Monitor Veiligheid Resultaten van onderzoek naar de veiligheid onder de Deventer bevolking in 2009

Vergelijkbare documenten
Veiligheidsmonitor Gemeente Achtkarspelen

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Blz. 9. Slachtofferschap Inbraak, fietsendiefstal, autocriminaliteit, beroving, vernieling, seksuele delicten, mishandeling. Blz.

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Gemeenten + Wijken Index

Leefbaarheid woonbuurt. Functioneren gemeente. Overlast in de buurt. Gemeente Leiden. significantie ( + = positief verschil; - = negatief verschil)

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid VEENDAM

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid HAREN

Veiligheidsmonitor Groningen 2011 Barometer voor lokale veiligheid BEDUM

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

Veiligheidsmonitor Heemstede 2008

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Leefbaarheid en overlast in buurt

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

;/y;\ i&o. ^research. Hoe veilig is Heemstede? Integrale Veiligheidsmonitor Gemeente Heemstede Juni 2012

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

"# $%%!& '( $ % ) ! " # $ % & % "' ' ( ) ( ( *%*% %"" %! " +!,' #,"-!! &,! ' *!' +(!,% $ *% #"-$ +)!! !!," # !& +"## ! 3./"#)! 4! """! "2!! +" !

Veiligheidsmonitor 2013

Hoe veilig is Hof van Twente?

Tabel 1: Stellingen Fysieke voorzieningen en Sociale contacten in woonbuurt (%)

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

Veiligheidsbeleving 2016 Utrecht vergeleken

Hoe veilig is Kapelle?

Resultaten op in beeld. Bijlage in grafieken en tabellen

Veiligheidsbeleving 2013 Utrecht vergeleken

Hoe veilig is Coevorden?

Resultaten Leefbaarheid- en Veiligheidsenquête maart 2006 t/m januari

Grafiekenrapport Integrale Veiligheidsmonitor in Brabant

Resultaten Leefbaarheid- en Veiligheidsenquête meting maart, april, mei en juni

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Veiligheidsbeleving 2015 Utrecht vergeleken

Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Politieregio Utrecht Tabellenrapport

Hoe veilig is Katwijk?

Hoe veilig is Veere? Veiligheidsmonitor gemeente Veere april 2014

Hoe veilig is Tubbergen?

ONDERZOEK VEILIGHEID. Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei GfK 2014 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

HOE VEILIG IS TYNAARLO?

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

HOE VEILIG IS MOERDIJK?

HOE VEILIG IS ELBURG?

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

Hoe veilig is Nijkerk?

Toelichting bij "Tabellenboek", van Dimensus Monitor Veiligheid en Leefomgeving, 2014 IJsselstein 26 Juni 2014

HOE VEILIG IS HEERHUGOWAARD?

HOE VEILIG IS HEEMSTEDE?

HOE VEILIG IS NOORD- BEVELAND?

Politie Gelderland-Midden. Veiligheidsmonitor Gelderland-Midden 2009 Regiorapport

Hoe veilig is Noordenveld?

Hoe veilig is Waddinxveen?

VEILIGHEIDSMONITOR OMMEN 2016

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM*

Veiligheidsmonitor 2008 Hollands Midden

HOE VEILIG IS HEEMSTEDE?

Integrale Veiligheidsmonitor

Hoe veilig is Leiden?

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Criminaliteit en slachtofferschap

De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers. Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek

Keuze indicatoren voor rapportage Veiligheidsmonitor-Wijkpeiling Almere 2017

Centraal Bureau voor de Statistiek

HOE VEILIG IS BLOEMENDAAL?

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

Hoe veilig is Leiden?

Gemeente Tiel. Veiligheidsmonitor april 2014

HOE VEILIG IS RHEDEN?

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

Veiligheidsmonitor 2011

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

HOE VEILIG IS HEERHUGOWAARD?

Leefbaarheid en veiligheid

Leefbaarheid in Spijkenisse. Resultaten onderzoek over leefbaarheid en veiligheid onder inwoners van Spijkenisse

Gemeente Breda. Omgevingsmeting asielzoekerscentrum: nulmeting. Rapportage

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Leefbaarheid en veiligheid

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

Veiligheidsmonitor 2011

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

GBM Moerdijk Veiligheid en Leefomgeving 2013

Veiligheidsmonitor 2015

HOE VEILIG IS KATWIJK?

Transcriptie:

Monitor Veiligheid Resultaten van onderzoek naar de veiligheid onder de bevolking in 2009

Uitgave : Team Kennis en Verkenning Naam : Jasper Baks Telefoonnummer : (0570) 694229 Mail : jr.baks@deventer.nl Strategische Ontwikkeling 2

Samenvatting De gemeente voert periodiek onderzoek uit naar de veiligheid in haar gemeente. Hiervoor is in het najaar van 2009 de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) gebruikt. In 2007 is voor het laatst de monitor Leefbaarheid en Veiligheid opgesteld, gebaseerd op het Bewonersonderzoek 2007. Door de IVM zijn er meer cijfers over veiligheid beschikbaar en is er een afzonderlijke Monitor Veiligheid opgesteld. Omdat de veldwerkmethodiek van het IVM anders is dan die van het Bewonersonderzoek, kan er niet langer worden vergeleken met uitkomsten uit het verleden. Waar dit een toegevoegde waarde heeft, worden de uitkomsten voor als totaal vergeleken met gegevens op wijkniveau en met het s gemiddelde. Onveiligheidsgevoel De onveiligheidsgevoelens zijn in het grootst in Binnenstad/De Hoven en ; 40% van de inwoners daar voelt zich wel eens onveilig. Het minst onveilig voelen de inwoners van zich (14%). Het gemiddelde voor is 2, voor 2. De onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt zijn ook het grootst in Binnenstad/De Hoven; 3 van de inwoners voelt zich in eigen buurt wel eens onveilig. Het minst onveilig voelt men zich in eigen buurt in (). Het gemiddelde voor is hier 19%, voor 17%. Door bijna de helft van de inwoners die zich wel eens onveilig voelen, wordt rondhangende jongeren genoemd als meest onveilige plek. Slachtofferschap en ondervonden delicten Van de inwoners van van 15 jaar of ouder is 30% het laatste jaar slachtoffer geweest van één of meer delicten. In was dit 27%. In is bijna de helft (48%) slachtoffer geweest, in 1. Uitgesplitst naar delict werd men het meest slachtoffer van vandalisme (18%, landelijk 14%). Bewoners in (80%) waren het meest slachtoffer van een delict in hun eigen buurt. In Diepenveen was dit het minst (44%). Het gemiddelde is hier 67%, landelijk 64%. Aangiftegedrag Inwoners kunnen op verschillende manieren contact opnemen met de politie om een melding te doen. In maken de meeste inwoners gebruik van het algemene nummer of gaan langs het politiebureau (30% elk). Landelijk gezien bellen minder mensen het algemene nummer en gaat men juist meer langs het politiebureau. Ongeveer eenderde (3) van de slachtoffers doet een melding om verzekeringredenen (landelijk 2). De meest genoemde reden om geen melding te doen is het was niet belangrijk (31%). In heel wordt helpt toch niet het meest genoemd (3). Contacten tussen politie en burgers Van de inwoners in heeft 3 in het afgelopen jaar op een of andere manier contact gehad met de politie. Landelijk was dit 3. In Binnenstad/De Hoven heeft men het meest contact gehad (5), in het minst (2). Bijna zes op de tien inwoners zijn tevreden over het optreden van de politie in. Het meest tevreden is men in Diepenveen (6) en het minst in (48%). Meest genoemde reden voor ontevredenheid van het laatste politieoptreden is dat men vond dat de politie te weinig deed. Functioneren politie en gemeente Van de Deventenaren is 4 tevreden of zeer tevreden over het optreden van de politie in de buurt. Het s gemiddelde is 41%. Aan de andere kant is 10% van de inwoners juist (zeer) ontevreden over het optreden van de politie (landelijk 1). Het meest tevreden is men in Binnenstad/De Hoven (51%) en het meest ontevreden in (14%). Verder is 41% het eens met de stelling dat de politie je serieus neemt. Daarnaast is 5 het eens met de stelling men ziet de politie weinig. Voor wat betreft het functioneren van de gemeente is 58% het eens met de stelling de gemeente informeert de buurt goed over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Strategische Ontwikkeling 3

