Samenvatting Economie Collectieve sector

Vergelijkbare documenten
6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

Economie Collectieve sector hoofdstuk 1,2,3 Hoofdstuk 1

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.

Samenvatting Economie Module 7 De Overheid

H1: Economie gaat over..

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Samenvatting Economie Jong & Oud

Deelvraag van hoofdstuk 1 = Hoe komen de verschillende inkomens tot stand?

Samenvatting Economie Inkomen, H. 1-4, 6, 7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, 12 en 13

4.1 Klaar met de opleiding

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7 Belasting en Sociale premies: Lust of Last?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Samenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten

De CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is daarmee een maatstaaf voor de inflatie.

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

7,1. Begrippenlijst door een scholier 2631 woorden 7 april keer beoordeeld

A. Collectieve lastendruk (overheidsinkomsten) = Belastingen en soc. Premies/Nationaal inkomen X 100%

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

6,9. Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 4

Overheid in ruime zin - centrale overheid + lagere overheden (provincies en gemeenten)

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

- De site voor samenvattingen

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

ALGEMENE ECONOMIE /04

Particuliere sector: Bedrijven en gezinnen. Deze sector streeft naar winst, bijvoorbeeld supermarkten, bakkers en kledingwinkels.

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

*nederland = verzorgingsstaat > veel geld naar sociale zekerheid (uitkeringen e.d)

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Schoolexamen 2005 Inkomen H1

5,9. Samenvatting door een scholier 2002 woorden 14 juni keer beoordeeld

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Deze specialisatie leidde niet alleen tot een hogere arbeidsproductiviteit, maar maakte ook ruil noodzakelijk.

Begrippenlijst Economie Hoofdstuk 7 en 8

Economie Elementaire economie 3 VWO

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Samenvatting Economie Leesbrief welvaart

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen

8,5. Samenvatting door Nienke 1188 woorden. 2 keer beoordeeld 6 mei Domein G: Risico en informatie. Informatie bij marktpartijen

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

De winkelier ontvangt dus meer btw dan dat hij betaald. Het verschil van 29,40 21,- = 8,40 draagt de winkelier af aan de belastingdienst.

Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3

7.5. Boekverslag door Een scholier 2475 woorden 19 januari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Levensloop

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

7,8. Samenvatting door een scholier 4316 woorden 26 mei keer beoordeeld INKOMEN. 1.1 Soorten inkomen.

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8

5.5. Boekverslag door D woorden 8 april keer beoordeeld. Samenvatting Economie Mod.7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting Economie Voor in GR: examen

Begrippenlijst Economie Inkomen

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Economische conjunctuur

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Lesbrief inkomen Hoofdstuk 1

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Eindexamen economie havo II

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 11

Eindexamen economie vwo II

Inkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5, Arbeidsmarkt

Ruilen over de tijd (havo)

Samenvatting Hoofdstuk 7 Welvaart, wie vaart er wel bij?

Transcriptie:

Samenvatting Economie Collectieve sector Samenvatting door een scholier 187 woorden 10 maart 2009 8,3 6 keer beoordeeld Vak Economie Belastinginkomsten. Je hebt twee soorten belastingen namelijk de directe en de indirecte belastingen: Directe: Wordt direct door de belastingbetaler aan de overheid betaald De belangrijkste is loon-en inkomstenbelasting die wordt automatisch op brutoloon ingehouden Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelastingen. Deze wordt verrekend met de vooraf betaalde loonbelasting. Bij uitkering wordt deze automatisch afgehouden. Ook betaal je over de spaarrekening, de aandelen, onroerend goed en inkomsten uit vermogen belasting. Overige belastingen: kansspelbelastingen,successierechten en vennootschapbelastingen. Indirecte: Dit zijn er heel veel enkele voorbeelden zijn: BTW, accijnzen, invoerrechten en milieuheffing. Kostprijsverhogende belasting De belangrijkste is belasting op de toegevoegde waarde. Dit wordt bijna over alle goederen en diensten betaald. Een voorbeeld is: btw. Daarbij is er nog extra inkomstenbelasting op bezine,alcohol en sigaretten. Deze heet Accijnsbelasting en heeft 2 doelen namelijk: 1)Overheidsinkomsten vergroten 2)Het gebruik van schadelijke producten afremmen. -Je hebt ook nog belastingen op milieu. Hierbij wordt er een belasting op schadelijke stoffen betaald. Met dit geld betaald met subsidies uit opbrengsten. Invoerrechten is belasting op ingevoerde producten. Ook heb je nog belasting voor als je een motorrijtuig gebruikt: motorrijtuigbelasting. Andere inkomsten voor de overheid. De winsten van staatsbedrijven zoals de Nederlandse aardoliemaatschappij en de Nederlandse bank. Mensen betalen voor diensten van de overheid. Die betalingen heten retributies. Hierbij is tegenprestatie bijvoorbeeld: Paspoort. Boetes Pagina 1 van 7

