LESBESCHRIJVINGSFORMULIER

Transcriptie

1 LESBESCHRIJVINGSFORMULIER Beroepstaak 1 Omgaan met kinderen in een leersituatie Stageschool Plaats Stagementor Stagegroep Aantal kinderen Gegevens Stageschool Datum Naam student Groep Vakgebied Gegevens Student Kern Beroepstaak 1 Kijken naar kinderen Actief luisteren: ingaan op wat kinderen zeggen Creëren van een betekenisvolle context Zorgdragen voor aspecten van klassenmanagement in een (kleine) groep Beginsituatie Denk hierbij o.a. aan: Wie: Wat de kennis die jij zelf moet bezitten over het onderwerp van de les wat weet je van de kinderen/groep m.b.t.: taalniveau concentratie samenwerkingsvaardigheden mate van zelfstandigheid pedagogisch klimaat in de groep kennis van de leerlingen m.b.t. het thema/onderwerp van jouw les Wie: De titel van mijn les is Mijn plek op aarde. Ik moet kennis bezitten over beelden van de aarde, vanuit de ruimte en van dichtbij. Verder moet ik de begrippen aarde, aardbol, werelddeel, oceaan, zee en ruimte kunnen uitleggen. Ik heb een gemotiveerde stagegroep. De kinderen zijn enthousiast en hebben over het algemeen een goede concentratie. Het taalniveau in de klas is prima. De kinderen zijn gewend om zelfstandig te werken. Als er vragen zijn, ligt er op de tafel van het kind een kaart met een vraagteken erop. De leerkracht weet hierdoor dat het kind een vraag heeft. Verder zijn de kinderen gewend om samen te werken. Ze luisteren naar elkaar en praten over het algemeen op fluistertoon. Het pedagogisch klimaat in de groep is positief. De kinderen voelen zich thuis op school. Er worden geen kinderen buitengesloten. De sfeer is gezellig, maar er zijn duidelijke afspraken samen met de kinderen gemaakt. Bijvoorbeeld: als de leerkracht drie keer in zijn handen klapt, weten de kinderen dat ze stil moeten zijn. Wat: De kinderen zijn de afgelopen tijd bezig geweest met bedreigde diersoorten. Ze hebben daarbij gekeken waar op de wereld bedreigde diersoorten voorkomen. De kinderen kennen hierdoor verschillende werelddelen. Eigen leerdoelen Formuleer twee concrete leerdoelen. Maak daarbij onderscheid in wat je wilt ontwikkelen en waarin jij wilt doorgroeien. Noteer ook welke competenties/indicatoren bij deze leerdoelen horen. 1 e doel Ik wil in mijn handelen leren. om. Dit wil ik bereiken door Wat ik wil bereiken heeft een relatie met competentie.. Ik wil in mijn handelen leren om de leerlingen bij de les te betrekken. Dit wil ik bereiken door bij de leerstof passende (digitale) hulpmiddelen te gebruiken. 1

2 Wat ik wil bereiken heeft een relatie met competentie 3: Vakinhoudelijk & didactisch competent. 2 e doel Ik wil in mijn handelen leren. om. Dit wil ik bereiken door Wat ik wil bereiken heeft een relatie met competentie.. Ik wil in mijn handelen leren om voor een goede sfeer in de groep te zorgen. Dit wil ik bereiken door gewenst gedrag van leerlingen te complimenteren. Wat ik wil bereiken heeft een relatie met competentie 1: Inter-persoonlijk competent en competentie 2: Pedagogisch competent. Lesdoelen (zie Leren op de werkplek hoofdstuk 8) Algemene doelen De kinderen doen ervaring tijdens deze les op met.... Concrete, vakgerichte doelen Aan het einde van de les kunnen en weten de kinderen.... De kinderen doen ervaring tijdens deze les op met: Geografie Kaartvaardigheden Topografie Aan het einde van de les: hebben de kinderen een beeld van: de aarde als bol, de verdeling van het land en het water en de plaats van Nederland op de aardbol. (geografie) weten de kinderen dat de aarde er vanuit de ruimte (veraf) heel anders uitziet dan van dichtbij en dat er meer details te onderscheiden zijn naarmate je dichterbij komt. (kaartvaardigheden) hebben de kinderen kennisgemaakt met de ligging van Europa, Nederland, Utrecht en hun eigen woonplaats. (topografie) Bronvermelding Ik heb de volgende bronnen gebruikt bijv. boek, methode, artikel, studiemateriaal enz.: Titel; auteur; pagina s Blok 1, les 1 uit de methode Een wereld van verschil, Malmberg Den Bosch (Dussel). Ik laat een filmpje van Felix Baumgartner zien waarin zijn vrije val van bijna 39 kilometer te zien is. Bron: Google Earth (earth.google.nl) DE LES 2