Preventiemaatregelen Burgers hebben een eigen verantwoordelijkheid in het voorkomen van slachtofferschap van criminaliteit. De meest gebruikte technopreventieve maatregel is het gebruik van buitenverlichting (8). De meest gebruikte sociopreventieve maatregel is geen waardevolle spullen in de auto achterlaten (74%). Beoordeling veiligheid woonomgeving De beoordeling van de veiligheid van de woonomgeving is het hoogst in Diepenveen met een 7,3 en het laagst in met een (6,0). Het gemiddelde rapportcijfer voor en is in beide gevallen een 6,9. Buurtproblemen Vormen van dreiging leveren een bijdrage aan onveiligheidsgevoelens van de bewoners. Van de inwoners in ervaart tien procent vaak problemen van groepen jongeren. Eveneens tien procent vindt dat vermogensdelicten als beschadiging of vernieling vaak voorkomen in hun buurt. Op het gebied van verkeersoverlast ervaart eenderde van de bewoners vaak parkeeroverlast. Van alle problemen zouden de inwoners van graag zien dat te hard rijden als eerste wordt aangepakt. Gemeentelijk veiligheidsbeleid Inwoners van beoordelen de gemeente op het gebied van veiligheidsbeleid gemiddeld met een 6,6. Het hoogst is het rapportcijfer in Diepenveen (6,8) en het laagst in Rivierenwijk/Bergweide (6,2). De bevolking ziet de aanpak van veelplegers als eerste prioriteit. Met andere woorden: op het gebied van veiligheid zou dit aspect de meeste aandacht moeten hebben van de gemeente. Strategische Ontwikkeling 4

Inhoud Inleiding 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Methodiek 7 1.3 Leeswijzer 7 2 Onveiligheidsbeleving 9 2.1 Onveiligheidsgevoelens 9 2.2 Onveilige plekken 10 2.3 Gepercipieerde slachtofferkans 11 2.4 Vermijdingsgedrag 11 2.5 Respectloos gedrag 11 3 Slachtofferschap en ondervonden delicten 13 3.1 Persoonlijk slachtofferschap 13 3.2 Ondervonden delicten totaal 13 3.3 Bekendheid dader 14 3.4 Plaats van het voorval algemeen 14 3.5 Plaats van het voorval ingezoomd 15 4 Aangiftegedrag 17 4.1 Wijze van melden 17 4.2 Motieven voor al dan niet melden/aangeven 17 5 Contacten tussen politie en burgers 19 5.1 Contact met de politie 19 5.2 Aard van het contact 19 5.3 Tevredenheid over optreden politie 22 5.4 Redenen voor ontevredenheid 23 6 Functioneren politie en gemeente 24 6.1 Functioneren van de politie 24 6.2 Beschikbaarheid van de politie 25 6.3 Overige aspecten 26 6.4 Schaalscores functioneren van de politie 26 6.5 Functioneren gemeente 26 7 Preventiemaatregelen 28 7.1 Technopreventieve maatregelen 28 7.2 Sociopreventieve maatregelen 28 Strategische Ontwikkeling 5

7.3 Preventie totaal 28 7.4 Beoordeling veiligheid van de woonomgeving 29 8 Buurtproblemen 30 8.1 Dreiging en sociale overlast 30 8.2 Overlast van vermogensdelicten 30 8.3 Verkeersoverlast 31 8.4 Belangrijkste problemen in de buurt eerste aanpakken 31 9 Gemeentelijk Veiligheidsbeleid 33 Bijlage 1 Ondervonden delictgroepen 34 Bijlage 2 Dreiging en sociale overlast 36 Bijlage 3 Overlast van vermogensdelicten 42 Bijlage 4 Verkeersoverlast 44 Strategische Ontwikkeling 6

Inleiding 1.1 Achtergrond De gemeente voert periodiek onderzoek uit naar de veiligheid in haar gemeente. Hiervoor is in 2009 de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) 1 gebruikt. Met de IVM is een stap verder gezet in de integratie van uikomsten op het terrein van veiligheid. De IVM is opgebouwd rondom een gecoördineerde vragenlijst. Deze biedt de mogelijkheid om naast onderwerpen van landelijk belang ook lokale onderzoeksvragen op te nemen. Hierdoor wordt de IVM een bruikbaar meetinstrument voor meerdere bestuurlijke niveaus binnen de overheid. Daarnaast komen door het verder samenwerken op het gebied van veiligheid meer eenduidige cijfers beschikbaar, zijn er meer mogelijkheden voor analyse en kan er efficiënter onderzoek worden uitgevoerd. In 2007 is door het team Kennis en Verkenning van de eenheid Strategische Ontwikkeling voor het laatst de monitor Leefbaarheid en Veiligheid opgesteld. In 2009 is voor het veiligheidsdeel meegedaan aan de landelijke integrale veiligheidsmonitor (IVM). Hierdoor wordt er niet langer gebruik gemaakt van de data uit het Bewonersonderzoek. Vanwege een andere veldwerkmethode kan er niet worden vergeleken met de uitkomsten uit eerdere veiligheidsmetingen in. 1.2 Methodiek Het CBS en lokale partijen, zoals gemeenten en veiligheidsregio's, verzamelen jaarlijks door middel van de Veiligheidsmonitor gegevens over veiligheid, leefbaarheid, buurtproblemen, slachtofferschap, aangiftegedrag, etc. In 2009 hebben ruim 198.000 ers de vragenlijst ingevuld. De enquêtegegevens worden bijeengebracht in een door het CBS beheerd, integraal microbestand. De uitkomsten zijn per gemeente en/of deelgebied beschikbaar. De doelgroep van de IVM is de bevolking van 15 jaar en ouder. De jaarlijkse waarneming op het terrein van de sociale veiligheid en ondervonden criminaliteit is voor de IVM vastgesteld voor de periode van 15 september t/m 31 december. Bij de IVM wordt gebruik gemaakt van vier verschillende manieren van dataverzameling: internet, schriftelijk, telefonisch en face-to-face. In het najaar van 2009 is de Integrale Veiligheidsmonitor voor de tweede keer uitgevoerd. In het voorjaar van 2010 bleek aanvullend onderzoek noodzakelijk om een aantal ontwikkelingen op plausibiliteit te beoordelen dan wel te verklaren. Op basis van het nader onderzoek is het weegmodel voor de IVM aangescherpt, waardoor plausibele en methodologisch verantwoorde uitkomsten mogelijk zijn. 2 1.3 Leeswijzer Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de beleving van onveiligheid in kaart gebracht. Aan bod komen achtereenvolgens de onveiligheidsgevoelens, de frequentie én locatie van deze onveiligheidsgevoelens, de gepercipieerde slachtofferkans, (eventueel) vermijdingsgedrag en of men wel eens respectloos wordt behandeld. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het slachtofferschap van delicten. Vervolgens wordt ingegaan op het aantal ondervonden delicten, mogelijke relatie tussen slachtoffer en dader en locatie van het voorval. In hoofdstuk 4 staan de manier van melden en meldingsbereidheid centraal. Ook wordt aandacht besteed aan de redenen waarom slachtoffers wel of geen aangifte doen van delicten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de omvang en aard van de contacten met de politie in het afgelopen jaar. Daarna komt de 1 2 De IVM moet worden gezien als de opvolger van de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) die in de periode 2005 2008 door het CBS is uitgevoerd en waarover jaarlijks is gerapporteerd. Zie voor informatie over de weging de landelijke rapportage van de IVM 2009. Deze is te vinden op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek: www.cbs.nl Strategische Ontwikkeling 7

