Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.

Transcriptie

1 Procedure en criteria voor het beoordelen van studenten in de beroepspraktijk Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven. Opleidingsprofiel ITT heeft een opleidingsprofiel ontworpen dat de basis vormt van het curriculum. Hierin zijn kerntaken en deeltaken omschreven met daarbij behorende (gedrags)indicatoren. Deze omvatten het gehele handelingsrepertoire van de leraar. Vanuit dit opleidingsprofiel worden cursusinhouden ontwikkeld, maar ook wordt dit opleidingsprofiel gebruikt om de ontwikkeling van de student te volgen, te ondersteunen en te beoordelen. Beoordeling in drie fasen De beoordeling van de student in de beroepspraktijk is formeel de taak van een instituutsopleider. Hiervoor voert de instituutsopleider een gesprek op de school met de student en de praktijkopleider. Hierbij doorloopt de instituutsopleider drie fasen: 1. De instituutsopleider stelt eerst vast of de bekwaamheid van de student voldoende of onvoldoende is. Dit doet hij door de centrale criteria van de kerntaken en deeltaken te bespreken en de ondersteunende en aanvullende informatie mee te wegen. De centrale criteria binnen de verschillende kerntaken en deeltaken dienen altijd allemaal voldoende te zijn. Deze kunnen onderling niet worden gecompenseerd. 2. De instituutsopleider komt vervolgens tot een eindcijfer. Onvoldoende beoordelingen worden in principe met een 5 beoordeeld. Voldoende beoordelingen in principe met een 6, 7 of 8. Hierbij hanteert de instituutsopleider als richtlijnen de niveaubeschrijvingen bij de verschillende cijfers. (beschrijvingen volgen nog) 3. Indien de instituutsopleider een onvoldoende beoordeling met een 5 te hoog acht of een voldoende beoordeling met een 8 te laag, kan hij gefundeerd afwijken en een ander cijfer toekennen. (richtlijnen volgen nog) Centrale criteria Ieder semester wordt de student in de beroepspraktijk beoordeeld. De hierachter geformuleerde centrale criteria moeten altijd voldoende zijn. Deze criteria zijn afgeleid van de verschillende kerntaken en deeltaken van het opleidingsprofiel. Het gebruik van deze criteria voor beoordeling dient plaats te vinden tegen de achtergrond van de volgende globale opbouw over de opleidingsjaren. Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4 In het eerste semester van het eerste jaar werkt de student er naar toe per dag minimaal 2 praktijkactiviteiten (lessen) achter elkaar uit te voeren. In het tweede semester verzorgt de student, waar mogelijk, een heel dagdeel opeenvolgende praktijkactiviteiten in zijn eigen groep, waarbij hij zelf zijn praktijkactiviteiten ontwerpt, uitvoert en evalueert. In het tweede jaar werkt de student er naar toe dat hij dagdelen onderwijs verzorgt, waarbij de student zijn praktijkactiviteiten op minimaal drie niveaus ontwerpt, uitvoert en evalueert. In het derde studiejaar, de leeftijdspecialisatie, werkt de student toe naar het hele dagen zelfstandig dragen van groepsverantwoordelijkheid. In het vierde jaar, de afstudeerfase, draagt de student volledige groepsverantwoordelijkheid. Kerntaak 1: Pedagogisch adequaat handelen 1

2 CC1: Aandacht en zorg hebben voor kinderen en daarbij tegemoet komen aan hun basisbehoeften (Deeltaak 2) reageren en een relatie met kinderen Kinderen aanmoedigen en hen effectieve complimenten geven Kerntaak 1: Pedagogisch adequaat handelen Effectieve feedback geven aan kinderen en deze constructief formuleren Responsief communiceren en hoge en realistische verwachtingen uitspreken CC2: Een veilig leef- en leerklimaat creëren door duidelijk te zijn over gedragsregels (Deeltaak 3 en deel van Deeltaak 5) Leiding nemen binnen de groep en afspraken maken met kinderen Geldende klassenregels herhalen, kinderen aanspreken en het gewenst gedrag positief waarderen Leiding nemen in de groep en afspraken maken met kinderen klassenregels consequent hanteren Leiding nemen in de groep en tegemoet komen aan verschillen tussen kinderen klassenregels consequent hanteren Planmatig responsief communiceren en hoge en realistische verwachtingen uitspreken Leiding nemen in de groep en tegemoet komen aan verschillen tussen kinderen klassenregels consequent hanteren en kinderen be bij het eventueel aanpassen van deze regels Kerntaak 2: Professioneel voorbereiden en evalueren van onderwijsactiviteiten 2

