke depot. Deze grond zal worden afgevoerd naar een vergunde stortplaats of een tijdelijke opslagplaats. Later diezelfde dag is de teelaarde opnieuw genivelleerd en het terrein in originele staat hersteld. MHHC-11/7-VK 16 juni

4 5. Beoordeling 5.1. De gewestelijke entiteit kwalificeert de vastgestelde feiten als een milieumisdrijf zoals vermeld in artikel , 2, DABM en meer bepaald als een schending van artikel 138 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (hierna Bodemdecreet) en van artikel 173, 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (hierna: VLAREBO), met name het gebruik van uitgegraven bodem als bodem, zonder dat hiervoor vereiste documenten een technisch verslag, grondverzettoelating en bodembeheerrapport voorhanden zijn. De verzoekende partij betwist de feiten niet en betwist evenmin dat zij ze pleegde. Dit belet niet dat zij de vernietiging van het beboetingsbesluit vraagt, subsidiair dat er geen boete zou worden opgelegd, minstens dat de boete met uitstel zou worden opgelegd. Tevens suggereert zij om zo nodig een prejudiciële vraag te stellen. Zij stoelt haar verzoek op de volgende zes middelen: - onbevoegdheid om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen omdat de gepleegde feiten geen milieumisdrijf vormen in de zin van artikel , 2, DABM; - onbevoegdheid van de ambtenaren die de bestuurlijke geldboete hebben opgelegd om tot beboeting over te gaan vermits zij niet zijn aangewezen als gemachtigde ambtenaren overeenkomstig artikel , 5, DABM. - schending van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen doordat de motivering van de bestreden beslissing onduidelijk, onjuist, niet pertinent, niet concreet en onvoldoende is; - schending van de termijnen voor besluitvorming en voor kennisgeving van de beslissing bepaald in artikel , eerste lid, DABM en schending van het zorgvuldigheids- en het rechtszekerheidsbeginsel wegens het miskennen van de verplichting tot besluitvorming binnen een redelijke termijn; - schending van het grondrecht op een behoorlijke rechtsbedeling gewaarborgd door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in drie opzichten: doordat het beboetingsstelsel het recht miskent op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie met volle rechtsmacht; doordat de rechtspleging niet openbaar is en niet voorziet in de mogelijkheid om getuigen op te roepen en te horen; en, in het bijzonder, doordat een werknemer en de zaakvoerder van de verzoekende partij werden verhoord zonder bijstand van een advocaat; - gebrek aan proportionaliteit tussen de zeer betrekkelijke ernst van de feiten en de opgelegde boete, die veel te hoog is De verzoekende partij voert in eerste orde aan dat de gepleegde feiten geen milieumisdrijf uitmaken in de zin van artikel , 2, DABM. Dit artikel definieert een milieumisdrijf immers als een gedraging, waarmee zonder enige dubbelzinnigheid een positieve handeling is bedoeld. Een nalaten, een niets doen, in casu het nalaten de vereiste documenten op te (laten) maken, kan onmogelijk worden gelijkgesteld met een gedraging. Dergelijke lezing van de decretale definitie van het begrip milieumisdrijf dringt zich des te meer op wegens de mogelijkheid tot strafrechtelijke beteugeling van milieumisdrijven, die tot een strikte interpretatie ervan noopt. Ook het karakter als straf van de bestuurlijke geldboete in de zin van de artikelen 6 en 7 EVRM ondersteunt de gemaakte interpretatie. Vermits een nalaten niet als een milieumisdrijf kan worden gekwalificeerd, kon de gewestelijke entiteit in de voorliggende zaak niet rechtsgeldig tot beboeting overgaan De verwerende partij repliceert dat de verzoekende partij er foutief vanuit gaat dat een gedraging een positieve handeling moet uitmaken en geen nalaten kan betreffen. Ze wijst in dit verband op het onderscheid tussen commissie- en omissiedelicten. Artikel 138 Bodemdecreet en artikel 173, 1, VLAREBO zijn duidelijk normen die een bepaald handelen voorschrijven. Het nalaten datgene te doen waartoe beide normen verplichten, met name het opmaken van een technisch verslag, een grondverzettoelating en een bodembeheerrapport, maakt een gedraging uit in hoofde van MHHC-11/7-VK 16 juni

