Industrialisatie bevorderd door de groei van de bevolking en door technologische ontwikkelingen

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1, 4, 5 en 6 (Lancashire)

6.8. Samenvatting door een scholier 3634 woorden 30 januari keer beoordeeld. Geschiedenis

Samenvatting Geschiedenis Met de Loep op Lancashire

6, een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 1421 woorden 21 maart keer beoordeeld. Geschiedenis

Historisch-geografisch kader: De industrialisatie begint in Engeland

7,6. Samenvatting door een scholier 6644 woorden 21 april keer beoordeeld. Geschiedenis

GESCHIEDENIS: KATOEN EN SAMENLEVING MET DE LOEP OP LANCASHIRE.

Samenvatting Geschiedenis Katoen en Samenleving (Met de loep op Lancashire)

Samenvatting door een scholier 2718 woorden 28 februari keer beoordeeld. Geschiedenis. Samenvatting stofomschrijving

-5 $ -5 $ +5 $ -5 $ Loonsverhoging: De werknemers in jouw fabriek zijn blij omdat ze loonsverhoging krijgen.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Met de loep op Lancashire (Examen 2004)

Het ontstaan van de Industriële Revolutie

heel veel was er nodig.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

6,1. Begrippenlijst door een scholier 2487 woorden 2 februari keer beoordeeld. Geschiedenis

Na 1750 groeide de productie van katoen. Katoen was soepeler,kon goed worden gedragen&gewassen.,

4, Waar ligt Lancashire? 1.2 Waarom deze ontwikkelingen nu juist in Engeland? Samenvatting door een scholier 2904 woorden 5 mei 2005

1 Een industriële revolutie

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving met de loep op Lancashire

Tijd van burgers en stoommachines De Industriële Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 de industri?le samenleving

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5, par. 2 t/m 9

Thema s/onderwerpen centraal examen geschiedenis. vwo/havo 2004 (oude en nieuwe stijl)

Samenvatting Geschiedenis Examenstof katoen en samenleving

7,4. Begrippenlijst door een scholier 1768 woorden 22 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. De Studiegids Met de loep op Lancashire

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, Een trage revolutie

UIT de arbeidsmarkt

Economie: Malthusiaanse catastrofe

Samenvatting Geschiedenis H3

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Eindexamen geschiedenis havo 2004-II

Wat zijn de oorzaken en gevolgen van het afschaffen van de kinderarbeid in Nederland?

Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de ontwikkelingen van de handelsstromen. Verder in dit werkstuk

Samenvatting Geschiedenis Module 3, Welvaart in Amerika en Nederland

-Examen HAVO. geschiedenis

Tijdvak van burgers en stoommachines ( ) / 19 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3, paragraaf 1, 2, 3, 4, 8 en 9

Agrarisch stedelijke samenleving

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

Samenvatting Geschiedenis Katoen en samenleving

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Arm en Rijk. Hoofdstuk 2: Arm en rijk in de Verenigde Staten

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Lancashire Hoofdstuk 1, Paragraaf 1: Een industriële revolutie

Samenvatting Geschiedenis Lancashire: Katoen en Samenleving

UIT arbeidsdeling

1. Het begrip kan weg, omdat de overgebleven begrippen. Het begrip kan ook weg, omdat de overgebleven begrippen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 8: Tijd van burgers en stoommachines

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Toetsvragen geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 8 Toetsvragen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 1 t/m 9

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 6

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Proef Geschiedenis Hoofdstuk 5

De industriële samenleving in Nederland. Hoofdstuk 3. Van stoommachine tot robot. indus_samenleving_2007_2009_vragen.doc

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

Werkstuk Geschiedenis Franse Revolutie

Twee belangrijke aardrijkskunde vragen zijn waar komt iets voor? En waarom is het daar? Verklaring zoek je in interne factoren en externe factoren.

