Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving met de loep op Lancashire

Vergelijkbare documenten
6, een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 1421 woorden 21 maart keer beoordeeld. Geschiedenis

Het ontstaan van de Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Katoen en Samenleving (Met de loep op Lancashire)

GESCHIEDENIS: KATOEN EN SAMENLEVING MET DE LOEP OP LANCASHIRE.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1, 4, 5 en 6 (Lancashire)

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

1 Een industriële revolutie

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

6,1. Begrippenlijst door een scholier 2487 woorden 2 februari keer beoordeeld. Geschiedenis

6.8. Samenvatting door een scholier 3634 woorden 30 januari keer beoordeeld. Geschiedenis

4, Waar ligt Lancashire? 1.2 Waarom deze ontwikkelingen nu juist in Engeland? Samenvatting door een scholier 2904 woorden 5 mei 2005

-5 $ -5 $ +5 $ -5 $ Loonsverhoging: De werknemers in jouw fabriek zijn blij omdat ze loonsverhoging krijgen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Samenvatting Geschiedenis Lancashire: Katoen en Samenleving

Lancashire Hoofdstuk 1, Paragraaf 1: Een industriële revolutie

7,4. Begrippenlijst door een scholier 1768 woorden 22 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. De Studiegids Met de loep op Lancashire

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Met de loep op Lancashire (Examen 2004)

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

heel veel was er nodig.

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Examenstof katoen en samenleving

Industrialisatie bevorderd door de groei van de bevolking en door technologische ontwikkelingen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Een trage revolutie

Samenvatting door een scholier 2718 woorden 28 februari keer beoordeeld. Geschiedenis. Samenvatting stofomschrijving

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Tijd van burgers en stoommachines De Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

7,6. Samenvatting door een scholier 6644 woorden 21 april keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Met de Loep op Lancashire

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

Taakkaart 3 De ontdekking van de stoommachine: de industriële revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Samenvatting Geschiedenis H3

Historisch-geografisch kader: De industrialisatie begint in Engeland

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3, paragraaf 1, 2, 3, 4, 8 en 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 t/m 4 (Met de loep op Lancashire, katoen en samenleving)

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

7,1. 1,1 een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 8048 woorden 30 mei keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het afschaffen van de kinderarbeid in Nederland?

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Na 1750 groeide de productie van katoen. Katoen was soepeler,kon goed worden gedragen&gewassen.,

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

UIT arbeidsdeling

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Agrarisch stedelijke samenleving

Samenvatting Geschiedenis Industriele revolutie

7,5. Samenvatting door Lisette 1239 woorden 18 april keer beoordeeld. Geschiedenis. Russische Revolutie

Samenvatting Maatschappijleer Paragraaf 1 t/m 6

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

-Examen HAVO. geschiedenis

Marx, Engels en de Industriële Revolutie

7, De agrarisch stedelijke samenleving. Samenvatting door een scholier 3747 woorden 4 maart keer beoordeeld.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Werkstuk Maatschappijleer Kinderarbeid

Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Eindexamen geschiedenis havo 2004-II

De industriële samenleving in Nederland. Hoofdstuk 3. Van stoommachine tot robot. indus_samenleving_2007_2009_vragen.doc

Economie: Malthusiaanse catastrofe

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

4,3. Werkstuk door een scholier 2417 woorden 3 november keer beoordeeld. Aardrijkskunde. 1. Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling?

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

Thema s/onderwerpen centraal examen geschiedenis. vwo/havo 2004 (oude en nieuwe stijl)

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Week 8. Economie in de 18e eeuw Cursus vroegmoderne tijd

Samenvatting Geschiedenis Weten en kennen: Een trage revolutie

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Werkstuk Geschiedenis De stoommachine

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

!"#$%&'&(%)*#+&,-#./##

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8, Op Stoom!