5 de verzoekende partij die, mede in het licht van artikel , 18, DABM, terecht als een milieumisdrijf is gekwalificeerd Artikel DABM definieert zowel milieu-inbreuken als milieumisdrijven met gebruik van de term gedraging : een milieu-inbreuk is een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel,, een milieumisdrijf een gedraging, in strijd met een voorschrift dat wordt gehandhaafd met toepassing van deze titel,. Het toepassingsgebied van titel XVI DABM, de hoeksteen van beide definities, is omschreven in artikel DABM, zoals uitgevoerd door artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (hierna: Milieuhandhavingsbesluit). Niets in deze artikelen of in enige andere bepaling van het DABM en de bijhorende wetgeving (inzonderheid de wijzigingsbepalingen vervat in de artikelen 10 tot 44 van het decreet van 21 december 2007 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel XVI Toezicht, handhaving en veiligheidsmaatregelen en de wijzigingsbepalingen vervat in de artikelen 43 tot 144 van het decreet van 30 april 2009 tot wijziging van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en tot wijziging aan diverse bepalingen inzake de milieuhandhaving), maakt een onderscheid tussen voorschriften die gebieden iets niet te doen, en die bijgevolg worden geschonden door een actief handelen, en voorschriften die gebieden iets te doen, en die dan ook worden geschonden door een nalaten of verzuimen, waarbij de nieuwe handhavingswetgeving uitsluitend van toepassing zou zijn op de eerstgenoemde categorie voorschriften. Voor een dergelijke lezing van het toepassingsgebied van titel XVI DABM valt ook niet de minste steun te vinden in de parlementaire voorbereiding van de titel. Integendeel, deze lezing miskent op flagrante wijze de fundamentele bedoeling van de decreetgever met de nieuwe wetgeving: een doeltreffende en efficiënte handhaving van de wetten, decreten en Europese verordeningen opgesomd in artikel DABM en artikel 2 Milieuhandhavingsbesluit en van hun uitvoeringsbepalingen, gesteund op een uniforme regeling van het toezicht en van de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sanctionering. Ten onrechte stelt verzoekende partij dan ook dat de term gedraging in de definitie van een milieumisdrijf uitsluitend positief handelen omvat, met uitsluiting van een niets doen of nalaten. De term gedraging in deze definitie, zoals ook in de definitie van het begrip milieu-inbreuk, omvat zowel een handelen als een nalaten of verzuimen te handelen. Luidens artikel , 18, DABM vallen het Bodemdecreet en het VLAREBO binnen het toepassingsgebied van titel XVI DABM. De schending van artikel 138 Bodemdecreet en van artikel 173, 1, VLAREBO, die niet wordt betwist, werd in voorliggend beroepsdossier terecht als een milieumisdrijf gekwalificeerd. Het middel is ongegrond In een tweede middel stelt de verzoekende partij dat de ambtenaren van de gewestelijke entiteit die de bestreden beboetingsbeslissing hebben genomen, mevrouw Sigrid RAEDSCHELDERS en de heer Dries WOUTERS, hiertoe niet bevoegd waren. Zij behoorden immers, in toepassing van artikel 3/1 Milieuhandhavingsbesluit, door de minister aangewezen te zijn als gemachtigde ambtenaar in de zin van artikel , 5, DABM. Uit geen enkel stuk blijkt evenwel dat deze aanwijzing is gebeurd. Nu zij bij gebrek aan aanwijzing als gemachtigde ambtenaar niet bevoegd waren om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, moet de bestreden beslissing worden vernietigd Terecht doet de verwerende partij gelden dat de ingeroepen bepalingen geen uitstaans hebben met de bepalingen rond de gewestelijke entiteit en de bevoegdheid om alternatieve bestuurlijke geldboeten op te leggen. Inderdaad, de gemachtigde ambtenaar waarvan sprake in artikel , 5, DABM en artikel 3/1 Milieuhandhavingsbesluit, betreft de ambtenaar die bevoegd is voor het vorderen van herstelmaatregelen in het kader van de artikelen en DABM en voor de uitvoering van opgelegde herstelmaatregelen conform de artikelen en DABM. Het middel faalt in rechte In een derde middel roept de verzoekende partij de schending in van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (hierna: Motiveringswet) die zij terecht van toepassing acht op de bestreden beslissing. Zij herinnert, eveneens terecht, aan de MHHC-11/7-VK 16 juni

6 strekking van de formele motiveringsplicht: deze motiveringsplicht vereist, naar artikel 3 Motiveringswet bepaalt, dat de beslissing de juridische en feitelijke overwegingen zou vermelden die eraan ten grondslag liggen; de redengeving moet afdoende en voldoende draagkrachtig zijn, wat onder meer inhoudt dat de motivering duidelijk, niet tegenstrijdig, juist, pertinent, concreet en precies moet zijn De verzoekende partij stelt dat de bestreden beslissing de formele motiveringsplicht op minstens twee vlakken schendt en hierdoor minstens onduidelijk, onjuist, niet pertinent, niet concreet en onvoldoende precies is: - zij maakt geen melding van de juridische grondslag voor het opleggen van de bestuurlijke boete; - zij geeft feitelijke overwegingen mee over de verontreiniging die koolwaterstoffen veroorzaken zonder de juridische relevantie ervan te duiden en de juridische grondslag of grondslagen die eraan ten grondslag liggen te vermelden, zodat verzoekster dienaangaande volledig in het duister tast De verwerende partij weerlegt met klem dat de formele motivering van de bestreden beslissing de Motiveringswet zou schenden. Zij wijst er onder meer op dat de beslissing melding maakt van uiteenlopende bepalingen die de juridische grondslag voor de beslissing bieden en haalt tevens uitvoerig feitelijke overwegingen aan die de beslissing schragen Het argument dat de bestreden beslissing geen melding zou maken van haar juridische grondslag is kennelijk in tegenspraak met de inhoud van de bestreden beslissing. Deze maakt immers uitgebreid melding van de bepalingen waarop zij berust. Zij wijst er op dat de vastgestelde feiten beoordeeld worden in toepassing van de artikelen tot en met DABM en artikel 76 Milieuhandhavingsbesluit, derhalve onder meer artikel DABM en artikel DABM. Zij expliciteert ook dat deze feiten een schending inhouden van artikel 138 Bodemdecreet en artikel 173, 1, VLAREBO en dat die schending een milieumisdrijf vormt in de zin van artikel , 2, DABM. Daarnaast moet worden vastgesteld dat de formele motivering, de omstandigheden van het dossier in acht genomen, afdoende en draagkrachtig is. Na terecht te hebben vastgesteld dat de feiten niet worden betwist en het milieumisdrijf vaststaat, gaat de bestreden beslissing in op de elementen die zij in aanmerking neemt om de hoogte van de geldboete te bepalen. Zij herinnert aan de criteria, voorzien in artikel DABM, waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van het boetebedrag de ernst van het milieumisdrijf, de frequentie en de omstandigheden waarin het milieumisdrijf is gepleegd en past ze vervolgens toe op de voorliggende zaak. De ernst van het voorliggende milieumisdrijf is beoordeeld rekening houdend met de doelstellingen van de bodembeschermingswetgeving in het algemeen en van de traceerbaarheidsprocedure bij grondverzet in het bijzonder. Hierbij is de verontreiniging die de schending van de traceerbaarheidsprocedure in het voorliggende geval daadwerkelijk kon meebrengen, met name verontreiniging die koolwaterstoffen veroorzaken, terecht mede in aanmerking genomen. Er valt dan ook niet in te zien waarin de formele redengeving in casu onduidelijk, onjuist, niet pertinent, niet concreet en onvoldoende precies zou zijn, ook niet voor wat de juridische relevantie betreft van de verontreiniging die de gepleegde feiten kunnen veroorzaken. Het middel is ongegrond Het vierde middel van de verzoekende partij stoelt op de overschrijding van de termijnen bepaald in artikel DABM. Artikel , eerste lid, DABM voert een beslissings- en een kennisgevingstermijn in: Binnen een termijn van honderdtachtig dagen na de kennisgeving [aan de vermoedelijke overtreder van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete op te leggen, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming], beslist de gewestelijke entiteit over het opleggen van een alternatieve bestuurlijke geldboete, al dan niet vergezeld van een voordeelontneming. De gewestelijke entiteit geeft aan de vermoedelijke overtreder kennis van haar beslissing binnen een termijn van tien dagen. De termijn gaat in op de dag waarop de gewestelijke entiteit haar beslissing heeft genomen. In casu blijkt ontegensprekelijk uit het administratief dossier dat zowel de beslissingsals de kennisgevingstermijn werden overschreden. De kennisgeving aan de vermoedelijke overtreder van het voornemen om een alternatieve bestuurlijke geldboete en eventuele voordeelontneming op te MHHC-11/7-VK 16 juni