3 CC3: In kaart brengen van en aansluiten bij de beginsituatie van de groep en de verschillen tussen kinderen, en daarbij lesdoelen formuleren met passende inhouden, werkvormen en taken, en kiezen en functioneel inzetten van passende leermiddelen en materialen. (Deeltaak 4 en Deeltaak 6) Observeren en signaleren van ontwikkelingsniveaus en onderwijsbehoeften Overleggen met de praktijkopleider over kinderen, programma, methode en activiteiten Kiezen van passende instructie, werkvormen en taken, ook individueel Kiezen van leermiddelen en materialen die aansluiten bij het doel van de activiteit (en de beginsituatie) Observeren, signaleren en analyseren van ontwikkelingsniveaus en onderwijsbehoeften Overleggen met de praktijkopleider over kinderen, programma, methode en activiteiten en conclusies uit hoe het onderwijs is verlopen en de resultaten daarvan vakdidactiek op meerdere niveaus Kiezen en functioneel inzetten van leermiddelen en materialen binnen de leeromgeving, gericht op de groep en de Kerntaak 2: Professioneel evalueren en voorbereiden van onderwijsactiviteiten Observeren, signaleren, analyseren en vastleggen van ontwikkelingsniveaus en onderwijsbehoeften, ook op grond van toetsgegevens. De verzamelde gegevens systematisch gebruiken bij de voorbereiding van de lessen vakdidactiek op meerdere niveaus en alternatieven bedenken Ontwerpen van passende leermiddelen en materialen en andere aspecten van de leeromgeving, gericht op de groep en CC4: Systematisch gebruiken van evaluaties bij het voorbereiden van onderwijsactiviteiten (Deeltaak 5, en Deeltaak 8 van Kerntaak 3) Met de kinderen het verloop van de les en de behaalde lesdoelen bespreken Met de kinderen het verloop van de les en de behaalde lesdoelen bespreken. Evaluaties gebruiken om vervolgactiviteiten op groepsniveau aan te passen Samen met de kinderen periodiek evalueren van het onderwijs een daaruit conclusies. Evaluaties gebruiken om vervolgactiviteiten op groepsniveau en individueel niveau aan te passen Observeren, signaleren, analyseren en vastleggen van ontwikkelingsniveaus en onderwijsbehoeften, ook op grond van toetsgegevens. De verzamelde gegevens systematisch gebruiken bij de voorbereiding van de lessen vakdidactiek op meerdere niveaus en alternatieven bedenken Ontwerpen van passende leermiddelen en materialen en andere aspecten van de leeromgeving, gericht op de groep en Samen met de kinderen periodiek evalueren van het onderwijs en daaruit conclusies. Evaluaties gebruiken om vervolgactiviteiten op groepsniveau en individueel niveau aan te passen 3

4 CC5: Met de kinderen een onderwijsactiviteit starten, hen motiveren en aansluiten bij hun voorkennis (Deeltaak 1) belevingswereld en lesdoelen expliciteren aan kinderen Motiveren van kinderen zodat de en een goede werkhouding stimuleren Stimuleren van taakgericht gedrag zodat de Op planmatige wijze kinderen motiveren en taakgerichtheid stimuleren zodat de Op planmatige wijze kinderen motiveren en taakgerichtheid stimuleren zodat de CC6: Geven van doelgerichte en gedifferentieerde instructie met gebruik van vakdidactische kennis (Deeltaak 2) Geven van interactieve klassikale, groeps- en individuele instructie uitleggen uitleggen uitleggen, voorbeelden geven, voordoen (ook van denkprocessen) CC7: Kinderen aan het werk zetten en houden met taken en werkvormen passend bij de lesdoelen (Deeltaak 3) Uitleggen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om betrokkenheid te verhogen Signaleren en benoemen van taakgericht gedrag van kinderen Zo nodig opnieuw uitleggen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om betrokkenheid te verhogen Benoemen en bijsturen van taakgericht gedrag Zo nodig opnieuw uitleggen en bijstellen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om betrokkenheid te verhogen Taakgericht gedrag afstemmen met de groep en individuele kinderen uitleggen, voorbeelden geven, voordoen (ook van denkprocessen) Zo nodig opnieuw uitleggen en bijstellen van taken en werkvormen en benutten van leermiddelen om betrokkenheid te verhogen Taakgericht gedrag afstemmen met de groep en individuele kinderen 4

5 CC8: Behouden van overzicht, volgen en begeleiden van kinderen bij hun leerproces met gebruik van vakdidactische kennis (Deeltaak 6 en Deeltaak 4) overzien en reageren op Volgen van werk-, denk, - en leerprocessen van kinderen Kinderen hun denken laten verwoorden Kerntaak 4: Communiceren en samenwerken overzien en helpen en flexibel inspelen op Stellen van vragen die kinderen aan het denken zetten Kinderen hun denken laten verwoorden en samenwerkend leren bevorderen overzien en helpen en anticiperen op Stellen van vragen, geven van hints, aanmoedigingen en feedback aan kinderen Kinderen hun denken laten verwoorden, samenwerkend leren bevorderen en hun zelfstandig leren stimuleren CC 9: Vanuit een open houding professioneel communiceren met volwassenen, zowel individueel als groepsgewijs (Deeltaak 1) Contact leggen met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Contact leggen met en constructief reageren op anderen in diverse rollen. communicatievaardigheden gericht inzetten bij het leggen van contact en constructief reageren op anderen in diverse rollen. overzien en helpen en anticiperen op Stellen van vragen, geven van hints, aanmoedigingen en feedback aan kinderen Kinderen hun denken laten verwoorden, samenwerkend leren bevorderen en hun zelfstandig leren stimuleren communicatievaardigheden gericht inzetten bij het leggen van contact en constructief reageren op anderen in diverse rollen. Kerntaak 5: Werken aan professionele ontwikkeling CC10: Leren van feedback en reflectie, zowel individueel als gezamenlijk (Deeltaak 2) Reflecteren op de praktijk in de klas, relevante kennis, eigen keuzen en handelen Feedback vragen over eigen handelen en deze feedback bespreken Reflecteren op eigen functioneren en de eigen visie Feedback geven, ontvangen en gebruiken om eigen handelen te verbeteren Relaties leggen tussen de praktijk, theorie / kennis en eigen visie en handelen Eigen handelen systematisch onderzoeken en evalueren Relaties leggen tussen de praktijk, theorie / kennis en eigen visie en handelen Eigen handelen systematisch onderzoeken en evalueren en voor de verdere professionele ontwikkeling een eigen leerroute kiezen 5