(on)tevredenheid over het contact tussen politie en burger aan bod. Er wordt ingegaan op het totale functioneren, over de beschikbaarheid en zichtbaarheid van de politie in de buurt en het optreden van de politie in de buurt. In hoofdstuk 7 staat het preventiegedrag van burgers centraal. Aan bod komen de technopreventie en de sociopreventieve maatregelen van burgers. Ook wordt ingegaan op het functioneren van de gemeente in de woonbuurt. Hoofdstuk 8 gaat in op de perceptie van inwoners ten aanzien van het voorkomen van problemen in de eigen buurt. Aan bod komen onder meer dreiging en sociale overlast, overlast van vermogensdelicten en verkeersoverlast. Tevens is gevraagd welke buurtproblemen met voorrang moeten worden aangepakt. Het slothoofdstuk gaat in op twee vragen over gemeentelijk veiligheidbeleid die in de IVM 2009 heeft laten opnemen Strategische Ontwikkeling 8

2 Onveiligheidsbeleving Om de beleving van onveiligheid in kaart te brengen is aan respondenten een aantal vragen voorgelegd over de door hen ervaren onveiligheidsgevoelens (paragraaf 2.1). Aan degenen die aangaven zich wel eens onveilig te voelen, is vervolgens gevraagd hoe vaak dat het geval is. Aan hen is ook gevraagd of zij zich wel een onveilig voelen in bepaalde situaties of plekken. In paragraaf 2.2 wordt ingegaan op deze onveilige plekken. In paragraaf 2.3 is er aandacht voor de gepercipieerde slachtofferkans van de respondenten van bepaalde soorten delicten. Paragraaf 2.4 gaat in op mijdingsgedrag van respondenten bij bepaalde (vermeende) onveilige situaties. Tot slot wordt in paragraaf 2.5 gekeken of en in welke mate de bevolking zich door bepaalde groepen mensen respectloos behandeld voelt. 2.1 Onveiligheidsgevoelens Onveiligheidsgevoelens In onderstaande figuur 2.1a is te zien dat 2 van de bevolking in zich wel eens onveilig voelt. Ter vergelijking: het gemiddelde voor is nagenoeg gelijk met 2. Van deze groep geeft, omgerekend naar het totaal aantal inwoners, aan zich vaak onveilig te voelen. Dit is gelijk aan het s gemiddelde. In de Binnenstad en (beide 40%) voelt men zich het meest onveilig. In voelt men zich relatief het minst onveilig (14%). Figuur 2.1a Onveiligheidsgevoelens uitgesplitst naar wijk Binnenstad 40% 27% 40% Rivierenwijk 29% Zandweerd 20% 34% Colmschate Noord Colmschate Zuid Diepenveen 1 20% 18% 14% 2 2 0% 10% 20% 30% 40% 50% Onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt In figuur 2.1b is te zien dat het onveiligheidsgevoel in de eigen buurt gemiddeld voor 19% bedraagt. Het s gemiddelde is 17%. In de wijken Binnenstad/De Hoven en is het onveiligheidsgevoel in de eigen buurt het hoogst met 3. In is het onveiligheidsgevoel het laagst (). Omgerekend naar het totaal aantal inwoners zegt van de Deventenaren zich vaak onveilig te voelen in de eigen buurt. Dit is gelijk aan het s gemiddelde. Strategische Ontwikkeling 9

Figuur 2.1b Onveiligheidsgevoelens in eigen buurt uitgesplitst naar wijk 3 19% 3 24% 14% 29% 1 1 Diepenveen 8% 19% 17% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 2.2 Onveilige plekken Aan degenen, die zich wel eens onveilig voelen, is gevraagd of zij zich wel eens onveilig voelen in bepaalde situaties. Uit onderstaande figuur 2.2 blijkt dat 49% van deze inwoners vooral plekken waar rondhangende groepen jongeren aanwezig zijn, als onveilig ervaren; landelijk is dit 4. Het eigen huis is door de bevolking met een aandeel van het minst vaak als onveilige plek genoemd, landelijk is dit. De meeste percentages onveilige plekken komen met elkaar overeen, behalve die voor het centrum. Hier geeft 3 van de inwoners van zich aan onveilig te voelen. In vergelijking met (2) is dit hoger. Figuur 2.2 Onveilige plekken naar situatie Rondhangende jongeren 49% Centrum Uitgaansgelegenheden Treinstation 28% 3 3 Openbaar vervoer 1 Winkelgebied in de buurt Eigen huis 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 10

2.3 Gepercipieerde slachtofferkans Bij de gepercipieerde slachtofferkans is de kans gemeten om slachtoffer te kunnen worden van woninginbraak, portemonneediefstal of mishandeling. In geeft van de inwoners aan dat zij de kans (heel) groot achten om slachtoffer te kunnen worden van woninginbraak, 4% van portemonneediefstal en van mishandeling. De percentages zijn vergelijkbaar met (zie tabel 2.3). Tabel 2.3: Gepercipieerde slachtofferkans: grote kans om slachtoffer te worden Gemeente Woninginbraak Portemonneediefstal 4% Mishandeling 2.4 Vermijdingsgedrag Gevraagd aan de bevolking of men bepaalde situaties vermijdt vanwege een gevoel van onveiligheid, wordt s avonds niet open doen door 8% van de inwoners genoemd. Niet op het gemak voelen alleen thuis wordt het minst genoemd (). Deze percentages zijn nagenoeg gelijk aan het gemiddelde van (zie figuur 2.4). Figuur 2.4 Vermijdingsgedrag naar situatie Niet open doen 8% Onveilig 's avonds op straat 4% Kinderen toegang bepaalde plekken verbieden Omlopen of omrijden Niet gemak alleen thuis 4% 4% 0% 10% 1 20% 2 2.5 Respectloos gedrag In de IVM is ook een vraag gesteld over respectloos gedrag, dat wil zeggen gedrag dat volgens de respondenten de grenzen van goed fatsoen overschrijdt. Aan de respondenten is gevraagd of ze persoonlijk door een aantal specifieke personen of instanties respectloos zijn behandeld. Antwoordmogelijkheden zijn komt vaak voor, komt soms voor, en komt nooit voor. De eerste twee antwoordcategorieën zijn gegroepeerd tot komt wel eens voor. Van de inwoners van geeft 30% aan wel eens door onbekenden op straat respectloos te zijn behandeld. Het minst ervaart men respectloos gedrag van personeel van overheidsinstanties en bekenden. De verschillen met zijn klein. Strategische Ontwikkeling 11

