4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

Samenvatting Economie Levensloop

Samenvatting Economie Jong & Oud

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

4.1 Klaar met de opleiding

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

7,3. - Verandering budget > evenwijdige verschuiving - Verandering 1 van de prijzen > verandering van de helling. - Nemen beslissingen.

Jong & Oud ECONOMIE HAVO 4

3.2 De wereld van transacties

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

6.1 De AOW. Een alleenstaande krijgt 70% van het minimumloon. Gehuwden of samenwonenden krijgen 100% van het minimumloon.

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

Hoofdstuk 1: 7.3. Boekverslag door L woorden 27 november keer beoordeeld. Samenvatting economie Jong en Oud

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Samenvatting Economie Jong & Oud

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

8,5. Samenvatting door Nienke 1188 woorden. 2 keer beoordeeld 6 mei Domein G: Risico en informatie. Informatie bij marktpartijen

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Economie. Boekje Oud & Jong Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

Samenvatting Economie Lesbrief Levensloop

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,1. Samenvatting door een scholier 1406 woorden 21 juni keer beoordeeld. Economie in context

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

De drie manieren van pensioen sparen noemen we de 3 pijlers van het pensioensysteem.

Samenvatting economie, levensloop hoofdstuk 1 t/m 6 & kleding hoofdstuk

H1: Economie gaat over..

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Lesbrief Welvaart H1-H5

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

Economie Collectieve sector hoofdstuk 1,2,3 Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

Zacco. bekennen 10 jaar, 10 jaar 1 jaar, 22 jaar zwijgen 22 jaar, 1 jaar 2 jaar, 2 jaar

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Polisvoorwaarden= hierin staat tegen welke risico s je verzekerd bent en onder welke voorwaarde er schade-uitkering wordt gegeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

ALGEMENE ECONOMIE /04

Lesbrief Levensloop 1 e druk

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Deelvraag van hoofdstuk 1 = Hoe komen de verschillende inkomens tot stand?

Arbeidsmarkt Vraag naar arbeid Werkgelegenheid Aanbod van arbeid: b Marktmechanisme Loonkosten per product

Werkstuk Economie Lesbrief inkomen

Je hebt het recht om tot 14 dagen na levering van de koop af te zien. De koopovereenkomst kan ongeldig worden verklaard als:

Inkomenszekerheid bij arbeidsongeschiktheid >START. De Werkgevers AOV Hiaat en Hiaat Uitgebreid voor Achmea-medewerkers

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

UIT inkomstenbelasting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

6,9. Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 4

Grootverdiener zwaarder belast

Inkomstenbelasting. Module 7 hoofdstuk 2

Het spaargeld uit de levensloopregeling kunt u gebruiken om de periode van onbetaald verlof te financieren.

De CPI geeft aan hoeveel de kosten van levensonderhoud in een jaar stijgen en is daarmee een maatstaaf voor de inflatie.

Oefentoets Klas: havo 4

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

Hoofdstuk 1. Lesbrief Kopen en werken

7.2 Terugblik. Een slechte gezondheidszorg in de negentiende eeuw zorgde voor een hoge kindersterfte. Willem-Jan van der Zanden

7.5. Boekverslag door Een scholier 2475 woorden 19 januari keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 23 en 24

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Uitleg Salarisstrook!

5,5. Samenvatting door een scholier 1286 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 5.

7,1. Begrippenlijst door een scholier 2631 woorden 7 april keer beoordeeld

6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

Bijlage bij lesbrief Pensioenworkshop Mañana

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Als u 65 jaar of ouder bent

Levensloopregeling Informatie voor werknemers

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

4,1. Samenvatting door een scholier 539 woorden 11 oktober keer beoordeeld. Eco H5. Paragraaf 1; Gezinnen ruilen over de tijd

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

Samenvatting Economie Leesbrief welvaart

5.1 Het speelkwartier

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: Lesbrief Welvaart


SALARISSTROOK WGI Iedere maand ontvangen werknemers van Werkgeversinstituut (WGI) een salarisbetaling en een salarisstrook.

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

Lesbrief Levensloop 2 e druk

Werken of vrije tijd?

