EXPERTISE, DIENSTVERLENING EN KLANTENRELATIES KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN EXPERTEN

Transcriptie

1 scope EXPERTISE, DIENSTVERLENING EN KLANTENRELATIES KWALITEIT VAN MEDISCHE LABORATORIA COMMISSIE VOOR KLINISCHE BIOLOGIE COMITE VAN EXPERTEN EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE DEFINITIEF GLOBAAL RAPPORT Allergie ENQUETE 2014/1 WIV-2014/1/Allergie/71 Expertise, dienstverlening en klantenrelaties Kwaliteit van medische laboratoria J. Wytsmanstraat, Brussel België

2 ISSN: COMITE VAN EXPERTEN Secretariaat WIV Coördinator Bernard China WIV Vervangend coördinator WIV Wim Coucke Experten E. Van Hoeyveld KUL E. Cavalier/ R. Gadisseur ULg J. Smitz VUB Expertenvergadering: Neen Toestemming verspreiding rapport: Door Bernard China, enquêtecoördinator op 10/03/2014. Alle rapporten zijn tevens te raadplegen op onze website: FORM 43/124/N v4 2/21

3 INHOUDSTAFEL INTERPRETATIE VAN HET INDIVIDUEEL RAPPORT... 4 DE STALEN... 5 DE TARGETWAARDE... 5 DE STATISTIEKEN... 5 GRAFISCHE VOORSTELLING... 6 CASUS MONSTER CASUS MONSTER CASUS MONSTER FORM 43/124/N v4 3/21

4 INTERPRETATIE VAN HET INDIVIDUEEL RAPPORT Naast dit globaal rapport, heeft u ook toegang tot een individueel rapport via de toolkit. Hieronder vindt u informatie die u kan helpen om dit rapport te interpreteren. De positie van uw kwantitatieve resultaten gegeven in vergelijking met alle resultaten van alle deelnemers en in vergelijking met de resultaten van de deelnemers die dezelfde methode als u gebruiken. De volgende informatie wordt gegeven: Uw resultaat (R) Uw methode De globale mediaan (M g ): de centrale waarde van de resultaten bekomen door alle laboratoria voor alle methoden. De globale standaarddeviatie ( g ): maat voor de spreiding van de resultaten bekomen door alle laboratoria voor alle methoden. De globale mediaan van uw methode (M m ): de centrale waarde van de resultaten bekomen door de laboratoria die dezelfde methode als u gebruiken. De standaarddeviatie van uw methode ( m ): maat voor de spreiding van de resultaten bekomen door de laboratoria die dezelfde methode als u gebruiken. De variatiecoëfficiënt (uitgebruikt in ) voor alle laboratoria en voor de laboratoria die dezelfde methode als u gebruiken: m = ( m / M m ) * 100 () en g = ( g / M g ) * 100 (). De Z-score: het verschil tussen uw resultaat en de mediaan van uw methode (uitgedrukt als een veelvoud van de ): Z m = (R - M m ) / m en Z g = (R - M g ) / g. De U-score: de relatieve afwijking van uw resultaat t.o.v. de mediaan van uw methode (uitgedrukt in ): U m = ((R - M m ) / M m ) * 100 () and U g = ((R - M g ) / M g ) * 100 (). Een grafische interpretatie van de positie van uw resultaat (R), enerzijds in vergelijking met alle resultaten van alle deelnemers, anderzijds in vergelijking met de resultaten van de deelnemers die dezelfde methode als u gebruiken, gebaseerd op de methode van Tukey, voor elke parameter en voor elk geanalyseerd staal. R : uw resultaat M m/g : mediaan H m/g : percentielen 25 en 75 I m/g : interne limieten (M ± 2.7 ) O m/g : externe limieten (M ± 4.7 ) FORM 43/124/N v4 4/21

