Inleiding Tussentijds rapport na enquête in het kader van heroriëntatie huisstijl In het Beleidsplan 2002 2010 is in Hoofdstuk V op hoofdlijnen het Communicatiebeleid neergelegd. Eén van de aspecten die daarin voorrang verdient, mede op basis van al eerder aan Gemeenten gedane toezeggingen en bij hen en anderen binnen de Broederschap gewekte verwachtingen, is een heroriëntatie op de huisstijl van de landelijke organisatie van de Broederschap. Op de navolgende pagina s wordt gerapporteerd over de respons van een gehouden enquête naar verschillende aspecten van huisstijl onder Remonstrantse gemeenten. Niet alleen is vastgesteld welke gemeenten van zichzelf stellen dat zij een huisstijl hanteren en op welke momenten deze wordt toegepast. Ook is onderzocht hoe door respondenten in het algemeen wordt gedacht over huisstijl en in het bijzonder voor een lokale geloofsgemeenschap. Voorts is onderzocht of er bij gemeenten ruimte is voor toepassing van een (nieuwe) huisstijl en of deze identiek zou kunnen zijn aan de huisstijl van de landelijke organisatie van de Broederschap. De respons op de enquête is ongebruikelijk hoog en geeft ten minste aan dat het onderwerp huisstijl bij veel gemeenten een belangrijker punt van aandacht is dan aanvankelijk verondersteld. Tevens is opmerkelijk de conclusie die op pag. 5 is verwoord en verband houdt met de organisatievorm van de Broederschap. Beide punten vereisen ten minste een vervolgaanpak die recht doet aan de grote mate van belangstelling en betrokkenheid die de gemeenten bij dit onderwerp tonen. Aan de CoZa wordt nu gevraagd zich uit te spreken over de wenselijkheid om een huisstijlheroriëntatietraject in te gaan dat zich richt, ofwel: alleen op de landelijke organisatie van de Broederschap, danwel op de landelijke organisatie van de Broederschap in nauwe samenwerking met gemeenten, danwel op een samenwerking met alle of zoveel mogelijk gemeenten binnen de Broederschap om te komen tot een huisstijl die behalve door de landelijke organisatie van de Broederschap ook toegepast wordt door zoveel mogelijk (of alle) remonstrantse gemeenten. Aan de CoZa wordt tevens gevraagd in te stemmen met het voornemen over het gehouden onderzoek te rapporteren in de vergadering van het CVO-I op 16 november 2002. Tot slot wordt de CoZa gevraagd een voorstel te doen voor de samenstelling van een ad hoc werkgroep, die de vervolgstappen in het ingeslagen traject, ongeacht welke variant daarvan wordt gekozen, zal mogen gaan begeleiden.
Rapportage Heroriëntatie Huisstijl Bewust is gekozen voor het begrip heroriëntatie omdat dit meer dan enig ander begrip ruimte biedt voor een aanpak die niet zonder meer uitgaat van ofwel verwerpen ofwel handhaven van het nu gebruikte beeldmerk. Bovendien geeft dit begrip ruimte aan de noodzakelijke discussie of en hoe, met in acht name van de autonome positie van de Gemeenten, wellicht een huisstijl gekozen kan worden, waarvan elementen ook door de Gemeenten gebruikt zouden kunnen worden en de huisstijl daardoor meer dan nu landelijk het effect krijgt van het verbindend element tussen de geledingen binnen de Broederschap. Voor deze heroriëntatie is een Stappenplan ontwikkeld. Dit Stappenplan omvat een aantal fasen, waarvan vooralsnog alleen de Fasen I t/m III van belang zijn. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit heroriëntatietraject ligt bij de Sectie PPC; de eerste drie fasen worden uitgevoerd door een kleine Werkgroep van de Broederschap bestaande uit Johan Blaauw, Alexander Overdiep en een lid van de Sectie PPC. Het Stappenplan bestaat uit de navolgende fasen en details: Fase I mei - interne inventarisatie van het imago van de Broederschap en het Landelijk Bureau interne inventarisatie van de beoogde identiteit van de Broederschap en het Landelijk Bureau; interne inventarisatie van kenmerken van de huidige huisstijl; risicoanalyse herziening/invoering huisstijl binnen de Broederschap Fase II mei - inventarisatie van gebruik van de huisstijl door het Landelijk Bureau inventarisatie van gebruik van een eigen/gemeentelijke huisstijl door Gemeenten inventarisatie van gebruik van de landelijke huisstijl door Gemeenten (zelfstandige en samenwerkingsgemeenten) inventarisatie van gebruik van een huisstijl door andere geledingen inventarisatie van huisstijldragers op het Landelijk Bureau verwerking van de ontvangen gegevens 2
Fase III Sectie PPC september oktober 2002 opstellen van een rapport met bevindingen opstellen van een concept-advies en voorlopig Program van Eisen ontwikkelen van een presentatie op basis van de bevindingen en het concept-advies november 2002 verzorgen van de presentatie van bevindingen, conclusies en het voorlopig Program van Eisen aan het CVO-I; verwerken van de reacties en adviezen uit het CVO-I; opstellen van een Advies en voorlopig Program van Eisen voor de CoZa december 2002 bespreking van het Advies en voorlopig Program van Eisen door de CoZa januari 2003 aanpassing Program van Eisen en vaststelling door de CoZa Enquête rapportage In het kader van de eerste fase heeft onder gemeenten en instellingen een schriftelijke enquête plaatsgevonden in de periode mei/juli 2002. Respons De response op deze enquête heeft een opzienbarende omvang: 40 gemeenten en 1 instelling hebben gereageerd; waardoor een score van vrijwel 90% is bereikt. De non-respondenten zijn vooral (zeer) kleine gemeenten; gezien de hoge response is het duidelijk dat zowel door grote, middelgrote, kleine als zeer kleine gemeenten op de enquête is gereageerd. Van de respondenten geven 7 gemeenten aan een samenwerkingsgemeente te zijn. Alhoewel de andere 33 expliciet aangeven zelfstandig te zijn, worden in de enquête wel reacties gegeven die duiden op samenwerkingsactiviteiten, met name rond kerkbladen. De belangrijkste indicatie die uit deze hoge respons afgeleid kan worden is dat het onderwerp de geënquêteerden duidelijk aanspreekt en door hen van belang geacht wordt. Dit wordt ondersteund door de gemiddeld grote zorgvuldigheid waarmee de beantwoording heeft plaatsgevonden, door de snelheid waarmee driekwart van de enquêteformulieren werd geretourneerd en de hoeveelheid voorbeeldmateriaal dat werd meegezonden, terwijl het enquêteformulier nog een enkele onvolkomenheid bevatte die de beantwoording bij twee vragen niet vereenvoudigde. 3
Huisstijl: ja of nee Van de respondenten geeft 68% aan dat zij een huisstijl hebben en gebruiken. In de brief die de enquête begeleide is huisstijl geïntroduceerd met de alinea: Een huisstijl bestaat niet alleen uit een beeldmerk of logo, maar ook uit een voorgeschreven kleur daarvoor, uit een verplicht lettertype voor correspondentie en voor bijv. een kerkblad, uit een voorkeurs papiersoort voor brieven en liturgieën e.d. Daar waar deze verschillende elementen niet expliciet worden genoemd, wordt in de vragenlijst het geheel van deze elementen bedoeld. Op de vraag in het geval men aangaf dat er geen sprake is van een huisstijl waarom er geen huisstijl wordt toegepast, werd als antwoord o.a. gegeven: geen prioriteit, nooit over gedacht, Kerkenraad is er nooit mee bezig geweest e.d.; alle stukken zijn vrijwel intern oude huisstijl was door verhuizing niet meer van toepassing doen veel/alles in samenwerkingsverband we zijn te klein eigen huisstijl wordt nu ontwikkeld Beeldvorming De vraag of men van mening is