Figuur 2.5 Vormen van respectloos gedrag Onbekenden op straat 30% Personeel winkels 20% Onbekenden openbaar vervoer 17% Personeel overheidinstanties 1 Bekenden 8% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 12

3 Slachtofferschap en ondervonden delicten In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mate waarin inwoners zijn geconfronteerd met vormen van veel voorkomende criminaliteit. Het gaat hierbij om slachtofferschap van delicten, uitgedrukt als percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder, in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek, en ongeacht de plaats waar en het aantal malen dat dit is gebeurd (paragraaf 3.1). In paragraaf 3.2 wordt slachtofferschap uitgedrukt in het aantal ondervonden delicten. Dit geeft weer hoe vaak de bevolking met delicten is geconfronteerd. In paragraaf 3.3 wordt ingegaan op de mogelijke relatie tussen slachtoffer en dader, in paragraaf 3.4 op de plaats waar het voorval plaatsvond. 3.1 Persoonlijk slachtofferschap In deze paragraaf wordt een totaalbeeld geschetst van criminaliteit, voor zover inwoners in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek persoonlijk slachtoffer zijn geweest van een of meer delicten. Uit figuur 3.1 valt af te lezen dat 30% van de Deventenaren van 15 jaar en ouder eenmaal of vaker slachtoffer van een delict was. Uitgesplitst naar wijk scoren (48%) en (41%) het hoogst, (1) en Diepenveen (21%) het laagst. Gemiddeld is in 27% persoonlijk slachtofferschap gemeten. Figuur 3.1 Persoonlijk slachtofferschap naar wijk 3 27% 48% 3 30% 41% 27% Diepenveen 2 21% 1 27% 30% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 3.2 Ondervonden delicten totaal In tabel 3.1 zijn de ondervonden delicten uitgesplitst naar delictgroepen en -soorten. We zagen al dat 30% van de bevolking van eenmaal of vaker slachtoffer van een delict was. Uitgesplitst naar delictgroep is slachtofferschap van vandalisme het hoogst met 18%, gevolgd door vermogensdelicten (1) en geweldsdelicten (). De meest voorkomende delictsoort is beschadiging van de auto (1, : 9%). Met een aandeel van 8% zijn overige vernielingen/beschadigingen het op één na meest genoemde delict ( 7%). De overige delictsoorten scoren nagenoeg gelijk aan het s gemiddelde. In tabel 3.2 is de top 3 van delictgroepen weergegeven naar wijk. Hieruit blijkt dat in elk van de drie groepen het hoogste scoort. Bijlage 1 bevat een volledig beeld van elke delictgroep of -soort naar wijk. Strategische Ontwikkeling 13

Tabel 3.1: Ondervonden delicten uitgesplitst naar delictgroepen en delictsoorten Gemeente Slachtofferschap vandalismedelicten 18% 14% Beschadiging aan auto 1 9% Overige vernielingen/ beschadigingen 8% 7% Slachtofferschap vermogensdelicten 1 1 Fietsdiefstal 4% Overig diefstal 4% 4% (Poging tot) inbraak Zakkenrollerij Diefstal uit auto Autodiefstal 0% 0% Slachtofferschap geweldsdelicten Bedreiging 4% 4% Sexuele mishandeling 1% Mishandeling 1% 1% Tabel 3.2: Top 3 van delictgroepen naar wijk Positie Slachtofferschap vandalismedelicten Slachtofferschap vermogensdelicten Slachtofferschap geweldsdelicten 1 2 Rivierenwijk/Bergweide en 3 3 3.3 Bekendheid dader Aan slachtoffers van delicten is ook gevraagd welke relatie 4 zij tot de dader(s) hadden. In figuur 3.3 is te zien dat een buurtgenoot (9%) het meest genoemd wordt, gevolgd door andere bekende (). Iemand van werk () en (ex)partner en andere familie (1%) worden het minst genoemd. Figuur 3.3 Bekendheid dader Buurtgenoot 9% Andere bekende Iemand van werk (Ex)partner en andere familie 1% 0% 10% 1 20% 2 3.4 Plaats van het voorval algemeen Bij alle delictsoorten, behalve bij (poging tot) inbraak, is gevraagd waar het laatste voorval plaatsvond. Hierbij is een onderscheid gemaakt naar de eigen woonbuurt, elders in de eigen woongemeente of elders in. De categorieën onbekende locatie en in het buiten- 3 4 en staan gedeeld op de tweede plek met 8%. Er is ook onderscheid gemaakt naar delictgroepen en (mogelijke) bekendheid van de dader. De gevonden waarden zijn echter te klein om over te kunnen rapporteren. Strategische Ontwikkeling 14

land zijn erg klein en daarom niet vermeld. Het overgrote deel van de delicten speelt zich af in de eigen buurt (67%), elders in de gemeente geeft 21% aan en elders in zegt 11% van de slachtoffers. Deze percentages komen overeen met het landelijk gemiddelde. Figuur 3.4a Geografische locatie van het voorval Elders 11% Elders 1 Elders gemeente 21% Eigen buurt 67% Elders gemeente 21% Eigen buurt 64% Het percentage delict in eigen buurt komt het meest voor. Daarom zoomen we in hoe in de percentages van de verschillende wijken zich tot elkaar verhouden. Uit figuur 3.4b is af te lezen dat bewoners uit het meest in de eigen buurt slachtoffer waren van een delict (80%), gevolgd door Binnenstad/De Hoven met 78% en met 74%. Diepenveen (44%) en (4) werden het minst vaak genoemd. Figuur 3.4b Plaats van het delict in eigen buurt naar wijk Diepenveen 4 5 44% 5 78% 68% 80% 70% 70% 74% 67% 64% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 3.5 Plaats van het voorval ingezoomd Aan slachtoffers van zakkenrollerij, overige diefstal, overige vernielingen, geweldsdelicten en overige delicten is gevraagd naar een nadere aanduiding van de plaats van het delict. Figuur 3.5 laat zien dat het eigen huis met 3 de meest voorkomende plek is. Op straat zegt 21% van de slachtoffers, 1 noemt een café, bar of disco. Landelijk geeft 2 aan thuis slachtoffer te zijn geworden, 28% noemt op straat. Strategische Ontwikkeling 15

Figuur 3.5 Plaats van het voorval ingezoomd Thuis 3 Op straat 21% In een café, bar of disco Op werk Elders 1 11% 1 In de winkel 7% In de trein, metro, bus of tram In de auto Op het sportveld/ hal Op de trein-, metro-, bus- of tramhalte Op school In andere woning 1% 1% 1% 1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 16