7 leggen gebeurde op 20 oktober De beslissing in de zaak werd echter pas op 8 september 2010 genomen. En de kennisgeving van deze beslissing gebeurde slechts op 20 september De verzoekende partij wijst erop dat de termijnen bepaald in artikel DABM allebei zijn geschonden. Zij erkent dat de termijnen in kwestie termijnen van orde zijn en herinnert eraan dat bij overschrijding van dergelijke termijnen de redelijke termijn in acht moet worden genomen. Wat een redelijke termijn is, moet worden onderzocht in het licht van de verhouding tussen de termijn van orde en de overschreden termijn. Nu de beslissingstermijn maar liefst met bijna 80 procent werd overschreden, kan onmogelijk worden voorgehouden dat de redelijke termijn niet overschreden is. Deze miskenning van de redelijke termijn behelst een schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel. De vaststelling dat de bestreden beslissing niet in overeenstemming is met artikel DABM noch met de beginselen van behoorlijk bestuur, leidt ertoe dat het Milieuhandhavingscollege toepassing moet maken van artikel , 3, 3, DABM: Bij niet overeenstemming van de beslissing met de [bepalingen van Titel XVI DABM en de beginselen van behoorlijk bestuur], leidt dit tot de gemotiveerde vernietiging van de onrechtmatig genomen beslissing tot oplegging van de bestuurlijke geldboete. De verzoekende partij benadrukt dat de formulering van de bepaling dwingend van aard is en geen enkele ruimte laat ( ) ten aanzien van de op te leggen sanctie, meer bepaald de gemotiveerde vernietiging van de onrechtmatig genomen beslissing ( ) De verwerende partij beklemtoont dat artikel DABM niet voorziet in enige sanctie bij overschrijding van de er bepaalde beslissings- en kennisgevingstermijnen. Deze termijnen zijn inderdaad allebei termijnen van orde. Na het verstrijken van een beslissingstermijn van orde, blijft de overheid bevoegd of zelfs verplicht alsnog een beslissing te nemen. Het feit dat in casu de beslissing ( ) laattijdig werd genomen [kan] niet leiden ( ) tot vernietiging van die beslissing. Wel blijft de overheid gebonden door de verplichting te beslissen binnen een redelijke termijn. Wat een redelijke termijn is, dient in concreto te worden beoordeeld in functie van de aard van de zaak en de houding van de partijen. Het kan de overheid niet ten kwade worden geduid de tijd te nemen die nodig is om de zaak zorgvuldig te onderzoeken. Ook het gedrag van de bestuurde moet in rekening worden gebracht. De redelijke termijn is in casu niet geschonden. De verwerende partij heeft in het onderzoek van de voorliggende zaak immers niets over het hoofd willen zien. Zo heeft ze onder meer de mogelijkheid tot een voordeelontneming onderzocht. De verzoekende partij, van haar kant, heeft geen aanmaning verstuurd om een beslissing te bekomen. Ze heeft zelfs nooit om een stand van zaken gevraagd. Overigens betreffen schendingen van de redelijke termijn termijnoverschrijdingen van jaren, niet maanden Terecht laten beide partijen gelden dat de beslissingstermijn en de kennisgevingstermijn waarin artikel DABM voorziet, termijnen van orde zijn. De decreetgever heeft immers voor geen van beide een sanctie bepaald die de overschrijding ervan van rechtswege bestraft. Omdat deze termijnen beide termijnen van orde zijn, kan de schending ervan als zodanig niet tot vernietiging leiden op grond van artikel , 2, 1, DABM juncto artikel , 3, 3, DABM. Dit eerste onderdeel van het middel van verzoekende partij faalt in rechte. Eveneens terecht, voeren beide partijen aan dat termijnen van orde de overheid verplichten tot handelen binnen een redelijke termijn. De vraag of in het voorliggende beroep aan deze verplichting is tegemoet gekomen, rijst uitsluitend ten aanzien van de overschrijding van de beslissingstermijn, niet ten aanzien van de overschrijding van de kennisgevingstermijn. Of een bepaalde termijn redelijk is, wordt, anders dan verzoekende partij voorhoudt, niet zonder meer bepaald door de verhouding tussen de duur van de termijn van orde en de duur van de termijn die de facto verliep vooraleer de overheid tot een beslissing kwam. De beoordeling van de redelijke termijn moet ruimer gebeuren, in functie van de concrete omstandigheden van het geval. Andere beoordelingselementen in dit verband zijn onder meer het al dan niet dringende karakter van een beslissing, het belang van de zaak voor de bestuurde, en de houding van bestuur en bestuurde doorheen de beslissingsprocedure. De vraag of de verzoekende partij belang heeft bij het middel terzijde gelaten, doet zich, rekening houdend met het voorgaande, in voorliggend beroep geen schending voor van de redelijke termijn, in het bijzonder nu de verzoekende partij op generlei wijze de dringendheid van de beslissing in haren hoofde aanvoert en op geen enkel ogenblik de gewestelijke entiteit heeft aangemaand om een beslissing te nemen. Er doet zich op dit punt dan ook geen schending voor van beginselen van MHHC-11/7-VK 16 juni