5 De globale grafiek en deze van uw methode worden uitgedrukt volgens dezelfde schaal, op deze wijze zijn beide vergelijkbaar. Deze grafieken geven u een ruw geschatte indicatie van de positie van uw resultaat (R) t.o.v. de mediaan (M m/g ). U kan meer details vinden in de 3 brochures die beschikbaar zijn op onze website op het volgende adres: (kies Brochures in het voorgestelde menu) of rechtstreeks op het volgende adres: De 3 volgende documenten verschijnen: 1) Informatiebrochure over de externe kwaliteitsevaluatieprogramma's voor klinische laboratoria (Algemene informatiebrochure over de externe evaluatie). 2) Statistische brochure (Algemene statistische berekeningsprocedure opgesteld door Professor Albert). 3) Verwerking van gecensureerde waarden (Statistische berekeningsprocedure toegepast op de gecensureerde waarden opgesteld door Professor Albert). De Stalen De stalen , en zijn sera afkomstig van patiënten. De stalen werden afgenomen en verdeeld door het Streekziekenhuis Koningin Beatrix (Winterswijk, Nederland) volgens de ISO13485:2003 standaard. De sera zijn negatief voor HBV, H en HIV. De homogeniteit en de stabiliteit van de stalen werden volgens de ISO13528 standaard getest. Na analyse van de resultaten werden de stalen als homogeen en stabiel beschouwd De targetwaarde De targetwaarde is de mediaan van de methode indien het aantal resultaten voor deze methode hoger of gelijk is aan 6. De targetwaarde is de globale mediaan voor de deelnemers waarvoor de methode minder dan 6 resultaten bevat. De statistieken Globaal en voor elk staal en voor elke parameter werden indien n 6, de mediaan, de standaarddeviatie (), de variatiecoëfficiënt () en het aantal laboratoria berekend. Naast de statistieken van de individuele rapporten, werd een Wilcoxon test toegepast om de methoden onder elkaar te vergelijken voor de parameters per staal waarbij n 6 en indien het aantal gecensureerde waarden de berekening van de beschrijvende statistieken niet verhinderde. FORM 43/124/N v4 5/21

6 Grafische voorstelling Naast de tabellen met de resultaten, wordt er soms een grafische voorstelling van de resultaten als box en whisker plot toegevoegd. Zij bevat de volgende elementen voor methoden met minstens 6 deelnemers: een rechthoek die gaat van percentiel 25 (P 25 ) tot percentiel 75 (P 75 ) een centrale lijn die de mediaan van de resultaten voorstelt (P 50 ) een ondergrens die de kleinste waarde voorstelt x > P * (P 75 - P 25 ) een bovengrens die de grootste waarde voorstelt x < P * (P 75 - P 25 ) alle punten buiten dit interval worden voorgesteld door een cirkel. O = P * (P 75-P 25) I = P * (P 75-P 25) LIMIETEN VAN TUKEY H M H I = P * (P 75-P 25) P 50 P 75 P 25 x < P * (P 75 -P 25 ) x > P * (P 75 -P 25 ) < waarde < kwantificatielimiet O = P 25-3 * (P 75-P 25) O I H M H I O M - 4.7σ M - 2.7σ P 25 P M + 4.7σ 75 M + 2.7σ Overeenkomstige limieten in geval van een normale verdeling FORM 43/124/N v4 6/21

