PROJECTBESCHRIJVING VOOR DE LEERKRACHT PROJECT LUCHTKASTELEN

Transcriptie

1 PROJECTBESCHRIJVING VOOR DE LEERKRACHT PROJECT LUCHTKASTELEN Leerlijn Literatuur Thema Utopie Groep 1 & 2 Nov 2017 Klaar voor de start? Gebruik de digitale versie van dit project. Download dit document op je computer voor het beste gebruik. We gaan ervan uit dat je kennis hebt van de opzet van COH. Vraag bij de voorbereiding zo nodig hulp aan je interne cultuurcoördinator of je cultuurcoach (laat je informeren over de scholingsmogelijkheden). Bereid het project bij voorkeur samen met je collega s voor (vergeet de vakleerkrachten niet). Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is van grote meerwaarde. Zie CultuurSchakel voor het actuele aanbod. Nodig als dat lukt een kunstenaar uit die betrokken wordt bij de uitvoering van het project. Zie CultuurSchakel. Bedenk van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt inschakelen. Je mag het project op maat maken, mits je de fasen van het creatieve proces blijft doorlopen. Trek voor het hele project zes tot acht lesmomenten van 45 minuten uit. Kijk ook even op de Facebookpagina van Cultuuronderwijs op zijn Haags voor meer informatie en het gebruikersplatform. Inhoudsopgave 1. Informatie Introductie Oriëntatie Opdracht: Mijn reisnaam Opdracht: Taaluitvinders Opdracht: Luchtige regels Informatie Lees ter voorbereiding van de COH-lessen onderstaande informatie over de invulling en het doel van het project en manieren om het project te promoten. Ook zijn hieronder de algemene benodigdheden en de begrippenlijst opgenomen. 1

2 Wat doen de leerlingen in dit project? Het thema van dit project binnen de leerlijn Literatuur is Utopie. Onder de titel LUCHTKASTELEN gaan leerlingen op ontdekkingstocht naar luchtkastelen, waarbij de nadruk ligt op creatief taalgebruik. Wat maakt een naam goed? Kan een naam ook een geluid, gebaar of beweging zijn? Wat is een nieuwe taal? Kun je die uitvinden? Wat zijn belangrijke regels? Hoe maak je die duidelijk voor een ander? De leerlingen onderzoeken dit met behulp van spraak, tekst, beeld, vorm en spel en maken gebruik van verschillende materialen en technieken. Waarom dit project? Alle kinderen gebruiken taal om zich uit te drukken. Ze leren spreken, lezen en schrijven. Ze ontdekken wat de basis is van gesproken en geschreven taal. Het is belangrijk dat kinderen ervaren hoe zij creatief kunnen omgaan met taal en hoe zij die spelenderwijs kunnen toepassen bij het bedenken van nieuwe letters, woorden, regels en namen. Op deze manier wordt hun taalgevoel gestimuleerd. Promotie Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is. Denk na over manieren om het project te promoten. Stel ouders op de hoogte van het museumbezoek of de komst van de kunstenaar in de klas. Maak flyers voor de eindpresentatie en verspreid deze in de buurt. Maak foto s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen. Zorg dat de redactie van de wijkkrant tijdens de presentatie aanwezig is om een stukje te schrijven. Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen: klaslokaal of speellokaal muziekinstallatie en/of digibord digitaal foto- en filmtoestel (kleuren)printer postervellen en stiften voor de leerkracht om aantekeningen op te maken tijdens gesprekken in de klas Begrippenlijst Nederlandse taal Vaktaal Algemene woorden Werkwoorden asemisch schrift de taaluitvinder de taalafspraken de woordklank de woordbetekenis de woordnotatie het synoniem het vaandel, het dundoek het pictogram de straatkunstenaar het luchtkasteel de lucht het land de droom de fantasie de omgeving de uitvinder het geluid het gebaar de beweging het paspoort de horizon de voornaam de fantasieletters de reiziger de douanier de grenspost reizen fantaseren verzinnen noteren tekenen stempelen schrijven uitvinden passeren verkleden uitspreken ontwerpen improviseren 2