8 behoorlijk bestuur, bepaaldelijk het zorgvuldigheidsbeginsel en het redelijkheidsbeginsel. Daaruit volgt eveneens dat niet verder moet worden onderzocht of artikel , 3, 3, DABM inderdaad de dwingende draagwijdte heeft die de verzoekende partij aan deze bepaling toeschrijft. Ook het tweede onderdeel van het middel is ongegrond In haar vijfde middel voert de verzoekende partij uiteenlopende schendingen aan van het grondrecht op een behoorlijke rechtsbedeling, meer bepaald de behoorlijke rechtsbedeling in strafzaken, zoals gewaarborgd door artikel 6 EVRM dat zij, volkomen terecht, van toepassing acht op de bestuurlijke beboeting op grond van titel XVI DABM In een eerste onderdeel van het vijfde middel voert de verzoekende partij een schending aan van het grondrecht op een behoorlijke rechtsbedeling in strafzaken doordat het bestuurlijke beboetingsstelsel waarin het DABM voorziet het recht miskent op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie met volle rechtsmacht bepaald in artikel 6, 1, EVRM. Zij ziet een schending van dit aspect van het grondrecht op twee niveaus van de beboetingsprocedure: - het niveau van de beboeting door de gewestelijke entiteit, nu de ambtenaren van deze entiteit, anders dan artikel 6, 1, EVRM zou vergen, bezwaarlijk kunnen worden beschouwd als een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie in de zin van artikel 6 EVRM ; - het niveau van het cassatieberoep bij de Raad van State, nu de Raad als cassatierechter, naar artikel 14, 2, van de Gecoördineerde wetten op de Raad van State bepaalt, niet in de beoordeling van de zaken zelf mag treden en bijgevolg niet over de volle rechtsmacht beschikt die artikel 6, 1, EVRM vereist. Zij stelt tot slot: Derhalve, aangezien de administratieve geldboete een straf is en deze enkel kan opgelegd worden door een onafhankelijk en onpartijdig rechter met volle rechtsmacht, hetgeen ter zake niet voorhanden is, is artikel 6 E.V.R.M. geschonden en kan er geen administratieve geldboete worden opgelegd. Zo dienaangaande twijfel zou bestaan, dient er uiteraard een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof gesteld te worden Verwerende partij repliceert dienaangaande in essentie: - dat de gewestelijke entiteit, als orgaan van actief bestuur dat belast is met het opleggen van bestuurlijke geldboeten, niet gebonden is door de regels van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bepaald in artikel 6, 1, EVRM; - dat de Raad van State, optredend als administratief cassatierechter, logischerwijs niet over volle rechtsmacht beschikt; dat de mogelijkheid tot een jurisdictionele toetsing van de beboetingsbeslissing door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie met volle rechtsmacht zoals vereist door artikel 6, 1, EVRM, wordt geboden door de mogelijkheid om beroep in te stellen bij het Milieuhandhavingscollege Op grond van artikel 6, 1, EVRM zoals toegelicht door de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft eenieder bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging recht op behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie met volle rechtsmacht. Terecht wijst de verwerende partij erop dat deze bepaling in het geval van bestuurlijke beboetingsprocedures niet vergt dat het orgaan van actief bestuur dat beboetingsbevoegdheid heeft zelf zou kunnen worden gekwalificeerd als een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie in de zin van artikel 6 EVRM. De bepaling vergt wel dat de betrokkene de beslissing van het bestuur kan aanvechten bij een rechterlijke instantie die de vereiste waarborgen biedt (basisarrest: EHRM 21 februari 1984, Oztürk t. Duitse Bondsrepubliek, Publ. Hof, Reeks A vol. 73). In het geval van de beboetingsprocedure waar verzoekende partij bij betrokken is, wordt het recht op toegang tot een rechterlijke instantie conform artikel 6, 1, EVRM gewaarborgd door de mogelijkheid om beroep in te stellen, in toepassing van artikel DABM, bij het Milieuhandhavingscollege, een administratief rechtscollege als vermeld in artikel 161 van de Grondwet. MHHC-11/7-VK 16 juni

