Tuinbouw onder afdekking - Glas P. Bleyaert A. Decombel Ph. Van de Sompele K. Vermeulen R. Versyck

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tuinbouw onder afdekking - Glas P. Bleyaert A. Decombel Ph. Van de Sompele K. Vermeulen R. Versyck"

Transcriptie

1 Tuinbouw onder afdekking - Glas P. Bleyaert A. Decombel Ph. Van de Sompele K. Vermeulen R. Versyck Directeur: dr. ir. A. CALUS Ieperseweg 87 B-8800 Rumbeke-Beitem Overzicht van het onderzoek 2010

2 Tuinbouw onder afdekking - Glas P. Bleyaert A. Decombel Ph. Van de Sompele K. Vermeulen R. Versyck Directeur: dr. ir. A. CALUS Ieperseweg 87 B-8800 Rumbeke-Beitem Overzicht van het onderzoek 2010

3 Dit verslag of hoofdstukken uit dit verslag mogen slechts na voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de auteurs voor andere doeleinden en andere publicaties overgenomen worden.

4 3 INHOUD blz. 1 ANDIJVIE Rassen Bemesting Gewasbescherming Teelttechniek Bewaring KROPSLA Rassen Bemesting Gewasbescherming Teelttechniek Bewaring SELDERIJ Rassen Bemesting Gewasbescherming Teelttechniek Bewaring TOMAAT Rassen Bemesting Gewasbescherming Teelttechniek Bewaring... 46

5 4 5 VELDSLA Rassen Bemesting Gewasbescherming Teelttechniek Bewaring DIVERSE Stengelui Zilte groenten... 49

6 5 1 Andijvie 1.1 Rassen Niet van toepassing. 1.2 Bemesting Niet van toepassing. 1.3 Gewasbescherming Niet van toepassing. 1.4 Teelttechniek Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO). Watergift als preventiemiddel tegen rand Voor telers van andijvie, en meer bepaald van krulandijvie, is het voorkomen van rand de belangrijkste kopzorg. Slechts weinig telers slagen erin een zware andijviekrop te oogsten die vrij is van rand. Het probleem is van fysiologische aard: door een te laag gehalte aan calcium in de randen van de middelste bladeren worden de cellen in deze zones gevoelig voor waterverlies, waardoor ze makkelijker uitdrogen en afsterven. In vorig onderzoek werden reeds aanzienlijke resultaten geboekt door toediening over het gewas van calciumchloride, maar waarschijnlijk door het zouteffect hiervan trad vergeling op van de onderste bladeren. Omdat het tekort aan calcium wellicht vaak een gevolg is van een te hoge groeisnelheid die niet wordt gevolgd door een evenredige toename van de calciumopname werd geprobeerd deze groeisnelheid te beperken door frequente beregening. Koud water verlaagt mogelijks de planttemperatuur, en zo ook de groei. Omdat verondersteld werd dat de bladvergeling veroorzaakt door calciumchloride een gevolg is van het antagonistisch effect chloride nitraat, werd gepoogd de beschikbaarheid van nitraat te verhogen door toevoeging van calciumnitraat.

7 Preventie van rand 2010 GG010ANK_01 Proefopzet Object Beschrijving 1 Standaard watergift: beurten van ongeveer 5 L/m² zonder meststoffen op gevoel van de bedrijfsleider. 2 Calciumgift door beregening met een oplossing van 619,4 mg/l calciumnitraat + 35,8 mg/l zuivere calciumchloride (toevoeging van Calsal (Yara) en Brenntag Calciumchloride in een volumeverhouding van 11/1). EC = 0,87 ms/cm. Gietbeurten van effectief (na afloop via afloopventiel 1 ) 0,25 L/m². Beregening bij kastemperatuur > 20 C en RV < 70%, met dode tijd 2 van 30 minuten + vaste gietbeurt om 3 u en 5 u s morgens. 3 Calciumgift als in object 2, maar geen gietbeurt om 3 u en 5 u s morgens. 4 Afharden: beperkte watergift (beurten van 5,0 L/m²) tot sluiten van de rijen. Daarna zoals object 2. (1) Per gietbeurt loopt de laatste 0,15L weg via het afloopventiel. (2) Dode tijd = minimum tijdsduur tussen twee opeenvolgende gietbeurten Om automatisatie van de watergift via de klimaatcomputer mogelijk te maken, diende elk object per kraanvak te worden aangelegd. Hierdoor was herhaling in de proefaanleg niet mogelijk. Proefomstandigheden Ras: Zidane (Enza) Zaaidatum: 18 mei 2010 Plantdatum: 4 juni 2010 Plantafstand: 40 cm x 40 cm Oogst objecten 1, 2 en 3: 8 juli; object 4 (trager weggegroeid door het afharden): 13 juli. Watergift in objecten 2 t.e.m. 4 zoals beschreven in proefopzet, maar start calciumgift pas op 11 juni (objecten 2 en 3) en op 28 juni (object 4). Omdat de proefveldjes in deze objecten te nat werden, werd de dode tijd voor watergift vanaf 23/06 verhoogd van 30 naar 40 minuten. Afhardperiode in object 4 : 7 juni 28 juni. Hierin werden slechts 5 gietbeurten gegeven van 5,0 L/m² (effectief 4,8 L/m², of in totaal 24 L/m²), met calcium zoals in object 2. In diezelfde periode ontving object 2 ongeveer 70 L/m² meer water. Object Totale watergift tijdens teelt (l/m³) (*) Totale Ca-gift tijdens teelt (kg/ha) Totale bijkomende N-gift tijdens teelt (kg/ha) 1 61,8 0,0 0, ,3 189,8 122, ,5 175,9 113,4 4 71,9 88,1 56,9 (*) Rekening houdend met verlies via afvoerventiel

8 7 Resultaten (1) Object Kropgewicht (g) Rand Veldvulling Uniformiteit Hartkleur Smet Geel onderblad ,0 7,0 7,0-8,5 9, ,0 7,5 8,0 8,0 8,5 8, ,0 7,5 8,0 8,0 8,5 8, ,5 6,5 8,0 9,0 8,0 9,0 (1) Schaal 1-9 (behalve voor kropgewicht), met 9 = optimaal resultaat (geen rand, geen smet, geen geel onderblad, zeer sterk gebleekte hartbladeren. Bespreking De frequente beregening met calcium en stikstof (objecten 2 en 3) resulteerde in een volledige preventie van rand, hoewel de sterke aantasting door rand in het controle-object aantoonde dat de rand-druk in deze proef vrij groot was. De twee gietbeurten in de zeer vroege ochtend (object 3) leken niet nodig om rand te voorkomen. De krulandijvie in de objecten zonder rand vertoonde wel wat meer geel onderblad dan deze in de controle en in het afhard-object, hetgeen vermoedelijk werd veroorzaakt door de hoge watergift. Het afharden leek op zich geen positief effect op rand te hebben: de kroppen vertoonden aanvankelijk een zeer sterke achterstand in groei, met sterke rand-aanleg, maar na aanvang van de watergift met calcium hernam de groei vlug, en overgroeiden bladeren zonder rand snel deze met in aanleg zijnde randsymptomen. Verder onderzoek dient uit te maken welke factor het meest bijdraagt tot de rand-preventie: de hoge watergift of de calciumgift. Niet van toepassing. 1.5 Bewaring Niet van toepassing.

9 8 2 KROPSLA 2.1 Rassen Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) Late lenteteelt 2010 GG10KSL_01 Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Enza, 2 = Nunhems, 3 =Rijk Zwaan en 4 = Syngenta. LS 8227 = Nisava Het rassenonderzoek werd gecombineerd met een onderzoek in verband met Bremia, waardoor het gespreid was over twee serre-afdelingen met gelijktijdige uitplant, maar verschillend klimaat vanaf het sluiten van de rijen. Twee parallellen werden aangelegd in de afdeling met lage luchtvochtigheid (max RV = 88 %); één parallel in de afdeling met hoge luchtvochtigheid (max RV > 90 %). Proefomstandigheden Zaaidatum: 15 maart 2010 Plantdatum: 2 april 2010 Oogsttijdstip: 11 mei 2010 Plantafstand: 27 cm x 27 cm Kasklimaat Verwarmingstemperatuur dag: 7 C + 4 C lichtverhoging; nacht: 5 C Ventilatietemperatuur dag: 12 C + 4 C lichtverhoging; nacht: 8 C. Start van verschillend klimaat op 21 april. De lagere luchtvochtigheid werd bekomen door vochtafhankelijke verhoging van de minimum buistemperatuur en verlaging van de ingestelde ventilatietemperatuur. Resultaten (1) Beide afdelingen (totaal 3 parallellen) Ras Kropgewicht (g) Veldvulling Bakvulling Kropsluiting Graterigheid Broek Snijvlak Alexandria a 6,4 a 6,0 6,5 ab 9,0 4,5 8,0 Cosmopolia a 7,3 a 6,8 6,6 ab 9,0 4,0 8,3 Fidel a 7,2 a 5,5 7,3 a 9,0 4,3 8,5 Motivo a 6,9 a 6,8 6,2 b 8,5 5,0 8,3 Sumaya a 7,0 a 6,8 6,7 ab 8,5 4,8 8,3 Tonava a 7,0 a 7,0 7,0 ab 9,0 4,8 8,3 RZ a 6,9 a 7,3 6,4 b 8,0 3,8 7,0 LS a 6,6 a 7,3 7,0 ab 9,0 4,5 8,5 LS a 7,3 a 7,3 7,0 ab 9,0 5,0 7,8

10 9 Pitlengte Rotte Geel Ras Kleur Krophoogte (cm) onderzijde onderblad Droogrand Rand Bremia Alexandria 3 6,0 5,5 3,2 b 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 Cosmopolia 3 6,0 4,8 3,4 b 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 Fidel 2 7,8 3,5 3,8 a 9,0 8,5 b 9,0 6,8 c 9,0 Motivo 4 6,0 6,3 3,6 ab 9,0 9,0 a 9,0 7,8 b 8,7 Sumaya 1 6,0 5,3 3,3 b 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 Tonava 4 5,0 5,8 3,3 b 9,0 9,0 a 9,0 8,0 b 9,0 RZ ,0 5,3 3,3 b 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 LS ,5 5,0 3,4 b 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 LS ,5 5,0 3,6 ab 9,0 9,0 a 9,0 9,0 a 9,0 (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0,05) verschillend. Schaal: 1 9. Behalve bij pitlengte wijst een hoog cijfer op een gunstige beoordeling, met 9 voor kleur = zeer donkergroen. Uitzondering: broek en krophoogte, met 5 = optimum; 1 = resp. zeer spitse onderzijde en zeer hoge kroppen; 9 = sterk omhoog stekende schouders en zeer lage kroppen. Beoordeling voor versnijderij Gewicht veilingklaar Totaal bruikbaar deel Gele hartbladeren < 9 cm geen Ras (T, in gram) (% van T ) (% van T) groene toppen (% ) Alexandria Cosmopolia Fidel Motivo Sumaya Tonava RZ LS LS Besluit Hoewel de kropgewichten niet significant verschilden, leken RZ en Fidel de zwaarste kroppen te leveren. Fidel was echter zeer gevoelig voor rand, en vormde donkergroene, hoge kroppen, met een spitse onderzijde. Alexandria en LS 8220 leken (niet significant) de lichtste kroppen te vormen. RZ was samen met Cosmopolia het enige ras met volledige resistentie (Bl:1-27) tegen Bremia, en lijkt door de combinatie met het hoog kropgewicht een beloftevol nieuw ras. Voor versnijderij waren Fidel en Tonava de meest geschikte rassen.

11 Zomerteelt 2010 Rassen + schermdoek vs afwitten GG10KSL_06&07 Proefopzet Rassen: E , Sumaya : Enza Alexandria, Cosmopolia, Flandria, Zendria, RZ : Rijk Zwaan Motivo, LS 8220, LS 8227 : Syngenta Nun 2628 LT: Nunhems Proefomstandigheden Proefplaats: INAGRO Beitem Zaaidatum: 25 juni 2010 Plantdatum: 9 juli 2010 Oogstdatum: 12 augustus 2010 Plantafstand: 27 cm x 27 cm Aantal paralellen: 4 per afdeling Vanaf halfweg de teelt werd een vrij ongelijkmatige plantengroei opgemerkt, die tot aan het oogsttijdstip behouden bleef. De kropbladeren vertoonden fijne gele vlekjes, lijkend op ijzer- of mangaangebrek; de oudere bladeren vertoonden grotere gele vlekken, gelijkend op magnesiumgebrek. Planten met slechte groei en veel vergelingsvlekjes vertoonden afstervende wortels, met zwarte verkleuring ter hoogte van de stambasis. Resultaat mycologisch onderzoek ILVO: Geen Thielaviopsis sp. vastgesteld in aangetaste wortels. Pythium en Rhizoctonia sp. mogen als oorzaak van het probleem worden beschouwd. Resultaten en Besluit Wegens de zeer grote heterogeniteit in de plantengroei worden de resultaten van deze proef als niet betrouwbaar beschouwd. Ze worden hier bijgevolg niet weergegeven Late herfstteelt 2010 GG10KSL_11 Proefopzet Rassen Herkomst rassen: 1 = Enza, 2 = Nickerson Zwaan, 3 = Nunhems, 4 =Rijk Zwaan en 5 = Syngenta. Proefomstandigheden Zaaidatum: 27 september 2010 Plantdatum: 21 oktober 2010 Oogst: 25 januari 2011 Plantafstand: 27 cm x 27 cm Aantal parallellen: 4

12 11 Resultaten (1) Ras Kropgewicht (g) Veldvulling Bakvulling Kropsluiting Graterigheid Broek Snijvlak Brighton a 7,5 abcd 7,3 ab 6,9 de 7,2 a 5,7 a 8,2 ab Etienne bc 7,1 cd 6,3 c 6,7 e 7,0 a 4,2 cd 8,2 ab Hofnar ab 7,7 a 7,3 ab 7,5 ab 6,8 a 3,8 de 6,7 d Lambor bc 7,1 d 6,8 bc 7,5 ab 6,2 b 3,2 f 7,5 c Mariken a 7,2 bcd 7,3 ab 7,2 cd 7,2 a 4,0 de 7,7 bc Neil c 7,2 bcd 7,0 bc 7,3 bc 5,3 c 3,8 de 8,3 a BRA abc 7,4 abcd 7,2 ab 7,7 a 7,3 a 4,8 bc 7,6 c RZ a 7,6 ab 7,2 ab 7,1 cd 5,7 bc 3,3 ef 8,2 ab Pitlengte Rotte Geel Ras Kleur (cm) onderzijde onderblad Rand Droogrand Bremia Brighton 1 7,0 a 3,1 ab 8,5 a 8,4 a 7,8 a 9,0 a 9 Etienne 3 7,0 a 3,0 b 8,0 b 8,3 a 8,8 a 8,4 ab 9 Hofnar 4 7,0 a 3,3 ab 8,3 a 8,3 a 6,4 b 6,8 c 9 Lambor 5 7,0 a 3,4 a 8,5 a 8,3 a 5,8 b 8,0 b 9 Mariken 4 7,0 a 3,4 a 8,3 a 8,1 ab 8,1 a 8,3 b 9 Neil 3 6,4 c 3,2 ab 8,5 a 8,1 ab 8,8 a 9,0 a 9 BRA ,0 a 3,2 ab 8,3 ab 8,1 ab 8,4 a 9,0 a RZ 4 7,0 a 3,4 a 8,5 a 7,6 c 7,9 a 8,4 ab 9 (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0,05) verschillend. Behalve bij pitlengte en wijst een hoog cijfer op een gunstige beoordeling (schaal: 1-9). Uitzondering: broek en krophoogte : optimaal = 5. Lagere waarde = resp. te spits en te hoog. Kleur: 1 = bleek, 9 = donker

13 12 Beoordeling voor versnijderij Gewicht < 9 cm geen veilingklaar Totaal bruikbaar deel Gele hartbladeren groene toppen Ras (T, in gram) ( % van T ) ( % van T) ( % ) Brighton Etienne Hofnar Lambor Mariken Neil BRA RZ Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0,05) verschillend. Behalve bij "snijvlak", "pitlengte" en "nitraat" wijst een hoog cijfer op een gunstige beoordeling (schaal: 1-9). Besluit Neil, Etienne en Lambor waren lichtere rassen. Lambor en Hofnar waren gevoelig voor rand; Hofnar daarenboven ook voor droogrand.

14 Winterteelt GG10KSL_15 Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Enza, 2 Monsanto, 3 Nickerson Zwaan, 4 = Nunhems, 5 =Rijk Zwaan, 6 =Seminis en 7 = Syngenta. Proefomstandigheden Zaaidatum: 8 oktober 2010 Plantdatum: 10 november 2010 Oogst: 3 maart 2011 Plantafstand: 26.5 cm x 27,5 cm Aantal parallellen: 4 Proefplaats: P. Vermeersch, Zwevezele Resultaten (1) Ras Kropgewicht (g) Veldvulling Bakvulling Kropsluiting Graterigheid Broek Snijvlak (mm) Brighton bc 7,6 ab 9,0 6,8 bcd 9,0 5,0 17,3 abcd Etienne b 6,9 cd 9,0 6,3 d 9,0 4,0 16,0 d Gardia f 7,0 cd 7,0 6,5 d 9,0 3,0 16,8 abcd Hofnar c 7,8 ab 8,0 6,8 bcd 9,0 5,0 17,3 abcd Lambor b 8,0 a 7,0 7,4 bc 7,0 4,0 17,8 abc Mariken a 7,8 ab 8,0 6,6 cd 8,0 5,0 18,3 a BRA ef 7,8 ab 7,0 6,7 bcd 8,0 4,0 17,8 abc BRA cd 7,6 ab 9,0 7,1 bcd 9,0 5,0 18,0 ab E de 7,5 ab 9,0 6,8 bcd 7,0 5,0 17,0 abcd RS cd 6,8 d 6,0 8,2 a 6,0 2,0 17,5 abcd RS f 7,6 ab 6,0 7,5 ab 6,0 2,0 16,5 bcd RZ f 7,3 bc 6,0 6,8 bcd 7,0 4,0 16,3 cd Pitlengte Rotte Geel Ras Kleur Krophoogte (cm) onderzijde onderblad Droogrand Bremia Brighton 1 7,5 bc 5,0 3,6 cd 8,7 ab 8,6 a 9,0 9,0 Etienne 4 7,5 bc 5,0 3,7 cd 8,7 b 8,5 a 9,0 9,0 Gardia 5 7,4 bc 4,0 4,3 b 8,7 ab 8,7 a 9,0 9,0 Hofnar 5 7,4 bc 5,0 3,6 cd 8,7 b 8,7 a 9,0 9,0 Lambor 7 6,0 f 4,0 4,3 b 8,7 ab 8,7 a 9,0 9,0 Mariken 5 6,9 e 5,0 3,7 cd 8,7 ab 8,7 a 9,0 9,0 BRA ,0 de 5,0 4,1 bc 8,7 ab 8,5 a 9,0 9,0 BRA ,3 cd 5,0 3,7 cd 8,7 ab 8,6 a 9,0 9,0 E ,4 bc 5,0 3,4 d 8,7 ab 8,7 a 9,0 9,0 RS ,6 ab 3,0 5,2 a 8,7 ab 8,6 a 9,0 9,0 RS ,9 a 3,0 4,4 b 8,7 a 8,7 a 9,0 9, RZ 5 7,0 de 4,0 3,5 d 8,7 ab 8,7 a 9,0 9,0 (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0,05) verschillend.behalve bij pitlengte wijst een hoog cijfer op een gunstige beoordeling (schaal: 1-9). Kleur: 1 = bleek, 9 = donker. Uitzondering: broek en krophoogte : optimaal = 5. Lagere waarde = resp. te spits en te hoog.