3 de stempel het voorwerp de handeling het oude woord het nieuwe woord de schoolregel de verkeersregel het verbodsbord het gebodsbord de kasteelheer 2. Introductie Leerdoelen Vaardigheidsdoelen Houdingsdoelen De leerling maakt kennis met luchtkastelen als fictief toekomstbeeld. De leerling kiest kleding en attributen voor een fictieve reis. De leerling: stelt zich met alle zintuigen open voor literatuur in diverse (kunstzinnige) literaire uitingen binnen een thema of onderwerp dat aansluit bij zijn belevingswereld; kan zich bij het experimenteren laten leiden door een manipulerende en onderzoekende houding; is trots op zijn resultaten, zowel oriënterend en onderzoekend als uitvoerend; heeft een betrokken, nieuwsgierige en onderzoekende houding; kijkt met aandacht naar voorbeelden uit de literatuur en beeldende kunst en naar werk van medeleerlingen; luistert met aandacht naar ideeën van medeleerlingen; neemt actief deel aan de diverse gesprekken gedurende het project. Benodigdheden brief voor ouders eventueel verkleedkleding voor de leerkracht Aan de slag in de klas Het project kan op de volgende manier worden geïntroduceerd: Vertel de leerlingen dat jullie met de klas op reis gaan naar een luchtkasteel. Niet zo'n opblaasversie waarvoor je schoenen uit moet doen voor je erop mag; dit kasteel is van lucht, zonder naam, taal en regels. Het luchtkasteel zweeft ergens tussen hemel en aarde, als een droom- of toekomstbeeld. Je kunt een brief over de reis naar een luchtkasteel uit laten gaan naar de ouders, zodat zij ook op de hoogte zijn van dit project en kunnen meedenken over wat de leerlingen mee moeten nemen op hun fictieve reis. Geachte ouders/verzorgers, 3

4 We gaan starten met het literatuurproject Utopie en gaan op 'reis' naar een luchtkasteel waarvan niets bekend is. Met de hele groep bedenken we hoe het kasteel eruitziet, hoe het heet, welke taal er wordt gesproken, wat je er allemaal kan en wat de regels of afspraken zijn. Wij passen het lokaal alvast aan op het thema Luchtkasteel en vragen u om uw zoon of dochter passende kleding en/of attributen mee te geven. Bij voorbaat hartelijk dank, Wij houden u op de hoogte van onze ontdekkingsreis. Met vriendelijke groet, de leerkracht 3. Oriëntatie Kennisdoelen Vaardigheidsdoelen Houdingsdoelen De leerling ervaart dat kinderen ook uitvinders kunnen zijn. De leerling kan vertellen over zijn droomwereld. Zie de geformuleerde houdingsdoelen bij Introductie Benodigdheden boek Een kasteel voor Axel en Bibi van Hermann Moers en Philippe Goossens (De Vier Windstreken, 2003) diverse materialen en objecten voor de thematafel boekenpakket van de bibliotheek rond het onderwerp luchtkastelen Aan de slag in de klas Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht. Het filosofisch gesprek Voer met de leerlingen een filosofisch gesprek over het projectthema aan de hand van (een aantal van) de volgende vragen: Kun je in een luchtkasteel wonen? Zou dat wel handig zijn, of niet handig? Vertel eens? Als je naar een luchtkasteel zou kunnen gaan, zou je dat doen, of niet? Vertel eens waarom wel / niet? Andere invalshoek Bestaan luchtkastelen? Kan iets alleen in je fantasie bestaan? In je hoofd? In boeken, verhalen, liedjes? Bestaat iets als er een woord voor is? Oriëntatieopdracht Doorloop in deze opdracht de volgende stappen: 1. Lees het boek Een kasteel voor Axel en Bibi van Hermann Moers en Philippe Goossens (De Vier Windstreken, 2003) voor. 4