9 Aanvullend moet worden vastgesteld dat de verzoekende partij haar suggestie om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof in het vage laat: zij preciseert niet hoe haar suggestie zich inschrijft in artikel 26, 1, van de Bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof (hierna: Bijzondere wet), noch voor wat de te toetsen bepaling of bepalingen betreft, noch voor wat de regels of artikelen van de Grondwet betreft, bedoeld in artikel 26, 1, Bijzondere wet, waaraan deze bepalingen te toetsen zouden zijn. Er kan daarom geen gevolg worden gegeven aan deze suggestie, noch door de vraag te stellen, noch door ze in voorkomend geval, bijvoorbeeld in toepassing van artikel 26, 2, tweede lid, Bijzondere wet, niet te stellen. Het eerste onderdeel van het middel faalt in rechte In een tweede onderdeel van het vijfde middel stelt de verzoekende partij dat de bestuurlijke beboetingsprocedure waarin het DABM voorziet het grondrecht op een behoorlijke rechtsbedeling schendt doordat de administratieve procedure niet openbaar is, zoals vereist door artikel 6, 1, EVRM, en de gewestelijke entiteit en de overtreders er niet de mogelijkheid hebben om getuigen op te roepen en te horen, zoals vereist door artikel 6, 3, d), EVRM. Uit de uiteenzetting van deze grieven in het verzoekschrift en de memorie van wederantwoord blijkt dat zij betrekking hebben op de beboetingsprocedure voor de gewestelijke entiteit Aangaande de openbaarheid van de rechtspleging voor de gewestelijke entiteit, wordt verwezen naar datgene wat net hogerop werd uiteengezet: in bestuurlijke beboetingszaken vereist artikel 6 EVRM niet dat de rechtspleging voor het bestuursorgaan met bestuurlijke beboetingsbevoegdheid zelf, aan de er gestelde eisen tegemoet zou komen. Dit onderdeel van het middel faalt in rechte. Voor het overige valt niet in te zien welk belang de verzoekende partij heeft bij het inroepen van het middel ontleend aan artikel 6, 3, d), EVRM. Nergens doorheen geheel het procedureverloop, tot voor het Milieuhandhavingscollege toe, heeft zij er op enigerlei wijze blijk van gegeven het nodig of zelfs maar wenselijk te achten dat er getuigen zouden worden opgeroepen en gehoord. Dit onderdeel van het middel is dan ook onontvankelijk In een laatste, zeer breedvoerig en nadrukkelijk uitgewerkt onderdeel van het vijfde middel, voert de verzoekende partij, onder verwijzing naar het Salduz-arrest van het EHRM van 2008 (EHRM (Grote Kamer) 27 november 2008, Salduz t. Turkije) en een stroom rechtspraak die dit arrest bevestigt en verfijnt (met als meest recente in de opsomming EHRM 19 november 2009, Oleg Kolesnik t. Oekraïne), een schending aan van het grondrecht op een behoorlijke rechtsbedeling in strafzaken doordat de heer [ ], werknemer van de beklaagde, en de heer [ ], gedelegeerd bestuurder van de beklaagde, bij de vaststelling van de feiten op 18 augustus 2009 door de verbalisant werden verhoord zonder bijstand van een advocaat, waarbij op geen enkele wijze blijkt dat beide heren, nadat eerst zou zijn voldaan aan de cautieplicht, met gebruik van expliciete en onmiskenbare bewoordingen in een schriftelijke en ondertekend stuk van dit recht tot bijstand afstand zouden hebben gedaan De verwerende partij repliceert hierop in hoofdorde: Het weze opgemerkt dat de Europese rechtspraak uitsluitend bij aangehouden verdachten de organisatie van bijstand als imperatief ten opzichte van het gerecht beschouwd. Aangezien er nooit sprake is geweest van enige aanhouding in hoofde van verzoekende partij of zijn werknemer, was het recht op bijstand van een advocaat in casu niet nuttig of noodzakelijk De vraag daar gelaten welk belang een partij kan hebben bij het inroepen van de Salduzrechtspraak wanneer zij, zoals in casu, de verklaringen die zij aflegde in geen enkel opzicht intrekt of betwist, moet vooreerst worden opgemerkt dat de heer [ ], een loutere werknemer van de verzoekende partij zonder leidinggevende functie, niet de minste machtiging heeft om de verzoekende partij in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Bijgevolg kunnen de toelichtingen die hij gaf rechtens niet aan de verzoekende partij zelf worden toegerekend. Er valt dan ook niet in te zien waarom deze verklaringen bij het middel worden betrokken. Wat de verklaringen betreft die de heer [ ], gedelegeerd bestuurder van de verzoekende partij, voor de verzoekende partij aflegde op haar firmazetel te [ ], moet het volgende worden vastgesteld. MHHC-11/7-VK 16 juni

10 De basisbekommernis van de Salduz-rechtspraak van het EHRM is het recht van eenieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld, op een eerlijke behandeling van zijn zaak (artikel 6, 1, EVRM). De draagwijdte die er is gegeven aan het recht op bijstand van een raadsman naar [eigen] keuze of, bij onvermogen, het recht om kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan (artikel 6, 3, c, EVRM) wortelt volkomen in deze bekommernis. Het Salduz-arrest (Grote Kamer) van 27 november 2008 en de overige rechtspraak die de verzoekende partij inroept, hebben vanuit die basisbekommernis concreet betrekking op: - natuurlijke personen, - waartegen een strafvervolging is ingesteld, in de zin van artikel 6 EVRM, wegens ernstige feiten die van aard zijn om vrijheidsberoving in het vooronderzoek mee te brengen. De verzoekende partij gaat voorbij aan de vraag of deze rechtspraak ook van toepassing is op rechtspersonen. Evenmin blijkt uit het aangevoerde middel of uit enig stuk van het dossier dat er ten tijde van het verhoor van de heer [ ] te [ ] tegen de verzoekende partij een strafvervolging in de zin van artikel 6 EVRM was ingesteld die van aard was om tot toepassing van de Salduz-rechtspraak te nopen. Het middel faalt in rechte In haar zesde en laatste middel betoogt de verzoekende partij dat de opgelegde boete niet in verhouding staat tot de betrekkelijke ernst van de feiten. Ze laat gelden dat de boete een groot gedeelte van het maandbudget van concluante opslorpt en wijst op de volgende verzachtende omstandigheden: - ze staat niet bekend wegens al dan niet vermeende milieumisdrijven; - ze heeft onmiddellijk de nodige maatregelen genomen, conform de instructies van de bevoegde autoriteiten; - ze haalde geen commercieel of ander voordeel uit het vermeende milieumisdrijf; - ze heeft, integendeel, ten aanzien van haar opdrachtgever reeds ernstige commerciële en economische schade geleden. Verzoekende partij stelt eveneens dat de bestreden beslissing te weinig rekening houdt met de overige verzachtende omstandigheden die terecht werden aangehaald. Ze vraagt daarom de boete te verlagen dan wel met uitstel op te leggen De verwerende partij stelt in eerste orde vast dat de bestreden beboetingsbeslissing bij het bepalen van de hoogte van de boete uitdrukkelijk rekening houdt met het blanco verleden van de verzoekende partij en met het feit dat zij onmiddellijk tot regularisatie overging. Zij merkt op dat het ontbreken van een wederrechtelijk vermogensvoordeel het gevolg is van de regularisatie en dat precies deze regularisatie verklaart waarom, naast de administratieve geldboete, geen nettovermogensvoordeelontneming werd uitgesproken. Tot slot wijst zij op de professionele context waarin het milieumisdrijf werd gepleegd. Verzoekende partij is een bedrijf uit de bouwsector waarvan verwacht kan worden dat zij de wetgeving goed kent die het afvoeren van grond betreft. Zij concludeert dat de hoogte van de boete correct werd bepaald. Aanvullend repliceert de verwerende partij dat de bijkomende vordering om de bestuurlijke geldboete met uitstel op te leggen onontvankelijk is gezien de regelgeving niet voorziet in de mogelijkheid om de bestuurlijke geldboeten met uitstel op te leggen Artikel DABM bepaalt dat de hoogte van de bestuurlijke geldboete wordt afgestemd ( ) op de ernst van ( ) het milieumisdrijf. Tevens wordt rekening gehouden met de frequentie en de omstandigheden waarin de vermoedelijke overtreder ( ) milieumisdrijven heeft gepleegd of beëindigd. De beoordelingscriteria bepaald in het artikel preciseren het meer algemene artikel DABM. Luidens dit artikel moet de gewestelijke entiteit er bij het opleggen van bestuurlijke geldboeten voor zorgen dat er geen kennelijke wanverhouding bestaat tussen de feiten die aan de ( ) bestuurlijke geldboeten ten grondslag liggen, en ( ) de boeten die op grond van die feiten worden opgelegd. Zoals uit de bestreden beslissing uitvoerig blijkt, werd bij het bepalen van de hoogte van de boete nauwgezet toepassing gemaakt van de beoordelingscriteria bepaald in artikel DABM. Terecht wijst de verwerende partij er dan ook op dat de beslissing onder meer de frequentie en de omstandigheden waarin het misdrijf werd gepleegd én beëindigd in aanmerking neemt. De opgelegde MHHC-11/7-VK 16 juni