1 De economische ontwikkeling van Nederland in de 19-de eeuw

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Samenvatting Geschiedenis Samenvatting Hoofdstuk 2

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie H 6

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

UIT de arbeidsmarkt

Project lj1 Adaptability

Project lj1 Adaptability

Project lj1 Adaptability

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Transcriptie:

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving 1750-1850 met de loep op Lancashire Samenvatting door een scholier 3714 woorden 29 januari 2005 7,2 20 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Samenvatting examenkatern katoen en samenleving 1750-1850, met de loep op Lancashire 1.1: Een industriële revolutie - Voor luxueuze spullen werd nog lang aan handwerk gedaan (kleinschalig) - Agrarische revolutie: hoger niveau landbouwproductieàsteeds minder mensen kunnen meer monden voedenà veel onnodige arbeiders in de landbouw - Door de industriële revolutie was er een snelle en voortdurende groei mogelijk van voedsel, waardoor door het voedsel niet veel bestaanscrisissen kwamen. Een bevolkingsgroei zwengelde de economie nu juist aan. - Onder invloed van de industrialisatie maakte de landbouweconomie plaats voor een markteconomie. De binnenlandse handel steeg en de internationale handel ook. De koloniën werden erg belangrijk (bv India, Pakistan voor ruwe katoen in te voeren en later weer af te zetten) - De industriële samenleving werd een klassensamenleving, waarin de conflicten voor een belangrijk deel draaiden om de economische posities in de maatschappij (arbeiders gingen zich verbonden voelen door gemeenschappelijke belangen tegenover werkgevers) 1.2: Voorwaarden voor revolutie - Engeland had een groot aantal voordelen waardoor juist hier de industriële revolutie op gang kwam: 1. het was een eiland (geen oorlogen) 2. er was een goede binnenlandse/buitenlandse handel door rivieren, kustlijn en havens 3. er was al een commercialisering van de Britse landbouw (terugdringen van open-field-systeem door veel enclosures) 4. door de Bill of Rights kwam de macht in handen van de grootgrondbezitters, welvarende boeren en rijke burgers (die zorgen voor o.a. de enclosures) 5. in 1782 werd de stoompomp (John Newcomen) omgezet in de stoommachine (James Watt) Door de draaiende beweging kwamen er veel meer mogelijkheden, vooral in de industrie. - In de 18e eeuw werd Engeland de grootste koloniale mogendheid en de machtigste Europese handelsnatie in Azië en Amerika. Engeland beheerste de wereldzeeën. - Het open-field-systeem werkt vernieuwingen tegen omdat de boer nauwelijks kan experimenteren met Pagina 1 van 9