4 Aangiftegedrag In dit hoofdstuk staan de wijze van melden van slachtofferschap en de meldingsbereidheid centraal. In paragraaf 4.1 komt aan bod op welke wijze inwoners contact opnemen met de politie. In paragraaf 4.2 wordt aandacht besteed aan de redenen waarom slachtoffers wel of geen aangifte doen van delicten. 4.1 Wijze van melden Inwoners kunnen op verschillende manieren contact opnemen met de politie om melding te maken van een misdrijf, bijvoorbeeld telefonisch of via Internet. Voor zover het laatste delict bij de politie gemeld is, is per soort delict aan de slachtoffers gevraagd naar de manier waarop dit gedaan is. Hierbij wordt verondersteld dat dit bij eventuele vorige delicten op dezelfde manier is gebeurd. In maken de meeste inwoners gebruik van het algemene nummer (0900-8844) of ze gaan langs het politiebureau (beide 30%). Via Internet wordt bijna een kwart van de meldingen gedaan. Landelijk wordt het algemene nummer minder gebeld en gaat men meer naar het politiebureau (zie figuur 4.1). Figuur 4.1 Wijze van melden Algemeen nummer Politiebureau 30% 30% Internet 24% Alarmnummer Anders en onbekend Agent op straat Ander nummer 4% 4% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 4.2 Motieven voor al dan niet melden/aangeven Er zijn verschillende beweegredenen waarom mensen wel of niet melding doen van ondervonden delicten. In figuur 4.2a is af te lezen dat ongeveer eenderde (3) van de inwoners een melding doet om verzekeringsredenen. Bijna een kwart (24%) vindt dat de politie dit moet weten. In vergelijking met zijn de grootste verschillen in percentages de redenen om verzekeringsredenen (landelijk 2) en om gestolen goederen terug te krijgen ( 1, landelijk 18%). Strategische Ontwikkeling 17

Figuur 4.2a Reden voor melding Om verzekeringsredenen 3 Vond dat politie dit moest weten 24% Dader gepakt moest worden 1 Om gestolen goederen terug te krijgen 1 Vond het mijn plicht Andere reden 1% 10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% In figuur 4.2b is af te lezen dat het was niet zo belangrijk met een aandeel van 31% de meest genoemde reden is om geen melding te maken bij de politie. Op de tweede plek volgt het helpt toch niets met 2. Gemiddeld wordt in het helpt toch niets het meest genoemd (3). Figuur 4.2b Reden voor niet-melding Het was niet zo belangrijk Helpt toch niets Dit is geen zaak voor de politie 2 2 31% Andere reden 10% Het is opgelost Dan volgen er misschien represailles 0% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 18

5 Contacten tussen politie en burgers In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de contacten met de politie. Inwoners hebben om verschillende redenen contact met de politie. Dit kan bijvoorbeeld om een delict te melden of aan te geven, maar ook vanwege verkeerszaken, hulpvragen en openbare orde- en veiligheidsproblemen. Eerst komt de omvang (in paragraaf 5.1) en aard (in paragraaf 5.2) van de politiecontacten aan de orde. Aangifte vanwege slachtofferschap van een delict is hierbij ook meegerekend, voor zover het gaat om het laatste contact. Aansluitend wordt in paragraaf 5.3 aandacht besteed aan de tevredenheid van de burgers over hun contact met de politie. Ten slotte wordt in paragraaf 5.4 ingegaan op de redenen waarom niet alle burgers tevreden zijn over hun politiecontacten. Het gaat hier uitsluitend om contacten met de politie in de eigen woongemeente. 5.1 Contact met de politie Uit figuur 5.1 blijkt dat 3 van de inwoners in in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek contact heeft gehad met de politie. Landelijk is dit 3. In Binnenstad/De Hoven (5) en (48%) hebben inwoners het meest contact gehad met de politie, in (2) en Diepenveen (27%) het minst. Figuur 5.1 Contact met de politie naar per wijk 5 28% 41% 48% Diepenveen 28% 31% 3 39% 27% 2 3 3 0% 20% 40% 60% 80% 100% 5.2 Aard van het contact Aan degenen, die contact hebben gehad met de politie, is gevraagd wat de reden was van het laatste contact. De contacten kunnen worden ingedeeld in drie groepen: handhaving door politie, aangifte of melding door burgers en andere contacten. Handhaving Bij handhaving gaat het initiatief uit van de politie. Het gaat daarbij om contacten in verband met bekeuringen, waarschuwingen en controle. In tabel 5.2a valt af te lezen dat bijna een kwart van de contacten in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek handhaving door de politie betrof. In het merendeel (17%) leidde het contact tot een bekeuring. Een waarschuwing (4%) of controle () komt minder vaak voor. De cijfers zijn nagenoeg gelijk aan het gemiddelde van Strategische Ontwikkeling 19

. In figuur 5.2a is het handhavingscontact naar wijk uitgesplitst. Hieruit blijkt dat in Diepenveen het handhavingscontact het grootst is geweest (34%), gevolgd door Colmschate- Noord (3) en (31%). In betrof opvallend genoeg slechts van de contacten met de politie handhavingscontact. Tabel 5.2a: Contact met politie handhaving Gemeente Handhaving 24% 2 Bekeuring 17% 1 Waarschuwing 4% 4% Controle door politie Figuur 5.2a Contact met politie handhaving naar wijk Diepenveen 2 2 19% 21% 28% 3 31% 34% 21% 24% 2 0% 20% 40% 60% 80% 100% Aangifte/ melding Bij aangifte of melding gaat het om contacten vanwege aangifte van eigen slachtofferschap van een delict, het melden van een verdachte situatie of het getuige zijn geweest van een misdrijf. Tabel 5.2b laat zien dat het contact met de politie voor ongeveer eenderde bestaat uit het doen van een aangifte of melding. Hierbij wordt het meest melding gedaan van een verdachte situatie (14%) of is er (ondertekend) aangifte gedaan (1). De percentages aangifte via internet (4%), oproep als getuige () en melding ongeval () zijn veel kleiner. De percentages zijn in vergelijking met het s gemiddelde nagenoeg gelijk. Tabel 5.2b: Contact met politie aangifte/ melding Gemeente Aangifte/ melding 34% 3 Melding verdachte situatie 14% 1 Aangifte met ondertekend document 1 1 Aangifte via internet 4% 4% Oproep als getuige Melding ongeval Strategische Ontwikkeling 20

In figuur 5.2b is het contact met de politie voor wat betreft het doen van een aangifte of melding weergegeven naar wijk. Hieruit blijkt dat in sprake was van de meeste contacten vanwege aangifte of melding (51%), gevolgd door (4). en Diepenveen laten de kleinste aandelen politiecontacten vanwege aangifte of melding zien. Figuur 5.2b Contact met politie aangifte/ melding naar wijk Diepenveen 38% 27% 3 3 28% 51% 2 37% 2 4 34% 3 0% 20% 40% 60% 80% 100% Andere contacten Van alle (laatste) contacten met de politie had 4 betrekking op andere contacten, dat wil zeggen anders dan die vanwege handhaving of aangifte en melding, in is dat 40%. In tabel 5.2c valt af te lezen dat van 1 het contact onbekend is. De deelcategorieën verloren/gevonden voorwerp vormt 9% van het andere contact. Hulpvraag en sociaal contact worden beide in 7% van de gevallen benoemd. De percentages zijn, behalve die van verloren/gevonden voorwerpen, nagenoeg gelijk aan de se gemiddeldes. Tabel 5.2c: Contact met politie andere contacten Gemeente Ander contact 4 40% Anders/ onbekend 1 1 Verloren/ gevonden voorwerp 9% Hulpvraag 7% Sociaal contact 7% Informatie en advies 4% Vergunningaanvraag 1% Klacht politieoptreden 1% 0% Voorlichting/ open dag 0% 1% Burgernet 0% 1% Melding feestje 0% 0% In figuur 5.2c is het contact met de politie andere contacten uitgesplitst naar wijk. Hieruit valt op te maken dat in men het meest ander contact heeft met de politie. Rivierenwijk/Bergweide volgt met 47%. Het minst ander contact met de politie hebben de inwoners uit (3) en (3). Strategische Ontwikkeling 21