Uitgaven en bestedingen van de overheid. overdrachtsuitgaven Overheidsuitgaven overheidsinvesteringen overheidsbestedingen personele overheidsconsumptie overheidsconsumptie materiële overheidsconsumptie Begroting van de overheid Troonrede: Overzicht van de plannen van de regering voor het komende jaar. Rijksbegroting: Overzicht van verwachte uitgaven en inkomsten van de overheid. Miljoenennota: Toelichting op de begroting. Het financieringstekort kan kleiner worden door belastingmeevallers. Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten van de overheid zijn dan is er een begrotingstekort. Dan moet de overheid geld lenen hierdoor neemt de staatschild toe. De rijksoverheid in Nederland leent geld meestal door staatsobligaties. Staatobligaties bieden een gunstige rente voor een aantal jaar en zekerheid van ontvangst. De overheid moet elk jaar rente over die staatsobligaties betalen hoe meer leningen hoe meer kosten, hoe grote de staatschuld. Het Begrotingsbeleid Nadelen van een hoog financieringstekort: de overheid moet veel geld lenen en over die leningen moet overheid elk jaar veel rente te betalen. Daarom vormen rentelasten nu een vrij grote uitgavenpost op de begroting. Dat geld kan niet aan andere zaken als onderwijs, zorg of milieubeleid uitgegeven worden. Een ander nadeel is dat een hoog financieringstekort de rente stand kan opdrijven. Dat maakt lenen duurder dus word er minder geld geleend door bedrijven en consumenten zo word er minder geïnvesteerd door bedrijven. Slecht met de economie Nationaal inkomen lager Bedrijven maken minder winst Faillissementen komen meer voor Werkeloosheid omhoog > Belastinginkomen omlaag Uitgaven aan uitkeringen omhoog Financieringstekort omhoog Inkomensverdeling Personele inkomen is de verdeling van het inkomen over personen of gezinnen De overheid beinvloedt dit door: 1)Het bepalen van wettelijk minimumloon:garandeert de werknemers een minimumloon. 2)Verklaart CAO-Afspraken algemeen verbindend. 3)Gebruik maken van loonmaatregel:je moet je aan de richtlijnen van de overheid houden met betrekking tot loonstijgingen en andere arbeidersvoorwaarden(noodmaatregel). 4)De overheid heeft invloedt op alle vrije beroepen en ambtenaren omdat zij zelf werkgever is. )Belastingheffing. 6)Sociale premie heffing. Pagina 2 van 7

7)Sociale uitkeringen. 1 t/m 4: Primair inkomen t/m 7: Secundair inkomen Secundair inkomen: inkomen na herverdeling door de overheid en de sociale fondsen. Progressief belastingstelsel Nivelleren: Het in verhouding kleiner maken van de inkomensverschillen Denivelleren: De inkomensverschillen relatief groter maken. 3 Soorten belastingstelsels: 1) Progressief: Iemand moet een hoger percentage belasting betalen als het inkomen hoger is: draagkracht beginsel. 2)Proportioneel: Hetzelfde tarief aan belasting over het inkomen. 3) Degressief: Als het inkomen stijgt dan daalt de belasting. De 3 boxen Box 1: Hieronder vallen de inkomensheffing op werk en woning. -Op loon voor werknemers, winst voor zelfstandigen,pensioenen en uitkeringen. -Maandelijkse loonheffing, voortrekking op inkomstenheffing bestaat beide uit belastingen en premies(volksverzekeringen) Aftrekposten: Rente die je betaald over de hypotheek van je 1ste huis. Een deel van reiskosten die je maakt naar je werk. Bepaalde kosten voor studie. Giften aan goede doelen. De kosten voor kinderopvang 3 Schijven: Hoe hoger je inkomen hoe hoger positie in de schijven. Per schijf ga je steeds meer betalen. Het gaat hier dan om het Belastbaarinkomen. Als je belastbaarinkomen bijvoorbeeld 46000 is dan betaal je over de eerst 17046 34.1% belasting over de daarop volgende 138 moet je 41.4% belasting betalen. Over de overgebleven 1369 moet 42% belasting betaald worden. In totaal heb je dan 1790 aan belasting en premies betaald. Belastbaarinkomen:Bruto inkomen-aftrekposten. Netto inkomen:bruto inkomen-inkomensheffing. Marginaal tarief: Het hoogste tarief dat geldt voor een bepaald inkomen. Gemiddelde tarief: Werkpercentage van het brutoinkomen dat iemand moet afdragen aan arbeidersinkomensheffing. Box 2 Hier wordt de winst belast van de aandeelhouders die meer dan % van de aandelen van een nv en bv hebben. Over het dividend wordt 1% belasting geheven Box 3 Pagina 3 van 7