15 14 Beoordeling voor versnijderij Gewicht veilingklaar Totaal bruikbaar deel Gele hartbladeren < 9 cm geen Ras (T, in gram) ( % van T ) ( % van T) groene toppen( % ) Brighton Etienne Gardia Hofnar Lambor Mariken BRA BRA E RS RS RZ Besluit Het zwaarste ras was Mariken, op de voet gevolgd door Etienne, Lambor en Brighton. Bij deze rassen was kwalitatief enkel op te merken dat Lambor wat graterig was. Duidelijk lichtere rassen waren Gardia, BRA 885, RS 9901 en RZ. Beide RS rassen waren graterig, en hadden een spitse broek. Daarenboven had RS 3643 een lange pit, wat wellicht wees op het begin van schotvorming of rijpheid. Wel vormden deze rassen de meest gesloten kroppen, waardoor ze (wellicht) een veel groter aandeel gele hartbladeren bezaten dan de overige rassen Vroege lenteteelt 2011 GG10KSL_19 Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Gautier, 2 Nickerson Zwaan, 3 Rijk Zwaan, 4 = Syngenta Proefomstandigheden Zaaidatum: 24 december 2010 Plantdatum: 15 februari 2011 Oogst: 6 april 2011 Plantafstand: 27 cm x 27 cm Aantal parallellen: 4

16 15 Resultaten (1) Ras Kropgewicht (g) Veldvulling Bakvulling Kropsluiting Graterigheid Broek Snijvlak (mm) Cuartel a 8,0 a 8,2 a 7,4 bc 8,2 c 5,3 bc 16,0 ab Gardel a 7,8 ab 7,5 b 7,1 cd 8,2 c 5,0 cd 15,0 b Gardia a 7,3 bc 7,5 b 7,9 a 9,0 a 6,2 a 16,5 ab Motivo b 7,5 abc 6,5 c 7,0 d 8,3 bc 4,3 d 17,8 a BR b 7,3 c 6,7 c 7,4 b 8,8 ab 5,7 abc 17,0 ab RZ a 7,6 abc 7,7 ab 6,8 d 8,7 abc 5,8 ab 15,0 b Pitlengte Rotte Geel Ras Kleur Krophoogte (cm) onderzijde onderblad Rand Nitraat Cuartel 1 7,9 a 4,5 ab 3,9 ab 8,5 a 7,9 b 8,8 a 3610 ab Gardel 1 8,0 a 4,8 ab 4,2 a 8,5 a 8,3 ab 8,4 a 3829 ab Gardia 3 6,3 bc 4,7 ab 3,8 ab 8,3 a 8,5 a 8,9 a 3495 b Motivo 4 6,4 bc 4,8 ab 3,5 b 8,3 a 8,4 a 9,0 a 3790 ab BR ,1 c 5,2 a 3,7 ab 7,8 a 8,3 a 7,4 b 3895 a RZ 5 6,5 b 4,2 b 3,6 ab 8,4 a 8,4 a 9,0 a 3566 ab (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0,05) verschillend. Behalve bij pitlengte wijst een hoog cijfer op een gunstige beoordeling (schaal: 1-9). Kleur: 1 = bleek, 9 = donker. Uitzondering: broek en krophoogte : optimaal = 5. Lagere waarde = resp. te spits en te hoog. Beoordeling voor versnijderij Gewicht veilingklaar Totaal bruikbaar deel Gele hartbladeren < 9 cm geen Ras (T, in gram) ( % van T ) ( % van T) groene toppen( % ) Cuartel ,8 4,4 Gardel ,5 7,1 Gardia ,7 5,9 Motivo ,0 3,4 BR ,9 6, RZ ,1 3,2 Besluit Motivo en BR 885 vielen in deze teeltperiode te licht uit. BR 885 was ook gevoeliger voor rand dan de overige rassen. Cuartel en Gardel leverden kroppen met een goed oogstgewicht, maar waren beiden vrij donkergroen. Cuartel vertoonde wat meer geel onderblad dan de overige rassen RZ was in veel opzichten gelijkwaardig aan Gardia, maar de kroppen waren minder gesloten, en hoger, zodat ze wat boven de kist uitstaken.

17 Bemesting Niet van toepassing. 2.3 Gewasbescherming Inzet van een roosterbrander voor bestrijding van smet GG10KSL_05 Proefopzet Objectcode Controle pos. Controle neg. v1 voor v1 na v2 voor v2 na Definitie positieve controle = standaard gewasbescherming, zonder behandeling met roosterbrander negatieve controle = gereduceerde chemische gewasbescherming, zonder behandeling met roosterbrander gereduceerd spuitschema + roosterbrander, 0.65 km/h, vóór bodembewerkingen* gereduceerd spuitschema + roosterbrander, 0.65 km/h, na bodembewerkingen* gereduceerd spuitschema + roosterbrander, 1,29 km/h, vóór bodembewerkingen* gereduceerd spuitschema + roosterbrander, 1,29 km/h, na bodembewerkingen* *bodembewerkingen: rotoreggen en spitfrezen Proefomstandigheden Proefplaats: praktijkbedrijf in Hooglede - Ras: Cosmopolia (Rijk Zwaan) Zaaidatum: 18 maart 2010 Plantdatum: 12 april 2010 Oogst: 21 en 24 mei 2010 Plantafstand: 26 cm x 28 cm Aantal parallellen: 2 Chemische gewasbescherming Tijdstip Standaard spuitschema Gereduceerd spuitschema 13/4 Switch + Pomarsol - 14/4 Rovral + Previcur N - 15/4 Rizolex - 21/4 Pomarsol + Signum - 22/4 Kerb - 26/4 Paraat + Previcur N + Calypso Paraat + Previcur N + Calypso

18 17 Resultaten (1) Oogst 21 mei Behandeling Kropgewicht (g) Geel onderblad Smet Blok1 Blok 2 Gemidd. Blok1 Blok 2 Gemidd. Blok1 Blok 2 Gemidd. Controle pos ,5 8,5 8,5 8,5 8,5 8,5 Controle neg ,5 8,5 8,5 8,0 8,0 8,0 v1 voor ,5 8,5 8,5 8,0 7,0 7,5 v1 na ,5 8,5 8,5 8,0 8,0 8,0 v2 voor ,5 8,5 8,5 8,0 8,0 8,0 v2 na ,5 8,5 8,5 8,0 8,0 8,0 Omdat op 21 mei nog vrij weinig smet aanwezig was in de negatieve controle, werd een tweede beoordeling uitgevoerd bij een verlate oogst, drie dagen later, op 24 mei. Oogst 24 mei (2) Behandeling Kropgewicht (g) Geel onderblad Smet Blok1 Blok 2 Gemidd. Blok1 Blok 2 Gemidd. Blok1 Blok 2 Gemidd. Controle pos ,5 7,5 7,5 8,0 8,0 8,0 Controle neg ,0 8,0 8,0 7,0 7,0 7,0 v1 voor ,0 8,0 8,0 6,5 7,0 6,7 v1 na ,0 8,0 8,0 7,0 7,0 7,0 v2 voor ,0 8,0 8,0 7,0 7,0 7,0 v2 na ,0 8,0 8,0 7,0 7,0 7,0 (1) Schaal 1 9, behalve voor kropgewicht, met 9 = geen smet of geel onderblad. Besluit Aangezien binnen eenzelfde object vrij grote verschillen in kropgewicht voorkwamen (zie 21 mei-v1 voor en 24 mei-controle neg.) zijn de vastgestelde kropgewichten wellicht niet betrouwbaar verschillend. De zeer sterke reductie van de chemische gewasbescherming leidde tot een zeer lichte verhoging van de smet-aantasting, maar nooit tot een daling van het marktbaar kropgewicht. Nochtans was de bedrijfsleider van plan na deze teelt een vernieuwde bodemontsmetting uit te voeren. Aangezien bij oogst van de proefplanten in de objecten met gereduceerde gewasbescherming zeker meer rot onderblad werd verwijderd, moeten deze zwaarder geweest zijn dan de proefplanten met normale gewasbescherming. Het is dus mogelijk dat dit hoger oogstgewicht (wat rijpere planten) mede aanleiding was tot de grotere hoeveelheid smet. Vergelijking met de negatieve controle toont aan dat de inzet van de roosterbrander geen vermindering gaf van de smetaantasting, ook niet op het tweede oogsttijdstip, wanneer reeds wat meer smet aanwezig was.

19 Gereduceerde gewasbescherming Demonstratieproeven aangelegd in het kader van het demonstratieproject: Residuarm telen van bladgewassen. Dit project werd mede gefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid. Projectpartners: Proefcentrum voor de Groenteteelt te Kruishoutem (PCG) en te Sint-katelijne-Waver (PSKW). Doel Het opstellen van een spuitschema dat, met behoud van de slakwaliteit, resulteert in een residugehalte van maximaal 5 actieve stoffen aan een concentratie lager dan 1/3 van de MRL. Proefuitvoering Residu-analyse gebeurde telkens op het monster genomen voor de standaard voor-oogst controle door de veiling REO. Monstergrootte: 6 kroppen Labo: Fytolab, Gent Analysemethode: LMS5, CS2 en GMS - INAGRO proef 1 - Zomerteelt GG10KSL_10 Proefopzet Object Ras Chemische Gewasbescherming Z-cont Zendria Standaard Z-red Zendria Aangepast spuitschema A-cont Alexandria Standaard A-red Alexandria Aangepast spuitschema Proefomstandigheden Ras: Zendria en Alexandria (Rijk Zwaan) Plantafstand: 27 x 27 cm Zaaidatum: 10 augustus 2010 Plantdatum: 26 augustus 2010 Oogst: 6 oktober 2010 Aantal parallellen: 1 Humus: 2,4 % Grondsoort: Lichte leem ph-kcl: 7,0 Zoutconcentratie bij planten : 587 mg/l N-gehalte bij planten: kg/ha (ovv Ammoniumnitraat) + 40 kg/ha (ovv Vivikali) = 240 kg/ha Laatste bodemontsmetting: 29 april 2010 (DD) Toepassingswijze gewasbeschermingsmiddelen: spuitboom Verwarming: verwarmingsbuizen

20 19 Resultaten (1) Krop- Veld- Krop- Droog- Object gewicht (g) vulling sluiting Glazigheid Geel blad Rand rand Bremia Smet Z-cont 426 7,8 8,5 9,0 8,5 9,0 9,0 9,0 8,5 Z-red 410 7,8 8,3 9,0 8,5 9,0 9,0 9,0 8,5 A-cont 445 8,5 7,0 9,0 8,5 9,0 9,0 9,0 8,5 A-red 403 7,2 8,7 9,0 8,5 9,0 9,0 9,0 8,5 (1) Schaal 1-9 (behalve voor kropgewicht), met 9 = zeer gunstige beoordeling (zeer sterke veldvulling en kropsluiting, geen aantasting door rand, Bremia, en smet; geen geel onderblad).

21 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole Standaard schema bij Zendria en Alexandria 20 Z Pl VO O 10/08/ /08/ /08/ /08/ /08/2010 1/09/2010 2/09/2010 4/09/2010 5/09/2010 6/09/2010 Datum (1) Dagen na plant Zendria Alexandria Dagen voor oogst Watergift (l/m²) /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/2010 1/10/2010 5/10/2010 6/10/2010 Residu- analyse (ppm) (2) %MRL Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) Actieve stof Product tolclofos-methyl Rizolex 4, propamocarb Previcur N 1,5-0, pymetrozin Plenum 0,4 0,4 1,6 80 1, thiram Hermosan 1,0 2, mancozeb Fubol Gold 1,9 1, metalaxyl-m 1,9 1, iprodione Rovral WG 1,0 1,0 0,92 9,2 1 10,0 10 thiacloprid Calypso 0, dimethomorf Paraat 0,4 0,4 0,54 5,4 0,41 4,1 10 deltramethrin Decis EC 2,5 0, ,5 boscalid Signum 1,5 0,85 8,5 0,87 8,7 10 pyraclostrobin 1,5 0,11 5,5 0,098 4,9 2 spinosad Tracer 0,2 0,47 4,7 0,32 3,2 10 mandipropamid Revus 0,6 0,84 3,4 0,54 2,2 25 Coniothurium minitans Contans 4,0 Aantal gebruikte middelen Aantal gebruikte actieve stoffen Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 1 Aantal actieve stoffen teruggevonden 7 8 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 7 8 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm)

22 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole Aangepast schema bij Zendria en Alexandria 21 Z Pl VO O Datum (1) 10/08/ /08/ /08/ /08/ /08/2010 1/09/2010 Dagen na plant Dagen voor oogst Watergift (l/m²) /09/2010 4/09/2010 5/09/2010 6/09/2010 9/09/ /09/ /09/ /09/ Zendria Alexandria 16/09/ /09/ /09/ /09/ /09/2010 1/10/2010 5/10/2010 6/10/2010 Residu-analyse (ppm) (2) %MRL Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) Actieve stof Product imidacloprid Gaucho (dummypil) tolclofos-methyl Rizolex 4, pymetrozin Plenum 1, , thiram Hermosan 0, propamocarb Previcur N 1,5 1,5 1,1 2,2 2,1 4,2 50 iprodione Rovral 1,0 1,0 0,06 0,59 0,19 1,9 10 Coniothurium minitans Contans 4,0 Aantal gebruikte middelen 5 Aantal gebruikte actieve stoffen 5 Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 0 0 Aantal actieve stoffen teruggevonden 2 3 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 2 3 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm)

23 22 Bespreking Het gereduceerde spuitschema voldeed bij beide rassen aan de doelstelling qua aantal (< 5) en concentratie (< 1/3 MRL) van teruggevonden residu s. Het gaf geen aanleiding tot verhoogde aantasting van smet of Bremia. Het lager kropgewicht bij de veldjes met deze toepassing werd wellicht veroorzaakt door de locatie binnen de proefserre. Voor een conclusie op dit vlak zijn herhalingen in de proefaanleg noodzakelijk. Producten die geen residu nalieten waren: Rizolex (wellicht enkel bij vroege toepassing), Hermosan, Fubol Gold, Decis EC 2,5 en Calypso. Opmerkelijk was het hoger residugehalte bij Alexandria voor Previcur N in beide spuitschema s en bij Plenum in het gereduceerd schema. - INAGRO proef 2 - Winterteelt GG10KSL_17 Proefopzet Object Cont Red Chemische gewasbescherming Standaard spuitschema Aangepast spuitschema Proefomstandigheden Ras: Gardia (Rijk Zwaan) Plantafstand: 27 x 27 cm Zaaidatum: 11 oktober 2010 Plantdatum: 5 november 2010 Oogst: 22 februari 2011 Humus: 2,4 Grondsoort: zandleem ph-kcl: 7 Zoutconcentratie bij planten: 1072 mg/l N-gehalte bij planten: ,12 kg/ha (ovv Ammoniumnitraat) + 15 kg/ha (ovv Vivikali) = 210,12 kg/ha Laatste ontsmetting: 29 april 2010 (DD) Bespuiting met spuitboom Verwarming: verwarmingsbuizen Resultaten Kropgewicht Krop- vooroogst gewicht Veld- Krop- Krop- Glazig- Geel Droog- Object (g) (g) vulling sluiting vulling heid blad Rand rand Witziekte Smet Cont ,0 8,5 7,5 9,0 8,5 9,0 8,5 9,0 8,5 Red ,0 8,5 7,5 9,0 8,5 9,0 8,5 9,0 8,5

24 23 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole - Standaard schema Z Pl VO O 11/10/2010 4/11/2011 5/11/2010 7/11/2010 8/11/ /11/ /11/ /11/ /11/2010 Datum (1) Dagen na plant Dagen voor oogst Watergift Actieve stof Product fenamidone Fenomenal 2,5-2 fosethyl 2,5 NO (4) 75 pymetrozin Plenum 0,4-2 thiram Hermosan 2,0 2,0-2 mancozeb Fubol Gold 1,9 1,9-5 metalaxyl-m 1,9 1,9-2 dimethomorf Paraat 0,4 0,4 0,33 3,3 10 thiacloprid Calypso 0,3-2 iprodione Rovral WG 1,5 1,5-10 propamocarb Previcur 1,5 0,012 0,02 50 mandipropamid Revus 0,6 0,023 0,09 25 deltramethrin Decis EC 2,5 0,5-0,5 Coniothurium minitans Contans 4,0 Aantal gebruikte middelen 11 Aantal gebruikte actieve stoffen 13 Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 0 Aantal actieve stoffen teruggevonden 3 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 3 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm) (3) Bijbemesting 1.8 EC CaNO3 (4l + 1l afbroezen) (4) NO: Niet onderzocht: deze stof werd niet geanalyseerd 29/11/2010 9/12/ /12/ /12/ /01/ /01/ /01/2011 (3) 7/02/ /02/ /02/ /02/2011 Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) (2)

25 24 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product ) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole - Aangepast schema Z Pl VO O Datum (1) 11/10/2010 4/11/2011 5/11/2010 7/11/2010 8/11/ /11/ /11/ /11/ /11/2010 9/12/ /12/ /12/ /01/ /01/ /01/2011 (3) 7/02/ /02/ /02/ /02/2011 Dagen na plant Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) (2) Dagen voor oogst Watergift Actieve stof Product imidacloprid Cruiser (dummypil) - 5 dimethomorf Paraat 0,4 0,4 0,41 4,1 10 thiram Hermosan 2,0 2,0-5 mancozeb Fubol gold 1,9 1,9-5 metalaxyl-m 1,9 1,9-2 boscalid Signum 1,5 1,5 0,082 0,82 10 pyraclostrobin 1,5 1,5 0,012 0,6 2 iprodione (4) Rovral WG 0,12 1,2 10 deltramethrin (4) Decis EC 2,5 0,033 6,6 0,5 Coniothurium minitans Contans 4,0 Aantal gebruikte middelen 5 Aantal gebruikte actieve stoffen 7 Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 0 Aantal actieve stoffen teruggevonden 5 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 5 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm) (3) Bijbemesting 1.8 EC kalknitraat (4l/m² + 1l/m² afbroezen) (4) Niet toegepast