11 boete staat, de omstandigheden van het concrete geval in aanmerking genomen, niet in kennelijke wanverhouding tot de gepleegde feiten. Noch artikel , 3, DABM noch enige andere wettelijke bepaling verlenen het Milieuhandhavingscollege de bevoegdheid om, per analogie met een strafrechter die toepassing maakt van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, de bestuurlijke geldboeten die door de gewestelijke entiteit zijn opgelegd te hervormen tot bestuurlijke geldboeten met volledig of gedeeltelijk uitstel. Er kan dan ook niet op deze vordering worden ingegaan. In zoverre het middel beoogt te doen vaststellen dat de opgelegde boete kennelijk onevenredig is t.o.v. de gepleegde feiten, is het ongegrond. In zoverre het middel de oplegging beoogt van een bestuurlijke geldboete met volledig of gedeeltelijk uitstel, stelt het Milieuhandhavingscollege zijn onbevoegdheid vast De behandeling van het beroep door het Milieuhandhavingscollege heeft geen kosten met zich gebracht, zodat een beslissing over de kosten van het geding zonder voorwerp is. MHHC-11/7-VK 16 juni

12 Om deze redenen beslist het Milieuhandhavingscollege: 1. Het door de verzoekende partij ingestelde beroep is ontvankelijk. 2. Voor zover het ingestelde beroep de oplegging van een bestuurlijke geldboete met volledig of gedeeltelijk uitstel beoogt, is het Milieuhandhavingscollege niet bevoegd er kennis van te nemen. 3. Het ingestelde beroep is voor het overige ongegrond en de bestreden beslissing van de gewestelijke entiteit met nummer 09/AMMC/68-M/DW van 8 september 2010 wordt bevestigd. Deze beslissing is uitgesproken in Brussel op de openbare zitting van 16 juni 2011 door het Milieuhandhavingscollege, dat samengesteld is uit: Jan HEYMAN Carole M. BILLIET Ludo DE JAGER Luk JOLY Josef NIJS Peter SCHRYVERS voorzitter ondervoorzitter bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter bestuursrechter bijgestaan door Xavier VERCAEMER griffier. De griffier, De voorzitter, Xavier VERCAEMER Jan HEYMAN MHHC-11/7-VK 16 juni

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/35-VK van 18 april 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Albert COPPENS, advocaat, met kantoor te 9300

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/18-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/100-VK van 5 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/25-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/4-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ], wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/14-K7 van 12 maart 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/2-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

hierna de tegen 6/24, hierna de

hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/30-VK van 5 juli 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Greg JACOBS, advocaat, met kantoor te 1831 DIEGEM,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/56-VK van 13 juni 2013 In de zaak van de VZW [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bart D HAENE, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/31-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/19-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/53-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], zaakvoerder, hierna de verzoekende

Nadere informatie

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de

Beslissing. tegen. hierna de. hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-10/3-VK van 15 december 2010 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ], hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/49-VK van 29 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/82-VK van 10 oktober 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/63-VK van 16 juli 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/37-VK van 12 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mary VANDE ROSTYNE, advocaat, met kantoor te 9950 WAARSCHOOT, Molenstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/71-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Luc RYCKAERT, advocaat, met kantoor te 9900 EEKLO, Koningin Astridplein

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/12-K7 van 26 februari 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sarah BERNAERS, advocaat, met kantoor te 9100 SINT-NIKLAAS,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/18-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege 14_PS_ Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/50-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/33-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012

35-VK van. hierna de. tegen. hierna de. 9 augustus 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/3 35-VK van 9 augustus 2012 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Willem SLOSSE, advocaat, met kantoor te 2018

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2014/0038 van 24 juni 2014 in de zaak 1314/0216/A/4/0183 In zake: de heer Daniël VANDERVELPEN bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaat Geert DEMIN