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli 2015 4,2 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 Consumptie: het aanschaffen van producten door de eindgebruiker. Investeren: het kopen van kapitaalgoederen door een onderneming Schaars: een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te maken. Vrije goederen: goederen waarvoor geen schaarse middelen worden opgeofferd (lucht, etc.) Opofferingskosten: de gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief. Koopkracht: de hoeveelheid goederen die je met je inkomen kunt kopen. Speltheorieën: Dominante strategie: strategie die het meest oplevert, ongeacht de strategie van de ander Gedomineerde strategie: strategie die in alle gevallen het minst oplevert Gevangenendilemma Tit-for-tat: Strategie waarin de één precies hetzelfde doet als de ander. Dit spel wordt telkens herhaald. Ze kunnen zich hierbij coöperatief (samenwerkend) instellen of niet-coöperatief (beconcurrerend) Bindende afspraken: een afspraak waar je (juridisch) niet onder uit kunt Meeliftersgedrag: gratis profiteren van de inspanningen van anderen Hoofdstuk 2 Stroomgrootheid: grootheid die over een bepaalde periode wordt gemeten Voorraadgrootheid: grootheid die op een bepaald moment wordt gemeten Over het inkomen uit arbeid (brutoloon) moet loonheffing worden betaald. De loonheffing bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen. De heffing wordt afgetrokken van je brutoloon zodat je netto minder overhoudt. Het inkomen na aftrek van belastingen en premies, noem je het besteedbaar inkomen. Zolang de berekende loonheffing niet boven de algemene heffingskorting (korting die iedereen krijgt over de te betalen loonbelasting) uitkomt, hoef je niets aan de belastingdienst af te dragen. Een lorenzcurve geeft de mate van ongelijkheid van de inkomensverdeling over personen weer. Hoe dikker de buik van de lorenzcurve, hoe ongelijker de inkomensverdeling. Nivellering: het kleiner worden van de relatieve inkomensverschillen. Denivellering: het groter worden van de relatieve inkomensverschillen. Sparen: het niet-besteden van inkomen. Het moment van consumptie wordt verplaatst naar de toekomst. Hierbij is https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 1 van 6

sprake van intertemporele ruil/ ruilen over tijd: geld verdienen en uitgeven gebeurt in verschillende periodes. Door te lenen wordt het moment van consumptie vervroegd. Hierbij ontstaat er een schuld. De opofferingskosten van consumeren met geleend geld zijn gelijk aan de rente die over de lening moet worden betaald. Transactiekosten: alle kosten die worden gemaakt om de ruil tot stand te brengen. Asymmetrische informatie: ongelijke informatie. De ene partij weet meer dan de andere partij. Dit is een risico. Naarmate de risico s van een transactie groter zijn, nemen de transactiekosten toe. Teveel asymmetrische informatie kan leiden tot marktfalen. Marktfalen: de vrije marktwerking wordt verstoord. De markt slaagt er niet in om vragers en aanbieders bij elkaar te brengen. Risico-aversie: een hekel hebben aan risico s. Hierdoor bestaan verzekeringsmaatschappijen. Een verzekering is een overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekerde waarbij de verzekerde tegen betaling van een premie de garantie krijgt dat een schade aan de verzekerde door de verzekeraar wordt vergoed. Averechtse selectie: mensen met een hoog risico verzekeren zich wel en mensen met een laag risico niet. Moral hazard (moreel wangedrag): het gevaar dat mensen of instellingen zich achteloos en onverantwoord gaan gedragen, als ze zelf niet opdraaien voor de kosten. Deze problemen kunnen voorkomen worden door: Iedereen te verplichten zich te verzekeren (collectieve dwang) < >: de slechte risico s betalen meer premie dan de goede risico s. Invoeren van eigen risico Invoeren van een maximumvergoeding < >: verzekerden die geen of weinig schade veroorzaken, krijgen een korting (bonus). Verzekerden die veel schade veroorzaken, moeten extra premie (malus) betalen. Productiefactoren Beloning (primaire inkomens) Arbeid Loon Ondernemerschap Winst Natuur Pacht Kapitaal Rente, huur Op het brutoloon wordt eerst een loonheffing gedaan. Daarnaast wordt op het bruto salaris de pensioenpremie ingehouden. Hiermee wordt een bedrijfspensioen opgebouwd. Dit bedrijfspensioen is een aanvulling op de AOWuitkering. Ten slotte wordt premie Zorgverzekeringswet (Zvw) ingehouden voor ziektekosten zoals huisarts, medicijnen en specialistische hulp. In het brutoloon zit een tegemoetkoming van de werkgever voor deze premie. Het brutoloon min de loonheffing, min de pensioenpremie en min de premie Zvw geeft het netto of besteedbaar loon. Dit zijn de aftrekposten. De inkomensheffing werkt als volgt: bruto jaarinkomen https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 2 van 6