3 Oriëntatiefase: In deze fase komen drie onderdelen aan de orde: Introduceren Informeren Instrueren Wat doe ik? Introduceren Allereerst klap ik drie keer in mijn handen. De kinderen weten dat ze stil moeten zijn. Ik vraag de kinderen voor het digibord te komen zitten. Een kind vraag ik om het licht uit te doen. Als iedereen goed op zijn stoel zit en ik de aandacht heb, begin ik de les. Ik introduceer het onderwerp door met de kinderen in gesprek te gaan. Jouw plek op aarde is de plaats waar je woont. Ik pak de globe en vraag aan de kinderen: Wat doen de kinderen? De kinderen zitten op hun stoel voor het digibord. Ze denken na over de vragen die ik stel. Daarna geven de kinderen antwoord op de vragen. Ken je mensen die een andere woonplaats hebben? Misschien zelfs in een ander land? Ik zoek met behulp van Google Earth (earth.google.nl) de landen op. Informeren Ik wil dat de kinderen op fluistertoon in tweetallen overleggen. Ik vertel dat we (zogenaamd) naar de maan gaan. Vervolgens laat ik een foto van de maan zien. De kinderen overleggen in tweetallen over de volgende vijf vragen: Wat zie je precies? Wat zouden de donkere vlekken kunnen zijn? Wie weet hoe het er op de maan uitziet? Hoe zou je naar de maan kunnen reizen? Hoe lang zou je moeten reizen om op de maan te komen? Ik bespreek de antwoorden klassikaal. Verder vertel ik dat de aarde er vanaf de maan ongeveer net zo uitziet als wij de maan vanaf de aarde zien: als een schijf met lichtere en donkere vlekken. De donkere kleur is land (de werelddelen), de lichtere kleur is water (de oceanen). Tot slot verduidelijk ik dat de aarde net als de maan op een schijf lijkt, maar in werkelijkheid een bol is. Dit leg ik uit met de globe. Instrueren Ik laat een filmpje van Felix Baumgartner zien waarin zijn vrije val van bijna 39 kilometer te zien is. Vervolgens gebruik ik Google Earth (earth.google.nl) om de val na te spelen. Google Earth en het filmpje maken duidelijk dat er meer details te onderscheiden zijn naarmate je dichterbij de aarde komt (lesdoel). Daarna oefen ik dit door foto s in de goede volgorde van veraf naar dichtbij te zetten. Ik leg begrippen uit en stel vragen over de afbeeldingen. (zie huiswerkopdracht) Tot slot leg ik de opdrachten uit die de kinderen gaan maken en is er de mogelijkheid tot het stellen van vragen. 3

4 De kinderen kijken naar het filmpje en doen actief mee tijdens de oefening. Ik laat een filmpje van Felix Baumgartner zien Tijdsduur: 20 minuten. Uitvoeringsfase In deze fase kunnen twee onderdelen aanbod komen: Observeren (wat doen de leerlingen) Begeleiden Let op: de kopjes van de kolommen zijn gewisseld, omdat het tijdens de uitvoering gaat om het leren/werken/handelen van de kinderen. Wat doen de kinderen? Wat doe ik? Ik wil dat de kinderen zelfstandig de opdrachten gaan maken. Hoe ga ik het organiseren, m.a.w. wie laat ik wat, waar en wanneer doen? Ik vraag of de kinderen terug naar hun tafels willen gaan. Ze gaan de opdrachten van les 1 maken. Ik loop in de klas rond om vragen te beantwoorden. Je mag met je buurman/buurvrouw overleggen, maar wel op fluistertoon. Ik zet de stopwatchklok zodat de kinderen weten hoeveel tijd ze nog hebben. Wat wil je observeren? Ik wil observeren hoe de kinderen de opdrachten aanpakken. Hoe wil je begeleiden? Ik wil kinderen op een positieve manier begeleiden. Als een kind de opdracht niet begrijpt, zal ik hem of haar een zetje in de goede richting geven. Tijdsduur: 25 minuten. 4