5 2. Richt een luchtkastelentafel in met de boeken uit het boekenpakket van de bibliotheek. Voeg eventueel attributen toe die passen bij de begrippen luchtkasteel, droomwereld, afspraken, taal en uitvinden. Leg hier ook de attributen bij die de leerlingen van huis hebben meegenomen. 3. Voer een klassengesprek aan de hand van de thematafel. Bespreek met de leerlingen hun droomwerelden aan de hand van de volgende vragen: o Hoe ziet het luchtkasteel eruit? o In wat voor soort omgeving staat of hangt het kasteel? o Waar in het kasteel ben je het liefst? o Waar in het luchtkasteel horen verhalen, liedjes en gedichten? o Welke verhalen, liedjes of gedichten passen in jouw luchtkasteel? o Welke taal wordt in jouw luchtkasteel gesproken? o Wat kun je allemaal in het luchtkasteel? o Wat mag wel of niet in jouw luchtkasteel? o Hoeveel kamers heeft jouw luchtkasteel? o Wat is jouw lievelingskamer? Hoe heet die kamer? 4. Vertel wat een uitvinder is en noem enkele voorbeelden. Bespreek met de leerlingen dat ook kinderen uitvindingen hebben gedaan (zie de top tien van uitvindingen door kinderen op de website Tallsay). Wat is er zo bijzonder aan een luchtkasteel? In welke luchtkastelen ben je al eens eerder geweest? Wat is er leuk aan hardop dromen? Hoe is het om te verzinnen wat je maar wilt? Is verzinnen hetzelfde als uitvinden? Waarom wel of niet? Wat is het verschil tussen verzinnen en uitvinden? 5

6 4. Opdracht: Mijn reisnaam In de eerste opdracht van dit project bedenken de leerlingen een naam voor hun luchtkasteel. Ze onderzoeken of een naam ook een geluid, gebaar of beweging kan zijn. Hoe leg je die naam dan vast? Vervolgens verzinnen de leerlingen een naam voor zichzelf, voor in een fictief paspoort. Ze leggen de naam grafisch vast door de letters rondom een getekende pasfoto van zichzelf te stempelen, tekenen of schrijven. Kennisdoelen Vaardigheidsdoelen Houdingsdoelen De leerling: maakt kennis met asemisch schrift in de kunst; leert wat het doel en de toepassing is van een paspoort; kent het begrip douane. De leerling: maakt tekens en/of letters bij klanken door te stempelen, tekenen of schrijven; speelt samen met zijn klasgenootjes de overgang van de aarde naar het luchtkasteel. Zie de geformuleerde houdingsdoelen bij Introductie Benodigdheden gekopieerde of geprinte paspoorten schrijfgerei letterstempels en stempelkussens zachte kleurpotloden zacht vetkrijt (Panda) verkleedspullen nylondraad diverse presentatiematerialen voor het inrichten van de grenspost apparatuur voor het maken van een geluidsopname Aan de slag in de klas Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren. Onderzoek Doorloop in deze opdracht de volgende stappen: 1. Bedenk met de leerlingen een naam voor het te bezoeken luchtkasteel aan de hand van de volgende vragen: o Wat is het eerste waaraan je denkt bij een luchtkasteel? o Welke woorden ken je nog meer voor lucht, of welke woorden passen goed bij het begrip lucht? o Welke woorden ken je nog meer voor kasteel? o Kan de naam van het luchtkasteel ook een geluid zijn (bijvoorbeeld zuchten, blazen, ruisen, borrelen, grommen, tjilpen)? o Kan de naam ook een gebaar of beweging zijn? Doe eens voor. 2. Bekijk en bespreek voorbeelden van door kunstenaars verzonnen schrift. Zoek op Google Afbeeldingen met de zoektermen asemisch schrift en vertel dat niemand kan lezen wat er 6

7 geschreven staat, dat alleen de kunstenaar die het schreef weet wat er staat en dat de lezer zelf kan bepalen wat hij wil lezen. De kunstenaar is een taaluitvinder. 3. De leerlingen worden nu zelf taaluitvinder. Noteer de verzonnen woorden en ideeën. Vraag vervolgens aan iedere leerling welke naam hij de beste vindt. Kom geheel naar eigen inzicht met de leerlingen tot een keuze voor een naam en de wijze van notatie. Schrijf de gekozen naam van het luchtkasteel op het raam of op een groot vel transparant papier of plastic en hang deze op in de klas. Als er gekozen is voor een naam in de vorm van een gebaar of beweging, zoek dan een passende oplossing om de naam vast te leggen. Hoe ging het verzinnen van de naam? Hoe hebben jullie gekozen? Ben je tevreden met de naam van het luchtkasteel? Hebben jullie ook nieuwe, niet bestaande woorden bedacht? Gebruik je liever woorden die al bestaan of verzin je liever onbestaande woorden? Waarom zou je iets schrijven wat niemand kan lezen? Uitvoeren Doorloop de volgende stappen: 1. Maak voor elke leerling een paspoort waarmee ze de 'reis' naar het luchtkasteel kunnen maken en waarmee ze de horizon kunnen passeren, de grens tussen land en lucht. Zie een voorbeeld van een uit te printen paspoort in de bijlage. 2. De leerlingen bedenken een naam voor zichzelf. Deze naam wordt in alle verdere lessen binnen dit project gebruikt in plaats van hun echte naam. 3. De leerlingen maken een paspoort voor zichzelf met daarin hun nieuwe naam. De naam hoeft niet leesbaar te zijn, deze mag met fantasieletters geschreven of getekend zijn. Noteer ook in elk paspoort de fonetische versie van de naam, zodat duidelijk is hoe de naam wordt uitgesproken. 4. De leerlingen tekenen een pasfoto van zichzelf met de letters van hun naam rond hun hoofden gestempeld, getekend of geschreven. Hoe heb je jouw nieuwe naam uitgevonden? Hoe kun je ervoor zorgen dat iedereen jouw nieuwe naam weet? Hoe kun je ervoor zorgen dat jij de nieuwe namen van alle andere kinderen weet? Waarom heb je een paspoort nodig? Kun je de horizon ook zonder paspoort passeren? Hoe kun je aan jouw pasfoto zien dat jij een taaluitvinder bent? Presenteren Presenteer de eindresultaten op onderstaande wijze: 7