betere landbouwmethoden (was niet rendabel en kan vaak mislukken). - De Bill of Rights werd in 1688 door de koning getekend onder druk van opstandige edelen. De koning moest voortaan de macht delen met het parlement. - Er kwam een tekort aan hout, en daardoor kwam de alternatieve brandstof kolen. - In de tweede helft van de 18e eeuw was er in Engeland een goed ondernemersklimaat ontstaan: veel goedkope arbeid, voldoende voedsel, in de landbouw en overzeese handel werd veel kapitaal vergaard en er waren grote voorraden steenkool en ijzererts, en er waren belangrijke uitvindingen geweest. 1.3: Lancashire rond 1750 - Lancashire ligt aan de Ierse zee. Veel rivieren zijn rond 1750 slecht bevaarbaar door het snel stromende water. Pas met de komst van de stoomwals (rond 1860) werden wegen goed begaanbaar. De bevolking groeide in Lancashire sneller dan in de rest van Engeland. - Manchester was een stad van textielhandel- en nijverheid (hier zaten de grootste kooplieden) Liverpool was een op het westen gerichte havenstad (gehandeld met Ierland, Noord-Amerika, Afrika voor slaven en het Caribisch gebied voor koloniale producten) Londen was het centrum van nationale en internationale handel. - Door de enclosures moesten keuterboertjes hun bestaan op een andere manier zien aan te vullen. De textielnijverheid bood de beste mogelijkheden. In Engeland werd veel wol geproduceerd en Lancashire legde zich vooral toe op linnen en bombazijn - Eerst was werken in de huisnijverheid vooral een bijverdienste, maar er gingen steeds meer mensen het hele jaar in de textiel werken (via het putting-out-systeem). - Veel grote handelaren traden ook op als bankier (ze bezaten veel kapitaal en konden er dus ook mee speculeren). Vertouwen speelde een grote rol omdat er geen reguliere banken waren. 1.4: Klaar voor de start - De katoennijverheid kwam vooral in Lancashire op gang omdat: 1. er was een uiterst vochtig klimaat, dus het was van nature geschikt voor katoennijverheid 2. vóór katoen was Lancashire al gespecialiseerd in linnen (hadden kennis+vaardigheid) 3. de katoennijverheid werd hier niet gehinderd door beperkende regels als de Calico Act 4. er was een resevoir aan goedkope arbeidskrachten door een grote bevolkingsgroei. 5. De nabijheid van steenkoolmijnen. - De Calico Act stimuleerde de bombazijnproductie. Aanvankelijk kwam de ruwe katoen vooral uit de Levant, later meer uit katoenplantages in Brazilië en het Caribische gebied. - De katoenindustrie in Lancashire profiteerde van de groei van de haven van Liverpool. - De vraag naar katoen nam steeds meer toe omdat: 1. katoen biedt ongekend veel mogelijkheden (patroontjes, ventileren, wassen enz) 2. de Britse bevolking groeide en Engeland beheerste de wereldhandel 3. Katoenindustrie profiteerde van de vele uitvindingen in de 18e eeuw (door nieuwe machines kon de productie enorm stijgen). - De Calico Act was tot stand gekomen omdat katoenen stoffen snel populair werden en een bedreiging gingen vormen voor de Engelse wolnijverheid In 1721 kwam er een katoenverbod. In 1774 wordt de Calico Act ingetrokken onder druk van handelaren. Pagina 2 van 9

2.1: De revolutie in het spinnen - De katoenproductie bleef na 1770 steeds meer groeien. Dit kwam doordat: 1. Er werd steeds meer arbeid ingezet (enorme bevolkingsgroei, minder landarbeiders) 2. Er was een toename van de arbeidstijd 3. Stijging van de productiviteit door 4 uitvindingen - De 4 uitvindingen in de textielnijverheid waren: 1. de schietspoel (1730, John Kay). Weven ging 2x zo snel en dus waren meer spinsters nodig. Er zou een beloning komen voor uitvindingen die het spinnen zouden versnellen. 2. Spinning Jenny (1764, James Hargreaves). Werd met de hand aangedreven, maar kon 16 en soms 130 draden tegelijk spinnen. Maar de zo gesponnen katoendraad was wel breekbaar 3. Waterframe (1769, Richard Arkwright). Met waterkracht aangedreven en leverde een ruwe, sterke draad op. 4. Mule (1779, Samual Crompton), combinatie van de jenny en het frame (het zorgde voor een fijne, maar sterke draad) - Deze uitvindingen werden in de huisnijverheid gebruikt, maar ook in kleine fabrieksgebouwtjes. Met de komst van de stoommachine trok de katoennijverheid naar de stad en zette de schaalvergroting in. 2.2: Ondergang van de thuiswever (1800-1850) - In 1787 werd het eerste stoomweefgetouw uitgevonden, maar deze was door vele kleine fouten niet rendabel. Ook werden fabrieken met deze machine in brand gezet door wevers die bang waren hun werk te verliezen. In 1802 kwam er een rendabele stoommachine, maar tot zeker 1840 bleven de handwevers in de meerderheid. In de spinnerij had de stoommachine het toen allang gewonnen van waterkracht. De industrie was hierdoor naar de stad getrokken. - Het aantal handwevers bleef tot 1835 constant, terwijl de huisindustrie wel terrein verloor omdat: 1. er was een grote weerstand tegen mechanisering. De wevers gebruikten veel geweld. 2. de stoommachines vertoonden ook zulke grote tekortkomingen dat er veel toezicht nodig was om te voorkomen dat ze vastliepen, en voor de fijnere weefsels waren ze ongeschikt. Pas rond 1830 waren veel fouten gecorrigeerd. 3. Het bood ondernemers voordelen (goedkoop arbeid i.p.v. gewaagde dure inversteringen) - Vanaf 1800 kon bleken sneller gaan door chemisch bleekpoeder en stoommachines. Ook verven en naaien werd gemechaniseerd. 2.3: De vraag blijft groeien - De vraag naar katoen groeide vooral omdat de verhouding prijs-kwaliteit zo verbeterde. Met de spinmachine begon een langdurige sterke prijsdaling en tegelijk een kwaliteitsverbetering. Ook bleef de bevolking groeien (en iedereen heeft bv kleren nodig). - Het dalen van de prijzen kwam vooral door de cotton gin (vezels kunnen heel snel worden schoongemaakt, dus de productie schoot omhoog en slaven werden bij katoenplantages ingezet). Ook het stoomweefgetouw werd geperfectioneerd (productiestijging en lagere prijs). Ook de confectie-industrie zorgde voor een verdere prijsdaling. - De productie bleef na 1790 vooral stijgen door de overzeese handel (uitvoer van katoen nam sterk toe. Wol was niet het belangrijkste meer). De buitenlandse markt was wel onzeker, omdat de export werd Pagina 3 van 9