5 Werkblad: Speel de vrije val van Felix Baumgartner na! Ik laat een filmpje van Felix Baumgartner zien waarin zijn vrije val van bijna 39 kilometer te zien is. Het filmpje en Google Earth maken duidelijk dat er meer details te onderscheiden zijn naarmate je dichterbij de aarde komt (lesdoel). De kinderen knippen de plaatjes uit en leggen ze op volgorde. Ze beginnen met het plaatje waar je de minste details ziet. Opdracht: Speel de vrije val van Felix Baumgartner na. Knip de plaatjes uit en leg ze op volgorde. Begin met het plaatje waar je de minste details ziet. De aarde Omgeving van Assendelft Nederland Basisschool Octant Europa Wijk Noord-Holland 5

6 Afsluitingsfase In deze fase kunnen twee onderdelen aanbod komen: Afronden Evalueren van de les Deze beide aspecten komen niet altijd in deze volgorde aan bod, realiseer je vooraf wat na jouw les als eerste aan bod komt. Wat doe ik? Wat doen de kinderen? Ik rond de les af door de opdrachten 2, 4, 5, 6 klassikaal te bespreken. Deze opdrachten bespreek ik, omdat ze de les samenvatten. Verder moet ik streng optreden als er kinderen zijn die praten terwijl iemand anders de beurt heeft. Tot slot vertel ik aan de kinderen hoe ik vind dat ze gewerkt hebben. Ik geef een compliment aan de hele klas. Ik wil dat de kinderen naar elkaar luisteren. Als ik een kind de beurt geef, zijn de anderen stil. Tijdsduur: 10 minuten. EIGEN EVALUATIE en REFLECTIE Niveau Propedeuse Evalueer nog dezelfde dag! Doe dit onmiddellijk, indien mogelijk, na je les zonder de opmerkingen van de mentor erbij te nemen. Beschrijf het lesverloop in zijn verschillende fasen. Kijk naar jouw eigen rol en die van de leerlingen. Beschrijf daarnaast een opvallende GEBEURTENIS uit je les. Maak een feitelijke beschrijving. Wat valt jou in deze beschrijving op m.b.t. de: beginsituatie de door jou geformuleerde doelen voor de kinderen jouw eigen leerdoelen je competenties het lesverloop Stel je voor dat je deze les opnieuw aan een soortgelijke groep gaat geven. Benoem drie punten die je wilt vasthouden en waarom? Benoem drie punten die je gaat veranderen en waarom? 1. Organisatie, Y. doet licht uit. Iedereen goed zitten: rechtop. Rustig bezig van de les. 2. Filmpje laten zien, verhoogt betrokkenheid. 3. Drie keer klappen, iedereen is stil. 1. Meer duidelijkheid, veel dingen zijn onduidelijk. Voorkomen veel vragen na uitleg opdrachten. 2. Digibord oefenen, een beetje rommelig met techniek. 3. Complimenteren, meer blijk van waardering. 4. Tijd in de gaten houden. De les duurt te lang. 6

7 OBSERVATIE en EVALUATIE VAN DE MENTOR/MENTRIX Aandachtspunten zijn in ieder geval de eigen leerdoelen van de student. Kern beroepstaak 1 Kijken naar kinderen Actief luisteren: ingaan op wat kinderen zeggen Creëren van een betekenisvolle context Zorgdragen voor aspecten van klassenmanagement in een (kleine) groep Formuleer voor de mentor van te voren een kijkvraag m.b.t. jouw ontwikkeling als professioneel leerkracht. Kijkvragen: 7