26 25 Bespreking In deze teelt voldeed zelfs het standaard spuitschema aan het projectdoel. Opnieuw lieten Hermosan, Fubol Gold, Decis EC 2,5 en Calypso geen detecteerbaar residu na, maar dit was dit keer ook het geval voor Rovral, Plenum en Fenomenal. De detectie van iprodion (afkomstig van Rovral) en van deltamethrin (afkomstig van Decis EC 2,5) op de sla die het gereduceerde spuitschema ontving valt moeilijk te verklaren. Een vergissing bij de proefuitvoering is uit te sluiten omdat van de actieve stoffen van de producten die gelijktijdig verspoten werden, nl. Previcur N, Revus en Paraat, wél residu s op de sla met standaard behandeling werden aangetroffen. Indien drift de oorzaak zou zijn, dan is het vreemd dat het residugehalte als gevolg van de drift (in veld met gereduceerd spuitschema) hoger is dan dit als gevolg van de bespuiting zelf (in veld met standaard spuitschema). Hoewel het gereduceerde spuitschema opnieuw geen aanleiding gaf tot verhoogde aantasting van smet of Bremia, resulteerde het opnieuw in een lager kropgewicht. Wegens het gebrek aan herhalingen kan de betrouwbaarheid hiervan niet worden nagegaan. - INAGRO proef 3 - lenteteelt GG11KSL_02 Proefopzet Object Cont Red Chemische gewasbescherming Standaard spuitschema Aangepast spuitschema Proefuitvoering Residu-analyse gebeurde telkens op het monster genomen voor de standaard voor-oogst controle door de veiling REO. Monstergrootte: 6 kroppen Labo: Fytolab, Gent Analysemethode: LMS5, CS2 en GMS Proefomstandigheden Ras: Cosmopolia (Rijk Zwaan) Plantafstand: 27 x 27 cm Zaaidatum: 10 maart 2010 Plantdatum: 1 april 2010 Oogst: 6 mei 2011 Humus: 2,3 Grondsoort: lichte leem ph-kcl: 7.1 Zoutconcentratie bij planten: 1072 mg/l N-gehalte bij planten: ,5 kg/ha (ovv kalknitraat) + 79,5 kg/ha (ovv ammoniumnitraat) = 369 kg/ha Laatste ontsmetting: 29 april 2010 (DD) Bespuiting met spuitboom Verwarming: verwarmingsbuizen

27 26 Resultaten Kropgewicht Kropgewicht Veld- Krop- Glazig- Geel Droog- Object vooroogst (g) (g) vulling sluiting heid blad Rand rand Bremia Smet Cont ,5 8,3 9,0 8,5 9,0 8,9 9,0 8,5 Red ,7 8,3 9,0 8,5 9,0 8,8 9,0 8,5

28 27 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product ) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole - Standaard schema Z Pl VO O 10/03/ /03/2011 1/04/2011 3/04/2011 5/04/2011 6/04/2011 7/04/2011 8/04/2011 Datum (1) - Dagen na plant Dagen voor oogst Watergift (l/m²) /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/2011 1/05/2011 3/05/2011 5/05/2011 6/05/2011 Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) (2) Actieve stof Product thiram Hermosan 2,0 2,0 mancozeb Fubol Gold 1,9 1,9-5 metalaxyl-m 1,9 1,9-2 pymetrozin Plenum 0,4 0,4 0,045 2,25 2 propamocarb Previcur 1,5-50 iprodione Rovral 1,0 1,0 0,15 1,5 10 spirotetramat Movento 0,8-7 fenhexamid Teldor 1,5 1,4 3,5 40 mandipropamid Revus 0,6 0, spinosad Tracer 0,2 0,2 0,53 5,3 10 Coniothyrium minitans Contans 4,0 Aantal gebruikte middelen 9 Aantal gebruikte actieve stoffen 10 Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 0 Aantal actieve stoffen teruggevonden 5 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 5 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm)

29 28 Spuitschema (dosis in kg/ha of l/ha product ) en residuwaarde (ppm) bij vooroogstcontrole - Aangepast schema Z Pl VO O Datum (1) Dagen na plant 10/03/ /03/2011 1/04/2011 3/04/2011 5/04/2011 6/04/2011 7/04/2011 8/04/2011 9/04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/ /04/2011 1/05/2011 3/05/2011 5/05/2011 6/05/2011 Residu-analyse (ppm) (2) %MRL MRL (ppm) (2) Dagen voor oogst Watergift (l/m²) Actieve stof Product imidacloprid Cruiser (dummypil) - 5 thiram Hermosan 2,0 2,0-5 iprodione Rovral 1,0 1,0 0,077 0,77 10 thiacloprid Calypso 2,5-2 fenhexamid Teldor 1,5 0,92 2,3 40 mandipropamid Revus 0,6 0,6 2,4 25 Coniothyrium minitans Contans 4,0 Bacillus thuringiensis Xentari 1,0 1,0 Aantal gebruikte middelen 6 Aantal gebruikte actieve stoffen 6 Aantal overschrijdingen 1/3 MRL 0 Aantal actieve stoffen teruggevonden 3 Aantal actieve stoffen teruggevonden > 0,01 ppm 3 (1) Z = zaaitijdstip; Pl = Planttijdstip; VO = tijdstip vooroogstcontrole; O = oogsttijdstip (2) -: beneden de detectielimiet (0.01 ppm)

30 Geïntegreerde aanpak van valse meeldauw (Bremia lactucae) in de teelt van zware kropsla onder glas door kennis van epidemiologie. Dit project is een samenwerking tussen het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt (Kruishoutem), Inagro, het Proefstation voor de Groenteteelt (Sint-Katelijne-Waver) en Universiteit Gen,t faculteit Bioingenieurswetenschappen, Laboratorium voor Fytopathologie. Het onderzoek wordt financieel gesteund door de Vlaamse Overheid ( IWT), startte in september 2008, en heeft een looptijd van 4 jaar. Doelstellingen Witziekte is één van de belangrijkste ziekten in de teelt van zware kropsla onder glas en deze ziekte wordt veroorzaakt door Bremia lactucae, een pathogeen behorend tot de Oömycota. De huidige bestrijding is gebaseerd op toepassingen met fungiciden en het inzetten van resistente slavariëteiten. Door de vele behandelingen met chemische middelen en het relatief beperkt aantal toegelaten middelen, ontwikkelt de pathogeen snel resistentie en worden er residuen aangetroffen in de sla. Om het milieu en de gezondheid van de consument en teler te beschermen, wordt ernaar gestreefd om het gebruik van chemische middelen te reduceren. In de serreteelt bestaat de mogelijkheid om via het sturen van het klimaat in te grijpen in de levenscyclus van de pathogeen, waardoor de ziektedruk verlaagd kan worden. Hiervoor is een grondige kennis van de epidemiologie vereist. Eerdere tests wezen uit dat vooral de relatieve vochtigheid een cruciale rol speelt tijdens de ontwikkeling van de pathogeen. Proefopzet a. In de late lente van 2010 werd een proef aangelegd in twee afdelingen, waarbij telkens een deel van de afdeling niet geïnfecteerd werd en een ander deel wel. Plantdatum: 1/4/2010 Datum inoculatie: 20/4/2010 Datum eerste symptomen: 30/4/2010 i. Afdeling 7: lage relatieve vochtigheid ii. Afdeling 8: hogere relatieve vochtigheid b. In de zomer van 2010 werd gelijkaardige proef aangelegd, maar waarbij enkel s nachts een verschil in relatieve vochtigheid nagestreefd werd, terwijl overdag de klimatologische omstandigheden in beide serres gelijk gehouden werden. Plantdatum: 5/8/2010 Datum inoculatie: 19/8/2010 Datum eerste symptomen: 30/8/2010 i. Afdeling 7: lage relatieve vochtigheid s nachts ii. Afdeling 8: hogere relatieve vochtigheid s nachts Resultaten en bespreking Om de ziekte-index te bepalen, worden de kroppen ingedeeld in klassen op basis van de symptomen, zoals te zien is in Figuur 1

31 Klasse 1: gele vlek 30 Klasse 2: verschillende vlekken, begrensd door nerven Klasse 3: vlekken die niet begrensd worden door de nerven. Klasse 4: minimum 2 bladeren volledig geel of bruin Figuur 1: Indeling in klassen op basis van de symptomen De index wordt als volgt berekend: Waarde 1 =(# planten in klasse 1 x 1) +(# planten in klasse 2 x 2)+ (# planten in klasse 3 x 3) + (# planten in klasse 4 x 4) Ziekte-index = (waarde 1 / (totale # planten x 4)) x 100 a) Lente: In de vochtigere serre lag de ziekte-incidentie ongeveer 3 keer hoger dan in de drogere serre. Bij het vergelijken van de gerealiseerde relatieve vochtigheid in de beide afdeling bleek dat de relatieve vochtigheid overdag min of meer gelijk was in de twee afdelingen, maar werd er wel een duidelijk verschil tijdens de ochtend en de nacht waargenomen. Overdag bleef de relatieve vochtigheid bijna de hele tijd onder 80%. s Nachts werd in de vochtige afdeling zelden een relatieve vochtigheid lager dan 90% geregistreerd, terwijl deze in de drogere afdeling nooit hoger werd dan 90%. Er was wel een verschil in ziekte-incidentie tussen de 2 serres, zeker naar het einde van de teelt, zoals te zien is in figuur 2. Ongeveer 36% van de geïnfecteerde planten in afdeling 7 en 50% van de geïnfecteerde planten in afdeling 8 was ziek op het einde van de teelt.

32 Aangezien de relatieve vochtigheid overdag in beide serres vrijwel gelijk liep, rees de hypothese dat de nachtelijke relatieve vochtigheid bepalend was , ,59 21,59 ziekte-index (%) ziekte-incidentie (%) geïnfecteerd niet geïnfecteerd geïnfecteerd niet geïnfecteerd afdeling 7 afdeling 8 Figuur 2: Ziekte-index en ziekte-incidentie in de droge afdeling 7 en vochtigere afdeling 8 tijdens de veldtest in de lente van 2010 aan het einde van de teelt b) Zomer: In de droge serre waren er beduidend minder symptomen dan in de vochtigere serre. In de droge serre was de relatieve vochtigheid in de periode 24 u tot 48 u na de infectie lager dan 85%, wat mogelijk de ontwikkeling van de schimmel heeft afgeremd. Verder was de periode van sporenvorming ook minder gunstig in de droge afdeling, waar de nachtelijke relatieve vochtigheid zelden hoger werd dan 90%, terwijl die in de vochtige afdeling elke nacht 4 tot 6 u boven de 90% opliep. Als gevolg van deze omstandigheden kon de infectie zich na de eerste symptomen ook gemakkelijk verder uitbreiden en aan het einde van de teelt werd een ziekteincidentie van 82% waargenomen in het geïnfecteerde deel van de vochtige serre, terwijl dit in de drogere serre beperkt bleef tot 15% van de geïnfecteerd planten, zoals te zien is in figuur 3.

33 ,12 58,12 37,367 23,95 15,63 5,08 9,9 2,99 geïnfecteerd niet geïnfecteerd geïnfecteerd niet geïnfecteerd afdeling 7 afdeling 8 ziekte-index (%) ziekte-incidentie (%) Figuur 3: Ziekte-index en ziekte-incidentie in de droge afdeling 7 en de vochtigere afdeling 8 tijdens de veldtest tijdens de zomer van 2010 aan het einde van de teelt Besluit Op basis van deze proeven, voorgaande proeven en ook testen op de andere proefcentra konden volgende besluiten (zie figuur 4) genomen worden die een verband leggen tussen de klimatologische omstandigheden en het ziekteverloop. Figuur 4: verband klimaat en levenscyclus pathogeen

34 33 De doelstelling voor de toekomst zal zijn om op basis van deze gegevens een concreet adviessysteem uit te werken voor de teler. Er zal gewerkt worden met een flowchart waarin zowel sturing van het klimaat als advies in verband met chemische middelen zullen opgenomen zijn. Hiervoor zal de invloed van de verschillende klimaatsfactoren verder in detail uitgewerkt worden, zoals de lengte van de kritische periode bij een bepaalde relatieve vochtigheid. Verder zal de voorgestelde flowchart uitgebreid getest worden Beheersing van rand in bladgewassen (TIPRELET). Dit project is een samenwerking tussen Inagro, het Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt (Kruishoutem), het Proefstation voor de Groenteteelt (Sint-Katelijne-Waver) en Universiteit Gent, faculteit Bioingenieurswetenschappen, Laboratorium voor Plantecologie en Laboratorium voor In Vitro Biologie en Tuinbouw. Het onderzoek wordt financieel gesteund door de Vlaamse Overheid (IWT), startte in oktober 2009, en heeft een looptijd van 4 jaar. Doelstellingen Rand vormt een bedreiging voor de toekomstige ontwikkelingen in de Vlaamse bladgroentesector en voor de economische duurzaamheid ervan. Bij de omschakeling naar innovatieve teelttechnieken of -systemen blijken de traditionele beheersingsstrategieën immers veel minder of niet effectief te zijn. Dit is in extreme mate het geval bij de grondloze teelt van kropsla: de uitval door rand stijgt hierbij naar ongeveer 50%. Daarnaast bemoeilijkt rand de uitbreiding van alternatieve bladgewassen, die economisch noodzakelijk is voor de diversificatie van de bladgroentesector. Hoewel rand al decennia lang door de wetenschappelijke wereld bestudeerd wordt, werd er nog geen beredeneerde strategie ontwikkeld om rand te voorkomen. Diverse publicaties associëren rand met een calciumgebrek in jonge ontwikkelende bladeren, dat mogelijks veroorzaakt wordt door een gebrekkige transpiratie en/of een te hoge groeisnelheid. De beschikbare wetenschappelijke studies zijn echter vaak ontoereikend en bovendien is er nog weinig gekend over de onderliggende (eco)fysiologische processen, die uiteindelijk resulteren in necrose van de bladranden. Het project TIPRELET - TIPburn PREvention of LEttuce Types - probeert deze wetenschappelijke hiaten in te vullen door een innovatieve benadering van de randproblematiek, waarbij het dynamisch gedrag van slaplanten als respons op hun omgeving centraal staat. Proefopzet jaar 1 ( ) In 2010 werd werkpakket 1 uitgevoerd. Hierin werden voornamelijk rassenproeven uitgevoerd met bijzondere aandacht voor het optreden van randsymptomen. Proef GG10KSL_02: rassenproef late lente INAGRO - Rassen De rassenkeuze werd vermeld in Tabel 1. Tabel 1. Opgenomen rassen Ras Fidel Gardia Hertog Zaadhuis Nunhems Rijk Zwaan Rijk Zwaan - Teeltverloop zaaidatum: 15 maart 2010 maat perspot: 5 cm plantdatum: 2 april 2010 plantafstand (cm): 27 x 27 oogstdatum: 11 mei 2010

35 34 - Klimaatregeling In het kader van het IWT-LandbouwOnderszoeksproject rond de geïntegreerde aanpak van valse meeldauw (Bremia lactucae) werd vanaf de tweede teelthelft een lagere relatieve vochtigheid, d.i. maximaal 88% in plaats van 95%, nagestreefd tijdens de nacht. - Waarnemingen De waarnemingen werden vermeld in Tabel 2. Bijkomend werden in deze teelt een aantal plantsensoren geëvalueerd. Tabel 2. Uitgevoerde waarnemingen Waarneming visuele waarnemingen groeibepalingen calciumanalyse monitoring van het klimaat monitoring van de bodem Frequentie 2-wekelijks 2-wekelijks bij eerste symptomen automatisch 2- wekelijks

36 Proef GG10KSL_08: rassenproef zomer INAGRO 35 - De proef werd aangelegd in compartimenten 7 en 8 (telkens 2 parallellen) - Rassen De rassenkeuze werd vermeld in Tabel 3. Tabel 3. Opgenomen rassen met de vanuit andere proeven gekende gevoeligheid voor rand Ras Zaadhuis Gevoeligheid Sintia Rijk Zwaan tolerant Gardia Rijk Zwaan Gevoelig voor rand - Teeltverloop zaaidatum: 20 juli 2010 maat perspot: 4 cm plantdatum: 5 augustus 2010 plantafstand (cm): 27 x 27 oogstdatum: 14 september Klimaatregeling In het kader van het IWT-LandbouwOnderszoeksproject rond de geïntegreerde aanpak van valse meeldauw (Bremia lactucae) werd in compartiment 7 vanaf de tweede teelthelft een lagere relatieve vochtigheid, d.i. maximaal 88% in plaats van 95%, nagestreefd tijdens de nacht. De klimaatgegevens van compartiment 8 werden geregistreerd om het effect van de gewijzigde klimaatinstellingen te kunnen schatten. - Waarnemingen Naast de visuele waarnemingen werd nadruk gelegd op een anatomische analyse van bladeren met rand en op het toepassen van het transpiratiemodel (Tabel 4). Tabel 4. Uitgevoerde waarnemingen Waarneming visuele waarnemingen anatomische coupes cellekkage groeibepalingen calciumanalyse monitoring van de plantomgeving monitoring van de plant Frequentie wekelijks bij eerste symptomen bij eerste symptomen wekelijks bij eerste symptomen automatisch automatisch Resultaten en bespreking Proef GG10KSL_02: rassenproef late lente INAGRO In dit experiment werden tot één week voor de oogst geen necrotische vlekken op de bladranden waargenomen. Bij oogst werd echter een aanzienlijke aantasting vastgesteld (Figuur 5): de aantastingsgraad van Gardia, Fidel en Hertog was respectievelijk 42%, 66% en 74%. Deze onverwacht sterke aantasting, zelfs bij het tolerante ras Gardia, was pas laattijdig zichtbaar door de sterke kropvorming, waardoor de jonge aangetaste bladeren bedekt waren door oudere gezonde bladeren.