8 1. De leerlingen komen verkleed als reiziger of taaluitvinder naar school. Kom zelf verkleed als douanier. 2. Markeer de grens tussen aarde en luchtkasteel door een grenspost in te richten. 3. Laat de leerlingen passeren, check het paspoort en geef ze een stempel in hun paspoort, zodat ze op weg kunnen naar het luchtkasteel. 4. Hang de paspoorten aan een nylon draad, zodat het lijkt alsof ze zweven. Hoe vond je het om verkleed op school te komen? Hoe voelt het om een paspoort te hebben? Hoe is het om een grens over te steken? Kun je reizen zonder paspoort? Hoe? Wat is een douanier? Hoe heet de grens tussen aarde en lucht? Evalueren Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen: Is elke droom een luchtkasteel? Waarom zou je op zoek gaan naar een luchtkasteel? Wat is een uitvinder? Welke naam heb je voor jezelf uitgevonden? Hoe onthoud je de naam die je voor jezelf hebt uitgevonden? Waar is een paspoort voor nodig? 8

9 5. Opdracht: Taaluitvinders In de tweede opdracht onderzoeken de leerlingen de taalafspraken rondom klank, betekenis en notatie. Hoe kan een nieuwe taal ontstaan? Ze maken kennis met het begrip synoniem en stellen een lijst van benodigdheden samen met voorwerpen en handelingen die passen bij het luchtkasteel. Vervolgens maken ze nieuwe woorden aan de hand van bestaande woorden en synoniemen en ontwerpen ze een vlag voor het luchtkasteel. Hierbij spelen kleur, vlak, vorm en schrift een grote rol. Kennisdoelen Vaardigheidsdoelen Houdingsdoelen De leerling: maakt kennis met woordklank, -notatie en -betekenis; kent mogelijkheden om tot een nieuwe taal te komen; maakt kennis met het begrip synoniem. De leerling: experimenteert met de uitspraak van bestaande woorden en relateert die aan de oorspronkelijke betekenis; koppelt een droomwereld aan handelingen en voorwerpen; verbeeldt een woord en een handeling door te tekenen; maakt een nieuw woord a.d.h.v. een bestaand woord en synoniem; ontwerpt een vlag met gebruik van kleur, vlak, vorm en schrift. Zie de geformuleerde houdingsdoelen bij Introductie Benodigdheden A5-, A4- en A3-tekenpapier (niet te dun en niet te glad) lappen stof of grote stukken karton voor het maken van een luchtkasteel in de klas plakkaatverf mengbakjes kwasten potten water om kwasten in uit te spoelen verfschorten zachte kleurpotloden zacht vetkrijt (Panda) verkleedspullen Aan de slag in de klas Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren. Onderzoek Doorloop in deze opdracht de volgende stappen: 1. Bespreek met de leerlingen dat taal bestaat uit afspraken die we met elkaar gemaakt hebben over de betekenis van klanken en hoe je die opschrijft. Zo kunnen we elkaar verstaan en begrijpen. Zoals ook bij het woord luchtkasteel. Herhaal een aantal woorden die bij dit project horen, zoals uitvinder, luchtkasteel, paspoort. Snappen de leerlingen de betekenis en de uitspraak? Kan de uitspraak ook anders en snap je het dan nog steeds? 2. Bespreek met de leerlingen welke woorden zij als peuter anders uitspraken, of welke eigen woorden zij hebben voor dingen die volwassenen heel anders noemen. 9