Nigeria. 1. Bevolking en welvaart in Nigeria 2. Voedselvoorziening in Nigeria 3. Nigeria in de wereldeconomie 4. Gezond in Nigeria

Samenvatting Geschiedenis Module 1: Industriele revolutie

Toetsvragen Geschiedenis toelating Pabo. Tijdvak 7 Toetsvragen

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

Internationale varkensvleesmarkt

Week 8. Economie in de 18e eeuw Cursus vroegmoderne tijd

Geschiedenis en Staatsinrichting TL Bohemen, Houtrust, Kijkduin

7,1. 1,1 een industriële revolutie. Samenvatting door een scholier 8048 woorden 30 mei keer beoordeeld. Geschiedenis

De kloof wordt breder. Boekverslag door H woorden 15 februari keer beoordeeld. Aardrijkskunde

geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Samenvatting Geschiedenis Industriele revolutie

Werkstuk Geschiedenis Nederland in de 19e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

GESCHIEDENIS EN STAATSINRICHTING CSE KB

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Samenvatting Maatschappijleer Paragraaf 1 t/m 6

Industriële Revolutie

GROOT-BRITTANNIË en zeeklimaat

Taakkaart 3 De ontdekking van de stoommachine: de industriële revolutie

In begin negentiende eeuw kwam de zware industrie in Nederland. Er ontwikkelde zich drie takken van zware industrie:

Paragraaf 1: Het ontstaan van een industriële samenleving. Ontstaan industriële samenleving goederen in fabrieken gemaakt en mensen wonen in steden.

Aantekening Aardrijkskunde Hoofdstuk 1: Globalisering

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

6.7. Praktische-opdracht door een scholier 1921 woorden 23 juni keer beoordeeld. Inhoudsopgave

2,1: Nederlands-Indië, 19 e eeuw

Informatie over Kinderarbeid.

7, De agrarisch stedelijke samenleving. Samenvatting door een scholier 3747 woorden 4 maart keer beoordeeld.

Spreekbeurt Aardrijkskunde De Verenigde Staten: land van migranten

Examenopgaven VMBO-KB 2004

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Werkstuk Economie Verschillen tussen arme en rijke landen

3,2. Verslag door Lotte 1992 woorden 19 juni keer beoordeeld. Geschiedenis. Tijdvak: Tijd van burgers en stoommachines. Periode:

Samenvatting Aardrijkskunde H1 paragraaf 2 t/m 8

Transcriptie:

Samenvatting door een scholier 3262 woorden 20 mei 2004 7,4 7 keer beoordeeld Vak Geschiedenis Industrialisatie van 16e tot en met 20e eeuw Industriële revolutie vanaf de helft van 18e eeuw Industrialisatie bevorderd door de groei van de bevolking en door technologische ontwikkelingen Door de industrialisatie veranderde de landbouweconomie in een markteconomie. Arbeiders gingen specifieker werken. Tot in de 20e eeuw nog steeds agrarische gebieden. Ook veranderingen op sociaal gebied: - er ontstaat een klassensamenleving, fabrikanten, leidinggevend personeel en dienstsector, fabrieksarbeiders. - Nieuwe sociale organisaties, vakbonden, kranten e.d. Engeland eerste industriële land omdat: - Engeland was de grootste koloniale macht rond 1800 en had de mogelijkheid om grondstoffen vanuit de hele wereld te halen, en industriële producten naar koloniën te vervoeren. - Er was veel kapitaal, dat o.a. nodig was voor fabrieken e.d. - Gunstig klimaat voor vrij ondernemerschap, weinig bemoeienis van de overheid - Tekort aan hout, dus stimulans tot technische vernieuwingen. In de 18e eeuw werden de mogelijkheden van steenkool voor de ijzerindustrie ontdekt, de basis voor machinebouw. Door gebruik van machines groei van de katoenindustrie in de 17e eeuw. Hoofdstuk 1 De opkomst van de katoennijverheid in Lancashire Agrarisch Lancashire: - kleine boeren produceren voor eigen gebruik en voor de naburige markt, voornamelijk haver en aardappelen (Lancashire was een van de eerste gebieden in Europa waar aardappelen werden verbouwd) - in noord en west Lancashire wat grotere bedrijven - weinig veeteelt, alleen in Liverpool en Manchester - bedrijven steeds kleiner doordat grond werd opgedeeld bij erfenis - eerst gemeenschappelijke grond, maar na de enclosure in de 18e eeuw niet meer https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 1 van 10