beïnvloed door bv oorlogen. Azië werd rond 1890 de grootste exportmarkt voor Engeland (vooral China en India). Intussen verloor Engeland langzaam maar zeker haar terrein voor katoenindustrie op de wereldmarkt (o.a. door Noord-Amerika en Europa) - het verval van Engeland als exporterende katoenproducent na 1850 komt volgens sommige historici door falend ondernemerschap, anderen zien het als onvermijdelijk gevolg van de toegenomen concurrentie 2.4: van koopman-fabrikant naar handelsbank - Doordat de katoenproductie zich verplaatste naar de fabrieken, kwam rond 1790 een nieuw soort ondernemer op: de koopman-fabrikant. (handelaar en producent tegelijk). Sommigen waren ook nog transporteur, machinefabrikant en financier van klanten en leveranciers. - Liverpool en Manchester werden volgebouwd met pakhuizen. Er werden grote voorraden aangehouden, om de prijzen op de onzekere markten te beheersen. Maar hun kapitaal schoot vaak tekort (o.a. door oorlogen). Veel gingen failliet. - De katoenhandel werd binnen de zakengemeenschap van Lancashire een specialisme, en binnen dit specialisme waren weer specialisaties. - In de handel waren de communicatielijnen lang en traag. De handelaren probeerden de problemen te beheersen door filialen overzee te openen, die ze vaak lieten leiden door familieleden. - Het nationale en internationale punt van kooplieden en fabrikanten was de in 1804 gestichte katoenbeurs van Manchester (er werden prijzen vastgesteld en contracten getekend). -Vooral in de 1830 s trokken buitenlandse ondernemers naar Manchester. - Handelsbanken hadden een machtige positie, maar zelfs voor de grootste banken bleven de risico's van buitenlandse handel groot. 3.1: Het platteland van Lancashire: Bolton - Vanaf de 1830 s groeide het besef dat de toestand in de arbeiderswijken verbeterd moest worden. Dit was van de rijken o.a. uit eigenbelang en filantropische overwegingen (= arbeiders goed behandelen zodat ze niet bij je weglopen). Textielondernemers Gardner en Bazly waren in 1834 al begonnen met de bouw van het fabrieksdorp Barrow Bridge rondom een paar grote fabrieken. Het gold als een modeldorp. - Vooral na 1770 kwam de urbanisatie op gang. De bevolking groeide vooral door de toestroom van wevers. Belangrijk voor de opkomende industriestadjes was dat er na 1750 een uitgebreid netwerk van kanalen werd gegraven (producten aan- en afvoeren). Na 1820 schakelden steeds meer bedrijven over van waterkracht naar stoom. - Bolton werd een van de eerste steden met gasverlichting op straat, en er werd een van de eerste spoorlijnen van de wereld geopend. Vanaf 1830 groeide het spoornetwerk razendsnel. Het vergemakkelijkte de afzet van katoenen producten en de handelscontacten met Manchester, Liverpool en Londen nog meer dan de kanalen al hadden gedaan. Bolton kreeg in deze jaren ook een machinebouwindustrie, maar de katoenindustrie bleef het belangrijkst. - Een crisis in de katoenindustrie zorgde in de periode 1835-1840 voor massale werkloosheid. Ook kregen de wevers het toen zwaar door de opkomst van het stoomweefgetouw. Door de concurrentie kwamen er steeds lagere lonen. Werklozen gingen plunderen, vernielden machines bezetten gebouwen enz. Dit was zeker een reden dar de lokale en internationale politici maatregelen gingen nemen om de toestand van de arbeidersklasse te verbeteren. Pagina 4 van 9