10 3. Bespreek hoe je een nieuwe taal bedenkt, de taal die gesproken wordt in het luchtkasteel. Bijvoorbeeld door: o nieuwe letters te bedenken; o nieuwe woorden te bedenken; o woorden die je kent te veranderen; o woorden die je kent achterstevoren te zeggen; o twee verschillende woorden voor eenzelfde voorwerp of handeling samen te voegen. 4. Het is ook mogelijk om woorden uit een andere taal, zoals Engels, te gebruiken voor de voorwerpen of handelingen. 5. Leg uit wat een synoniem is en gebruik voorbeelden uit de bijlage. 6. Stel een lijst samen met alle voorwerpen en handelingen die de leerlingen denken nodig te hebben in het luchtkasteel. Deze lijst heeft u nodig bij de maakopdracht. 7. Neem het woord vlag als voorbeeld en noem de synoniemen: driekleur, vaandel en dundoek. Zie ook deze synoniemen-site. Zoek de betekenis van het woord vlag op, gebruik hiervoor de website Wikikids. Van welk woord weet jij een synoniem? Als je nieuwe woorden leert uit je eigen taal, leer je dan ook een nieuwe taal? Waarom? Van welke woorden heb je weleens gehoord maar weet je niet wat ze betekenen? Voor welk woord wil jij een nieuw synoniem bedenken? Bestaan er lelijke en mooie woorden? Welke? Uitvoeren Doorloop de volgende stappen: 1. Verdeel de verzamelde woorden en handelingen voor het luchtkasteel over de leerlingen en laat ze hiervan een tekening maken op A5-papier. Houd onderaan ruimte vrij voor tekst. 2. De leerlingen vormen een synoniemenmachine. Maak een kring en geef telkens aan drie leerlingen een tekening. Leerling één benoemt het voorwerp of de handeling, leerling twee noemt een synoniem en leerling drie vormt een nieuw woord. Schrijf het nieuwe woord onder de tekening, eventueel fonetisch. Vliegen en fladderen wordt bijvoorbeeld vlieddarren. Beker en kroes wordt bijvoorbeeld Broeske. Boot en schip wordt bijvoorbeeld Bip. 3. Bekijk een aantal bestaande landenvlaggen. Geef de leerlingen de opdracht om een vlag te ontwerpen en te maken voor het luchtkasteel, op minimaal A4-formaat. Aan de vlag moet je kunnen zien om wat voor luchtkasteel het gaat. Denk aan kleur en vlakverdeling en eventuele vormen, tekens of letters. 10

11 Welk nieuw woord vind je beter dan het oude woord? Hoe komt dat? Welke nieuwe woorden hebben niets met de oude te maken? Hoe kun je in je eentje ook een synoniemenmachine zijn? Aan welke vlag kun je goed zien om wat voor luchtkasteel het gaat? Presenteren Presenteer de eindresultaten op onderstaande manier: 1. Ontvang als luchtkasteelheer de leerlingen die zich weer verkleed hebben als reiziger of taaluitvinder. Speel een scènetje uit door te improviseren met gebruik van de nieuwe woorden. Bijvoorbeeld door te vragen: Heb je mijn kniffel gezien?. Of: Kun je alsjeblieft een dringont voor me doen?. Bespreek de improvisatie na. Begrepen de leerlingen waarover het ging? 2. Hang de vlaggen op zodat het lijkt alsof de vlaggen wapperen op luchtkastelen. Hoe was het om ontvangen te worden door de luchtkasteelheer? Welk woord vind je het mooist? Waarom? Vind je de nieuwe woorden passen bij hun betekenis? Waarom? Hoe klinkt het als je de nieuwe woorden hoort tussen de woorden die je al kent? Wanneer worden nieuwe, gekke woorden weer gewoon? Evalueren Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen: Hoe wordt een nieuw woord uitgevonden? Kun je ook een hele nieuwe taal uitvinden? Welke nieuwe woorden zijn belangrijk? Waarom? Welke voorwerpen of handelingen vindt iedereen belangrijk in het luchtkasteel? Waarom? 11