Hier zitten de inkomens die voortvloeien uit sparen en beleggen zoals: Rente,dividend en huur. Hierbij is er sprake van dividend als je minder dan % van de aandelen hebt.deze heffing noemt men de vermogensrendementsheffing, fiscus krijgt niet hele bedrag. Geschiedenis van de sociale zekerheid 19e eeuw: lonen van de arbeiders waren laag, er waren ook geen cao s werknemers konden doen wat ze wilde, maar vanaf de 2de helft van de vorige eeuw kwam daar verandering in. 1847: 1ste sociale wetgeving, kinderwetje van: van Houten. Na wereldoorlog II bouwt de overheid een verzorgingsstaat op. Sociale wetgeving: scherpe kantjes van vrije markt weg. VS: de rol van de overheid is veel kleiner vrije markt is er met inkomensverschillen groter dan in Nederland. Verzorgingsstaat: voor elke burger een bestaansminimum verzekeren om ervoor te zorgen dat burgers toegang hebben tot onderwijs en ziekenzorg. Verplicht of vrijwillig Iedere werkgever is verplicht verzekerd te zijn tegen arbeidsongeschiktheid en werkeloosheid. Vrijwillig, voorbeeld: reisverzekering. Premie: Gelijk ondanks risico. Inkomen hoger Premie hoger VS heeft alles vrijwillig hierdoor ontstaan veel problemen Verplicht: Solidariteit speelt een rol, niet gekeken naar risico en zorgt ervoor dat er bescherming is en het is betaalbaar. Werkgevers betalen meer premie doordat mensen onverantwoordelijk zijn. Door meer premie te betalen hoopt men dat het aantal zieken afneemt. Sociale zekerheid: Hoe wordt het geregeld? 1) Werknemersverzekeringen: alleen voor werknemers deze worden betaald door de sociale premies. Je hebt verschillende soorten verzekeringen voor werknemers namelijk: Werkeloosheidswet(WW). -vangt inkomensverlies op. -laatste 36 weken,26 gewerkt. -zelf ontslag > geen WW. -70% van laatst verdiende loon. Ziektewet(ZW). -opvang inkomensverlies. -minimaal 2 jaar betaald door werknemer, 70% van het loon. De wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen(wia). -na 2 jaar ZW. -bv: arbeidsongeschikt worden. Zorgverzekeringswet(ZVW). -vanaf 18: verzekeren tegen basisziektekosten. Pagina 4 van 7

2) Volksverzekeringen: voor iedereen worden betaald uit de premies voor volksverzekeringen. Dan heb je ook nog wat verzekeringen die voor iedere Nederlandse burger zijn namelijk: Algemene ouderdomswet(aow). -voor inkomensverlies. -je betaald premies. -vanaf 6 recht op. -aanvullend pensioen. Algemene nabestaandewet(anw). -inkomenverlies opvangen. Algemene kinderbijslagwet(akw). Algemene wet bijzondere ziektekosten(awbz) Sociale voorzieningen Deze worden betaald met belastinginkomsten. Belangrijkste: Wet werk bijstand > als je voor niets anders in aanmerking komt. WAJONG: Wet arbeid ongeschiktheid voorziening jonggehandicapten. Waardevaste uitkering: Om koopkracht verlies te vermijden zijn de uitkeringen te koppelen aan de hoogte van de prijsstijgingen. Welvaartsvaste uitkering: Uitkering die gekoppeld is aan stijging CAO lonen. Kosten van de sociale zekerheid Iedereen met een inkomen betaald belastingen en sociale premies voor volksverzekeringen. Dit noemen we de collectieve lasten. Loonkosten Premieswerkgever - Brutoloon Loonheffing Premies volksverzekeringen - Nettoloon Wig: Loonkosten - Nettoloon Groter beroep op de sociale voorzieningen verhoudingen tussen inactieve en actieve (I/A Ratio) verslechterd relatief meer mensen die werken dan mensen met uitkering meer belasting + premies Netto loon omlaag koopkracht actieve omlaag looneisen omhoog prijzen omhoog concurrentiepositie omlaag export omlaag werkloosheid omhoog. Iedereen aan het werk. Stelsel van sociale zekerheid is te duur. Uitgaven terug te dringen door: -Uitkeringen te verlagen. -Het aantal mensen dat er beroep op doet verminderen. -Regelingen privatiseren. De belangrijkste redenen om te privatiseren zijn: Pagina van 7