3.2: Manchester: de eerste industriestad - Vanaf 1770 veranderde Manchester in de eerste grote industriestad ter wereld. De omvorming van Manchester begon met de bouw van het Bridgewaterkanaal (kanaal tussen de mijnen en Manchester om kolen te vervoeren. Was een initiatief van een excentrieke edelman). In 1761 was het klaar (incl. aquaduct) en het werd later ook nog doorgetrokken naar Liverpool. Na dit succes lieten veel ondernemers bij alle belangrijke steden kanalen graven. Langs de kanalen werden nieuwe fabrieken gebouwd. - Na 1800 werden fabrieken steeds hoger en dieper. Dit kon door een gietijzeren geraamte. Voor toezicht te houden waren er enorme open hallen waar honderden machines stonden te spinnen. - Manchester ging Cottonopolis genoemd worden. Het was niet alleen een industriestad, maar ook een belangrijke handelsstad. Het belangrijkste symbool hiervan was de katoenbeurs en pakhuizen waren een belangrijk onderdeel van het centrum stadsbeeld ( 2.4). Ook had Manchester veredelingsbedrijven (katoenen stoffen worden gebleekt, geverfd, bedrukt enz) - Vanaf 1830 was de katoenindustrie voor het transport niet alleen meer aangewezen op kanalen omdat toen de eerste spoorlijn werd geopend (Manchester-Liverpool). Door lage tarieven bleven de kanalen belangrijke concurrenten voor de spoorwegen. 3.3: Arbeidsleger in lompen - Door de snelle schoksgewijze urbanisatie kwamen er erbarmelijke woonomstandigheden van de arbeidersklasse. Speciale weverswoningen ontbraken. Wevers oefenden hun werk uit in krotten en kelders. In het oudste deel van de stad waren huizen in verval, maar ook met nieuwere arbeiderswijken was het treurig gesteld. Er werd nauwelijks onderhoud gesteld. Eigenaren lieten ze gewoon vervallen, huurders vonden ze toch wel. - Beruchte wijken: Ancoats en Little Ireland. De levensverwaching was laag en sterfte hoog door het ontbreken van goede hygiëne (geen waterleiding/rioleringen/medische voorziening) Mensen moesten vaak 14 uur per dag werken voor een slecht loon. - Een grote stroom arbeiders kwam uit Ierland, verjaagd door hongersnood (aardappelziekte). Deze behoorden tot de onderste laag van het proletariaat. 3.4: een klassenmaatschappij - Het paternalisme en standsbewustzijn zouden op het platteland nog lang voortleven. Maar in Manchester was het begin 19e eeuw al verdwenen. Er was een heel groot verschil tuusen rijk en arm. Van de standenmaatschappij (afkomst) was er een klassenmaatschappij (soc.-ec. status) gekomen. Er was geen contact tussen die twee. Het wederzijds respect ontbrak. Ze woonden ook strikt gescheiden. Rijken hadden zich uit de stad teruggetrokken. - Rond 1850 was er een snel groeiende middenklasse (ieder die niet tot de aristocratie behoorde, maar ook niet tot de arbeiders). Er was een groot verschil tussen mensen die tot deze klasse behoorden, maar er wel enige samenhang. Ze hadden deel aan de burgerlijke cultuur. - De burgerlijke cultuur bestond uit een strenge set gedragsregels, en er was een groot vertrouwen in de individu (vooral voor mannen). Ze begon zich wel zorgen te maken over de armoede en ordeloosheid in Manchester. Dit kwam door oprechte zorg en verontwaardiging, maar ook uit eigenbelang. Heel veel angst kwam door de ziekte cholera (vanaf 1831) - De politiewet kwam in 1829. Deze stelde de plaatselijke overheden in staat een professioneel politiekorps Pagina 5 van 9