37 36 Figuur 5: Aantastingsgraad door interne rand bij oogst De groeimetingen toonden een gelijkmatige groeisnelheid voor de drie rassen. Bijgevolg werd in dit experiment vastgesteld dat het verschil in aantastingsgraad niet verklaard kan worden door een eventueel verschil in groeisnelheid. De metingen toonden ook aan dat de eerste symptomen waargenomen werden na een periode met een sterke toename zowel in vers- als in drooggewicht. Wat de klimaatcondities betreft waren de sterke klimaatschommelingen opmerkelijk in de twee weken voor de eerste symptomen waargenomen werden: zonnige en droge dagen, d.i. dag 22, 26 en 27, werden afgewisseld met sombere en vochtige dagen, d.i. dag 24 en vanaf dag 27. De schommelingen in het kasklimaat gingen in dezelfde periode gepaard met sterke fluctuaties in het bodemvochtgehalte (Figuur 6A). Het effect hiervan op de bladdikte (Figuur 6B) was echter niet duidelijk omdat in dit experiment de bladdiktesensor continu op hetzelfde blad geplaatst werd. Op het ogenblik van de sterke dynamiek in de klimaat- en bodemcondities, was dit blad gedeeltelijk of geheel bedekt door

38 37 jongere bladeren, waardoor de metingen veel minder dynamisch werden. Op basis van deze eerste test met de bladdiktesensoren werd beslist om in de volgende experimenten deze sensor tijdens de eerste teelthelft wekelijks te verplaatsen naar een jonger blad. Niettemin kon toch een aanzienlijke krimp van 100 µm ten opzichte van de nachtelijke bladdikte waargenomen worden tijdens een zonnige en droge dag, zoals dag 22 na planting (Figuur 6B). Een dergelijke plantenreactie wijst mogelijks op een (te) sterke dynamiek in de plant geïnduceerd door (te) sterke schommelingen in het klimaat en/of het wortelmilieu, waardoor rand zou kunnen ontstaan. Figuur 6. De eerste metingen van [A] de bodemtemperatuur (TS onderste lijn) en de matrixpotentiaal van de bodem (Ψ m bovenste lijn) en [B] de bladdikte (volle lijn), waarvan de metingen minder of niet bruikbaar werden met het verouderen van het blad (stippellijn) Tenslotte werden ook de calciumconcentraties in de hartbladeren bepaald op het ogenblik dat de eerste symptomen bij Fidel en Hertog zichtbaar werden. Tabel 5 geeft aan dat niet enkel de bladeren met randsymptomen zeer weinig calcium bevatten, maar dat ook in sommige ogenschijnlijk gezonde bladeren minder dan 2 g kg -1 calcium teruggevonden werd. Bijgevolg kunnen de planten in deze proef algemeen als zeer gevoelige of kwetsbare planten voor rand beschouwd worden en was de plotse en grootschalige aantasting bij de oogst misschien toch te verwachten. Mogelijks had de relatief lage luchtvochtigheid tijdens de nacht hierop een bepalende invloed.

39 Tabel Calciumconcentratie (g kg -1 droge stof) opgesplitst in een fysiologisch actieve en inactieve fractie gemeten in een bladzone 1 cm van de bladrand van hartbladeren van drie verschillende rassen met of zonder symptomen van rand één week voor de oogst Symptomen van rand Ras Calcium fractie fysiologisch fysiologisch inactief totaal actief niet waargenomen 1 Gardia 1,6 0,6 2,2 Fidel 1,5 0,4 1,9 Hertog 2,6 1,1 3,7 waargenomen Gardia Fidel 1,8 0,4 2,2 Hertog 1,5 0,4 1,9 1 bij oogst werden bij alle rassen symptomen van rand waargenomen Proef GG10KSL_08: rassenproef zomer INAGRO In compartiment 7, met verlaagde nachtelijke relatieve vochtigheid, was bij het gevoelige ras, Gardia, 78 ± 10% van de planten zwaar aangetast. Bij het tolerante ras, Sintia, werden geen aantastingen waargenomen. Hierop wordt verder ingegaan bij de resultaten van de calciumanalyse. In compartiment 8, met normale nachtelijke relatieve vochtigheid, was bij Gardia slechts 35 ± 9% van de planten aangetast. Niettemin werden de waargenomen aantastingen bij oogst als zwaar beoordeeld. Bij het tolerante ras werden net als in compartiment 7geen aantastingen vastgesteld. Het verschil in aantastingsgraad tussen de rassen en tussen de compartimenten kon niet duidelijk gerelateerd worden aan een verschil in groeisnelheid: zowel de stengeldiametergroei als de toename in vers- en drooggewicht waren sterk gelijkaardig. Wel werd er opnieuw vastgesteld dat randsymptomen optraden in compartiment 7 en 8 volgend op een periode met sterke groei. De drogere lucht in compartiment 7 tijdens de nacht resulteerde mogelijks in een sterkere kropvorming voor het ras Gardia (Figuur 7). Bijgevolg werd in de jonge hartbladeren van de Gardia planten vermoedelijk onvoldoende calcium aangevoerd tijdens de nacht. Enerzijds werden ze volledig omsloten door oudere bladeren, waardoor de jonge bladeren weinig of niet transpireerden, anderzijds hebben de niet-bedekte bladeren in een droge atmosfeer net meer kunnen transpireren. De calciumaanvoer via de transpiratiestroom werd in dat geval volledig gestuurd naar de oudere bladeren. Daarenboven zou er in dergelijke droge condities ook geen worteldruk kunnen voorkomen door een aanhoudende transpiratie.

40 39 Figuur 7. Horizontale projectie (27 x 27 cm) van de twee bestudeerde slarassen bij oogst Dat de calciumtoevoer naar de hartbladeren van de sterk kroppende Gardia planten ontoereikend was, wordt bevestigd door middel van de metingen van de calciumconcentraties (6). Opnieuw werd vastgesteld dat de concentratie aan fysiologisch actief calcium lager lag dan 2 g kg -1 in de hartbladeren, die symptomen van interne rand vertoonden. Tabel 6. Calciumconcentratie (g kg -1 droge stof) opgesplitst in een fysiologisch actieve en inactieve fractie gemeten in een bladzone tot 1 cm van de bladrand van hartbladeren van twee rassen met of zonder symptomen van interne rand één week voor de oogst Symptomen Ras Proeflocatie Calcium fractie van interne rand fysiologisch fysiologisch totaal actief inactief niet waargenomen Sintia PCG 5 8,4 2,0 10,4 Sintia INAGRO 8 13,8 2,3 16,1 Sintia INAGRO 7 13,2 2,3 15,5 Gardia PCG - 5 8,2 2,2 10,4 Gardia INAGRO 8 10,4 1,5 11,9 waargenomen Gardia INAGRO 7 1,9 0,9 2,8 Voorlopige conclusies Tot besluit van de verschillende rassenproeven aangelegd in 2010 op Inagro en op de andere proeflocaties kan algemeen gesteld worden dat er een verschil in gevoeligheid voor rand bestaat tussen de rassen. Deze gevoeligheid hangt echter ook af van het klimaat. Zo werd er waargenomen dat een lage luchtvochtigheid tijdens de nacht sommige rassen meer gevoelig kan maken. Deze gevoeligheid hangt hoogstwaarschijnlijk samen met lagere calciumconcentraties. In aangetaste bladzones werden systematisch concentraties aan fysiologisch actief calcium waargenomen die kleiner waren dan 2 g kg -1 droge stof. Opmerkelijk was ook de sterk dalende gradiënt naar de bladrand toe bij aangetaste bladeren. Naast de fysiologisch actieve fractie werd ook steeds een aanzienlijke hoeveelheid fysiologisch inactief calcium teruggevonden. Daaruit kan afgeleid worden dat zelfs zeer jonge bladeren melksap bevatten dat rijk is aan calciumoxalaat.

41 40 Daarnaast werd rand voornamelijk waargenomen na plotse veranderingen in het klimaat of in de wortelomgeving. In het bijzonder wordt in de lopende experimenten horende bij werkpakket WP2 en WP3 het effect van een (te) sterke dynamiek tijdens de dag bestudeerd. Op basis van diverse plantmetingen en bijkomende anatomische analyse kan het effect hiervan op de plant volledig in kaart gebracht worden. De planten worden als het ware onder intensive care geplaatst. Tot slot wordt op basis van het tot hiertoe uitgevoerde onderzoek de volgende denkpiste geformuleerd: randsymptomen ontstaan door een afweerreactie van de plant tegen fytotoxische stoffen die vrijkomen uit gebarsten melksapvaten, waarvan de meest kwetsbare vaten zich bevinden aan de bladrand van de jongste bladeren. Voor het ontstaan van rand zijn twee fasen van belang: (1) de aanleg van jonge gevoelige bladeren door het ontwikkelen van te zwakke celwanden met een te laag calciumgehalte oorzaken: - een te grote vraag naar calcium door een te sterke groei - een te beperkt aanbod aan calcium door een te sterke verdamping van de uitgegroeide bladeren (2) het induceren van de randsymptomen door een plots en te sterk onevenwicht in de turgordruk in één of meerdere bladweefsels. oorzaken: - te grote schommelingen in de wateropname door de wortels (bodem) - te grote schommelingen in transpiratie (klimaat) - een te beperkte aanpassing van de plant aan drogere omstandigheden 2.4 Teelttechniek Late herfst schermdoek en temperatuurintegratie GG10KSL_12&13 Doel o invloed nagaan van temperatuurintegratie o energiebesparing Proefopzet Vergelijking van een serre met standaard klimaatregeling (afd 7) met: - een serre met klimaatregeling met temperatuurintegratie (afd 8) - een serre met schermdoek (afd 6) In alle serres werden minimum 2 parallellen aangelegd van de rassen Mariken en Neil. Klimaatinstelling voor alle serres Setpunt kastemperatuur setpunt ventilatie Periode dag nacht dag nacht Tot 29/10 10 C + 4 C lichtverhoging 29/10 - oogst 7 C + 4 C lichtverhoging 9 C 17 C + 4 C lichtverhoging 6 C 12 C + 4 C lichtverhoging 15 C 12 C Temperatuurintegratie Via instellingen in de klimaatcomputer wordt na een zonnige dag, tijdens de volgende nachten binnen de integratieperiode automatisch een lagere stooktemperatuur aangehouden. Aan de hand van calorimeters wordt het energieverbruik vergeleken van afdeling 8 met temperatuurintegratie en afdeling 7 zonder temperatuurintegratie.

42 41 Ingesteld vanaf 29 oktober 2010: Integratieperiode temperatuur = 3 dagen (24 u cycli). Maximale negatieve temperatuurcompensatie = 4 C. Schermdoek Schermdoektype: PH super (Bonar TF) met 1 op 15 bandjes weggelaten Sluitingsvoorwaarden Doek dicht Doek open Buitentemperatuur Uitwendige straling Vochtkier 17u 9u <6 C <30 W/m² 0 2 % bij RV variërend tussen C Proefomstandigheden Zaaidatum: 27 september 2010 Plantdatum: 21 oktober 2010 Oogst: 25 januari 2011 Plantafstand: 27 cm x 27 cm Aantal parallellen: 2 per afdeling Cultivars: Mariken (Rijk Zwaan) en Neil (Nunhems) Verwarming: uitsluitende buisverwarming Champost ingewerkt: Afd 6 (schermdoek): 22 mei 2009 Afd 7 (standaard klimaatregeling): 14 mei 2010 Afd 8 (temperatuurintegratie): 17 september 2010 Resultaten Temperatuurintegratie Afdeling 7 (standaard klimaatregeling) gemiddelden over 2 parallellen Ras Kropgewicht (g) Bakvulling Graterigheid Rotte onderzijde Geel onderblad Droogrand Rand Bremia Mariken 339 6,5 6,8 4,5 8,0 6,3 7,3 9,0 Neil 366 6,5 5,0 7,3 8,0 9,0 8,5 9,0 Gemiddelde 353 6,5 5,9 6,5 8,0 7,7 7,8 9,0 Afdeling 8 (met temperatuurintegratie) gemiddelden over 2 parallellen- Ras Kropgewicht (g) Bakvulling Graterigheid Rotte onderzijde Geel onderblad Droogrand Rand Bremia Mariken 428 7,3 7,3 8,5 8,0 9,0 7,3 9,0 Neil 406 6,7 5,3 8,5 8,0 9,0 9,0 9,0 Gemiddelde 417 7,0 6,3 8,5 8,0 9,0 8,2 9,0 Energiebesparing: 12%

43 Invloed van temperatuurintegratie op de kastemperatuur 42 Warme periode gevolgd door koude periode (figuur 1) Tijdens de eerste dagen was de temperatuur in de kas hoger dan de verwarmingstemperatuur (1) hierdoor was er een teveel aan warmte die in de nacht kon worden gebruikt om de verwarmingstemperatuur s nachts te laten dalen. De eerste nacht daalde de berekende verwarmingstemperatuur, maar bleef de kastemperatuur nog hoog door de hoge buitentemperatuur. Vanaf de derde dag daalde de buitentemperatuur echter fors (3a) en volgde de kastemperatuur de verlaagde (berekende) verwarmingstemperatuur (3b). De vierde nacht was alle extra warmte opgebruikt en mocht de verwarmingstemperatuur dus niet maximaal dalen (4a). Berekende verwarmingstemperatuur Buitentemperatuur Kastemperatuur a 2b 3a 3b 4a 4b Standaard Temp int Figuur 1: Het effect van een warme periode gevolgd door een koude periode op de temperaturen in de standaardserre en de serre met temperatuurintegratie. Koude periode (figuur 2) Tijdens koude periodes komt de kastemperatuur bijna niet boven de verwarmingstemperatuur. Het gevolg is dat er geen extra warmte is die tijdens de dag zou kunnen gebruikt worden om de verwarmingstemperatuur te doen dalen. De berekende verwarmingstemperatuur van de beide serres zijn dus identiek. Conclusie: In koude periodes zal de standaard verwarmingsstrategie worden toegepast.

44 43 Berekende verwarmingstemperatuur Buitentemperatuur Kastemperatuur Standaard Temp int Figuur 2: Het effect van een langdurige koude periode op de temperaturen in de standaardserre en de serre met temperatuurintegratie. Schermdoek Afdeling 6 (met energiedoek) gemiddelden over 2 parallellen Kropgewicht Graterig- Rotte Geel Ras (g) Bakvulling heid onderzijde onderblad Droogrand Rand Bremia Mariken 362 7,3 7,2 8,3 8,1 8,3 8,1 9,0 Neil 325 7,0 5,3 8,5 8,3 9,0 8,8 9,0 Gemiddelde 344 7,2 6,3 8,4 8,2 8,7 8,5 9,0 Afdeling 7 (standaard klimaatregeling) gemiddelden over 2 parallellen Kropgewicht Graterig- Rotte Geel Ras (g) Bakvulling heid onderzijde onderblad Droogrand Rand Bremia Mariken 339 6,5 6,8 4,5 8,0 6,3 7,3 9,0 Neil 366 6,5 5,0 7,3 8,0 9,0 8,5 9,0 Gemiddelde 353 6,5 5,9 6,5 8,0 7,7 7,8 9,0 Energiebesparing: 30 %

45 44 Klimaatgegevens (1) Afd 6 Afd 7 Aantal uren geschermd 1056,5 Aantal uren gekierd (2) 530,5 Totaal aantal uren 2304 Temperatuur Afd 6 Afd 7 Algemeen gemiddelde 8,80 8,76 Gemiddelde binnen schermperiode dag 7,93 7,60 nacht 6,59 6,53 Gemiddelde buiten schermperiode dag 10,83 10,89 nacht 10,56 10,54 Relatieve vochtigheid Afd 6 Afd 7 Algemeen gemiddelde 88,97 86,55 Gemiddelde binnen schermperiode dag 86,76 85,14 nacht 88,03 84,62 Gemiddelde buiten schermperiode dag 87,18 85,42 nacht 94,54 93,10 (1) Geen gegevens gelogd tussen 13 en 16/11/2010 (2) Schermstand tussen 98 en 100% (incl. standen bij openen en sluiten scherm) Besluit Net zoals tijdens de vorige proef, in de winter , leverde de temperatuurintegratie een uitstekend teeltresultaat op: een hoger kropgewicht, wellicht veroorzaakt door veel minder rot onderblad. De temperatuurintegratie leverde een besparing op van ongeveer 12%, zonder een verlenging van de teeltperiode. De sla onder het schermdoek was naar plantkwaliteit de beste van de drie, het kropgewicht was echter lager dan in de andere serres. De oorzaak hiervan is nog onduidelijk aangezien de gerealiseerde kastemperatuur gelijkaardig was aan deze van de standaard. Doordat alleen geschermd werd tijdens de nacht werd ook geen licht weggeschermd. De energiebesparing van 30% vastgesteld bij vorige proeven werd hier nog maar eens bevestigd. 2.5 Bewaring Niet van toepassing.

46 3 SELDERIJ Rassen Niet van toepassing. 3.2 Bemesting Niet van toepassing. 3.3 Gewasbescherming Residustudie GG10SEG_01 Medewerking werd verleend aan een residustudie door het departement Fytofarmacie van het Centre de Recherches Agronomiques te Gembloux noodzakelijk voor de erkenning van een nieuw gewasbeschermingsmiddel. 3.4 Teelttechniek Niet van toepassing. 3.5 Bewaring Niet van toepassing.

47 46 4 TOMAAT 4.1 Rassen Niet van toepassing. 4.2 Bemesting Niet van toepassing. 4.3 Gewasbescherming Niet van toepassing. 4.4 Teelttechniek Niet van toepassing. 4.5 Bewaring Niet van toepassing.

48 5 VELDSLA Rassen Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO) Zomerteelt 2010 GG08VSL_01 Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Enza, 2 = Clause, 3 = Nunhems Bonny = E Proefomstandigheden Teelt in glazen serre (INAGRO) met afgewit dek en zijwanden. Zaaidatum: 1 juli 2010 Oogst: 2 augustus 2010 Zaaiafstand: 2,8 cm x 9 cm Aantal parallellen: 4 Resultaten (1) Cultivar Opbrengst (g/m²) Veldvulling Lepelblad Opkomst (%) Agathe bc 7,4 c 6,9 c 83,5 ab Audace b 7,8 b 7,4 c 83,3 ab Bonny cd 6,8 d 9,0 a 79,5 b Gala b 7,7 b 8,4 b 80,8 b Selexion d 5,8 e 8,8 ab 71,8 c Trophy a 8,1 a 4,8 d 86,8 a Aantal Bladafmetingen (cm) (2) Cultivar bladeren (2) lengte breedte steelbreedte Spruitvorming Agathe 2 7,8 ab 10,1 bcd 3,9 b 0,63 a 6,9 a Audace 2 7,9 ab 10,9 bc 3,9 b 0,53 bc 5,4 b Bonny 1 7,7 ab 9,8 cd 3,4 c 0,58 ab 5,3 b Gala 2 7,7 ab 11,5 b 3,8 b 0,53 bc 5,4 b Selexion 3 7,6 b 8,9 d 3,7 b 0,52 c 6,9 a Trophy 2 8,0 a 13,1 a 4,1 a 0,55 bc 5,8 b (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0.05) verschillend. (2) Gemiddelde van 10 planten per veldje. Steelbreedte gemeten op 2 cm van de bladbasis. Rotte onderzijde: geen verschil tussen de rassen. Besluit Trophy was met voorsprong het ras met de hoogste opbrengst, en had significant bredere bladeren dan de overige rassen, maar viel in deze zomerteelt tegen door de sterke gevoeligheid voor lepelblad. Gala combineerde een hoge opbrengst met weinig lepelblad, maar dit ras vormde veel spruiten. Agathe vormde weinig spruiten, was slechts matig gevoelig voor lepelblad, en leverde ook een redelijk hoge opbrengst. Bij Selexion en Bonny was de opbrengst te laag.