Figuur 5.2c Contact met politie andere contacten naar wijk 40% 51% 4 47% 44% 44% 4 Diepenveen 3 3 40% 4 40% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 5.3 Tevredenheid over optreden politie Aan burgers, die contact hadden met de politie, is gevraagd naar hun tevredenheid over het politieoptreden bij het laatste contact. Uit figuur 5.3 blijkt dat 59% van de inwoners tevreden is over het politieoptreden. Het gemiddelde van is met 60% nagenoeg gelijk. Figuur 5.3 Tevredenheid/ ontevredenheid over optreden politie naar wijk* 6 1 50% 39% Diepenveen 6 6 61% 6 57% 48% 6 5 20% 2 2 11% 2 4 21% 27% 59% 60% 24% 2 0% 20% 40% 60% 80% 100% (zeer) tevreden niet tevreden/ niet ontevreden (zeer) ontevreden *De categorie weet niet is kleiner dan en daarom niet apart gerapporteerd Strategische Ontwikkeling 22

Uitgesplitst naar wijk is men het meest tevreden over het laatste politiecontact in Diepenveen (6), gevolgd door Binnenstad/De Hoven en Rivierenwijk/Bergweide (beide 6). Het meest ontevreden is men in (4) en (39%), het minst ontevreden in (11%). 5.4 Redenen voor ontevredenheid Aan de respondenten, die aangaven dat zij ontevreden of zeer ontevreden waren over het optreden van de politie (24%), is gevraagd naar hun redenen hiervoor. Deze redenen zijn in tabel 5.4 verwerkt. Ruim een kwart van de ontevreden respondenten vond dat de politie niets deed of in ieder geval te weinig. Ook vond men de politie onverschillig (21%) of dat deze niet efficiënt optrad (20%). In de categorie slachtofferschap geweldsdelicten vond een kwart dat de politie het probleem niet oploste en 20% ontving geen bericht over de afloop. Tabel 5.4: Redenen ontevredenheid optreden politie Gemeente Ontevredenheid optreden politie 24% 2 Beschikbaarheid Politie deed niets/ weinig 2 3 Politie was te laat 1 21% Politie kwam niet 10% 11% Optreden Politie was onverschillig 21% 2 Politie trad niet efficiënt op 20% 27% Politie gaf onvoldoende informatie 1 1 Politie kon niets doen 14% 1 Politie had onvoldoende tijd/ aandacht 1 20% Slachtofferschap geweldsdelicten Politie heeft probleem niet opgelost 2 29% Politie gaf geen bericht over afloop 20% 20% Strategische Ontwikkeling 23

6 Functioneren politie en gemeente In dit hoofdstuk staan de ervaringen van alle respondenten centraal, ongeacht of ze met de politie te maken hebben gehad. Allereerst komt het oordeel over het totale functioneren van de politie aan de orde. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op het oordeel over de beschikbaarheid en de zichtbaarheid van de politie in de buurt. Daarna volgt het functioneren en het optreden van de politie in de buurt. Ten slotte wordt in paragraaf 6.4 ingegaan op het oordeel over het functioneren van de gemeente ten aanzien van de leefbaarheid en veiligheid van de woonbuurt. 6.1 Functioneren van de politie Aan de inwoners van is gevraagd naar hun tevredenheid over het functioneren van de politie in de buurt. Uit figuur 6.1a blijkt dat 4 van de Deventenaren (zeer) tevreden is en 10% (zeer) ontevreden. In is het percentage (zeer) tevreden met 41% iets lager en het percentage (zeer) ontevreden met 1 iets hoger. Uitgesplitst naar wijk is men het meest (zeer) tevreden in Binnenstad/De Hoven (51%) en het minst (zeer) tevreden in (3). Het meest (zeer) ontevreden is men in (14%), het minst ontevreden in (). Figuur 6.1a Functioneren politie naar wijk* 51% 7% Diepenveen 3 38% 48% 4 44% 47% 39% 4 41% 1 14% 1 10% 10% 1 8% 4 41% 10% 1 0% 20% 40% 60% 80% 100% (zeer) tevreden neutraal (zeer) ontevreden weet niet *De categorie weet niet is groter dan en daarom apart gerapporteerd Aan de respondenten is ook een aantal stellingen voorgelegd over het functioneren van de politie in de buurt. In figuur 6.1b zijn de percentages eens met de stelling weergegeven. Het meest eens is men het met de stelling de politie neemt je serieus (41%), op de tweede plaats gevolgd door de politie reageert op problemen (3). De politie heeft contact met bewoners scoort het minst met 17%. Strategische Ontwikkeling 24

Figuur 6.1b Stellingen over het functioneren van de politie in de buurt De politie...neemt je serieus 41%...reageert op problemen...biedt bescherming...doet haar best...bekeurt te weinig 3 3 31% 27%...pakt zaken efficient aan...heeft contact met bewoners 18% 17% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 6.2 Beschikbaarheid van de politie Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre zij het eens of oneens zijn met een aantal uitspraken over de beschikbaarheid van de politie (zie figuur 6.2). Deze stellingen zijn negatief geformuleerd; hoe meer men het met een stelling eens is, hoe minder positief men dus denkt over de beschikbaarheid. Ruim de helft (5) van de inwoners van vindt dat men de politie te weinig ziet. Verder vindt 39% dat de politie te weinig uit de auto komt, op de derde plaats gevolgd door de politie is te weinig aanspreekbaar (3). De stelling de politie komt niet snel als men erom vraagt heeft met een aandeel van 1 de minste medestanders. Figuur 6.2 Stellingen over de beschikbaarheid van de politie in de buurt De politie......ziet men weinig 5...komt te weinig uit de auto...is te weinig aanspreekbaar 3 39%...heeft te weinig tijd...komt niet snel 1 2 0% 20% 40% 60% 80% 100% Strategische Ontwikkeling 25

6.3 Overige aspecten In is 54% van de inwoners het eens met de stelling dat de politie benaderbaar is. Eveneens 54% vindt dat de politie haar best doet als het erom gaat. De helft vindt daarnaast ook dat de politie er voor je is als het erom gaat. Het minst eens zijn Deventenaren het met de stelling dat de politie de criminaliteit met succes bestrijdt (zie figuur 6.3). Figuur 6.3 Overige stellingen over de politie in de buurt De politie is benaderbaar...doet haar best als het erom gaat is er voor je als het erom gaat 54% 54% 50% weet boeven te vangen wil contact met burger houdt rekening met samenleving informeert burger werkt goed samen met bewoners bestrijdt met succes criminaliteit 3 31% 27% 2 21% 1 0% 20% 40% 60% 80% 100% 6.4 Schaalscores functioneren van de politie Voor het functioneren van de politie zijn op basis van de antwoorden op diverse stellingen enkele schaalscores berekend. Hoe hoger deze scores, hoe tevredener men is over het optreden van de politie in de buurt. De schaalscore loopt van 0 tot 10. Tabel 6.4 is gerangschikt naar hoogste schaalscore. Alle schaalscores van scoren hoger dan het gemiddelde van. De schaalscore voor vertrouwen in de politie is het hoogst, gevolgd door communicatie tussen politie en burgers. De overige vier schaalscores behalen een onvoldoende en men waardeert de beschikbaarheid van de politie het laagst met een schaalscore van 4,5. Tabel 6.4: Schaalscores functioneren van de politie in de buurt Gemeente Vertrouwen in de politie 6,5 6,3 Communicatie politie burgers 5,7 5,6 Functioneren politie 5,4 5,2 Wederkerigheid politie burgers 5,3 5,2 Politie als crimefighter 5,2 5,1 Beschikbaarheid politie 4,5 4,3 6.5 Functioneren gemeente Aan de respondenten is verder gevraagd een oordeel te geven over het functioneren van de gemeente ten aanzien van de leefbaarheid en veiligheid in de woonbuurt. Figuur 6.5 laat zien dat bijna zes op de tien (58%) Deventenaren het eens zijn met de stelling dat de gemeente de buurt goed informeert over leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Daarnaast vindt 5 dat de gemeente de buurt betrekt bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Verder is Strategische Ontwikkeling 26