in het leven te roepen. - De Public Health Act kwam in 1835. Hierdoor kwamen o.a. waterleidingen, rioleringen en bestrating. - Ook hielpen meer rijke ondernemers, kooplieden enz mee met de aanleg van parken, universiteiten enz. Zo werd Manchester vanaf ongeveer 1845 meer dan alleen een werkstad. 4.1: ziek van de fabriek - In de agrarische samenleving waren levenstempo en levensritme opgelegd door de natuur. In Lancashire ging de fabriek dat bepalen. Alle werksectoren waren wel op de een of andere manier met de katoennijverheid verbonden. - Vanaf 1750 hadden steeds meer boerenfamilies hun agrarische bestaan opgegeven om te leven van de textiel. Eerst overheerste het putting-out-systeem waarbij landbouw en textielnijverheid werden gecombineerd. Maar door de groeiende vraag werd overgegaan op een fabrieksmatige productie. In 1840 was vrijwel het hele proces gemechaniseerd. - Mechanisatie ging samen met een verregaande arbeidsverdeling (deelhandelingen, routinewerk, vaste arbeidstijden, toezicht, geen gezinsverband). - Spinnen, geschoold en zwaar werk werd in de fabriek mannenwerk en weven en ander werk werd vrouwenwerk. Vanaf dit moment waren de vrouwen in de meerderheid in de fabriek. De verschillen in loon en status waren aanzienlijk. Geschoolden verdienden meer dan ongeschoolden, en mannen verdienden (zelfs bij hetzelfde werk) meer dan vrouwen. - Mechanisatie maakte werk lichter, maar wel gevaarlijker. Machines waren nauwelijks beveiligd. Ook was er veel gedreun van machines, dichte stof, slechte ventilatie enz. 4.2: de macht van werkgevers - katoenbaronnen waren in meerderheid afkomstig van de gegoede middenklasse. Velen stelden belang in kunst, cultuur, godsdienst en wetenschap. Een deel bekommerde zich ook om het welzijn van hun arbeiders. - Toch is het waar dat de verhoudingen zakelijker en harder waren dan in het preïndustriële tijdperk. Door de concurrentie waren fabrikanten vaak gedwongen lonen laag te houden. Ook door de schaalvergroting was de afstand tussen werkgevers en werknemers gegroeid. - Voor zelfstandigen en kleine baasjes was het bestaan vaak net zo onzeker als voor de arbeiders. - De grote fabrikanten hadden bijna onbeperkte macht. Arbeiders kregen stukloon. - Een sterk staaltje van klassenwetgeving was de Combination Act (1799-1824) die de vorming van vakbonden verbood. De wet werd later ingetrokken omdat het parlement meende dat de wet onder de arbeiders te veel verbittering tegen de overheid veroorzaakte. Maar ook na 1824 bleven de arbeiders in het nadeel. - Handwevers stonden zwak omdat het hun eigen machines waren die ze zouden neerleggen en hun werkgevers had ze na het stoomweefgetouw al minder nodig - Fabrieksarbeiders stonden zwak omdat ze ongeschoold waren en er dus makkelijk een vervanger voor hun te vinden was. - Stakingen moesten vaak al uit pure economische oorzaak worden afgeblazen. Een enkele keer kregen de arbeiders hun zin (vooral op het platteland). Er kwam pas een doorbraak van de vakbeweging in 1853, toen met werkgevers in Blackburn en omgeving afspraken kwamen over de hoogte van het stukloon. Dit Pagina 6 van 9