of huisstijl bijdraagt aan de beeldvorming rond remonstranten en een gemeente is door 78% positief beantwoord; 12% deze vraag niet beantwoord en 10% gaf een negatieve reactie; dit zijn ook allen gemeenten die van zich zelf stellen dat zij geen huisstijl hebben.. Van de respondenten heeft 63% aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat het eigene van hun gemeente tot uitdrukking wordt gebracht in een huisstijlelement als een beeldmerk. Deze vraag is door 15% niet beantwoord en 22% antwoordde negatief. Huisstijltoepassing Op de vraag waar de huisstijl van de gemeente uit bestaat, zijn de meest genoemde voorbeelden: logo (veel genoemd: van kerkgebouw, ook kerkelijk zegel, smeedwerk uit hek) naam in vast lettertype Op de vraag welke huisstijldragers in de gemeente in gebruik zijn werden als meest genoemde toepassingen genoemd: briefpapier enveloppen kerkblad liturgieën 4
Continuïteit van huisstijl Van de 28 respondenten met een huisstijl geeft 59% aan dat deze 3 jaar of langer in gebruik is en 12% dat deze korter dan 3 jaar in gebruik is. Van de respondenten geeft 27% aan dat hun huisstijl aan herziening toe is, terwijl 37% aangeeft dat hun huisstijl nog goed uitdrukking geeft aan het eigene van de organisatie. Gemeentelijke versus landelijke huisstijl Op de vraag of het landelijk beeldmerk wel eens door de respondent werd gebruikt wordt is door 78% negatief beantwoord en door 10% niet beantwoord. Slechts 12% maakt hiervan dus af en toe gebruik, inbegrepen de ene gemeente (= 2,5%) die de landelijke huisstijl ook voor de gemeente gebruikt. Op de vraag of de gemeente de landelijke huisstijl zou gaan gebruiken, indien de Broederschap zou besluiten een huisstijl te ontwikkelen die ook door gemeenten gebruikt zou kunnen worden, is door 63% positief gereageerd. Dat gebruik van een landelijke huisstijl door de gemeente niet zal gaan gebeuren is door 17% aangegeven. De helft van deze laatste groep bestaat uit samenwerkingsgemeenten. De positieve reacties zijn vrijwel nooit zonder voorbehouden; deze variëren van: als het past bij onze gemeente; overleg met samenwerkingspartners nodig; als ze passen bij onze letters; moet klein zijn; als het mooi is; eerst ontwerpen zien, ligt er aan hoe het er uitziet; rustig beeld; moet duidelijk zijn en uitleg overbodig; afhankelijk van elementen; we zijn niet zo tevreden met het nu gebruikte logo; duidelijker dan het eenpotige dier ; moet uitdrukking geven aan openheid en vrijzinnigheid; moet beeldmerk van een kerk zijn: kippenpoot doet daar niet aan denken; goed bruikbaar zijn (in zwart/wit) op de PC; geen duur drukwerk vergen; de naam van de gemeente moet er in op te nemen zijn; het woord remonstrants er in. Van de afwijzingen (17%) is meestal door de samenwerkingsgemeenten aangegeven dat er geen behoefte aan bestaat en ene huisstijl van de samenwerking belangrijker wordt geacht. Eén zelfstandige gemeente maakte gebruik van de mogelijkheid de afwijzing te beargumenteren met de aanduiding dat men nog steeds tevreden is over de nu gebruikte huisstijl en deze nog actueel is (al wel langer dan 3 jaar in gebruik). Bij de beantwoording van deze vraag is het opmerkelijk en van groot belang voor het vervolg van het heroriëntatietraject en het overleg daarin met gemeenten, dat geen enkele gemeente bij de aanvoering van de voorbehouden heeft aangegeven uit principe (de organisatievorm van de Broederschap en de verhouding daarin tussen de Gemeenten en de landelijke organisatie) wel of niet voor het gebruik van een landelijke huisstijl door de gemeente te zijn. Ook de afwijzende respondenten hebben bij hun argumentatie nooit een principe aangevoerd. P.W.A. Overdiep 5