12 6. Opdracht: Luchtige regels In deze laatste opdracht staat regelgeving centraal. Wat zijn belangrijke regels op school en in het verkeer? Hoe maak je met een pictogram een verbod en een gebod kenbaar? Hoe is dat in de beeldende kunst? De leerlingen bedenken regels bij de handelingen en voorwerpen die bedacht zijn bij het luchtkasteel. Naar aanleiding van de gemaakte regels ontwerpen ze een gebods- of verbodsbord. Ze spelen de handelingen en regels uit met beweging en presenteren hun gemaakte werk aan publiek. Kennisdoelen Vaardigheidsdoelen Houdingsdoelen De leerling: maakt kennis met de noodzaak van regelgeving op school en in het verkeer; maakt kennis met de grafische weergave van verbods- en gebodspictogrammen in het verkeer; maakt kennis met verkeerspictogrammen in de kunst. De leerling: formuleert regels in een fictieve samenleving; ontwerpt een verbods- of gebodsbord naar aanleiding van de fictieve regelgeving; beeldt een directieve taalhandeling uit door beweging; speelt fictieve regelgeving uit in een improvisatie. Zie de geformuleerde houdingsdoelen bij Introductie Benodigdheden geprinte borden (zie bijlage) of dik A3-papier voor het maken van een eigen vorm zachte kleurpotloden zacht vetkrijt (Panda) scharen verkleedspullen Aan de slag in de klas Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren. Onderzoek Doorloop de volgende stappen: 1. Bespreek met de leerlingen waarom er regels nodig zijn, bijvoorbeeld de school- en verkeersregels. 2. Leg uit wat pictogrammen zijn en bekijk met de leerlingen pictogrammen die weergeven wat wel en wat niet mag. Leg uit dat een bord met een rode rand en schuine streep betekent dat de weergegeven handeling verboden is. Maak gebruik van onderstaande websites: Veiligwinkel Seton 3. Bekijk en bespreek het werk van street artist Clet Abraham. Gebruik Google Afbeeldingen met zijn naam als zoekterm. 12

13 Waarom zijn er schoolregels? Wat zou je willen veranderen of toevoegen aan de schoolregels? Zijn er ook regels thuis? Wat zou je willen veranderen aan de regels thuis? Welke pictogrammen kende je al? Wat was er eerder: de regel of het verkeersbord? Welke verkeersborden vind je leuker: die van Clet Abraham of de gewone? Waarom? Mag je zomaar tekenen op een verkeersbord? Waarom wel of niet? Uitvoeren Doorloop de volgende stappen: 1. Bedenk met de leerlingen regels bij de handelingen en voorwerpen die horen bij het luchtkasteel. Regels voor wat wel mag en wat niet mag. Bijvoorbeeld: springen op een springkussen met je schoenen aan terwijl je een suikerspin eet, mag alleen als het regent. Noteer de regels. 2. De leerlingen kiezen een regel en maken er een eigen bord bij. Zie de bijlage. Wat vind je prettiger: een luchtkasteel met of zonder regels? Waarom? Welke regel vind je het grappigst? Waarom? Waren er ook nuttige regels? Welke? Welke regels moeten er zijn in het luchtkasteel? Waarom? Welk nieuw woord kun je voor de nieuwe regel bedenken? Presenteren De eindresultaten kunnen op verschillende manieren worden gepresenteerd: Nodig publiek uit. Neem zelf de rol aan van luchtkasteelheer en verteller. De leerlingen beelden uit. Vertel over de reis naar het luchtkasteel, met de paspoorten, over de nieuwe woorden die daar gebruikt worden en dat er bijzondere regels zijn op het luchtkasteel. Gebruik hierbij de nieuwe woorden en tekeningen. De leerlingen beelden de handelingen uit en houden zich aan de regels. Hang alle gemaakte producten op in de klas en laat de leerlingen hierover vertellen aan hun ouders. Hoe is het om je aan de regels te moeten houden? Begreep het publiek de nieuwe woorden? Hoe? Hoe ging het uitbeelden van de handelingen? Wanneer is een plek een echt luchtkasteel? Evalueren 13

14 Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen: Wat kun je vertellen over het luchtkasteel? Hoe verliep de reis ernaartoe? Zou je in een luchtkasteel willen wonen? Welk nieuw woord wil je blijven gebruiken? Waarom? Denk je dat je met je paspoort naar nog meer luchtkastelen kan? Hoe? 14