1. Interpersoonlijk competent Je geeft aan een groep kinderen met een enkelvoudige activiteit op een betrokken manier leiding en schept een vriendelijke sfeer en stimuleert de betrokkenheid van kinderen op elkaar Groepsprocessen en interactie in leersituaties observeren, herkennen en benoemen Objectief naar de leerlingen kijken en opschrijven wat je ziet. Doormiddel van je observatie een gesprek aan gaan met de leerlingen. Opdracht stagemap observeer 2 kinderen die het werk makkelijk aan kunnen. Ik heb twee kinderen geobserveerd die het werk makkelijk aan konden. Deze twee kinderen zijn totaal verschillend. De ene leerling zit heel veel te praten met haar buurvrouw en de andere leerling gaat zachtjes verder met ander werk van wat er op de weektaak staat. De zelfstandigheid van leerlingen en het samenwerken tussen de leerlingen stimuleren door: - Zowel verbaal als non-verbaal met ze te communiceren; Doormiddel van oogcontact tijdens de lessen die ik gegeven heb. Als kinderen iets goed deden kregen ze van mij complimenten. Als kinderen iets verkeerd deden, dan gaf ik ze een waarschuwing. Bij de 2 de keer had ik oogcontact met die kinderen. - De groep te complimenteren bij goed gedrag en een goede werkhouding; Hieraan heb ik gewerkt tijdens een biologieles m.b.v. een powerpoint. Ik stelde de kinderen deze vraag: Wie weet wat een parasiet is? Er kwam een antwoord van een jongen, hij begon zelf te twijfelen of het antwoord goed was. Een dier dat in en van een ander dier leeft. Uiteindelijk zei hij dat het wel klopte wat hij zei. Ik heb hem gezegd dat het wel goed was wat hij zei. Ook als de leerlingen lekker stil aan het werk zijn zei ik dit tegen de kinderen. - Op de achtergrond te blijven als kinderen op elkaar reageren, met elkaar in gesprek komen; Als kinderen van de pauze naar binnen kwamen en ze hadden buiten ruzie gehad met elkaar, ging het in de klas vaak verder. Ik heb het eerst van een afstandje bekeken. Hoe lossen de kinderen dit onderling op. Als het echt uit de hand liep, heb ik geholpen. - Humoristische opmerkingen te maken in de klas Door tijdens de tekenles humoristische opmerkingen te maken (voorbeelden van fantasie bijvoorbeeld een koelkast op een onbewoond eiland) Inspelen op wat kinderen zeggen en wat ze laten zien en hen zo nodig aanspreken op hun gedrag, waarbij feedback gegeven wordt vanuit waarden en normen Als kinderen ideeën inbrengen tijdens een les reageer ik daar op. Hier aan heb ik gewerkt bij een biologie les. Het ging over winterse rust. Er kwam een vraag van een meisje wat een boeren zwaluw was. Ik heb de vogel op google opgezocht en op het digibord laten zien. Toen kwam er een reactie van een jongen, die vogels zag hij ook heel veel bij hem op de boerderij. Daar speelde ik op in. Passende orde- en gedragsregels hanteren. Ik houd mij aan de regels van de school. Als de kinderen iets niet mogen, dan zeg ik de kinderen dit. Als ik iets niet mag, dan zei mijn mentor of de andere collega`s het tegen mij. Kinderen reageren positief op elkaar en op de leerkracht. Kinderen gaan op een prettige manier met elkaar om. 2. Pedagogisch competent 1
Je zorgt voor een veilige leeromgeving waarin kinderen zich welkom voelen en gewaardeerd worden. Je nodigt kinderen uit met je mee te denken en waar mogelijk zelf ook initiatieven te nemen tijdens de activiteiten die je met hen uitvoert. Je stelt eisen aan kinderen bij het uit te voeren taken en biedt hen hulp om aan die eisen te voldoen. Doelgerichte activiteiten ondernemen om de relatie met individuele kinderen te verbeteren en de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Ik heb een jongen die moeite heeft met spelling geholpen. Elke keer als je leerkracht alles had uitgelegd van het werk wat ze die dag moesten maken, ging ik met deze jongen samen spelling maken. Het ging steeds een stukje beter. Kinderen complimenten geven, zodat ze het gevoel hebben dat ze in staat zijn tot een goede taakuitvoering te komen. Als kinderen vragen wat ik van hun tekening vind, dan geef ik mijn mening. Ook geef ik de kinderen complimenten tijdens het werken. Als kinderen aan het begin van de les niet zo goed werken, maar een poosje later wel, dan zeg ik de kinderen dat ze nu goed aan het werk zijn en dat ik dat fijn vind. De inbreng van kinderen waarderen, nieuwsgierig zijn naar hun ideeën en hen stimuleren ook zelf initiatieven te nemen. Als ik een les gaf en de kinderen wouden wat zeggen