- aftrekposten = belastbaar inkomen - heffingsbedrag = netto inkomen Het heffingsbedrag wordt berekend over de verschillende schijven die op het inkomen van toepassing zijn. De algemene heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het bedrag dat uiteindelijk betaald moet worden. Gemiddelde belastingdruk = loonheffing/brutoloon x 100% Secundair inkomen = primaire inkomens + sociale uitkeringen belasting & premies Belastingheffing gebeurt met het draagkrachtbeginsel: hogere inkomens moeten in verhouding meer belasting betalen dan de lagere inkomens. Dit wordt bereikt met een progressief belastingstelsel. We spreken dan van nivellering van inkomens. Marginale belastingdruk: percentage belasting dat je betaalt over extra verdiend inkomen. Overdrachtsinkomen: deel van het inkomen dat mensen krijgen zonder deelname aan het productieproces (sociale uitkeringen, subsidies, toeslagen). Net als over het inkomen uit arbeid wordt over het inkomen uit vermogen belasting geheven. Deze belasting heet vermogensrendementsheffing. Het heffingstarief bedraagt 30%. De belastingdienst hanteert echter niet het werkelijk verdiende inkomen uit vermogen, maar gaat uit van een fictief rendement van 4%. Over die 4% fictief rendement dient een heffing van 30% te worden betaald. De eigen woning valt daarbuiten en een deel van het vermogen is vrijgesteld van heffing. Berekening: Belastbaar vermogen = vermogen op 1 januari vrijstelling. Fictief rendement = 0,04 x belastbaar vermogen. Vermogensrendementsheffing = 0,30 x fictief rendement. Sociale zekerheid Het stelsel van sociale zekerheid bestaat uit verzekeringen en voorzieningen. Voorzieningen worden niet betaald uit premies, maar uit belastingen. De bijstand, geregeld in de Wet Werk en Bijstand (WWB) is een voorziening. Particuliere verzekeringen sluit je op eigen initiatief af. De WA-verzekering (auto, etc) is verplicht. Voor de sociale verzekeringen worden wel premies betaald. Sociale verzekeringen worden door de overheid verplicht gesteld en de premie is inkomensafhankelijk. We onderscheiden: <> (verplicht voor alle inwoners van Nederland) AOW (voor iedereen > 67 jaar) < > (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten): vergoedt de kosten van langdurige verpleging of psychiatrie. < > (Algemene Nabestaandenwet) < > (Algemene Kinderbijslagwet) < >: de premies voor deze verzekeringen worden betaald door de werkgever. Voor de ziektewet wordt helemaal geen premie betaald. < > (werkloosheidwet): geeft een uitkering bij werkloosheid. De uitkering is 70% van het laatstverdiende loon. De duur is afhankelijk van het arbeidsverleden. < > (ziektewet): bij ziekte moet de werkgever tot maximaal twee jaar het loon doorbetalen. < > (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen): bij volledige arbeidsongeschiktheid krijg je op grond van de WIA een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als een werknemer gedeeltelijk is afgekeurd, moet de werkgever zorgen voor aangepast werk. https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 3 van 6