49 5.1.2 Winterteelt GG10VSL_02 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO). 48 Proefopzet Herkomst rassen: 1 = Clause, 2 = Nunhems, 3 = Rijk Zwaan Proefomstandigheden Teelt in glazen serre (INAGRO) Zaaidatum: 22 oktober 2010 Oogst: 7 februari 2011 Zaaiafstand: 2,8 cm x 9 cm Aantal parallellen: 4 Resultaten (1) Cultivar Opbrengst (g/m²) Veldvulling Lepelblad Geel blad Opkomst (%) Baron a 8,8 a 9,0 a 8,5 a 80,2 c Cirilla a 8,5 a 9,0 a 7,9 b 89,4 ab Dione a 8,4 a 9,0 a 7,9 b 88,9 ab Palace a 7,0 b 8,6 b 8,5 a 76,8 c Pulsar a 8,6 a 8,6 b 7,4 b 90,7 a Nun 0012 CS b 6,1 c 9,0 a 8,9 a 82,6 bc Aantal Bladafmetingen (cm) (2) Cultivar bladeren (2) lengte breedte steelbreedte Spruitvorming Baron 2 12,8 a 8,3 a 3,2 c 0,58 c 7,8 b Cirilla 3 12,5 a 8,5 a 3,3 bc 0,66 ab 8,5 a Dione 3 12,8 a 8,2 a 3,4 b 0,70 a 7,5 b Palace 1 11,9 ab 7,2 b 3,8 a 0,68 ab 7,5 b Pulsar 3 12,9 a 8,4 a 3,3 c 0,69 ab 7,6 b Nun 0012 CS 2 11,6 b 6,7 c 2,9 d 0,63 bc 7,6 b (1) Waarden gevolgd door een zelfde letter zijn niet significant (P 0.05) verschillend. (2) Gemiddelde van 10 planten per veldje. Steelbreedte gemeten op 2 cm van de bladbasis. Rotte onderzijde: geen verschil tussen de rassen. Besluit Cirilla combineerde een hoge opbrengst met weinig spruitvorming, maar vormde wel wat geel blad. Het nieuwe nummer Nun 0012 CS viel tegen door de significant lagere opbrengst dan de andere rassen. 5.2 Bemesting Niet van toepassing 5.3 Gewasbescherming Niet van toepassing 5.4 Teelttechniek Niet van toepassing. 5.5 Bewaring Niet van toepassing.

50 6 Diverse Stengelui Residustudie GG10UIS_01 Medewerking werd verleend aan een residustudie door het departement Fytofarmacie van het Centre de Recherches Agronomiques te Gembloux noodzakelijk voor de erkenning van een nieuw gewasbeschermingsmiddel. 6.2 Zilte groenten Onderzoek 2010 GG10MIX_01 - Zeeaster Doel - Kennis opdoen van teeltduur en opbrengst van zeeaster, Aster tripolium L., in functie van zaai- en planttijdstip, zowel bij planten als bij zaaien - Bepaling van invloed van zoutconcentratie in de bodem op schotvorming - Meting van zoutdoorsijpeling vanuit de bouwvoor naar diepere grondlagen Proefopzet Objectnummer Objectcode Zaaidatum 1 Jan-Z Zaai ter plaatse in januari 2 Jan-P Zaai in perspot in januari 3 Feb-Z Zaai ter plaatse in februari 4 Feb-P Zaai in perspot in februari 5 Apr-Z Zaai ter plaatse in april 22 & Z Overwinterende teelt Proefplan Door voorafgaande proeven met gift van keukenzout (NaCl) was het serre-oppervlak niet homogeen. Figuur 1 geeft de verdeling van de proefobjecten weer over de zones (gearceerde vlakken) met onderscheiden zoutconcentratie. Deze zones ontstonden in 2009, door frequente watergift met verschillende concentraties aan keukenzout, en komen overeen met de 4 kraanvakken in de serre-afdeling. Plaatsing bodemvochtopnemers Om enig idee te bekomen van de doorsijpeling van het toegediende keukenzout naar de ondergrond, werden op drie dieptes bodemvochtopnemers geplaatst. Deze apparaten hebben onderaan een pot met een poreuze wand waarin het omgevende bodemvocht langzaam kan insijpelen. Met behulp van een pompje wordt op regelmatige tijdstippen het ingesijpelde vocht opgezogen. Figuur 2 geeft op het proefplan van figuur 1 schematisch weer waar de bodemvochtopnemers in de serre geplaatst werden. De totale zoutconcentratie, Na- en Cl-gehalte in de bodem werden gemeten in het INAGRO-labo. De totale zoutconcentratie in de bodem werd bepaald met de 1/5 gewichtsmethode. (analysemethode Na en Cl zie bijlage 1)

51 50 Kraanvak B Figuur 1: Verdeling van de proefobjecten over de 4 kraanvakken in de serre-afdeling. Veldjescode 203 betekent: parallel 2 van object 3. Beregende zoutconcentratie in 2009: kraanvak A: 12 ms/cm, kraanvak B: 6 ms/cm, kraanvak C: 3 ms/cm, kraanvak D: 0 ms/cm. Figuur 2: Plaatsing van de bodemvochtopnemers in de serre. (30/60/90: geeft de diepte aan, in cm, waarop het bodemvocht wordt opgenomen) Proefomstandigheden Proefplaats: INAGRO glazen serre-afdeling 9 Zoutconcentraties in de bodem (5/01/2010) Kraanvak Zoutgehalte Na mg/100g droge grond mg/100g droge grond A 872,41 234,4 B 578,55 153,5 C 252,57 94,2 D 172,28 60,6 Herkomst zaden: zaden gewonnen in serre INAGRO in het najaar van 2009, de zaden van de moederplanten waren afkomstig van Serra Maris. Zaai: manueel zaaien in rijen. Rijafstand: 20 cm; manueel uitdunnen tot 15 cm afstand in de rij

52 Planten: Perspotten: zijde 5 cm Plantafstand: 20 cm tussen de rijen; 15 cm in de rij. 51 Zoutgift: tijdens de teelt werd geen extra zout (NaCl) meer toegediend. Kasklimaat De kastemperatuur werd redelijk hoog gehouden, met een minimumtemperatuur van 10 C tot 20 maart, en daarna zelfs 15 C tot eind april. Hierna werd geen minimumtemperatuur meer ingesteld (zie figuur 1). Tijdens kiemproefjes was gebleken dat een koudeperiode de kieming bij zeekraal bevorderde. Omdat gelijktijdig met de zeeaster ook zeekraal in de serre werd geteeld, werd eind februari (26/02/2010-8/03/2010) gedurende een periode van 10 dagen de minimum kastemperatuur verlaagd tot 5 C. Figuur 1: Kastemperatuur gedurende de teeltperiode Oogst: Het oogsten vond plaats telkens wanneer het merendeel van de bladeren een lengte had van meer dan 6 cm. Tijdens de oogst werden telkens per veldje waarnemingen uitgevoerd bij dezelfde 20 planten: - grootte van de plant (planthoogte) - totaal en marktbaar oogstgewicht - aantal bladeren groter en kleiner dan 6 cm - lengte en breedte van de bladeren - schot - aantasting door ziekten en plagen

53 Tabel Zaai-, plant- en oogsttijdstippen per object (telkens in 2010, behalve zaai voor objecten 22 en 24) Objectcode Zaaien Verspenen Planten Oogst1 Oogst2 Oogst 3 Oogst 4 Jan-Z 29/01-30/04 8/06 Jan-P 29/01-26/02 4/05 8/06 Feb-Z 26/ /04 Feb-P 26/02 11/03 1/04 4/05 Apr-Z 2/04 9/06 09-Z 17/07/09 8/01 14/04 7/05 15/06 De objecten die ter plaatse waren uitgezaaid vertoonden een zeer heterogene opkomst. Tijdens het uitdunnen werden veel planten verplant om de gaten in de rijen op te vullen. Doordat meer dan 90 % van de zeeasterplanten gezaaid of geplant in 2010 in alle objecten zeer vlug in het seizoen begon op te schieten en bloemstengels begon te vormen werd de proef na de tweede oogst van de Jan -objecten beëindigd. Dergelijk zaai- of plantgoed bleek immers niet bruikbaar voor praktijktoepassing. Als een eerste stap naar selectie van weinig schotgevoelige planten, werden de niet opgeschoten planten uit de verschillende veldjes verplant in potten voor zaadproductie. Ook de veldjes van object 09-Z werden voornamelijk aangehouden voor selectie. Opschietende planten werden hierin steeds verwijderd. Om de mogelijkheden van machinaal zaaien te onderzoeken werd op 20 augustus gezaaid op een diepte van ongeveer 2 cm. Deze diepte bleek te groot te zijn, zodat er opnieuw machinaal gezaaid werd, nu meer oppervlakkig, op 20 september. Ook bij deze zaaibeurt viel de opkomst echter tegen. Resultaten Opkweek van plantgoed Voor het uitplanten in januari werden de zaden manueel gelegd in de perspotten. Het kiemingspercentage in de perspotten was hierbij redelijk laag waardoor enkele planten uit object 1 (Jan-Z) moesten worden verspeend om het tekort aan planten op te vangen. Voor het uitplanten in april (Feb-P) werd gezaaid in zaaibakken, waarna de plantjes verspeend werden naar de perspotten. Op deze manier konden de sterkere planten worden uitgeselecteerd om de uitval te beperken. Plantdiepte Tijdens het uitplanten in januari werden de perspotten ondiep in de grond geplant. Veel planten kregen hierdoor echter veel stress of stierven af. De planten werden enkele weken later dieper ingeplant. Voor het uitplanten in februari (Feb-P) werden de perspotten volledig in de grond gepland. Koude-inductie De koudeperiode van eind februari benadeelde wellicht de kieming van de zeeaster. Gelijktijdig uitgezaaide planten in een warmere serre (min. temp: 15 C) kiemden immers veel beter. Ook voor de net uitgeplante jonge plantjes van het object Jan-P bleek deze lage temperatuur nefast. Eind maart werd opnieuw een zaaiing van zeekraal uitgevoerd met de bijkomende koudeperiode van 10 dagen. Om hiervan geen nadelige invloed meer te ondervinden werd de volgende zaaibeurt van zeeaster (object Apr- Z) uitgesteld tot in april.

54 53 Ziekten en plagen Hardnekkige aantasting trad op van echte meeldauw (determinatie door ILVO, Merelbeke: Golovinomyces cichoracearum), bladluizen en trips. De planten moesten meerdere malen behandeld worden om de schade binnen te perken te houden. Vooral de planten uitgeplant in potten voor selectie bleken zeer vatbaar voor trips. Schot Tabel 2. Beoordeling schot per veldje op 4/08/2010 Objectcode Kraanvak Totaal aantal planten Aantal planten zonder schot % planten zonder schot % planten met schot Kraanvakken A/B (hoge zoutconcentratie) Jan-Z A ,0 95,0 Jan-Z B ,9 98,1 Jan-P A ,3 96,7 Jan-P B ,2 96,8 Feb-Z A ,2 96,8 Feb-Z B ,0 98,0 Kraanvakken C/D (lage zoutconcentratie) Feb-P D ,7 96,3 Feb-P C ,0 93,0 Apr-Z D ,7 98,3 Apr-Z C ,9 95,1 Oogstgegevens Teeltduur: de oogsttijdstippen zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 3. Meetgegevens van 1 e oogst Geoogste Marktbare Aantal marktbare Aantal te kleine Echte Object- Kraan plantmassa plantmassa bladeren per bladeren per meeldauw code vak (g/plant) (g/plant) plant plant Schot (1) (1) Kraanvakken A/B (hoge zoutconcentratie) Jan-Z A 41,9 ± 15,8 27,4 ± 9,1 23,4 ± 10,3 12,4 ± 7, Jan-Z B 39,0 ± 20,7 29,8 ± 16,0 19,8 ± 10,1 7,8 ± 5,7 5 7 Jan-P A 46,3 ± 29,9 28,1 ± 14,0 18,8 ± 13,1 10,3 ± 8, Jan-P B 87,5 ± 38,2 45,9 ± 17,4 34,7 ± 19,9 15,5 ± 13, Feb-Z A 100,5 ± 15,8 27,4 ± 9,1 23,4 ± 10,3 12,4 ± 7, Feb-Z B 78,0 ± 37,8 47,5 ± 21,2 32,2 ± 14,6 41,9 ± 25, Kraanvakken C/D (lage zoutconcentratie) Feb-P C 36,0 ± 9,7 26,6 ± 7,9 24,0 ± 7,8 14,9 ± 11, Feb-P D 60,8 ± 23,2 42,3 ± 16,3 34,9 ± 14,9 12,7 ± 9, Apr-Z C 25,8 ± 17,6 20,8 ± 13,4 14,3 ± 8,8 8,8 ± 7,0 8 0 Apr-Z D 42,1 ± 17,8 28,8 ± 12,9 21,6 ± 11,2 11,5 ± 9, (1) Aantal planten op 20

55 Tabel 4. Objectcode Kraan vak Meetgegevens van 2 e oogst Geoogste plantmassa (g/plant) Kraanvak A/B (hoge zoutconcentatie) Marktbare plantmassa (g/plant) 54 Aantal marktbare bladeren per plant Aantal te kleine bladeren per Jan-Z A 38,4 ± 21,8 26,9 ± 16,5 31,40 ± 19,5 16,6 ± 11, Jan-Z B 24,4 ± 12,2 17,1 ± 8,6 22,60 ± 8, 9 12,6 ± 9, Kraanvak C/D (lage zoutconcentratie) Jan-P C 50,5 ± 20,5 33,3 ± 13,3 31,95 ± 12,6 18,5 ± 19, Jan-P D 28,1 ± 15,6 19,9 ± 11,6 28,00 ± 14,8 17,0 ± 13, (1) Aantal planten op 20 plant Schot (1) Echte meeldauw (1) Zoutgehalte in de bodem Tabel 5. Zoutgehalte in de kraanvakken op het einde van het teeltseizoen, in vergelijking met het zoutgehalte opgemeten in de Zwinvlakte. Monstername serre: 9/08/2010; monstername Het Zwin: 20/08/2010. Kraanvak EC Totaal zoutgehalte Na Cl µs/cm mg/100g grond mg/100g droge grond mg/100 g vers materiaal A ,29 158,1 147,398 B ,14 137,7 135,664 C ,13 76,3 81,565 D , ,562 Het Zwin , Tabel 6. Zoutgehalte in het gewas Kraanvak Objectcode Datum DS Na Cl % g/kg d.s. g/kg v.m. A Feb-Z 19/05/2010 8,33 5,41 9,41 B Feb-Z 19/05/2010 8,46 4,62 7,91 C 09-Z 19/05/2010 8,28 3,23 7,50 D 09-Z 16/04/2010 8,16 2,77 6,15 D 09-Z 19/05/2010 8,53 3,03 6,97 Ijzermonding 30/08/2010 8,27 9,51 -

56 55 Figuur 2 toont het resultaat van de bodemvochtmetingen. Bij de ondiep ( 30 cm) geplaatste bodemvochtopnemers ging in drogere omstandigheden het contact met de grond vrij vlug verloren, waardoor er geen vocht meer kon worden aangezogen. Hierdoor ontbreken in de figuur voor deze diepte heel wat metingen /02/2010 3/03/ /03/ /04/2010 2/05/ /05/ /06/2010 1/07/2010 EC (ms/cm) 21/07/ /08/ /08/2010 Kraanvak A - 90cm Kraanvak A - 60 cm Kraanvak A - 30cm Kraanvak B - 30cm Kraanvak C - 30cm Kraanvak D - 60cm Kraanvak D - 30cm Figuur 2: Elektrische geleidbaarheid (EC) van bodemvocht op verschillende dieptes Bespreking Teeltduur Bij zaai eind januari, zowel ter plaatse als in perspot, gevolgd door latere uitplant, werd geoogst eind april begin mei. Wel werd de groei ernstig benadeeld door de koudeperiode van ongeveer 14 dagen eind februaribegin maart. Dit betekent een teeltduur tot eerste oogst van hoogstens drie maanden. Een tweede oogst volgde één maand later. Werd gezaaid eind februari, dan waren de planten echter oogstbaar op hetzelfde tijdstip, met een vergelijkbare marktbare plantmassa en vergelijkbaar aantal marktbare bladeren per plant. Opbrengst Door de heterogene stand van de veldjes was het zeer moeilijk om een ideaal oogstmoment te bepalen. Mede hierdoor zijn de waarnemingen in de tabel zo uiteenlopend, bij sommige veldjes waren de 20 planten uit het nettoveldje al verder uitgegroeid of minder goed ontwikkeld dan de omringende planten. In alle objecten is de variatie zeer groot wat het onderling vergelijken van de objecten onmogelijk maakt. Schot Voor de oogst van zeeaster is het heel belangrijk dat de planten nog niet zijn opgeschoten. Schot veroorzaakt namelijk een smaller blad, zonder bladsteel, en een hoger percentage aan niet-oogstbaar gedeelte. Uit tabel 2 blijkt duidelijk dat het percentage opgeschoten planten bij alle objecten zeer hoog was. Het optreden van schot lijkt dus in eerste instantie genetisch bepaald, en wordt quasi niet bepaald door de zoutconcentratie in de bodem of het zaai- of planttijdstip. Om de teelt van zeeaster in de toekomst rendabel te maken is zeker een doorgedreven selectie nodig op weinig schotgevoelige planten.