speelde ik daar op in. Tijdens een biologie les kwam dit aan de orde en ook tijdens een les nieuwsbegrip met het thema kanker verziekt je taal. De kinderen vonden het niet vervelend om iets over het onderwerp te vertellen. Ik heb de kinderen wel gezegd dat ik het wel knap vond dat ze dat durfden. De ontwikkeling van leerlingen volgen en verwoorden en hun ontwikkeling op belangrijke ontwikkelingsgebieden beschrijven, waarbij aandacht geschonken wordt aan de wijze waarop leerlingen hun ervaringen zin geven. Doormiddel van nakijken, de resultaten met mijn mentor bespreken. Hoe doet het kind het, hoe staat het kind er voor. Waarbij heeft het kind eventueel nog extra hulp nodig. Kan een leerling die een A score heeft het kind helpen die moeite heeft met bepaalde dingen dus een lagere score heeft. Kan het A kind het aan. Daar kijken wij allemaal naar. Dit bijvoorbeeld met spelling. Ik ging met die jongen apart zitten, maar kan het A kind dat misschien ook doen bij andere kinderen die moeite hebben. Een veilige werksfeer waarin kinderen zich durven uiten en hulp durven vragen. Een sfeer waarin kinderen initiatieven nemen en daarover complimenten krijgen. De kinderen werken volgens de gestelde eisen. 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent Je ontwerpt een leeromgeving van beperkte complexiteit, waarin je de leerlingen taken laat uitvoeren. Uit de ontworpen lesactiviteiten blijkt dat je ook eigen les ideeën gebruikt. Tijdens de instructie zijn de leerlingen betrokken en bevorder je dat leerlingen een actieve bijdrage leveren. 2
Ontwerpen van activiteiten gerelateerd aan de ontwikkelingsleerlijnen van een aantal schoolvakken, waardoor de onderzoekende houding van de leerling gestimuleerd wordt. Bij de lessen die ik geef les ik op de leerlijn van de schoolvakken. Groep 8 krijgt stof groep 8 en groep 7 van groep 7. Ook verwerk ik proefjes in bepaalde lessen. Bijvoorbeeld bij biologie les over winterse rust. Hierbij heb ik een proefje gedaan met warm water en isolatie. Dit vonden de kinderen erg leuk. Lessen ontwerpen met een goede geoperationaliseerd doel voor alle schoolvakken, waarbij rekening wordt gehouden met de beginsituatie en aandacht is voor de motivatie van de kinderen. Bij het ontwerpen van lessen let ik altijd op de beginsituatie van de leerlingen. Je moet geen les geven, waar kinderen moeite mee hebben of waar ze nog niet aan toe zijn. Ook moet het niet te moeilijk/makkelijk zijn voor de leerlingen. Ook heb ik zeker aandacht voor de motivatie. Ik breng de les altijd gemotiveerd, zo zijn de kinderen ook gemotiveerd. Het uitvoeren van eenvoudige onderwijsactiviteiten voor de groep met een didactische route, waarmee bereikt wordt dat kinderen hun taak met plezier, actief en met succes kunnen uitvoeren. Bij het lesgeven let ik op hoe de kinderen de les vinden en hoe ze mee doen. Zie ik dat de kinderen het niet leuk vinden kan ik bijvoorbeeld spontaan een filmpje laten zien. De kinderen uit mijn stage klas vonden biologie helemaal niet leuk, maar doormiddel van een powerpoint, filmjes en het boek vonden de kinderen biologie al een stuk leuker. Bij de inleiding en instructie gebruiken van concreet materiaal en multimedia om het onderwijs aantrekkelijk te maken. Ik heb bij een aantal lessen die ik gegeven heb een powerpiont gemaakt. Ook heb ik het digibord veel gebruikt tijdens mijn lessen. Bijvoorbeeld voor: uitleg, powerpoint om het te verduidelijken, muziek af te spelen, werkblad op te maken enz. Alle kinderen letten op tijdens de uitleg. Kinderen zijn gemotiveerd en in staat om activiteiten uit te voeren. Kinderen denken actief mee en voeren de taken onderzoekend en met plezier uit. 4. Organisatorisch competent Je zorgt tijdens de uitgevoerde activiteiten voor een juiste organisatie: lessen zijn zorgvuldig gepland en worden uitgevoerd in een ordelijke en doelgerichte sfeer. Je gebruikt materialen effectief en zorgt dat er na de activiteiten wordt opgeruimd. Lesactiviteiten voorbereiden en uitvoeren, zodat duidelijk is welke materialen nodig zijn, waar het ligt en wie ervoor verantwoordelijk is. In de lesvoorbereiding die ik altijd maak staat precies in hoeveel materiaal ik nodig heb. Ik weet waar de materialen liggen en ruim na de les het ook allemaal netjes weer op. Dit staat ook op de lesvoorbereiding. Als er toevallig een invaller komt moet hij/zij mijn les over kunnen nemen en zo weet hij/zij waar het materiaal ligt, hoeveel hij/zij nodig heeft en waar het voor dient. Lesactiviteiten voorbereiden en uitvoeren, waarbij aandacht is voor de tijd per onderdeel van de les. Als ik de les geef dan doe ik dat in een logische volgorde. Eerst een inleiding dan een kern dan de afsluiting. Dit verwerk ik ook in een lesvoorbereiding. Hier kan ik het ook altijd terug vinden hoe ik de les moet geven en waar ik aandacht aan besteed. 3