werd het voorbeeld voor collectieve afspraken. 4.3: Een onzeker bestaan - Er staat vast dat al vanaf 1700 de bevolking van Lancashire sterk groeide doordat de sterftecijfers daalden en de geboortecijfers stegen (vooral door de aardappel en dat de misoogsten beperkt bleven, veel meer kinderen). Met de industrialisatie verdween de noodzaak van geboortebeperking. Mensen trouwden jong en kinderen konden al snel werken. - Levensomstandigheden verschilden van plaats tot plaats en per bevolkingsgroep. In Manchester waren de lonen hoger dan op het platteland, maar er waren wel veel nadelen. - De overheid hield zich grotendeels afzijdig, maar zorgde wel voor armenwetten. Beter af waren arbeiders die geholpen werden door paternalistische werkgevers. Verder hadden arbeiders steun aan familie- en buurtnetwerken. Friendly Societies waren groepen collega s die zich onderling verzekerden tegen ziekte, werkloosheid, begrafeniskosten en ander ongemak 4.4: handwevers en arbeiderskinderen - Voor de wevers pakte de industriële revolutie aanvankelijk goed uit. Ze konden hoge prijzen vragen zonder erg hard te werken. Kort na 1800 veranderde dit door meer aanbod als wever. Tijdens crisis kwamen tienduizenden wevers zonder werk te zitten. Dit werd versterkt door de opkomst van het stoomweefgetouw (1830). Er was met het handweefgetouw letterlijk geen droog brood meer te verdienen (behalve specialisten). Ook was er heel veel kinderarbeid. - Het is wel de vraag in hoeverre deze omstandigheden een gevolg waren van de industriële revolutie (ook voor 1750 hadden kinderen moeten werken). - Om kinderen te beschermen kwam in 1833 de Factory Acts. Nachtwerk, meer dan 9 uur werken, jonger dan 9 zijn en onveilige machines werden afgekeurd. - In 1847 kwam de Ten Hours Act die voor vrouwen en jongeren betekenden dat ze niet langer dan 10 uur per dag mochten werken (in praktijk ook veel mannen). - Van de aanvankelijk beperkte arbeidsinspectie werd meer werk gemaakt. Er kwam leerplicht en de lonen gingen omhoog door hogere productiviteit in de industrie. -Rond het midden van de 19e eeuw (1850) kregen arbeiders het duidelijk beter. 5.1: Visies op de nieuwe samenleving - The Peterloo Massacre = de slachtpartij op 16 augustus 1819 op St. Peter s Field. - Het debat over de nieuwe industriële samenleving kwam vooral op gang in 1830-1850. - De schaalvergroting maakte problemen beter zichtbaar en daarom bereikten politieke spanningen toen een hoogtepunt. Er kwam een nieuw soort roman: de social novel (er wordt een beeld geschetst van de sociale verhoudingen). Schrijvers: Dickens, Disraëli en Gaskell -Gaskell schreef Mary Barton. A Tale of Manchester Life (1848). Nu kon je de andere helft van de samenleving leren kennen. - Disraëli vond dat Engeland uit 2 naties bestond zonder onderling contact of sympathie. Hij pleitte in de jaren 1830-1850 als Lagerhuislid voor sociale wetgeving en uitbreiding van het kiesrecht. - De economen Ricardo en Smith wilde vrijhandel. Dat was uiteindelijk het beste voor de algemene welvaart (geen invoertarieven). Hij was wel vrij sceptisch over de mogelijkheden van economische groei, in tegenstelling tot zijn collega s Ure en Babbage 15 jaar later. Deze twee geloofden in de technologische Pagina 7 van 9