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/60-VK van 27 juni 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/34-K7 van 31 augustus 2015 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/10-K7 van 19 februari 2015 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Mario DEKETELAERE, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/104-VK van 19 december 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/5-VK van 23 januari 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/16-K6 van 2 april 2015 In de zaak van de STAD [ ] vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen, met adres te [ ] hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/92-VK van 7 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Pierre VANDE MAELE, advocaat, met kantoor te 8780 OOSTROZEBEKE,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC/M/1516/0030 van 26 november 2015 In de zaak van de bvba 10POND, met maatschappelijke zetel te 9770 Kruishoutem, Duifhuisstraat 21, voor en namens wie optreedt mr. Koen

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/90-VK van 7 november 2013 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/74-VK van 20 oktober 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/40-VK van 18 juni 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/4-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012

52-VK van. hierna de. tegen. voor wie. hierna de. 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 52-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/97-VK van 21 november 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor wie optreedt de heer Frédérick VAN KERREBROECK, raadsman, hierna de verzoekende partij

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/56-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sam DULLAERT, advocaat, met kantoor te 9100

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 16 mei 2017 met nummer MHHC/M/1617/0076 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0109/M Verzoekende partij de bvba JACQUES GHEYSENS vertegenwoordigd door advocaat Thomas BAILLEUL

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/41-VK van 30 april 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Kris DHAENE, advocaat, met kantoor te 9000 GENT, Sint-Lievenspoortstraat

Nadere informatie

de BVBA advocaat, hierna de tegen 6/24, hierna de

de BVBA advocaat, hierna de tegen 6/24, hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/23-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Stijn DE MEULENAER, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/45-VK van 10 juli 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/55-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Filip SOETAERT, advocaat, met kantoor te 8500 KORTRIJK, Doorniksewijk

Nadere informatie

advocaat hierna de tegen hierna de

advocaat hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Beslissing MHHC-11/6-VK van 16 juni 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor gevestigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/25-VK van 3 april 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jean-Paul ROELAND, advocaat, met kantoor te 9000

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de

hierna de tegen voor wie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/24-VK van 21 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0109 van 21 april 2016 in de zaak MHHC1415/0063/M/0051 In zake: de bvba GREENERGY bijgestaan en vertegenwoordigd door: advocaten Isabelle LARMUSEAU en Alison

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST nr. A/4.8.14/2015/0033 van 4 augustus 2015 in de zaak 1415/0262/A/2/0254 In zake: 1. de heer Marc DE SMET 2. de heer Marnix DECOCK beiden wonende te 8500 Kortrijk,

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0085 van 31 maart 2016 in de zaak MHHC/1415/0022/M/0019 In zake: de gemeente WELLEN, vertegenwoordigd door het college van burgemeester en schepenen, met

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013

hierna de tegen voor wie hierna de 24 januari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/1-VK van 24 januari 2013 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Jan SURMONT, advocaat, met kantoor te 2300 TURNHOUT, de Merodelei

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/65-VK van 25 september 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Thierry WILLEMS en William WILLEMS, advocaten,

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/49-VK van 25 augustus 2014 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Yves TORFS, advocaat, met kantoor te 2200

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/43-VK van 7 mei 2013 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreden mr. Ivan DEWEVER en mr. Kristin DEWEVER, advocaten, met

Nadere informatie

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE STROOMDIAGRAM MILIEUHANDHAVING BEROEP BIJ HET MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE Art. 16.4.46 DABM: De beroepen tegen de beslissingen van de gewestelijke entiteit houdende de oplegging van een alternatieve of exclusieve

Nadere informatie

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122

hierna de tegen voor wie hierna de 29 maart 20122 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/14-VK van 29 maart 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Marc DECRAMER, advocaat, met kantoor te 8940 WERVIK, Nieuwstraat

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/99-VK van 27 november 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Louis CHRISTOFFELS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012

mevrouw hierna de tegen hierna de 16 februari 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/ /4-VK van 16 februari 2012 In de zaak van mevrouw [ ] wonendee te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Bert VERHAEGHE, advocaat, met kantoor te 8870 IZEGEM, Kasteelstraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 12 september 2017 met nummer MHHC/M/1718/0002 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0103/M Verzoekende partij Verwerende partij de lv NELIS-CILLEN-CAYMAX vertegenwoordigd

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/90-VK van 18 december 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Infosessies geluidsnormen muziek

Infosessies geluidsnormen muziek Infosessies geluidsnormen muziek Sigrid Raedschelders/ Anne Van Riet Afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Overzicht 1. Regelgeving m.b.t.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/28-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Nicky VAN LAEKEN, advocaat met kantoor te

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/15-VK van 7 maart 2013 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Geert AMPE, advocaat, met kantoor te 8400 OOSTENDE, Kerkstraat 38,

Nadere informatie

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de

de BVBA hierna de tegen wie optreedtt afdelingshoofd Energie hierna de Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/23-VK van 8 mei 2012 In de zaak van de BVBA [ ] met vennootschapszetel te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd

Nadere informatie

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013

/11-VK van. hierna de. tegen 6/24, hierna de. 21 februari 2013 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-13/ /11-VK van 21 februari 2013 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Dominique DEVOS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer 4045. Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T Rolnummer 4045 Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 468, 3, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 21

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 APRIL 2016 P.15.0005.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0005.N C G P P, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Koenraad Compernolle, advocaat bij de balie te Brugge, met kantoor te 8340

Nadere informatie

hierna de tegen hierna de

hierna de tegen hierna de Milieuhandhavingscollege Arrestt MHHC-12/20-VK van 24 april 2012 In de zaak van de heer [ ] wonendee te [ ] hierna de verzoekende partij te noemen, tegen het VLAAMSE GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse

Nadere informatie

Voorliggende publicatie bundelt dan ook de geanonimiseerde versies van de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege in 2010:

Voorliggende publicatie bundelt dan ook de geanonimiseerde versies van de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege in 2010: Rechtspraak 2010 TER INLEIDING Artikel 16.4.65 van het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid voorziet een geanonimiseerde publicatie van de uitspraken van het Milieuhandhavingscollege

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/79-VK van 2 december 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Frederiek WAUTERS, advocaat, met kantoor te

Nadere informatie

51-VK van. mevrouw. raadsman, hierna de. tegen. voor wie. hierna de. noemen, 6 november 2012

51-VK van. mevrouw. raadsman, hierna de. tegen. voor wie. hierna de. noemen, 6 november 2012 Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-12/5 51-VK van 6 november 2012 In de zaak van de heer [ ] en mevrouw [ ] samenwonende te [ ] bijgestaan door de heer Luc BUSSCHAERT, raadsman, hierna de verzoekende

Nadere informatie

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de

MHHC-11/ /5-VK. advocaat. hierna de. tegen. hierna de Milieuhandhavingscollege Tussenbeslissing MHHC-11/5-VK van 300 maart 2011 In de zaak van de NV [ ] met vennootschapszetel te [ ] voor en namens wie optreedt de heer [ ], raadsman-niet advocaat met kantoor

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/29-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de BVBA [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Sabine WULLUS, advocaat met kantoor te 8630

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 16 SEPTEMBER 2014 P.13.1000.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1000.N D R C V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Anne De Clerck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MEI 2012 P.12.0878.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0878.N M G M, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Leslie Roelants, advocaat bij de balie te Antwerpen. I.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 OKTOBER 2015 P.15.1346.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1346.N S S, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadsman mr. Jean Marie De Meester, advocaat bij de balie te Brugge.

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/31-VK van 28 mei 2014 In de zaak van de NV [ ] met maatschappelijke zetel te [ ] voor en namens wie optreden mrs. Thierry TAFFIJN en Johan DE SMET, advocaten, met

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MEI 2014 P.12.2065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2065.N HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Jozef

Nadere informatie

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B

Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B Ontwerp van decreet houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 11 september 2018 met nummer RvVb/A/1819/0052 in de zaak met rolnummer 1718/RvVb/0029/A Verzoekende partij mevrouw Gerda BORREMANS vertegenwoordigd door advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 15 DECEMBER 2006 F.05.0019.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.05.0019.N 1. S.W., en zijn echtgenote, 2. O.W., eisers, vertegenwoordigd door mr. Pierre van Ommeslaghe, advocaat bij het Hof van

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/20-VK van 12 maart 2014 In de zaak van de heer [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Dany CORNELIS, advocaat, met kantoor te 9840 DE PINTE-ZEVERGEM,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 JANUARI 2019 P.18.0422.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr P.18.0422.N A M G M M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Peter Verpoorten, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0113 van 26 april 2016 in de zaak MHHC/1415/0065/M/0053 In zake: de nv AGROTECH BELGASIA, met zetel te 8870 Izegem, Gentse Heerweg 78 waar woonplaats wordt

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-14/24-VK van 3 april 2014 In de zaak van mevrouw [ ] wonende te [ ] voor en namens wie optreedt mr. Marten DE JAEGER, advocaat, met kantoor te 9990 MALDEGEM, Westeindestraat

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0041 van 14 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/78-M In zake : mevrouw [ ] wonende te [ ] verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Milieuhandhavingscollege

Milieuhandhavingscollege Milieuhandhavingscollege Arrest MHHC-15/25-K6 van 13 augustus 2015 In de zaak van de NV [ ], met maatschappelijke zetel te [ voor en namens wie optreedt mr. Steven VAN GEETERUYEN, advocaat, met kantoor

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST nr. MHHC/M/1516/0048 van 21 januari 2016 in de zaak 14/MHHC/89-M In zake:... verzoekende partij tegen: het VLAAMSE GEWEST vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, ten

Nadere informatie

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN ARREST van 19 juni 2018 met nummer RvVb/A/1718/1022 in de zaak met rolnummer 1516/RvVb/0396/A Verzoekende partij Verwerende partij mevrouw Marina VERPLANCKE, wonende te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 8 MEI 2012 P.11.1908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.1908.N I R. L. M. P., inverdenkinggestelde. eiser, met als raadsman mr. Michaël Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent. II M. G.

Nadere informatie

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST

MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST MILIEUHANDHAVINGSCOLLEGE ARREST van 25 juli 2017 met nummer MHHC- M /1617/0114 in de zaak met rolnummer 1516/MHHC/0147/M Verzoekende partij de bvba M.V.T. TRANS vertegenwoordigd door advocaat Noëlla VIAENE

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 22 november 2018 in de zaak A /VII

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr van 22 november 2018 in de zaak A /VII RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 243.017 van 22 november 2018 in de zaak A. 217.399/VII-39.524. In zake : de VZW GEZONDHEIDS- EN BEJAARDENZORG ZUIDWEGE bijgestaan

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.15.0224.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0224.N L S P V H, inverdenkinggestelde, eiser, met als raadsman mr. Hans Rieder, advocaat bij de balie te Gent, tegen 1. L F, burgerlijke

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT: Ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en wijziging van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van

Nadere informatie

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075.

RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. VIIe KAMER A R R E S T. nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. RAAD VAN STATE, AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VIIe KAMER A R R E S T nr. 232.747 van 29 oktober 2015 in de zaak A. 211.970/VII-39.075. In zake : de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 AUGUSTUS 2015 P.15.1156.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1156. N K G, vreemdeling, vastgehouden, eiser, met als raadsman mr. Géraldine Debandt, advocaat bij de balie te Antwerpen, met

Nadere informatie

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties REGLEMENT Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied, vaststellingsmodaliteiten en aangewezen ambtenaar Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 18 APRIL 2017 P.17.0105.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0105.N H M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kim Keersmaekers, advocaat bij de balie te Dendermonde. I. RECHTSPLEGING VOOR

Nadere informatie