57 56 Zoutgehalte in de bodem en het gewas De vroegere zoutbehandelingen veroorzaakten nog steeds duidelijke verschillen in zoutconcentratie tussen de vier kraanvakken (tabel 5). In kraanvak A was het zoutgehalte in het begin van het seizoen vergelijkbaar met dit in het natuurreservaat Het Zwin. Bij aanvang van de proef was dit zoutgehalte 5 x hoger dan dit in kraanvak D. Bij het einde van de proef was het zoutgehalte in kraanvak A echter sterk gedaald (gehalveerd), en was nog slechts het dubbel van dit in kraanvak D, dat zelfs lichtelijk was toegenomen. Een hoger zoutgehalte in de bodem leek een wat lagere opbrengst te veroorzaken bij de eerste oogst, maar een hogere opbrengst bij de tweede oogst. Wel maakt de vrij grote variabiliteit in de oogstgegevens (variatiecoëfficiënt rond de 50 %) deze vergelijking vrij onzeker (zie vermelding onder opbrengst ). Ook kan bij niet opschietende planten de zoutinvloed een ander resultaat geven. Het zoutgehalte in de bodem werd vrij duidelijk gereflecteerd in het gehalte aan natrium en chloor in de planten (tabel 6); evenwel niet in het gehalte aan droge stof. Evaluatie van de relatie zoutgehalte smaak was niet mogelijk door de frequente behandeling met gewasbeschermingsmiddelen tegen ziekten en plagen. Zolang deze nog niet erkend zijn is menselijke consumptie van het behandelde gewas verboden. In de lichte zandleembodem waarin deze proeven plaatsvonden leek de uitspoeling van de zouten vrij beperkt. Hoewel het grote aantal ontbrekende waarnemingen om herhaling vraagt, lijkt figuur 3 volgende geleidbaarheden aan te geven voor het kraanvak A, met hoogste zoutconcentratie: 30 cm : > 40 ms/cm; 60 cm: ms/cm; 90 cm: 10 ms/cm. Voor de controle (kraanvak D, zonder toediening van keukenzout), gaf de ene beschikbare meting, zowel voor 30 als voor 60 cm diepte, een geleidbaarheid aan van ong. 18 ms/cm. Onder kraanvak A zou de geleidbaarheid op 90 cm diepte dus niet hoger opgelopen zijn dan bij de controle. Ook dit resultaat vraagt om bevestiging. Ziekten en plagen Zeeaster blijkt, in elk geval bij teelt in glazen serre, zeer gevoelig voor echte meeldauw, bladluizen en trips. Aangezien momenteel geen gewasbeschermingsmiddelen voor gebruik in dit gewas erkend zijn, plaatst dit een sterke rem op de teelt. Alle objecten hadden eenzelfde mate van aantasting door echte meeldauw. De volwassen, goed uitgegroeide planten waren globaal wat sterker aangetast dan de jonge plantjes. - Zeekraal Verschillende zaai- en planttijdstippen Doel Kennis opdoen van teeltduur en opbrengst van zeekraal, Salicornia, in functie van zaai- en planttijdstip, zowel bij planten als bij zaaien Omdat tijdens de eerste zaai reeds problemen met de kieming werden vastgesteld, evolueerde de proef naar een verkennende proef om de optimale kiemomstandigheden voor zeekraal te bepalen. Proefopzet Object Objectcode zaaidatum 7 Jan-Z Ter plaatse zaaien in januari 8 Jan-P Zaai in zaaibakken in januari, verspenen en uitplanten 9 Feb-Z Ter plaatse zaaien in februari 10 Feb-P Zaaien in zaaibakken in februari, verspenen en uitplanten 11 Apr-Z Ter plaatse zaaien in april 12 Apr-Z-VK Ter plaatse zaaien in april met voorgekoelde zaden

58 57 13 Jun-Z-AK Herzaai in juni + afdekking met kunstvliesdoek (1) 14 Juni-Z-AP Herzaai in juni + afdekking met geperforeerde plastiek (500 gaten/m² ; = 10 mm) (1) 15 Juni-Z-ANP Herzaai in juni + afdekking met niet-geperforeerde plasticfolie (1) (1) opgelegd van 3 t.e.m. 23 juni Proefplan Door voorafgaande proeven met gift van keukenzout (NaCl) was het serre-oppervlak niet homogeen.. Figuur 1 geeft de verdeling van de proefobjecten weer over de zones (gearceerde vlakken) met onderscheiden zoutconcentratie. Deze zones ontstonden in 2009, door frequente watergift met verschillende concentraties aan keukenzout, en komen overeen met de 4 kraanvakken in de serre-afdeling. Figuur 1. Verdeling van de proefobjecten over de 4 kraanvakken in de serre-afdeling. Veldjescode 203 betekent: parallel 2 van object 3. Beregende zoutconcentratie in 2009: kraanvak A: 12 ms/cm, kraanvak B: 6 ms/cm, kraanvak C: 3 ms/cm, kraanvak D: 0 ms/cm. In het oorspronkelijke teeltschema was het de bedoeling om maandelijks ter plaatse te zaaien en in zaaibakken, en dit in twee parallellen. Na de eerste zaai werd echter duidelijk dat door tegenvallende kieming dit schema niet zou kunnen worden aangehouden. Het doel werd daarom gedeeltelijk gewijzigd naar het vinden van de optimale kiemingsomstandigheden. Hierdoor zijn in de loop van het teeltseizoen verschillende onvoorziene objecten toegevoegd. Proefomstandigheden Proefplaats: INAGRO glazen serre - afdeling 9 Zoutconcentraties in de bodem Zie tabel 1. Tabel 1. Zoutconcentraties in de bodem aan het begin van de teelt (5/01/2010) Kraanvak EC Na Totaal zoutgehalte µs/cm mg/100 g droge grond mg/100 g droge grond A ,4 872,41 B ,5 578,55 C ,2 252,57 D ,6 172,28

59 58 Herkomst zaden: Zaden gewonnen in serre INAGRO in het najaar van 2009, de zaden van de moederplanten waren oorspronkelijk afkomstig van Serra Maris. Zaai: Breedwerpig; manueel Planten: De zaden werden uitgezaaid in zaaibakken en dan verspeend naar perspotten met een zijde van 4 cm. Plantafstand: 10 cm tussen de rijen; in de rijen: perspotten naast elkaar gezet Zoutgift: tijdens de teelt werd geen extra zout (NaCl) meer toegediend. Zaai-, plant- en oogsttijdstippen Zie tabel 2. De planten die gezaaid waren tegen de glazen serrewand vertoonden bij alle objecten een zeer slechte opkomst tot zo n 1,0-1.5 m in het veld. De grond was hier duidelijk te droog voor een goede groei. Tabel 2. Object Zaai-, plant- en oogsttijdstippen per object Kraanvak Zaaien (1) uit frigo verspenen planten oogst1 oogst2 oogst3 Jan-Z A 29/01/ /04/ /06/2010 3/08/2010 Jan-Z-sp A spontaan - 28/04/ /06/2010 3/08/2010 Jan-Z B 29/01/2010 7/05/ /06/ Jan-P B spontaan (2) 22/02/ /03/ /05/ /06/2010 (1) Feb-Z A 26/02/2010 7/05/ /06/2010 3/08/2010 Feb-Z B 26/02/2010 7/05/ /06/2010 3/08/2010(3) Feb-P D 26/02/2010 9/03/ /03/ /04/ /06/ /07/ /08/2010 Apr-Z C 14/04/ /06/2010 (4) Apr-Z D 14/04/ Apr-Z-VK D 14/04/ /06/2010 (4) Apr-Z-sp C spontaan - 16/06/2010 (4) Jun-Z-AK D 3/06/ /07/ /08/2010 Jun-Z-AP D 3/06/2010 (5) Jun-Z-ANP D 3/06/2010 (5) (1) De veldjes met in de code sp (107b en 112b) zijn veldjes die niet kunstmatig bezaaid waren, maar wel door spontane uitzaai van planten tijdens de voorgaande jaren. (2) Door de tegenvallende kieming in de zaaibakken waren er onvoldoende planten ter beschikking om te verspenen naar de perspotten. Om dit tekort op te vangen werden planten die afkomstig waren van spontane uitzaai tijdens voorgaande jaren uit de rest van de serre verspeend naar de perspotten. (3) De planten waren tijdens de tweede oogst te kort afgesneden. Op de resterende verhoute delen was geen vorming van zijstengels meer mogelijk. (4) De algemene opkomst was niet goed. Door de kleine standdichtheid werden grote, sterk vertakte planten gevormd. Deze objecten werden niet verder opgevolgd. (5) Het gezaaide oppervlak was te klein om een representatief veldje van 0,5 m² te oogsten

60 59 Kasklimaat De kastemperatuur werd tamelijk hoog gehouden, met een minimumtemperatuur van 10 C tot 20 maart, en daarna zelfs 15 C tot eind april. Hierna werd de minimumtemperatuur terug een stuk verlaagd naar 5 C (zie figuur 2) Tijdens kiemproefjes was gebleken dat een koudeperiode de kieming bij zeekraal bevorderde. Daarom werd eind februari (26/02/2010-8/03/2010) gedurende een periode van 10 dagen de minimum kastemperatuur verlaagd tot 5 C. Figuur 2: Kastemperatuur gedurende de teeltperiode Oogst Niettegenstaande de handel onduidelijk is over de gewenste grootte werd beslist om te oogsten wanneer het merendeel van de planten tussen 10 en 15 cm groot waren. Tijdens de oogst werd per veldje de opbrengst bepaald van 0,5 m². Uit de omringende zone werden telkens 10 planten geoogst die representatief waren voor het geoogste veldje en waarop volgende waarnemingen werden uitgevoerd: - Grootte van de plant : o Met wortel o Zonder wortel o Oogstbaar gedeelte - Gewicht: o Totaal o Marktbaar - Aantal internodia - Dikte van stengel - Lengte van de hoofdaar - Start van verhouting

61 Resultaten Kieming 60 Tabel 3. Kieming van de verschillende objecten Object Objectcode Kraanvak Kieming (1) 107 Jan-Z A 4,5 107b Jan-Z-sp A 6,0 207 Jan-Z B 2,0 208 Jan-P B 2,0 109 Feb-Z A 8,5 209 Feb-Z B 7,5 210 Feb-P D 8,5 111 Apr-Z C 2,5 211 Apr-Z D 2,0 112 Apr-Z-VK C 2,5 112b Apr-Z-sp C 2,5 213 Jun-Z-AK D 8,5 214 Jun-Z-AP D 8,0 (1) Schaal 1-9: een hoger cijfer wijst op een betere kieming Bij veel van de veldjes zijn er in de loop van het seizoen nog bijkomende zaden gekiemd, waardoor de veldvulling verbeterde. De planten die meer ruimte hadden vertoonden meer en grotere vertakkingen. Groei-afwijking bij uitgeplante planten De planten van object Jan-P vertoonden een afwijkende groei van de andere objecten: langere aren, donkerder van kleur, dunne, korte stengels (zie grafiek 4). In plaats van een hoofdwortel vertoonden de wortels ook meer vertakkingen. (figuur 3 & 4) Jan-Z Jan-P Figuur 3: Verschil in groeiwijze tussen planten van object Jan-Z en planten van object Jan-P bij de oogst op 29/04/2010

62 61 Wortelgroei in perspot (Jan-P) Wortelgroei bij uitzaai in de teeltgrond (Jan-Z) Figuur 4: Verschil in wortelgroei tussen planten van object Jan-Z en planten van object Jan-P bij de oogst op 29/04/2010 Doordat object Feb-P ook in perspotten is uitgeplant maar een normale groei vertoonde, kan het verschil in groeiwijze dus niet rechtstreeks veroorzaakt zijn door de potgrond. De afwijkende groei van object 8 is mogelijk te wijten aan het hoge zoutgehalte in de bodem, die water onttrekt aan de perspotjes en zo de planten in een droogtestress situatie brengt. Verhouting In de stengel van zeekraal vormen de houtvaten een draad (figuur 5) die naar het einde van het teeltseizoen toe in toenemende mate gaat verhouten. Bij iedere oogst moet er opgelet worden dat er niet geoogst wordt in het verhoute deel, want anders kan de plant niet meer terug uitschieten en sterft ze af. Dit was het geval bij object Febr-Z (kraanvak B). Figuur 5: draad in de stengel van zeekraal.

63 Teeltduur Tabel 4. Object 62 Teeltduur (dagen in teeltserre*) tot de verschillende oogsten Kraanvak oogst 1 oogst 2 oogst 3 Jan-Z A Jan-Z-sp A Jan-Z B Jan-P B Feb-Z A Feb-Z B Feb-P D Apr-Z C 62 Apr-Z-VK D 62 Apr-Z-sp C 63 Jun-Z-AK D (*) Tijdsinterval zaai tot oogst (-Z) of planten tot oogst (-P) Opbrengst 4 3,5 3 Opbrengst (kg/m²) 2,5 2 1,5 1 0,5 0 Jan-Z kr A Jan-Z-sp kr A Jan-Z kr B Jan-P kr B Febr-Z kr A Febr-Z kr B Febr-P kr D Jun-Z-AK kr D oogst 1 oogst 2 oogst 3 Figuur 6: Opbrengst bij de opeenvolgende oogsten voor de objecten met oogstbare veldjes

64 gewicht (g) Jan-Z kr A Jan-Z-sp kr A Jan-Z kr B Jan-P kr B Febr-Z kr A Febr-Z kr B Febr-P kr D Jun-Z-AK kr D oogst 2 - plant marktbaar 2 oogst 3 - plant marktbaar 3 Figuur 7: Gemiddeld gewicht per plant per object. oogst x plant = gewicht van de volledige plant met wortel; marktbaar x = gewicht van het marktbare deel zonder draad Dikte (mm) Jan-Z kr A Jan-Z-sp kr A Jan-Z kr B Jan-P kr B Febr-Z kr A Febr-Z kr B Febr-P kr D Figuur 8: Dikte (mm) van de stengels bij oogst 1 (bepaald in het midden van het derde internodium van benedenaf geteld van het geoogste deel ).

65 64 Zoutgehalte in de bodem Tabel 5. Zoutgehalte in de kraanvakken op het einde van het teeltseizoen, in vergelijking met dit opgemeten in de Zwinvlakte. Toen. start = procentuele toename sinds begin van de proef (5/01/2010). Monstername serre: 9/08/2010; monstername Het Zwin: 20/08/2010). Na Cl EC Totaal zoutgehalte Kraanvak mg/100g d.s. Toen. start µs/cm mg/100 g v.m. mg/100g grond Toen.start A 186,2-21% ,41 507,85-42% B 146,9-4% ,11 462,46-20% C 77,3-18% ,92 226,25-10% D 48,1-21% ,63 173,89 +1% Het Zwin ,25 Zoutgehalte in het gewas Tabel 6. Zoutgehalte in het gewas bepaald op oogstbare tijdstippen Object Kraanvak Datum DS Na Cl % g/kg v.m. g/kg v.m. Feb-Z A 19/05/2010 7,55 9,49 14,39 Jan-Z B 19/05/2010 6,84 9,89 13,92 Jan-P B 19/05/2010 8,53 11,32 15,20 Apr-Z C 19/05/2010 6,55 8,64 8,53 Apr-Z D 2/06/2010 6,18 8,22 7,59 Jan-Z A 23/06/2010 8,39 10,33 17,50 Jan-Z B 23/06/2010 6,93 9,27 14,85 Kraanvak Na EC Totaal zoutgehalte mg/100 g droge grond µs/cm mg/100 g droge grond A 234, ,41 B 153, ,55 C 94, ,57 D 60, ,28 Bespreking Bij de objecten gezaaid in april ging oorspronkelijk door de tegenvallende opkomst niet geoogst worden, om deze reden waren de planten bij de oogst hier veel groter, en kunnen de resultaten bij de onderlinge vergelijking niet meegerekend worden. Ook de resultaten van object Jan-Z (kraanvak B) zullen door de slechte kieming niet worden meegenomen in de bespreking Optimale kiemingsomstandigheden Na de slechte kieming van de januarizaai, lijkt de uitstekende kieming van de objecten gezaaid in februari erop te wijzen dat een koudeperiode in het begin van de teelt een positieve invloed heeft op de kieming. Deze koudeperiode is in het voorjaar voor een zaai ter plaatse niet meer te realiseren in de serre. Kiemproeven wezen uit dat de koude periode in het voorjaar niet meer nodig is. Wel bleek uit de zaai in april dat het uitdrogen van de grond tijdens het kiemen zeer nefast is. Daarom werd in de daaropvolgende proeven getracht de bodem vochtig te houden door middel van afdekking. Het gebruik van kunstvliesdoek bleek hierbij de beste oplossing te bieden omdat onder plasticfolie (al dan niet geperforeerd) de temperatuur te vlug opliep. Wel moet er opgelet worden voor het dichtslibben van de bodem bij een hoge watergift. Dit laatste werd waargenomen bij de herzaai van de objecten in kraanvak C op 14 juli.

66 65 Ongelijke kieming Bij de objecten waar de kieming moeizaam verliep, kiemden de zaden over een zeer uitgebreide periode: tijdens de oogst was het mogelijk dat er in hetzelfde veldje nog planten aanwezig waren in kiemlobstadium. Dit maakt het opvolgen van de opbrengsten in opeenvolgende oogsten zeer moeilijk te interpreteren aangezien er steeds nieuwe jonge planten bijkomen. Ook visuele beoordeling van de planteigenschappen en veldvulling wordt hierdoor extra moeilijk. Aangezien er bij iedere volgende oogst steeds hoger werd geoogst om de verhouting te vermijden werd bij deze jonge planten een groot gedeelte van het oogstbaar gedeelte niet benut. In de geplante objecten kiemden tussen de rijen perspotjes jonge plantjes, ontstaan vanuit overjaarse zaden van de proef van het vorig jaar. Teeltduur Bij de hier aangehouden teelttemperatuur bedroeg de tijdsduur tussen zaai en eerste oogst in januari tussen 90 en 100 dagen. Deze teeltduur nam snel af bij latere zaai, naar slechts een 40-tal dagen bij zaai in juni. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat de planten van de zaai in januari de 10-daagse koude periode van de zaai in februari hebben doorgemaakt wat de teeltduur kunstmatig zal verlengd hebben. Bij de slecht gekiemde veldjes is vaak ook wat langer gewacht met oogsten door de grotere variatie in plantgrootte. De werkelijke teeltduur in de praktijk zal dus eerder lager uitvallen. Door het planten verlaagde de teeltduu in serre wel aanzienlijk, maar het zeer grote aantal (250/m²) vraagt zeer veel arbeid, zowel voor verspenen als voor planten. Ook de vastgestelde afwijkende groei bij één van de geplante objecten, met nefaste gevolgen voor het oogstbaar gedeelte, kan een nadeel zijn van planten. Na de laatste oogst in augustus had geen enkel object een voldoende hergroei om nogmaals te worden geoogst. Opbrengsten De vermelde ongelijke kieming en kieming van overgebleven zaden van het voorafgaande jaar maakten vergelijking van de opbrengst per m² tussen de verschillende objecten zeer moeilijk. Wel is duidelijk dat de eerste oogst het beste resultaat geeft : zowel het hoeveelheid en de kwaliteit van het oogstbaar gedeelte zijn beter dan bij de volgende oogsten. Vergelijking van de opbrengst per m² met het plantgewicht (fig.2 en 3) geeft een indicatie van de plantdichtheid in de nettoveldjes. Zo wijzen voor objecten Feb-Z (kraanvak A en B) en Feb-Z-AK de hoge opbrengst in combinatie met een laag gemiddeld plantgewicht, op een hogere plantdichtheid dan in de ander objecten. In deze objecten was het kiemingspercentage inderdaad veel hoger en verliep de kieming veel gelijkmatiger. Zoutgehalte in de bodem Bij het starten van de proef was het Na- en zoutgehalte in kraanvak A vergelijkbaar met deze in het Zwin. In tabel 5 staat vermeld hoe deze gehaltes geëvolueerd zijn naar het einde van het teeltseizoen toe. Uit de gegevens kan geconcludeerd worden dat het niet voldoende is om het zoutgehalte te bepalen om een idee te krijgen over de evolutie van natrium in de bodem. Het zoutgehalte daalde tijdens de teeltperiode in kraanvak A, B en C. In kraanvak D bleven deze waarden echter stabiel. Het Na-gehalte nam in alle kraanvakken, met uitzondering van kraanvak B, af met ongeveer 20%. In kraanvak B nam het Na-gehalte maar lichtjes af met 4%. Zoutgehalte in het gewas Het Na-gehalte lag bij alle objecten tussen de 8 en 11,5 g Na/kg v.m. Planten uit kraanvak C & D vertoonden een lager gehalte dan in A en B, maar dit was te verwachten aangezien het Na-gehalte in de bodem ook een pak lager lag. Bij kraanvak A en B ligt het Cl-gehalte hoger dan het Na-gehalte terwijl dat in kraanvak C en D deze gehaltes ongeveer gelijk zijn. De smaak van oogst 1 en 2 was voldoende in kraanvak A en B, maar werd brak bij oogst 3.