vooruitgang en de arbeidsdeling in de grote fabrieken. Zij vonden dat de arbeider niet veel hoeft te doen voor een goed loon in een goede omgeving. Daarom was kinderarbeid volgens hun geen probleem. - De Manchester-school waren de aanhangers van het economisch liberalisme vanaf 1840. Tegenover Ricardo en Smith stonden Engels en Marx. Zij zeiden dat de combinatie van vrij ondernemerschap en industrialisatie leidt tot uitbuiting. De arbeider is geen meester meer over zichzelf. Maar ze waren op lange termijn wel een voorstander van de industriële revolutie. Het proletariaat zou de meerderheid van de samenleving gaan vormen en het lot in eigen handen nemen waardoor toch algemene welvaart zou komen. 5.2: onderdrukking en verzet - Engelse hervormers waren geïnspireerd door de Franse Revolutie en het boek The Rights of Man staat voor gelijke rechten voor iedereen. Vooral in Londen was het centrum van radicale hervormers, maar ook steeds meer in Lancashire. Radicale boeken en pamfletten werden door de regering verboden. Een staking voor demonstratie/minimumloon wordt in 1808 gewelddadig uit elkaar geslagen. - Als reactie hierop werden de Ludieten opgericht (Ned Lud s army). Vanaf eind 1811 richtten ze een spoor van vernieling aan richting fabrieken. Veel agenten houden s nachts de wacht.in Lancashire werden de Ludieten (waarvan veel wevers) gearresteerd en geëxecuteerd. - Een andere crisis (1815-1820) was dat de graanprijzen hoog bleven door de Corn Laws. Engeland stond het niet toe dat vanuit Napoleontische oorlogsbezette gebieden voedsel werd geëxporteerd. Daarom werd er alleen graan van eigen grond gebruikt. Hervormers en radicalen gingen pleiten voor massabijeenkomsten (algemeen kiesrecht)àst. Peter s Field. Het resultaat is een politieke repressie. Samenscholingen worden verboden en de radicale pers wordt extra belast. Een revolutie bleef uit. 5.3: oude versus nieuwe lords - De jaren 1820-1825 waren een periode van sociale en politieke rust. In 1826 ging het mis toen er een crisis kwam en de lonen omlaag gingen. Er werd weer geplunderd. De voorstanders van hervormingen waren nu ook de stedelijke middenklasse en industriële ondernemers. Het zat de industriëlen dwars dat in het House of Commons en het House of Lords de landadel de dienst uitmaakte. Landelijke gebieden waren door het kiesdistrictenstelsel zwaar oververtegenwoordigd, terwijl bv Manchester helemaal niet vertegenwoordigd was. - De regering had steeds geweigerd hieraan iets te veranderen. Door massale demonstraties werd toch de Reform Bill aanvaardt. Er kwamen nieuwe industriedistricten bij (bv Manchester) en het stemrecht werd gebonden aan bezit. Het was een beperkte democratie, omdat dus alleen de welgestelden mochten stemmen. - De Reform Bill kwam vooral de gegoede middenklasse ten goede. Zij gingen in het Lagerhuis de macht delen met de adel. De fabrikanten hadden nu ook iets te zeggen en de Anti-Corn Law League werd door ondernemers opgericht na een depressie van de economie. De Corn Laws werden in 1846 afgeschaft. De Lords of the loom hadden het gewonnen van de lords of the soil. 5.4: De Chartisten-beweging - De Reform Bill liet de arbeiders met lege handen staan. Alhoewel zij de middenklasse en de industriëlen wél hadden gesteund. Dit leidt tot de strijd van het algemeen kiesrecht. De arbeidersbeweging in Londen Pagina 8 van 9

eist het algemeen mannenkiesrecht in een charter (1838). Het gevolg was de landelijke chartistenbeweging. De charter werd door het Lagerhuis verworpen. Dit leidde tot petities, stakingen en oproer. De autoriteiten grepen hard in. Na de tweede verwerping van de charter volgde landelijke stakingen. De arbeiders verloren dit. - De schreeuw om politieke hervormingen verdween door een betere economie, de Ten Hours Act en het intrekken van de Corn Laws. Driekwart eeuw later werden bijna alle eisen van de chartistenbeweging (die inmiddels was opgeheven) alsnog ingewilligd. Pagina 9 van 9