7 Casus Monster Anamnese Vrouw, 43 jaar bekend met hooikoorts zowel in voorjaar als zomer. Dan ook mild astmatische klachten. Zij is bekend met klachten passend bij een paraberk syndroom (appel, kers en boomnoten). De verdere allergie anamnese vermeldt geen bijzonderheden. Met name heeft ze geen last van het eten van tarwe, pinda of soja producten. Huidtesten: - met luchtweg allergenen: Positief voor boompollen (1,5); voor graspollen (1,3); voor huisstofmijt (1,9); voor kat epitheel (0,6); voor hond epitheel (0,6); verder negatief. - met voedselallergenen: Positief voor soja (0,6); hazelnoot (0,8); amandel (0,6); appel (1,2); verder negatief. Specifiek IgE Graspollenmix(GX3): 86.8 Boompollennmix(TX9): 92.7 Onkruidpollenmix(WX3): 3.01 Schimmelsporenmix (MX1): <0.1 Huisstofmijt D.pter(D1): 58.8 Kat epitheel(e1): <0.1 Paard epitheel(e3): <0.1 Hond epitheel(e5): <0.1 Tarwe (F4): 0.47 Pinda (F13): 0.86 Soja (F14): 0.38 Kippeneiwit (F1): <0.1 Melk (F2): <0.1 Vis (F3): <0.1 Conclusie/diagnose 1. Hooikoortsklachten bij IgE sensibilisering voor boompollen en graspollen. De klinische relevantie van IgE sensibilisering voor beide luchtwegallergenen is anamnestisch waarschijnlijk maar dient nog vastgesteld te worden met nasale allergeenprovocatie alvorens behandeling met allergeenspecifieke immunotherapie wordt gestart. 2. Klachten passend bij paraberk syndroom met IgE sensibilisering voor ondermeer appel, en hazelnoot. Op basis van de anamnese lijkt de IgE sensibilisering tegen deze beide voedingsmiddelen klinisch relevant. 3. IgE sensibilisatie voor huisstofmijt (klinische relevantie onduidelijk) 4. Geringe IgE (kruis?)sensibilisering tegen soja; klinische relevantie op basis van anamnese niet waarschijnlijk Opmerking: Huidtesten met luchtwegallergenen en giffen zijn uitgevoerd met extracten van ALK- Abello; de resultaten worden uitgedrukt in HEP-index (positief vanaf 0.5): Huisstofmijt D.pter; grassen-5 mix; bomen-3 mix; bijvoet stuifmeel; kat epitheel, hond epitheel, paard epitheel, konijn haren, cavia haren, hamster haren, Aspergillus fumigatus schimmelsporen, Cladosporium herbarum schimmelsporen; Alternaria alternata schimmelsporen. Op indicatie: wespengif en bijengif Huidpriktesten met voedselallergenen zijn uitgevoerd met extracten van ALK-Abello en deels met verse producten (prick-to-prick test); de resultaten worden uitgedrukt in HEPindex (positief vanaf 0.5). Koemelk, kippeneiwit, soja, pinda, hazelnoot, amandel, walnoot, cashewnoot, appel, kabeljauw, garnaal. RAST (Siemens) uitgevoerd in het SKML referentie laboratorium Winterswijk; alle titers uitgedrukt in. Neg = < 0.1 Tabel 1. Bepaling (globaal en per methode) van totaal IgE () in het staal FORM 43/124/N v4 7/21

8 Tabel 1. Bepaling van totaal IgE () per methode voor het staal Totaal IgE Non-Isotopic - Abbott Quantia (6K42-01) Siemens Dimension Vista - nephelometry N* labs 048 Non-Isotopic - Siemens Immulite Non-Isotopic-Siemens-ADVIA Centaur 061 Non-Isotopic-Thermofisher Scientific/Unicap/Immunocap Non-Isotopic- Diasys IgE FS Non-Isotopic-Beckman Coulter-Access Non-Is. -Roche-Elecsys/ Mod E / cobas e Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. N=34 N=75 N=13 IGE Figuur 1. Box and whisker plots van de resultaten () per methode (X-as) (indien n> 6). De volgende waardes zijn niet op de grafiek getoond: methode 048: 519 ; methode 061: 276. De Wilcoxon test toont aan dat de methoden 61 (Thermo) en 48 (Siemens) significant verschillend zijn (p<0.01), net als de methodes 61 en 88 (Roche, terwijl de methodes 48 (Siements) en 88 (p0.01) significant niet van elkaar verschillen. Commentaar. Voor elke methode, is de totale IgE waarde verhoogd. De waargenomen verschillen zijn klinisch niet relevant. FORM 43/124/N v4 8/21

9 Tabel 2. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen f13 in het staal f13 Peanut Thermofischer scientific UNICAP/FLUORESCENT 005 SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) N=77 N=34 f13 Peanut Figuur 2. Box and whisker plots van de verdeling van de gegevens () voor de methoden 2 en 5. De Wilcoxon test toont aan dat er een significant verschil is (p<0.01) tussen methoden 002 en 005. Commentaar. Voor beide methoden werd specifiek IgE voor f13 allergeen gedetecteerd. FORM 43/124/N v4 9/21

10 Tabel 3. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen f14 in het staal f14 Soya bean N* labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE OTHER Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. n=79 n=35 f14 Soya bean Figuur 3. Box and whisker plots van de verdeling van de gegevens () voor de methoden 2 en 5. De Wilcoxon test toont aan dat er geen significant verschil is tussen de methoden 2 en 5 (p=0.04). Commentaar. Met beide methoden werden IgE antistoffen tegen f14 allergeen gevonden. FORM 43/124/N v4 10/21