54% het eens met de stelling dat de gemeente aandacht heeft voor de verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Het minst eens is men het met de stelling dat de gemeente afspraken nakomt over de leefbaarheid en veiligheid in de buurt. Figuur 6.5 Functioneren gemeente enkele stellingen De gemeente... informeert betrekt buurt erbij heeft aandacht is bereikbaar voor klachten 58% 5 54% 48% reageert op klachten komt afspraken na 24% 30% 0% 20% 40% 60% 80% 100% De stellingen zijn met elkaar gecombineerd tot een schaalscore. Ook deze schaalscore loopt van 0 tot 10. Hiervoor geldt: hoe hoger deze waarde, hoe meer inwoners vinden dat de gemeente goed functioneert. De schaalscore bedraagt voor een 5,9, voor pakt dat met een 5,6 iets lager uit. Strategische Ontwikkeling 27

7 Preventiemaatregelen In dit hoofdstuk staat het preventiegedrag van burgers centraal. Burgers hebben een eigen verantwoordelijkheid in het voorkomen van slachtofferschap van criminaliteit. In paragraaf 7.1 komt aan de orde in hoeverre burgers thuis maatregelen (de zogenaamde technopreventie maatregelen) tegen woninginbraak treffen. In paragraaf 7.2 komen de sociopreventieve maatregelen aan de orde, in paragraaf 7.3 worden (gecombineerde) schaalscores weergegeven. Ten slotte gaat paragraaf 7.4 in op de beoordeling van de eigen woonomgeving. 7.1 Technopreventieve maatregelen Technopreventieve maatregelen zijn technische preventiemaatregelen, zoals het laten aanbrengen van een alarminstallatie. Uit tabel 7.1 blijkt dat buitenverlichting (8) en veiligheidssloten (7) de meest genomen maatregelen zijn. Het minst wordt gebruikt gemaakt van rolluiken (9%) en een alarminstallatie (10%). De percentages komen overeen met het s gemiddelde. Tabel 7.1: Technopreventieve maatregelen Gemeente Buitenverlichting 8 81% Veiligheidssloten 7 7 Alarminstallatie 10% 1 Rolluiken 9% 1 7.2 Sociopreventieve maatregelen Sociopreventieve maatregelen zijn preventiemaatregelen in de sfeer van het licht thuis laten branden of waardevolle spullen niet in de auto achterlaten. In tabel 7.2 is af te lezen dat de meest voorkomende sociopreventieve maatregel geen waardevolle spullen achterlaten in de auto is (74%). Het gebruik maken van een bewaakte fietsenstalling (50%), waardevolle spullen thuis laten (47%) en het licht thuis laten branden als men weg is (41%) scoren respectievelijk de 2 e, 3 e en 4 e plek. Op het gebruik maken van bewaakte fietsenstallingen na zijn de percentages nagenoeg gelijk aan de se. Tabel 7.2: Sociopreventieve maatregelen Gemeente Geen waardevolle spullen in de auto achterlaten 74% 7 Gebruik maken van de bewaakte stalling 50% 41% Waardevolle spullen thuis laten 47% 4 Het licht laten branden 41% 4 7.3 Preventie totaal Op basis van de gevraagde preventiemaatregelen zijn schaalscores berekend. Deze geven het gemiddelde aantal aanwezige of getroffen preventiemaatregelen aan. Dus hoe hoger deze scores, hoe meer maatregelen zijn genomen. De technopreventieve schaalscore is 1,7, de sociopreventieve schaalscore 2,1. De schaalscore preventie totaal is de optelsom van beide schaalscores en bedraagt 3,9. De scores liggen op of net onder het se gemiddelde. Tabel 7.3: Preventie totaal Gemeente Technopreventie 1,7 1,9 Socio-preventie 2,1 2,1 Preventie totaal 3,9 4,0 Strategische Ontwikkeling 28

7.4 Beoordeling veiligheid van de woonomgeving Bewoners konden in het onderzoek een rapportcijfer van 0 tot en met 10 geven voor de veiligheid in de eigen woonomgeving. Het rapportcijfer in bedraagt 6,9, en is gelijk aan het s gemiddelde. Kijkend naar de verschillende wijken is het cijfer het hoogst in Diepenveen (7,3) en het laagst in (6,0). Tabel 7.4 bevat een overzicht van de rapportcijfers voor alle wijken. Tabel 7.4: Rapportcijfer veiligheid eigen woonomgeving Gebieden Rapportcijfer Diepenveen 7,3 7,2 7,2 7,0 7,0 6,9 6,9 6,8 6,8 6,7 6,4 6,0 Strategische Ontwikkeling 29

8 Buurtproblemen In dit hoofdstuk gaat het om de door inwoners ervaren (perceptie van) problemen 5 in de buurt waar zij wonen. Er is aan de respondenten gevraagd of in hun eigen woonbuurt soorten dreiging en overlast vaak, soms of (bijna) nooit voorkomen. Er is gevraagd naar dreiging en sociale overlast (paragraaf 8.1), overlast van vermogensdelicten (paragraaf 8.2) en verkeersoverlast (paragraaf 8.3). Ook is gevraagd welke van deze problemen met voorrang zouden moeten worden aangepakt (paragraaf 8.4). 8.1 Dreiging en sociale overlast Vormen van dreigingen leveren een bijdrage aan onveiligheidsgevoelens van de bewoners. Daarnaast kunnen problemen voorkomen in de buurt in de vorm van sociale overlast. Hieronder in figuur 8.1 zijn verschillende vormen van dreiging en sociale overlast weergegeven. In heeft men het meest overlast van groepen jongeren (10%). Daarna volgt geluidsoverlast (behalve verkeer) met 9%. Straatroof wordt het minst als bedreigend ervaren. De percentages zijn over het algemeen gelijk aan die van, met uitzondering van overlast van groepen jongeren en jeugdcriminaliteit. Beide laatstgenoemde aspecten behalen in een iets kleiner aandeel dan in. In bijlage 2 zijn deze vormen van soorten dreiging en sociale overlast uitgesplitst naar wijk. Figuur 8.1 Soorten dreiging en sociale overlast Overlast groepen jongeren Geluidsoverlast (behalve verkeer) 9% 10% Dronken mensen op straat 7% Overlast omwonenden Drugsoverlast Bedreiging Vrouwen nagefloten Jeugdcriminaliteit Overlast horecagelegenheden Overlast zwervers/ daklozen Gewelddelicten Mensen op straat lastiggevallen Straatroof 1% 0% 10% 1 20% 2 8.2 Overlast van vermogensdelicten Aan de inwoners in is gevraagd of vermogensdelicten vaak voorkomen in hun buurt. Het betreft hier fietsendiefstal, diefstal uit auto s, autovandalisme (vernieling aan of diefstal vanaf auto s) en inbraak aan woningen. Vermogensdelicten kunnen in belangrijke mate bijdragen aan onveiligheidsgevoelens van de bewoners. In figuur 8.2 is af te lezen dat 10% aangeeft last te hebben van beschadiging of vernieling aan auto s. Het minst heeft men last van diefstal uit auto s (). De percentages zijn gelijk of iets lager in vergelijking met. In bijlage 3 zijn deze vormen van overlast uitgesplitst naar wijk. 5 Een verschil met hoofdstuk 3 dus waar gevraagd is naar ondervonden delicten. Strategische Ontwikkeling 30