67 66 Besluit Planten van zeekraal is af te raden. Het zaaien van zeekraal dat resulteert in een oogst blijkt voorlopig mogelijk van januari tot juni. Bij de verschillende periodes moet wel rekening gehouden met enkele aanpassingen in de kiemingsomstandigheden. Bij zaaien in de wintermaanden wordt best een koude periode (5 tot 10 dagen bij 5 C) ingelast om de kieming te bevorderen. Bij zaai in het voorjaar en zomer speelt voornamelijk het voldoende nat houden van de grond een rol, hierbij kan afdekking d.m.v. kunstvliesdoek eventueel hulp bieden. Verder onderzoek moet uitwijzen of er bij zaai na juni nog een oogstbare plant kan geteeld worden Verschillende zaai- en planttijdstippen Doel Invloed bepalen van het tijdstip van starten met zoutgift op de smaak van zeekraal Proefopzet Object Starten met zoutgift 1 1w na kieming 2 2w na kieming 3 3w na kieming 4 4w na kieming 5 5w na kieming 6 6w na kieming 7 7w na kieming 8 8w na kieming 9 9w na kieming 10 10w na kieming Zoutgift: 10 g/bak Proefomstandigheden Proefplaats: INAGRO serre 1 Aantal parallellen: 1 Zaaidatum: 10/08/2010 Oogstdatum: 27/09/2010 In frigo tot 16/08/2010 bij 4 C Herkomst zaden: zaden gewonnen in serre INAGRO in het najaar van 2009, de zaden van de moederplanten waren oorspronkelijk afkomstig van Serra Maris. Opkweekbakken: grote veilingbakken met daarin plastiekfolie met onderaan gaten in geprikt Opkweekmedium: potgrond (tuinturf, turfstrooisel, meststoffen op basis van calcium en magnesium en meststoffen. Droge stof: 25% organische stof: 18% ph(h2o)zond: 5-6, EC: 450 µs/cm, N-P-K-meststof met sporenelementen: 1.1 kg/cenm³) Zaaidichtheid: 2 g/bak (= 10 g/m²) Zout: Marsel zeezout (Zoutman) Manier van zoutgift: manueel uitstrooien per bak + watergift met bovenberegening

68 Water en zoutgift Watergift Datum (l/m²) 67 Objecten /08/ /08/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ /09/ Resultaten Start kieming: 18/08/2010 (op 19/08/2010 was het merendeel gekiemd) In sommige objecten was wat uitval in het begin van de teelt door Pythium (waarschijnlijk besmetting vanuit de potgrond) object gewicht (g) smaak kleur 1 345,4 (*) zeer zout fris lichtgroen 2 298,1 (*) matig zout fris lichtgroen 3 261,1 slechte smaak fris lichtgroen 4 125,3 slechte smaak donkergroen 5 97,8 slechte smaak donkergroen 6 136,7 slechte smaak donkergroen 7 95,2 slechte smaak donkergroen 8 154,8 slechte smaak donkergroen 9 138,3 slechte smaak donkergroen 10 90,7 slechte smaak donkergroen (*) Doordat de planten te dicht bij elkaar stonden en onvoldoende luchtcirculatie mogelijk was traden er rotte plekken op. Het gewicht was dus is in werkelijkheid nog en beetje hoger.

69 gewasanalyse 68 bodemanalyse object Droge stof (%) natrium (g/kg VM) chloriden (g/kg VM) refractometer (g/100g) natrium (mg/l) chloriden (mg/l) 1 5,75 8,21 10, ,9 1022, ,55 7,68 9, , ,91 6,92 7, ,5 851, ,14 3,99 5, ,4 428, ,1 1,45 2, ,6 195, ,58 0,7 0, ,1 40,6 38, , , ,1 - - Verschil in ontwikkeling Object 1, dat al zeer vlug zout kreeg toegediend, had vanaf het begin een voorsprong op de andere objecten: de planten waren groter, dikker en hadden een mooie frisgroene kleur. De andere planten groeiden wel uit, maar hadden duidelijk niet de ideale omstandigheden om tot een goede ontwikkeling te komen. Tegen het einde van de teelt waren de planten van object 1 zo n 3 cm langer dan deze van de objecten zonder zoutgift (8.5 cm tov 5.5 cm) 9 september 2010 Object 1: bovenaanzicht Object 6: bovenaanzicht

70 69 Object 1: zijaanzicht Object 6: zijaanzicht 27 september 2010 (oogst) Rotte plek Object 1: bovenaanzicht Object 6: bovenaanzicht Bespreking Zeekraal blijkt al zeer vroeg in de teelt zout nodig te hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Niet alleen waren de planten zichtbaar aantrekkelijker, maar de opbrengst bij de objecten die zout kregen toegediend was merkbaar hoger. Het verschil in zoutgehalte tussen object 1 en 2 bleek uit de analyses minimaal, maar was bij het consumeren van de planten wel merkbaar. Alleen object 1 voldeed qua smaak aan de eisen. De zaaidichtheid van 10 g/m² was veel te groot, en moet gereduceerd worden om een gezond gewas toe te staan waarbij er voldoende luchtcirculatie mogelijk is om schimmels te vermijden. Het gebruik van de refractometer als objectief meettoestel om snel en makkelijk het zoutgehalte te bepalen in zeekraal blijkt niet bruikbaar en dit zal in de volgende proeven dus niet meer worden uitgevoerd.

SLA ONDER AFDEKKING Rassenonderzoek

SLA ONDER AFDEKKING Rassenonderzoek SLA ONDER AFDEKKING 16 - Rassenonderzoek Zomerteelt TOAGLA16KSL_RA3 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (ADLO).

Nadere informatie

SLA ONDER AFDEKKING Rassenonderzoek

SLA ONDER AFDEKKING Rassenonderzoek SLA ONDER AFDEKKING 216 - Rassenonderzoek Winterteelt 216-217 TOAGLA16KSL_RA5 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Nadere informatie

Kropsla 2018 Rassenproef Vroege herfst

Kropsla 2018 Rassenproef Vroege herfst PROEFVERSLAG Kropsla 2018 Rassenproef Vroege herfst Proefnummer: TOAGLA18KSL_RA03 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

Kropsla onder glas Rassenproef Late lente 2018

Kropsla onder glas Rassenproef Late lente 2018 PROEFVERSLAG Kropsla onder glas Rassenproef Late lente 2018 Proefnummer: TOAGLA18KSL_RA01 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

Kropsla onder glas Rassenproef Vroege lente 2017

Kropsla onder glas Rassenproef Vroege lente 2017 PROEFVERSLAG Kropsla onder glas Rassenproef Vroege lente 2017 Proefnummer: TOAGLA17KSL_RA01 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

Kropsla onder glas Rassenproef Zomer 2017

Kropsla onder glas Rassenproef Zomer 2017 PROEFVERSLAG Kropsla onder glas Rassenproef Zomer 2017 Proefnummer: TOAGLA17KSL_RA02 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

Kropsla - Rassenproef Winter

Kropsla - Rassenproef Winter PROEFVERSLAG Kropsla - Rassenproef Winter 2018-2019 Proefnummer: TOAGLA18KSL_RA04 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

RASSENPROEF KROPSLA WINTERTEELT

RASSENPROEF KROPSLA WINTERTEELT RASSENPROEF KROPSLA WINTERTEELT Proefcode: gg14 slrswi In opdracht van: PCG vzw Technisch comité Karreweg 6 B-9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381 86 86 Fax ++ 32 (0)9 381 86 99 pcg@pcgroenteteelt.be Door:

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek VELDSLA ONDER GLAS 215 - Rassenonderzoek Winterteelt 215-216 4 e gamma TOAGLA15VSL_RA4 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Nadere informatie

IPM TOEPASSING VOOR BESTRIJDING VAN BREMIA

IPM TOEPASSING VOOR BESTRIJDING VAN BREMIA Hoe komen tot verminderde inzet van fungiciden? minder residuele stoffen bij oogst?? IPM TOEPASSING VOOR BESTRIJDING VAN BREMIA Peter Bleyaert 2 Info uit onderzoeksprojecten Smetschimmels en aaltjes: IWT-project

Nadere informatie

Kropsla 2018 Rassenproef Zomer

Kropsla 2018 Rassenproef Zomer PROEFVERSLAG Kropsla 2018 Rassenproef Zomer Proefnummer: TOAGLA18KSL_RA02 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke: Mia

Nadere informatie

TEELTTECHNISCHE PROEF VROEGE LENTETEELT: ENERGIEBESPARING DOOR VERLENGDE OPKWEEK

TEELTTECHNISCHE PROEF VROEGE LENTETEELT: ENERGIEBESPARING DOOR VERLENGDE OPKWEEK TEELTTECHNISCHE PROEF VROEGE LENTETEELT: ENERGIEBESPARING DOOR VERLENGDE OPKWEEK Proefcode : gg10slenvl Uitgevoerd in opdracht van : ADLO-project: energiezuinig telen van bladgewassen Door: Provinciaal

Nadere informatie

VALIDATIE BESLISSINGSONDERSTEUNEND INSTRUMENT IN EEN VROEGE ZOMERTEELT

VALIDATIE BESLISSINGSONDERSTEUNEND INSTRUMENT IN EEN VROEGE ZOMERTEELT VALIDATIE BESLISSINGSONDERSTEUNEND INSTRUMENT IN EEN VROEGE ZOMERTEELT Proefcode : GG13 SLBRZ1 Uitgevoerd in opdracht van: IWT-project 110789: Verfijning, validatie en multiplicatie van het beslissingsondersteunend

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek VELDSLA ONDER GLAS 216 - senonderzoek Winterteelt 216-217 4 e gamma TOAGLA16VSL_RA3 Onderzoek financieel gesteund door de Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling

Nadere informatie

VELDSLA ONDER GLAS 2015

VELDSLA ONDER GLAS 2015 VELDSLA ONDER GLAS 2015 Zaaidichtheid 4 e gamma (winter 2015-2016 ) TOAGLA15VSL_TT01 Onderzoek financieel gesteund door GMO. Doel Nagaan wat de invloed is van de zaaidichtheid op opbrengst en geel blad.

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

Verslag Switch proef najaar 2009

Verslag Switch proef najaar 2009 Verslag Switch proef najaar 2009 De enige reden waarom deze proef is opgezet is het eenvoudige feit dat fabrikant Syngenta aangeeft dat Switch onder drogende omstandigheden gespoten zou moeten worden.

Nadere informatie

copyright Proeftuinnieuws

copyright Proeftuinnieuws Glas senproef alternatieve sla lenteteelt 2015 Enkele mooie nieuwkomers bij de groene types In het voorjaar van 2015 werden voor de teelt van alternatieve slasoorten onder glas verschillende nieuwe types

Nadere informatie

GLASSLA RASSENPROEF LATE HERFST

GLASSLA RASSENPROEF LATE HERFST GLASSLA RASSENPROEF LATE HERFST Proefcode: gg12 slrslh Offertecode: Code klant: GEP nummer: Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité

Nadere informatie

TESTEN VAN DE INVLOED VAN DE K/CA VERHOUDING VAN DE VOEDINGSOPLOSSING OP RAND IN SLA OP HET MOBIEL GOTENSYSTEEM

TESTEN VAN DE INVLOED VAN DE K/CA VERHOUDING VAN DE VOEDINGSOPLOSSING OP RAND IN SLA OP HET MOBIEL GOTENSYSTEEM TESTEN VAN DE INVLOED VAN DE K/CA VERHOUDING VAN DE VOEDINGSOPLOSSING OP RAND IN SLA OP HET MOBIEL GOTENSYSTEEM Proefcode: gg13 slra01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt

Nadere informatie

ALTERNATIEVE SLA RASSENPROEF LATE HERFST TEELT

ALTERNATIEVE SLA RASSENPROEF LATE HERFST TEELT ALTERNATIEVE SLA RASSENPROEF LATE HERFST TEELT Proefcode : gg13asrslh Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem

Nadere informatie

1. Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van herfstrassen van bloemkool voor aanvoer aan de verse markt.

1. Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van herfstrassen van bloemkool voor aanvoer aan de verse markt. BLOEMKOOL 2017 Proef cultivaronderzoek bloemkool herfstrassen voor de verse markt Late herfstteelt - bestemming verse markt 1. Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van herfstrassen

Nadere informatie

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus

Bestrijding van Myrothecium in lisianthus Bestrijding van Myrothecium in lisianthus 2015 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 14512 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

Veldsla 4e gamma Rassenproef winter

Veldsla 4e gamma Rassenproef winter PROEFVERSLAG Veldsla 4e gamma Rassenproef winter 2018-2019 Proefnummer: TOAGLA18VSL_RA04 uitgevoerd door: Inagro VZW Ieperseweg 87 8800 Rumbeke-Beitem Afgevaardigd bestuurder: Diensthoofd: Teeltverantwoordelijke:

Nadere informatie

copyright Proeftuinnieuws

copyright Proeftuinnieuws Glas Rassenproef alternatieve sla herfstteelt 2015 Rode types Xandra en Corentine mooi voor oogst in januari In het najaar van 2015 werden voor de teelt van alternatieve sla onder glas verschillende nieuwe

Nadere informatie

1.2. RASSENPROEF BLAD- EN KRULANDIJVIE HERFSTTEELT TYPES VOOR VERSNIJDERIJEN

1.2. RASSENPROEF BLAD- EN KRULANDIJVIE HERFSTTEELT TYPES VOOR VERSNIJDERIJEN 1.2. RASSENPROEF BLAD- EN KRULANDIJVIE HERFSTTEELT TYPES VOOR VERSNIJDERIJEN (In samenwerking met het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Beheer en Kwaliteit Landbouwproductie, Afdeling

Nadere informatie

KROPSLA RASSENPROEF ZOMER COEUR DE LAITUE (SLAHARTEN)

KROPSLA RASSENPROEF ZOMER COEUR DE LAITUE (SLAHARTEN) KROPSLA RASSENPROEF ZOMER COEUR DE LAITUE (SLAHARTEN) Proefcode: OL11 SLRSZO Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770

Nadere informatie

KRULANDIJVIE RASSENPROEF VOORJAAR

KRULANDIJVIE RASSENPROEF VOORJAAR KRULANDIJVIE RASSENPROEF VOORJAAR Proefcode: OL13 FARSVJ Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++

Nadere informatie

ZIEKTEGEVOELIGHEID PREIRASSEN LATE HERFST EN WINTER

ZIEKTEGEVOELIGHEID PREIRASSEN LATE HERFST EN WINTER ZIEKTEGEVOELIGHEID PREIRASSEN LATE HERFST EN WINTER Proefcode: OL12 PRZILH Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770

Nadere informatie

CHINESE KOOL RASSENPROEF NAJAARSTEELT

CHINESE KOOL RASSENPROEF NAJAARSTEELT CHINESE KOOL RASSENPROEF NAJAARSTEELT Proefcode: OL11 CKRSNJ Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel

Nadere informatie

Teeltspecifieke webapplicatie ter ondersteuning van residuarm telen van groenten

Teeltspecifieke webapplicatie ter ondersteuning van residuarm telen van groenten Teeltspecifieke webapplicatie ter ondersteuning van residuarm telen van groenten IWT-project: Teeltspecifieke webapplicatie ter ondersteuning van residu-arm telen van groenten Januari 2013-januari 2017

Nadere informatie

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/ STAMSLABOON 2014 Proef N-bemesting stamslaboon 1. Doel Nagaan of de huidige N-bemestingsadviezen van het labo van Inagro voor de teelt van stamslaboon optimaal zijn om een hoge opbrengst te combineren

Nadere informatie

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe. TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe. Doel Rekening houdende met N-vrijstelling/immobilisatie uit oogstresten van de voorteelt gedeeltelijk

Nadere informatie

Deze proef verliep in samenspraak met de Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij.