Huren Kopen Voordeel Nadeel Absoluut voordeel: de ene persoon kan een taak beter uitvoeren dan een ander Comparatief voordeel: iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met een ander het minst slecht in is. Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel De meeste particuliere en sociale verzekeringen werken volgens het omslagstelsel: de premies die ze nu ontvangen worden gebruikt om nu uitkeringen te doen. Pensioenen, levensverzekeringen en uitvaartverzekeringen werken volgens het kapitaaldekkingsstelsel. Gedurende een groot deel van het leven betalen mensen premies die door de verzekeraar belegd worden om later de uitkering te kunnen betalen. Er is hierbij weer sprake van ruilen over de tijd (men spaart voor later). Levensloopregeling: een spaarpot, waarin jaarlijks maximaal 12% van het brutoloon belastingvrij gestort mag worden. Hoofdstuk 5 AOW Alle mensen van 65 jaar en ouder ontvangen een AOW-uitkering op bestaansminimum. De rechten voor de AOWuitkering worden opgebouwd vanaf 15 tot 65 jaar: twee procent per jaar dat iemand in Nederland woont. Het sociaal minimum is vastgesteld op 70% van het minimumloon. Voor gehuwden of samenwonenden is de AOW-uitkering 100% van het minimumloon. De AOW is gebaseerd op het omslagstelsel. Een uitkering is waardevast als de koopkracht van de uitkering gelijk bliijft. Dit wordt bereikt door de uitkering even hard te laten stijgen al s het gemiddelde prijsniveau, de inflatie. Waardevaste uitkeringen zijn in Nederland gekoppeld aan de consumentenprijsindex (CPI). Een uitkering is welvaartsvast als de jaarlijkse stijging van de uitkering even groot is als de gemiddelde jaarlijkse loonstijging bij de bedrijven. Gedwongen besparingen: verplicht geld sparen voor bijvoorbeeld pensioen. Dit gebeurt door het inhouden van premie op het loon. De pensioenfondsen ontvangen premiegelden die worden belegd in onder andere aandelen, obligaties en onroerend goed. De dekkingsgraad = vermogen/contant gemaakte uitkeringen x 100%. Bij een dekkingsgraad van 100% is het vermogen net genoeg om alle uitkeringen te kunnen betalen. De overheid verlangt een dekkingsgraad van 105%. Hoofdstuk 6 Verzorgingsstaat: een samenleving waarin de overheid zorgt voor sociale zekerheid. De overheid garandeert iedereen een aanvaardbaar bestaansminimum. De werkende generatie betaalt de gehele consumptie. Er is sprake van een afdracht van de werkende generatie naar de niet werkende generaties. Dit proces verloopt via de overheid (belastingen en premies). Wat we tijdens de https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 4 van 6

levensloop samen van de overheid ontvangen, weegt gemiddeld op tegen wat we tijdens de levensloop samen aan de overheid betalen. Hierbij zijn jongeren en ouderen netto ontvangers: iemand die meer aan zorg, onderwijs en uitkering ontvangt dan hij daarvoor betaalt. De werkende generatie netto betaler: iemand die meer betaalt dan hij ontvangt aan zorg, onderwijs en uitkering. Alleen door duurzame productie worden de welvaartskansen van toekomstige generaties niet geschaad. Duurzame productie: productie die niet ten koste gaat van de welvaart of productiemogelijkheden van toekomstige generaties. De productie schaadt het milieu niet. Grijze druk: het aantal 65-plussers als percentage van het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Hiermee wordt de mate van vergrijzing aangegeven. Groene druk: het aantal jongeren tot 20 jaar als percentage van het aantal personen van 20 tot 65 jaar. Hiermee wordt de mate van vergroening aangegeven. De grijze en groende druk opgeteld wordt wel de demografische druk genoemd. De demografische druk geeft aan hoeveel jongeren en ouderen afhankelijk zijn van 100 personen in de leeftijd 20-65 jaar. De groep 20-65-jarigen bestaat uit werkenden of actieven (zij die een primair inkomen verdienen) en niet-werkenden zoals werklozen en arbeidsongeschikten. De vergrijzing brengt hogere kosten met zich mee voor zorg en AOW-uitkeringen. Om de stijgende kosten van de vergrijzing op te vangen worden diverse oplossingen aangedragen zoals: De verhoging van de AOW gerechtigde leeftijd. Het stimuleren van deelname aan het arbeidsproces. Het stimuleren van immigratie. Het verhogen van de AOW-premie. Het inkomens- en vermogensafhankelijk maken van de AOW-uitkering Principaal en agent De principaal is de opdrachtgever en de agent voert de opdracht uit. De belangen van de principaal en de agent https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 5 van 6

kunnen verschillen. De principaal wil de agent zo weinig mogelijk loon betalen en de agent/werknemer wil juist een zo hoog mogelijk loon. Geen lening Geen zorgen voor onderhoud Vrijheid Huurstijging is beperkt Verschillende huurvormen Jij bent de baas Mogelijke waardestijging Geen wachtlijsten Je profiteert van de hypotheekrenteaftrek Lange wachttijden Moderniseren is niet mogelijk Huur kan inkomensafhankelijk worden gemaakt Kost veel geld Mogelijke waardedaling Zelf onderhouden Woonlasten kunnen variëren https://www.scholieren.com/verslag/86568 Pagina 6 van 6