verlagen collectieve uitgaven. particulieren kunnen goedkoper produceren. mensen nu veel mondiger en zelfstandiger. Vergrijzing: oorzak stijgende wig, dit komt door omslagstelsel, er zou een spaarfonds moeten komen. Meer mensen moeten gaan werken: 1)Aantrekkelijk maken te werken verschil loon en uitkering groter maken. 2)Al aangeboden mensen te laten werken. Het markmechanisme. De vormen van invloed: 1) -Vrije spel van vraag en aanbod bepaald wat,waar en door wie er geproduceerd wordt. -Prijzen spelen een belangrijke rol informatie op grond waarvan productie en consumptie beslissingen genomen worden. Vraag omhoog prijs omhoog winst omhoog productie omhoog aanbod omhoog prijs omlaag = evenwicht op de markt. 2) Arbeidsmarkt: -prijs = loon -werkeloosheid aanbod omhoog = neerwaartse druk op lonen meer mensen dus vraag omhoog = evenwicht. 3) Manier van produceren: Door de hoge landen wordt het voor bedrijven gunstiger op kapitaalintensiever te worden of het trekken naar lage loonlanden. Vrijemarkteconomie: economie via prijsmechanisme. rol van overheid is klein, alleen zaken zoals : bestuur,rechtspraak,defensie en milieubeleid. productie = indirect. het nadeel is weinig kansen laagopgeleiden. hard werken + initiatief wordt beloond. inkomensverschillen groot bij ons door belasting laag. Planeconomie: overheid bepaalt alles. Het budgetmechanisme. De productie wordt geregeld door de overheid. Begroting waarin wordt vastgesteld wat, waar en door wie er geproduceerd wordt: heffen van belastingen. Planeconomie: economie met budgetmechanisme. Nu Noord-Korea + Cuba > Alles door de staat voor alles een guota + officieel geen werkeloosheid. Lokt corruptie uit > zwarte markt > niet veel in zit want lonen. Meeste zijn vervangen maar beste is vrijemarkt met duidelijke regels. Een gemengde economie. Een vrijemarkteconomie met veel overheidsinvloed: gemengde economie bedrijven bepalen zelf hoe of wat, er worden voorwaarden gestrekt door de overheid. Nadelen: geen rekening met negatieve externe effecten Pagina 6 van 7

grote onaanvaardbare inkomenschillen. slechte woonomstandigheden etc. Er zijn dus beschermregels en gaat monopolievorming/kartelvorming tegen en geeft subsidies. En grijpt in voor concurrentie door nma. Nadelen hiervan: minder prikkels om initiatieven te ontplooien. Voordeel: blijven producten beschikbaar gelijkmatige verdeeldheid welvaart. Economische politiek. 3 overheidsfuncties: 1) Toedelings/allocatiefunctie = omvang en de samenstelling van de productiebeinvloed = om ervoor te zorgen dat milieu aangetast wordt etc = d.m.v technische vernieuwen te stimuleren en streven naar duurzame groei. 2) Stabilisatiefunctie = de overheid de groei van de productie wil stabiliseren zonder heftige schaven of arbeidsonrust = conjunctuurschommelingen = veel onzekerheid zonder ingrijp (geen risico s durven nemen) = willen graag zekerheid. 3) Herverdelingsfunctie = beinvloeden van inkomensverdeling = als er te lage zijn kan tweedeling ontstaan = negatief = onrechtwaardig en algemene daling van de welvaart. doelen : Evenwichtige arbeidsmarkt = streven naar volledige werkgelegenheid actief conjunctuur beleid en beinvloeden van de bestedingen Prijsstabiliteit = bepalen van de inflatie in verband met concurrentiepositie Rechtvaardige inkomensverdeling = gelijker maken door progressieve belastingheffing en sociale uitkering en subsidies. Evenwichtige betalingsbalans: import = export Evenwichtige groei = beinvloedt productie Pagina 7 van 7