11 Tabel 4. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen f4 in het staal f4 Wheat THERMO UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) N=64 N=29 f4 Wheat Figuur 4. Box and whisker plots van de verdeling van de gegevens () voor de methoden 2 en 5. De Wilcoxon test toont aan dat methoden 2 en 5 significant van elkaar verschillen (p<0.01). Commentaar. Met beide methoden werden IgE antistoffen tegen f4 allergeen gevonden. FORM 43/124/N v4 11/21

12 Casus Monster Anamnese Man, 37 jaar. Bekend met persisterend rinitis en chronisch kuchen. Tevens klachten passend bij postnasale drip. Geen astmatische klachten. Geen seizoenale invloed op het klachtenpatroon. De pulmonale anamnese en de kno anamnese zijn verder niet verdacht. Hij heeft mild atopisch eczeem in de buigplooien van de ledematen. De verdere allergie anamnese en de tractus anamnese vermelden geen aanvullende bijzonderheden met name geen zure refluxklachten. Rhinoscopia anterior en mond/keel inspectie: Bleke en gezwollen slijmvliezen. Slijmdrip achterwand pharynx. Huidtesten: - met luchtweg allergenen: Positief voor boompollen (1,0); voor graspollen (1,2); voor huisstofmijt (1,6); bijvoetstuifmeel (1,8); Cladosporium herbarum (1,6); Alternaria alternata (1,1); verder negatief. - met voedselallergenen: Alles negatief. Specifiek IgE Graspollenmix(GX3): <0.1 Boompollennmix(TX9): <0.1 Onkruidpollenmix(WX3): <0.1 Schimmelsporenmix (MX1): <0.1 Huisstofmijt D.pter(D1): 21.1 Kat epitheel(e1): <0.1 Paard epitheel(e3): <0.1 Hond epitheel(e5): <0.1 Tarwe (F4): <0.1 Pinda (F13): <0.1 Soja (F14): <0.1 Kippeneiwit (F1): <0.1 Melk (F2): <0.1 Vis (F3): <0.1 Conclusie/diagnose Allergische rinitis met postnasale drip en met een breed IgE sensibiliseringsprofiel voor bekende luchtwegallergenen. Alhoewel de anamnese suggestief is voor een klinische relevante luchtwegallergie, dient feitelijke klinische relevantie van iedere sensibilisatie afzonderlijk te worden vastgesteld met allergeenprovocaties (voor zover praktisch mogelijk). Opmerking: Huidtesten met luchtwegallergenen en giffen zijn uitgevoerd met extracten van ALK- Abello; de resultaten worden uitgedrukt in HEP-index (positief vanaf 0,5): Huisstofmijt D.pter; grassen-5 mix; bomen-3 mix; bijvoet stuifmeel; kat epitheel, hond epitheel, paard epitheel, konijn haren, cavia haren, hamster haren, Aspergillus fumigatus schimmelsporen, Cladosporium herbarum schimmelsporen; Alternaria alternata schimmelsporen. Op indicatie: wespengif en bijengif Huidpriktesten met voedselallergenen zijn uitgevoerd met extracten van ALK-Abello en deels met verse producten (prick-to-prick test); de resultaten worden uitgedrukt in HEPindex (positief vanaf 0,5). Koemelk, kippeneiwit, soja, pinda, hazelnoot, amandel, walnoot, cashewnoot, appel, kabeljauw, garnaal. sige (Siemens Immulite) uitgevoerd in het SKML referentie laboratorium Winterswijk; alle titers uitgedrukt in. Neg < 0.1 FORM 43/124/N v4 12/21

13 Tabel 5. Bepaling van totaal IgE () in het staal Totaal IgE Non-Isotopic - Abbott Quantia (6K42-01) Siemens Dimension Vista - nephelometry N* labs 048 Non-Isotopic - Siemens Immulite Non-Isotopic-Siemens-ADVIA Centaur Non-Isotopic-Thermo Fisher Scientific/Unicap/Immunocap Non-Isotopic- Diasys IgE FS Non-Isotopic-Beckman Coulter-Access Non-Is. -Roche-Elecsys/ Mod E / cobas e Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. n=34 n=75 n=12 IGE Figuur 5. Box en whisker plots (indien n 6). Verdeling van de resultaten () per methode (X-as). De Wilcoxon test geeft aan dat de methoden (twee per twee) significant verschillend zijn (p<0.05). Commentaar : Met elke methode werd een verhoogde IgE-concentratie gevonden. FORM 43/124/N v4 13/21