Lesactiviteiten voorbereiden en uitvoeren, waarbij de ruimte ordelijk en doelgericht is. Ik bereid mijn lessen goed voor. Ik zorg dan dat ik van de les een goede lesvoorbereiding heb. Mijn lesdoelen en persoonlijke doelen moet ik echt smart opschrijven en niet te veel. Zo zorg ik er voor dat het een leuke les wordt. De ruimte waar ik mijn les geef is ordelijk en doelgericht. Ik gebruik hiervoor ook het digibord. Op het digibord laat ik bijvoorbeeld een filmpje zien of een powerpoint. De activiteit overzichtelijk afsluiten en ervoor zorgen dat het lokaal opgeruimd is. Als ik een les gegeven heb, dan sluit ik de les altijd netjes af. Ook zorg ik ervoor dat aan het eind van de les het lokaal netjes opgeruimd. Zo kan de volgende les gegeven worden in een schoon en netjes lokaal. Kinderen gebruiken de materialen op de bedoelde wijze. Het is kinderen duidelijk wat van hen verwacht wordt in opeenvolgende activiteiten. De tijd wordt efficiënt gebruikt. Een opgeruimd lokaal na afloop. 5 & 6 Competent in het samenwerken met collega`s en de omgeving Je onderhoudt een professioneel contact met je mentor en collega`s in de school, evalueert samen met je mentor ondernomen activiteiten en bespreekt komende activiteiten. Je vertaalt gegeven tips van de mentor in nieuwe leerdoelen. Verder analyseer je de wijze waarop een school georganiseerd is en verdiep je je in de achtergronden van de ouders en verzorgers van de leerlingen. Overleggen naar aanleiding van gegeven en te gegeven lessen. Ik overleg altijd met mijn mentor welke lessen ik mag/ga geven. Ook kijk ik in de map welke les er aan de beurt is. Als de les afgelopen is evalueer ik de les met de leerkracht. Hoe vond ik dat het ging en hoe vond mijn mentor dat het ging. Communiceren met collega`s in de school voor en na schooltijd. Ik communiceer altijd met de leerkrachten in de school. Zowel voor als na schooltijd. Ik heb tijdens mijn praktijkbeoordeling te horen gekregen dat ik op mijn zinsbouw en taalgebruik moet letten. In de klas ging het goed, maar daar buiten had ik nog een aantal aandachtspuntjes. Ik ben blij dat ze dat hebben aangegeven, zo kan ik nog wat leren. Zich op de hoogte stellen van hoe men in de school met elkaar samenwerkt en hoe de school georganiseerd is. Ik heb mij voorafgaande aan deze stage verdiept op de internetsite van de school. Voor o.a. de regels, gewoontes, gebruiken, hoe ze samenwerken enz. Dit heb ik gedaan om een goed beeld te krijgen van de school. Zo kan ik mij aanpassen waar nodig is. De mentor heeft een prettig en werkbaar contact met de student en heeft de gelegenheid om bij te dragen aan de ontwikkeling van de student. Teamleden accepteren de student en zijn bereid (waar nodig) om hulp te geven. 4
7. Competent in reflectie, ontwikkeling en ontmoeting Je professionaliseert en ontwikkelt je voortdurend. Je denkt regelmatig na over jouw beroepsopvattingen en jouw professionele bekwaamheid. Je weet goed wat je belangrijk vindt in jouw leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen je uit gaat. Je hebt een scherp beeld van je eigen kennis, persoonskenmerken en vaardigheden. Je kijkt voortdurend met een open blik kritisch naar jezelf. Je bent in staat dat beeld voor jezelf en anderen zichtbaar te maken. De eigen ontwikkeling in een digitaal portfolio in kaart brengen aan de hand van een POPformat, gesprekken met en feedback van de studieloopbaanbegeleider, stagebegeleider, mentor en mede studenten, colleges op Iselinge, opdrachten in beter bewust, bewust van beter en het reflectiemodel van Korthagen. Een pop maken vind ik nog lastig. Ik denk ook wel te moeilijk bij het maken van een pop. Feedback ontvangen kan ik goed. Van feedback leer je alleen maar. Het is niet altijd negatief bedoeld, helemaal niet zelfs. Ze willen je graag allemaal helpen en tips geven, zodat je nog wat kunt leren of wat kunt verbeteren. Een student die kan uitdragen welke identiteit hij als persoon en als leerkracht heeft ontwikkeld. Deze ontwikkeling toont hoe hij/zij aan in een digitaal portfolio. 5