Deze proef verliep in samenspraak met de Vlaamse Overheid, Departement Landbouw en Visserij. Cultivaronderzoek late herfstteelt - bestemming industrie 1. Doel In deze proef werden verschillende rassen onderzocht op hun geschiktheid voor levering aan de verwerkende industrie. Belangrijke parameters

Nadere informatie

RASSENPROEF LOSSE TOMAAT

RASSENPROEF LOSSE TOMAAT RASSENPROEF LOSSE TOMAAT Proefcode : gb13tors01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost- Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9

Nadere informatie

RASSENPROEF CHINESE KOOL (BRASSICA RAPA VAR. PEKINENSIS) ONDER KOEPEL

RASSENPROEF CHINESE KOOL (BRASSICA RAPA VAR. PEKINENSIS) ONDER KOEPEL RASSENPROEF CHINESE KOOL (BRASSICA RAPA VAR. PEKINENSIS) ONDER KOEPEL Proefcode: GB14 CKRS01 In opdracht van: PCG vzw Technisch comité Karreweg 6 B-9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381 86 86 Fax ++ 32 (0)9

Nadere informatie

Na de teelt 18/11/

Na de teelt 18/11/ HERFSTSAVOOIKOOL 2015 met bestemming industrie 1 Cultivaronderzoek late herfstteelt - bestemming industrie 1.1 Doel In deze proef werden verschillende rassen onderzocht op hun geschiktheid voor levering

Nadere informatie

MINDER VERZOUTEND BEMESTEN IN SLA

MINDER VERZOUTEND BEMESTEN IN SLA MINDER VERZOUTEND BEMESTEN IN SLA Het IWT-project REDUNG met als volledige titel 'Reductie van de nitraatuitspoeling in de grondgebonden groenteteelt onder beschutting door beredeneerde watergift en bemesting'

Nadere informatie

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw Vergelijking van de efficiëntie van fungiciden tegen valse meeldauw in groene erwt - eigen onderzoek 1 Efficiëntie van middelen tegen valse

Nadere informatie

RASGEVOELIGHEID IN PREI VOOR PAPIERVLEKKEN IN LATE HERFST-, WINTER- EN LATE WINTERRASSEN

RASGEVOELIGHEID IN PREI VOOR PAPIERVLEKKEN IN LATE HERFST-, WINTER- EN LATE WINTERRASSEN RASGEVOELIGHEID IN PREI VOOR PAPIERVLEKKEN IN LATE HERFST-, WINTER- EN LATE WINTERRASSEN Proefcode: OL12 PRPAWI Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen

Nadere informatie

SLA RASGEVOELIGHEID LUIS EN ZIEKTEN

SLA RASGEVOELIGHEID LUIS EN ZIEKTEN SLA RASGEVOELIGHEID LUIS EN ZIEKTEN Proefcode : OL13 SLRSLU Uitgevoerd in opdracht van: Interreg IV project EMMA Door: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Karreweg 6 9770

Nadere informatie

RASSENPROEF PETERSELIE

RASSENPROEF PETERSELIE RASSENPROEF PETERSELIE Proefcode: OL12 HERS03 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381

Nadere informatie

Geel blad is geel blad niet

Geel blad is geel blad niet Veldsla Geel blad is geel blad niet Peter Bleyaert (Inagro) en Liesbet Bruyneel (TACO) Ik heb ook wel last van geel blad zeggen veel veldslatelers. Maar bij nader inzicht gaat het niet altijd over hetzelfde

Nadere informatie

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

SNIJBOON ONDER GLAS 2015 SNIJBOON ONDER GLAS 215 1. Snijboon - vergelijking stengelheid en frequentie TOAGLA15SJB_TT1 Doel van de proef Bepalen wat de invloed is van de stengelheid en de frequentie van ken op de arbeidsduur en

Nadere informatie

Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer IWT-project nr

Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer IWT-project nr Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer IWT-project nr. 140982 Proefveldbezoek PCG 25/8/2017 Stefaan Fabri Proefstation voor de Groenteteelt 1 Over het project Partners

Nadere informatie

ste periode. Proefopzet. Kastemperatuur 1 ste periode. RV 1 ste periode. Resultaten 1 ste periode. Buistemperatuur ondernet

ste periode. Proefopzet. Kastemperatuur 1 ste periode. RV 1 ste periode. Resultaten 1 ste periode. Buistemperatuur ondernet Schermgebruik bij vruchtgroenten en sla Energie-InfoDag, 12/3/9 Dubbel scherm en vliesdoek in tomaat: wat is de meerwaarde? Lieve Wittemans Proefstation voor de Groenteteelt Beweegbaar energiescherm SLS

Nadere informatie

RASSENPROEF TOMAAT VOOR VERWERKING IN TUNNEL

RASSENPROEF TOMAAT VOOR VERWERKING IN TUNNEL RASSENPROEF TOMAAT VOOR VERWERKING IN TUNNEL Proefcode: gb12tors02 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem

Nadere informatie

BASILICUM RASSENPROEF

BASILICUM RASSENPROEF BASILICUM RASSENPROEF Proefcode: OL12 HERS01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381

Nadere informatie

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt. TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt. Doel Rekening houdende met N-vrijstelling/immobilisatie uit oogstresten van de voorteelt gedeeltelijk

Nadere informatie

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015 WORTEL wortelvliegbestrijding 2015 1 Bestrijding van de wortelvlieg in wortel opstellen van drempels 1.1 Doel De economische schadedrempels voor de behandeling van wortelvlieg zijn gedurende enige tijd

Nadere informatie

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt 3.1 Doel In deze proef werden diverse rassen vergeleken in de vroege teelt voor wat betreft, plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid, alsook oogst- en opbrengstgegevens.

Nadere informatie

1 Courgette voor industriële verwerking cultivaronderzoek

1 Courgette voor industriële verwerking cultivaronderzoek 1 Courgette voor industriële verwerking cultivaronderzoek 1.1 Doel Het vergelijken van verschillende cultivars in functie van vrucht- en gewaskenmerken, opbrengst en ziektegevoeligheid in de normale teelt

Nadere informatie

Bewaarteelt - bestemming verse markt

Bewaarteelt - bestemming verse markt Proef cultivaronderzoek rode kool 2017 Bewaarteelt - bestemming verse markt 1 Doel In deze rassenproef werd de gebruikswaarde nagegaan van de opgenomen cultivars voor aanvoer op de verse markt, direct

Nadere informatie

1 Cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant)

1 Cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant) 1 Cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant) 1.1 Doel Prei wordt gekenmerkt door zijn quasi onbeperkte oogstspreiding. Toch dient de rassenkeuze afgestemd te worden op de teeltperiode

Nadere informatie

DEMONSTRATIEPROEF: VERGELIJKING VAN IPM SCHEMA TEGENOVER PRAKTIJKSCHEMA IN KROPSLA (LACTUCA SATIVA VAR. CAPITATA / LACSA)

DEMONSTRATIEPROEF: VERGELIJKING VAN IPM SCHEMA TEGENOVER PRAKTIJKSCHEMA IN KROPSLA (LACTUCA SATIVA VAR. CAPITATA / LACSA) DEMONSTRATIEPROEF: VERGELIJKING VAN IPM SCHEMA TEGENOVER PRAKTIJKSCHEMA IN KROPSLA (LACTUCA SATIVA VAR. CAPITATA / LACSA) Proefcode: OL13 SLIN01 Uitgevoerd in opdracht van: ADLO 4-2012: Integratie van

Nadere informatie

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /8

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /8 Proef cultivaronderzoek broccoli vroege teelt voor de verse markt 1 Doel De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen

Nadere informatie

OPTIMALISATIE WAARSCHUWINGEN TEGEN TRIPS: MODEL VS. W&W

OPTIMALISATIE WAARSCHUWINGEN TEGEN TRIPS: MODEL VS. W&W OPTIMALISATIE WAARSCHUWINGEN TEGEN TRIPS: MODEL VS. W&W Proefcode: OL12 PRTR01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6

Nadere informatie

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI 4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 22 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI (in samenwerking met de Vlaamse Compostorganisatie, VLACO) DOEL In een lange termijnproef wordt de bodemverbeterende

Nadere informatie

Bestrijding van Fusarium in lisianthus

Bestrijding van Fusarium in lisianthus Bestrijding van Fusarium in lisianthus 2014 PT nummer.: 14980 Proef nummer: 13485 Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk Phone +31 (0)228 56 31 64 Fax +31 (0)228 56 30 29 E-mail: proeftuin@proeftuinzwaagdijk.nl

Nadere informatie

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE

BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE BESTRIJDING VAN VALSE MEELDAUW IN PETERSELIE In opdracht van Productschap Tuinbouw April 2004 Ing. C. Oostingh Proeftuin Zwaagdijk Tolweg 13 1681 ND Zwaagdijk-Oost Telefoon (0228) 56 31 64 Fax (0228) 56

Nadere informatie

1 Zeer vroege zomerteelt - bestemming verse markt

1 Zeer vroege zomerteelt - bestemming verse markt PREI 2014 Proef cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant) 1 Zeer vroege zomerteelt - bestemming verse markt Prei wordt gekenmerkt door zijn quasi onbeperkte oogstspreiding. Toch

Nadere informatie

Studieverantwoordelijke Dr. B. Gobin. Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw

Studieverantwoordelijke Dr. B. Gobin. Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw BIESLOOK RASSENPROEF Proefcode: OL12 HERS02 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++ 32 (0)9 381

Nadere informatie

De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen.

De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen. Zomerbroccoli 2014 Proef cultivaronderzoek broccoli zomerteelt voor de verse markt 1 Zomerteelt 1.1 Doel De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet

Nadere informatie

Zomerteelt - bestemming verse markt

Zomerteelt - bestemming verse markt PREI 2017 Proef cultivaronderzoek zomerprei Zomerteelt - bestemming verse markt Prei wordt gekenmerkt door zijn quasi onbeperkte oogstspreiding. Toch dient de rassenkeuze afgestemd te worden op de teeltperiode

Nadere informatie

Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt

Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt 1.1 Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van de opgenomen cultivars voor een vroege teelt van bloemkool, voor aanvoer op de verse markt.

Nadere informatie

Mycosphaerella. 2 e teelt Proefstation voor de Groenteteelt v.z.w. Sint-Katelijne-Waver

Mycosphaerella. 2 e teelt Proefstation voor de Groenteteelt v.z.w. Sint-Katelijne-Waver Mycosphaerella 2 e teelt 2014 Dit onderzoek is gerealiseerd i.s.m. Lava, ADLO, GMO & KBC Proefopzet : Hogedraadteelt Opkweekmethode Ras Plantafstand Substraat steenwolpot 10 cm Kurios 2,4 planten/m² Steenwol

Nadere informatie

Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes)

Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes) Analyse van residugegevens en spuitschema s in kleinfruit (rode bes) Marcel Wenneker Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit, onderdeel van Wageningen UR Maart 0 Rapportnr.

Nadere informatie

Begin teelt 14/04/ Tijdens de teelt 02/06/ Einde teelt 23/07/

Begin teelt 14/04/ Tijdens de teelt 02/06/ Einde teelt 23/07/ PREI 2015 1 Proef cultivaronderzoek zeer vroege zomerprei (trayplant en losse plant) 1.1 Doel Prei wordt gekenmerkt door zijn quasi onbeperkte oogstspreiding. Toch dient de rassenkeuze afgestemd te worden

Nadere informatie

Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt

Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt Bloemkool januarizaai - bestemming verse markt 1.1 Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van de opgenomen cultivars voor een vroege teelt van bloemkool, voor aanvoer op de verse markt.

Nadere informatie

RASSENPROEF CHINESE KOOL VOORJAARSTEELT

RASSENPROEF CHINESE KOOL VOORJAARSTEELT RASSENPROEF CHINESE KOOL VOORJAARSTEELT Proefcode: gb11ckrs01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem

Nadere informatie

INVLOED VAN STARTFOSFATEN OP HET NITRAATRESIDU IN ANDIJVIE

INVLOED VAN STARTFOSFATEN OP HET NITRAATRESIDU IN ANDIJVIE INVLOED VAN STARTFOSFATEN OP HET NITRAATRESIDU IN ANDIJVIE Proefcode : OL12 DTBM02 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg

Nadere informatie

RASSENPROEF COURGETTE IN TUNNEL TIJDENS HET NAJAAR

RASSENPROEF COURGETTE IN TUNNEL TIJDENS HET NAJAAR RASSENPROEF COURGETTE IN TUNNEL TIJDENS HET NAJAAR Proefcode: GB14 CORS01 In opdracht van: TC Bio Beschutte Teelten Karreweg 6 9770 Kruishoutem Belgie 09/381 86 86 09/381 86 99 Door: PCG vzw Karreweg 6

Nadere informatie

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU Proefcode : OL13 BKTTZA Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg

Nadere informatie

De residu-app: een gebruiksvriendelijke ondersteuning voor een residu-arme teelt

De residu-app: een gebruiksvriendelijke ondersteuning voor een residu-arme teelt De residu-app: een gebruiksvriendelijke ondersteuning voor een residu-arme teelt 1 Overzicht Voorstelling project residu-arm telen Onderzoeksfase ontwikkeling model Validatiefase model residu-arm telen

Nadere informatie

1 Koolrabi voor industriële verwerking 2015

1 Koolrabi voor industriële verwerking 2015 1 Koolrabi voor industriële verwerking 2015 1.1 Doel Vergelijken van diverse rassen koolrabi voor wat betreft plant- en gewaskenmerken alsook oogsten opbrengstgegevens bij koolrabi die werd uitgeplant.

Nadere informatie

/08 19,6 7,8 8,3 35,7

/08 19,6 7,8 8,3 35,7 Spinazie 1 Voorjaar vroeg 1.1 Doel Vergelijken van diverse rassen spinazie voor industriële verwerking voor wat betreft plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid, groeisnelheid, schot alsook oogst-

Nadere informatie

BESTRIJDING MINEERVLIEG IN CHINESE KOOL

BESTRIJDING MINEERVLIEG IN CHINESE KOOL BESTRIJDING MINEERVLIEG IN CHINESE KOOL Proefcode: OL11 CKIN01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem

Nadere informatie

Sluitkool onderzoek Jan de Lange & Jos Bakker

Sluitkool onderzoek Jan de Lange & Jos Bakker Sluitkool onderzoek 2011-2012 Jan de Lange & Jos Bakker Onderwerpen: Bestrijding trips Rassen vergelijking Warmenhuizen 20 juli 2011 Rotstrukken Bestrijding echte meeldauw Koolgalmug Bestrijding trips

Nadere informatie

De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen.

De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen. Proef cultivaronderzoek broccoli vroege teelt voor de verse markt 216 Doel De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen

Nadere informatie

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /8

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /8 Proef cultivaronderzoek broccoli vroege teelt voor de verse markt 1 Doel De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse markt te bekomen.

Nadere informatie

1.1 Doel Vergelijken van diverse rassen koolrabi voor wat betreft plant- en gewaskenmerken alsook oogsten opbrengstgegevens.

1.1 Doel Vergelijken van diverse rassen koolrabi voor wat betreft plant- en gewaskenmerken alsook oogsten opbrengstgegevens. 1 Koolrabi voor industriële verwerking 2014 1.1 Doel Vergelijken van diverse rassen koolrabi voor wat betreft plant- en gewaskenmerken alsook oogsten opbrengstgegevens. Deze proef werd aangelegd in samenspraak

Nadere informatie

SPINAZIE RASSENPROEF VOORJAAR INDUSTRIE

SPINAZIE RASSENPROEF VOORJAAR INDUSTRIE SPINAZIE RASSENPROEF VOORJAAR INDUSTRIE Proefcode : OL13 SPRSVJ Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem

Nadere informatie

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL

GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL GROEICURVE VAN EEN TWEEDE VRUCHT BLOEMKOOL Proefcode : OL13 BKBM11 Uitgevoerd in opdracht van: IWT project: IWT-LBO 110766 On-line monitoring en model gebaseerd adviessysteem voor 'Just-ontime' N-bemesting

Nadere informatie

SNIJBOON ONDER GLAS 2015

SNIJBOON ONDER GLAS 2015 SNIJBOON ONDER GLAS 215 1. Snijboon - vergelijking stengeldichtheid en bladplukfrequentie TOAGLA15SJB_TT1 Doel van de proef Bepalen wat de invloed is van de stengeldichtheid en de frequentie van bladplukken

Nadere informatie

Rassenonderzoek ziektegevoeligheid

Rassenonderzoek ziektegevoeligheid Rassenonderzoek ziektegevoeligheid Proefnummer: TOLALG17SPK_RA01 Identificatie opdrachtgever INAGRO VZW Protocol identificatie opdrachtgever INAGRO VANQUICKENBORNE Lennart Ieperseweg 87 8800 Rumbeke uitgevoerd

Nadere informatie

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK EERSTE BEOORDELING ZWARE SLA HERFSTTEELT 1991 J.v.Uffelen P.v.Dijk H.Douma R.Elgersma Niet voor publikatie Intern rapport 317 b!bu0 3S >hbou*. PPOEFSTWION

Nadere informatie

RODE BIET RASSENPROEF VERSE MARKT

RODE BIET RASSENPROEF VERSE MARKT RODE BIET RASSENPROEF VERSE MARKT Proefcode: OL11 RBRS01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++

Nadere informatie

Spinazie voor de industrie 2018 voorjaar laat cultivaronderzoek

Spinazie voor de industrie 2018 voorjaar laat cultivaronderzoek PROEFVERSLAG Spinazie voor de industrie 2018 voorjaar laat cultivaronderzoek Proefnummer: TOLALG18SPZ_RA02 Identificatie opdrachtgever: Protocol identificatie opdrachtgever: Inagro POLLET Sabien Ieperseweg

Nadere informatie

copyright Proeftuinnieuws

copyright Proeftuinnieuws Vollegrond senproeven alternatieve sla 2015 Vlotte groei in de zomer maar moeizame groei in de herfst Dit verslag bundelt de resultaten van twee rassenproeven alternatieve sla uitgevoerd in twee sterk

Nadere informatie

/

/ Spinazie 3 Najaar 3.1 Doel Vergelijken van diverse rassen spinazie voor industriële verwerking voor wat betreft plant- en gewaskenmerken, ziektegevoeligheid alsook oogst- en opbrengstgegevens in het najaar.

Nadere informatie

Eindverslag. 31 januari Sara Crappé Jochen Hanssens Joris Van Lommel

Eindverslag. 31 januari Sara Crappé Jochen Hanssens Joris Van Lommel Eindverslag 31 januari 2014 Auteurs: Pieter Vanhassel Sara Crappé Jochen Hanssens Joris Van Lommel Coördinator: Peter Bleyaert De projectcoördinator: Inagro te Rumbeke-Beitem De projectpartners: UGent

Nadere informatie

28Z.00452, te vergelijken met de vertrouwde industrierassen: Suprmeo en Precioza.

28Z.00452, te vergelijken met de vertrouwde industrierassen: Suprmeo en Precioza. COURGETTE VOOR INDUSTRIËLE VERWERKING 2014 4. Courgette voor industriële verwerking cultivaronderzoek 4.1 Doel Het vergelijken van verschillende cultivars in functie van vrucht- en gewaskenmerken, opbrengst

Nadere informatie

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /5

Inagro, Ieperseweg 87, 8800 Roeselare, /5 1 Zomerbroccoli 2015 Proef cultivaronderzoek broccoli zomerteelt voor de verse markt 11 Doel De waarde van diverse cultivars nagaan met als doel een zo ruim mogelijke oogstspreiding voor afzet op de verse

Nadere informatie

Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen

Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen PROEFVERSLAG Bodemontsmetting met metam via druppelleidingen Proefnummer: TOAGLA18KSL_FU02 Identificatie opdrachtgever: Protocol identificatie opdrachtgever: INAGRO VERSYCK Ronny Ieperseweg 87, Rumbeke

Nadere informatie

PASTINAAK RASSENPROEF VERSE MARKT

PASTINAAK RASSENPROEF VERSE MARKT PASTINAAK RASSENPROEF VERSE MARKT Proefcode : OL11 PARS01 Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Technisch Comité Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel

Nadere informatie

CONSUMENTENONDERZOEK TROSTOMAAT NAJAARSTEELT

CONSUMENTENONDERZOEK TROSTOMAAT NAJAARSTEELT CONSUMENTENONDERZOEK TROSTOMAAT NAJAARSTEELT Proefcode: SM14TORS01 In opdracht van: LAVA cvba t.a.v. Maarten De Moor Leuvensesteenweg 130 A 3191 Boortmeerbeek Tel ++ 32 (0)15 50 42 50 Maarten.demoor@lava.be

Nadere informatie

Proef cultivaronderzoek witte kool 2014

Proef cultivaronderzoek witte kool 2014 Proef cultivaronderzoek witte kool 2014 Bewaarteelt - bestemming verse markt 1.1 Doel In deze rassenproef werd de gebruikswaarde nagegaan van de opgenomen cultivars voor aanvoer op de verse markt, direct

Nadere informatie

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM Proefcode: OL13 PRBMVJ Uitgevoerd in opdracht van: Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt Oost-Vlaanderen vzw Karreweg 6 9770 Kruishoutem Tel ++

Nadere informatie

RASSENPROEF BIOLOGISCHE KRUIDEN: BASILICUM

RASSENPROEF BIOLOGISCHE KRUIDEN: BASILICUM RASSENPROEF BIOLOGISCHE KRUIDEN: BASILICUM Proefcode: OL13 BARS01 In opdracht van: Technisch Comité kruiden Justine Dewitte Karreweg 6 Kruishoutem België 09/381 86 82 09/381 86 99 jd@proefcentrum-kruishoutem.be

Nadere informatie