14 Tabel 6. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen d1 in het staal d1 Dermatophagus pt N* labs 002 THERMO UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE 013 BIOMERIEUX RAST/FLUORESCENT Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. n=86 n=41 d1 Dermatophag pt Figuur 6. Box and whisker plots van de resultaten () per methode (X-as) voor de dosering van specifiek IgE voor het allergeen d1 in het staal De Wilcoxon test toont aan dat de resultaten bekomen met de twee methoden significant van elkaar verschillen (p<0.05). Commentaar: Voor beide methoden werd een significante hoeveelheid antistoffen gedetecteerd. FORM 43/124/N v4 14/21

15 Tabel 7. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen e3 in het staal e3 Horse dander THERMO UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) 105 Tabel 8. Bepaling van specifiek IgE voor het allergeen e3 in het staal per methode. e3 Horse dander ( ) Survey 2014/1 sample 02 oldmeth No.labs PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < <0.1 - <0.1 - <0.1 - <0.1 - <0.1 - <0.1 - <0.1 -< SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < Commentaar : Met beide methoden werd geen specifiek IgE gedetecteerd. FORM 43/124/N v4 15/21

16 Tabel 9. Bepaling van specifiek IgE () voor het allergeen g6 in het staal g6 Phleum pratense THERMO UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) Tabel 10. Individuele waarden per methode voor de bepaling van specifiek IgE g6 Phleum pratense ( ) Survey 2014/ Oldmeth No.labs THERMO UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < <0.1 - <0.1 - <0.1 - <0.1 -< <0.1 - <0.1 - < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < Commentaar : Met beide methoden werd geen specifiek IgE gedetecteerd. FORM 43/124/N v4 16/21

17 Casus Monster Anamnese Vrouw, 34 jaar. Ze is bekend met mild hooikoorts klachten en persisterend matig/ernstig astmatische klachten. Ze merkt toename van klachten in het hooikoorts seizoen en bij contact met dieren ( hond, kat, paard). Zij heeft mild atopisch eczeem in de buigplooien van de ledematen. Na eten van pinda s ontstaat vrij snel misselijkheid maar verder geen allergische verschijnselen. Ze heeft klachten passend bij een paraberk syndroom (appel, hazelnoot). De verdere allergie anamnese vermeldt geen bijzonderheden. Tractus anamnese: geen aanvullende bijzonderheden. Huidtesten: - met luchtweg allergenen: Positief voor boompollen (1,3); voor graspollen (1,1); voor huisstofmijt (1,4); kat epitheel (1,8), hond epitheel (1,3), paard epitheel (1,6), cavia haren (1,1), konijn haren (1,1). Verder negatief - met voedselallergenen: Positief voor hazelnoot (0,9), appel (0,9), pinda (1,3). Verder negatief. Specifiek IgE Graspollenmix(GX3): <0.1 Boompollennmix(TX9): <0.1 Onkruidpollenmix(WX3): <0.1 Schimmelsporenmix (MX1): 5.05 Huisstofmijt D.pter(D1): <0.1 Kat epitheel(e1): <0.1 Paard epitheel(e3): 5.62 Hond epitheel(e5): <0.1 Tarwe (F4): <0.1 Pinda (F13): <0.1 Soja (F14): 0.4 Kippeneiwit (F1): <0.1 Melk (F2): <0.1 Vis (F3): <0.1 Conclusie/diagnose 1. Allergische luchtwegklachten met IgE sensibilisering voor diverse bekende luchtwegallergenen. De anamnese is indicatief voor klinische relevantie van de sensibilisaties met name die voor harige (huis)dieren. 2. Paraberk syndroom (appel, hazelnoot) 3. Milde pinda allergie waarschijnlijk op basis van IgE kruissensiblisering 4. Atopisch eczeem Opmerking: Huidtesten met luchtwegallergenen en giffen zijn uitgevoerd met extracten van ALK- Abello; de resultaten worden uitgedrukt in HEP-index (positief vanaf 0,5): Huisstofmijt D.pter; grassen-5 mix; bomen-3 mix; bijvoet stuifmeel; kat epitheel, hond epitheel, paard epitheel, konijn haren, cavia haren, hamster haren, Aspergillus fumigatus schimmelsporen, Cladosporium herbarum schimmelsporen; Alternaria alternata schimmelsporen. Op indicatie: wespengif en bijengif Huidpriktesten met voedselallergenen zijn uitgevoerd met extracten van ALK-Abello en deels met verse producten (prick-to-prick test); de resultaten worden uitgedrukt in HEPindex (positief vanaf 0,5). Koemelk, kippeneiwit, soja, pinda, hazelnoot, amandel, walnoot, cashewnoot, appel, kabeljauw, garnaal. RAST (Siemens) uitgevoerd in het SKML referentie laboratorium Winterswijk; alle titers uitgedrukt in. Neg < 0,1 FORM 43/124/N v4 17/21