Figuur 8.2 Vormen van overlast van vermogensdelicten Beschadiging of vernieling aan auto's 10% Fietsendiefstal 8% Inbraak in woningen Diefstal uit auto's 0% 10% 1 20% 2 8.3 Verkeersoverlast Figuur 8.3 geeft een beeld in hoeverre in overlast van verkeer als een probleem in de woonbuurt wordt ervaren. In is parkeeroverlast de meest gesignaleerde vorm van verkeersoverlast in de eigen woonbuurt; 3 geeft aan dat dit vaak voorkomt. Daarnaast vindt 31% te hard rijden een vaak voorkomend probleem. Geluidsoverlast (14%) en agressief verkeersgedrag (1) komen ook vaak voor. Opvallend is dat parkeeroverlast in aanzienlijk vaker genoemd wordt dan gemiddeld in. De overige percentages zijn nagenoeg gelijk. In bijlage 4 zijn de vormen van verkeersoverlast uitgesplitst naar wijk. Figuur 8.3 Vormen van verkeersoverlast Parkeeroverlast 3 Te hard rijden 31% Geluidsoverlast door verkeer 14% Agressief verkeersgedrag 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% 8.4 Belangrijkste problemen in de buurt eerste aanpakken Aan de hand van de problemen uit de vorige paragrafen is gevraagd welke twee buurtproblemen bewoners het meest direct aangepakt zouden willen zien. In figuur 8.4 is af te lezen dat de bevolking graag de overlast van te hard rijden en parkeren als eerste aangepakt zou willen zien. Ook geeft 2 aan geen enkel probleem met voorrang aan te pakken. De aanpak van overlast van jongeren is met 9% de eerste niet-verkeersgerelateerde vorm van overlast. Strategische Ontwikkeling 31

Figuur 8.4 Belangrijkste problemen in de buurt als eerste aanpakken* Te hard rijden Geen enkele Parkeeroverlast 20% 2 27% Overlast jongeren Geluidsoverlast verkeer Beschadiging auto Inbraak woning Aggressief verkeersgedrag 9% 7% *De problemen die minder dan behaalden zijn weggelaten. 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 32

9 Gemeentelijk Veiligheidsbeleid In de landelijke veiligheidsmonitor 2009 zijn voor twee vragen over het gemeentelijk veiligheidsbeleid opgenomen. Beide worden in dit slothoofdstuk behandeld. Aan de inwoners van is gevraagd welk cijfer zij de gemeente geven op het gebied van veiligheid. Het gemiddelde cijfer is een 6,6. Het hoogst is het rapportcijfer in Diepenveen (6,8) en het laagst in (6,2). Tabel 9.1: Rapportcijfer gemeentelijk veiligheidsbeleid Gebieden Rapportcijfer 6,6 6,5 6,4 6,2 6,6 6,5 6,6 6,6 Diepenveen 6,8 6,7 6,6 Daarnaast is aan de inwoners van gevraagd wat zij de drie belangrijkste zaken op het gebied van veiligheid vinden en waar de gemeente de meeste aandacht aan zou moeten besteden. Voor het beantwoorden van deze vraag kon uit elf zaken worden gekozen. In tabel 9.2 zijn per wijk de meest genoemde 1 e en 2 e prioriteit opgenomen. Gemiddeld genomen voor blijkt de aanpak van veelplegers als belangrijkste zaak te worden gezien, gevolgd door geweld op straat. Tabel 9.2: Prioriteit aanpakken zaken door gemeente naar wijk Wijk Meest genoemd als 1 e prioriteit Meest genoemd als 2 e prioriteit Overlast jeugd Geweld op straat Aanpak veelplegers Aanpak huiselijk geweld Aanpak veelplegers Geweld op straat Aanpak veelplegers Toezicht openbare ruimte Geweld op straat Overlast jeugd Geweld op straat Drugsoverlast Aanpak veelplegers Toezicht openbare ruimte Overlast jeugd Woninginbraken Diepenveen Aanpak veelplegers Geweld op straat Geweld op straat Geweld op straat Aanpak veelplegers Geweld op straat Strategische Ontwikkeling 33

Bijlage 1 Ondervonden delictgroepen Vandalisme Diepenveen 7% 9% 1 17% 1 1 1 2 28% 3 14% 18% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Vermogensdelicten Diepenveen 1 1 10% 14% 8% 10% 1 19% 21% 1 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 34

Geweldsdelicten Diepenveen 8% 8% 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 35

Bijlage 2 Dreiging en sociale overlast *= Geen vermelding vanwege te kleine aantallen respondenten. Overlast groepen jongeren Diepenveen * 8% 9% 11% 1 1 20% 20% 10% 1 0% 10% 1 20% 2 Andere vormen geluidsoverlast Diepenveen 7% 7% 7% 11% 9% 9% 10% 10% 1 9% 9% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 36

Dronken mensen op straat Diepenveen 10% 1 3 7% 7% 0% 10% 20% 30% 40% 50% Overlast omwonenden Diepenveen * 4% 9% 1 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 37

Drugsoverlast Diepenveen* 1% 1% 7% 1 14% 0% 10% 1 20% 2 Bedreiging Diepenveen* * 1% 8% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 38

Nagefloten op straat * Diepenveen* * 4% 7% 7% 0% 10% 1 20% 2 Jeugdcriminaliteit * Diepenveen* * 4% 4% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 39

Overlast door horecagelegenheden * * * * * Diepenveen* 4% 8% 0% 10% 1 20% 2 Geweldsdelicten * Diepenveen* 4% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 40

Mensen op straat lastig gevallen * Diepenveen* * 4% 4% 0% 10% 1 20% 2 Straatroof * * * * * * Diepenveen* * 4% 1% 1% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 41

Bijlage 3 Overlast van vermogensdelicten *= Geen vermelding vanwege te kleine aantallen respondenten. Beschadiging of vernieling aan auto's Diepenveen* 8% 10% 1 1 1 19% 20% 10% 10% 0% 10% 1 20% 2 Fietsendiefstal Diepenveen* * 7% 7% 4% 17% 17% 17% 8% 10% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 42

Inbraak in woningen * Diepenveen* 4% 11% 14% 1 7% 0% 10% 1 20% 2 Diefstal uit auto's * Diepenveen* * 4% 10% 8% 9% 7% 9% 0% 10% 1 20% 2 Strategische Ontwikkeling 43

Bijlage 4 Verkeersoverlast Parkeeroverlast Diepenveen 14% 2 2 29% 39% 4 44% 4 40% 24% 3 0% 10% 20% 30% 40% 50% Te hard rijden Diepenveen 19% 2 24% 3 41% 39% 29% 38% 3 3 31% 3 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 44

Geluidsoverlast door verkeer Diepenveen 1 1 17% 11% 19% 8% 1 8% 18% 2 14% 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% Agressief verkeersgedrag Diepenveen 4% 1 1 1 10% 10% 10% 18% 29% 1 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% Strategische Ontwikkeling 45