18 Tabel 11. Bepaling van totaal IgE in het staal Totaal IgE Non-Isotopic - Abbott Quantia (6K42-01) Siemens Dimension Vista - nephelometry N* labs 048 Non-Isotopic - Siemens Immulite Non-Isotopic-Siemens-ADVIA Centaur Non-Isotopic-Thermo Fisher/Unicap/Immunocap Non-Isotopic- Diasys IgE FS Non-Isotopic-Beckman Coulter-Access Non-Is. -Roche-Elecsys/ Mod E / cobas e Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. n=34 n=75 n=13 IGE Figuur 7. Box and whisker plots van de resultaten () per methode (X-as) (indien n> 6). Voor de methode 61 wordt een waarde van 116 en voor de methode 8 wordt een waarde van 60.2 niet weergegeven. De Wilcoxon test toont aan dat methoden 48 (Siemens) en 61 (Thermo) significant verschillend zijn (p<0,01). Methoden 61 en 88 (Roche) en methoden 61 en 88 zijn niet significant verchillend van elkaar, evenals de methodes 61 en 88 (p=0.01). Commentaar. Met elke methode werd en verhoogde totale IgE vastgesteld. FORM 43/124/N v4 18/21

19 Tabel 12. Bepaling van specifiek IgE () van het allergeen e3 in het staal e3 Horse dander PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) * : Indien N<6 werden de statistieken niet berekend en wordende individuele waarden cursief weergegeven. N=74 N=31 e3 Horse dander Figuur 8. Box and whisker plots van de resultaten () per methode (X-as) (indien n> 6). De Wilcoxon test toont aan dat beide methoden significant verschild zijn (p<0.01). Commentaar. Met beide methoden werd specifieke IgE gedetecteerd, wat in overenstemming is met het klinsch verhaal.. FORM 43/124/N v4 19/21

20 Tabel 13. Bepaling van specifiek IgE () van het allergeen f13 in het staal f13 Peanut PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE N labs Global results (all methods and all measuring systems) N=77 N=34 f13 Peanut Figuur 9. Box and whisker plots van de resultaten () per methode (X-as) (indien n> 6). De Wilcoxon test toont aan dat beide methoden significant van elkaar verschillen (p<0.01). Commentaar. Met beide methoden werd een geringe hoeveelheid specifiek IgE gedetecteerd. FORM 43/124/N v4 20/21

21 Tabel 14. Bepaling van specifiek IgE () van het allergeen m2 in het staal m2 Cladosporum herbium N* labs 002 PHARMACIA UNICAP/FLUORESCENT SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE 050 OTHER Global results (all methods and all measuring systems) *. Tabel 15. Individuele warden per methode voor de bepaling van specifiek IgE voovan het allergeen m2 in het m2 Cladospor. herb. ( ) Survey 2014/1 sample 03 oldmeth No.labs THERMO UNICAP/FLUORESCENT (002) Results : < SIEMENS IMMULITE 2000/CHEMILUMINESCENCE (005) Results : < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < < OTHER (050) Results : Commentaar. De methode 002 (THERMO) heeft specifiek IgE gedetecteerd en methode 005 (Siemens) niet. EINDE Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder akkoord van het WIV. FORM 43/124/N v4 21/21