Stedelijk Lancashire - steden waren gericht op handel en nijverheid: kleine steden, uitzonderingen: Manchester en Liverpool - Manchester had textielhandel met Londen, vooral wol - Liverpool (havenstad) deed aan handel met Amerika (tabak en suiker). Ook deden kooplieden aan slavenhandel, er werden slaven gekocht in Afrika en verkocht in Amerika, de zogenoemde driehoekshandel. De textielnijverheid is de belangrijkste tak van de industrie in Lancashire. Al van oudsher textielnijverheid, eerst met wol en linnen uit Engeland en Ierland. Rond 1600 komst van katoen uit oostelijk Middellandse Zeegebied (Egypte, Syrië, Turkse rijk). Katoen was niet sterk genoeg dus werd het verweven met linnen: bombazijn, vanaf de 17e eeuw katoenverwerking op grotere schaal. vooral in het zuidoosten (Manchester). Opmars katoen ging ten koste van wol en linnen. Productie textiel: huisnijverheid of in textielateliers. Huisnijverheid: - spinnen en weven waren nevenactiviteiten naast het werk op de boerderij, vooral in de winter - mannen weven, vrouwen schonen (reinigen van wol, vlas of ruwe katoen), kaarden (ontwarren van wol, vlas of ruwe katoen) en spinnen - inkomen is gezinsinkomen, collectief belang - men werkte in opdracht van kooplieden en werd uitbetaald in stukloon. Textielateliers - volledig beroep in werkplaats van meester-spinner of meester-wever, nadruk lag op weven - meester-leerlingsysteem, leerlingen werden in familie van meester opgenomen - voormalige landarbeiders gingen aan de slag in de textielproductie Putting-out-system: verbond tussen spinners, wevers, tussenhandelaren en kooplieden. Kooplieden kopen grondstoffen en halffabrikaten, verkopen aan tussenhandelaren, die bezorgen bij ambachtslui en boeren en betalen in stukloon. Eindproducten gaan via tussenhandelaren naar kooplieden. Systeem functioneerde ook als informeel kredietsysteem en bevorderde ook sociale contacten. Groot handelsnetwerk, er werd gehandeld vanuit verschillende steden. De invloedrijksten vanuit Manchester, zij maakten deel uit van een klein internationaal netwerk, maar waren wel afhankelijk van Londen. Er waren gunstige omstandigheden voor de katoenhandel in Lancashire: - er was een rijke textieltraditie met veel kennis en vaardigheid, makkelijke overgang op katoen - vochtig klimaat: vochtige vezels zijn makkelijker te verweken bij weven, en vochtige garens breken minder snel bij spinnen. https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 2 van 10

- Voldoende arbeidskrachten, o.a. door enclosure - Weinig investeringen nodig om huisnijverheid uit te breiden, ook niet duur. - Putting-out-system kon goed schommelingen op de markt opvangen doordat het initiatief bij de kooplieden lag en zij laten zoveel produceren als nodig is, geen overproductie wel werkloosheid. - Er waren steenkoolmijnen waar stoommachines werden gebruikt, er was dus ervaring en steenkool om de machines aan te drijven. - Sommige oude gildenregels of overheidsregels golden niet voor Lancashire. Bijv. Calico Acts, verbod op het invoeren en dragen van bedrukte katoenen weefsels uit India. - Gunstig klimaat voor uitvindingen, door: weinig gilden (dus weinig bescherming van het vakmanschap en weinig gilderegels), octrooirecht was goed geregeld,verwerking katoen ging langzaam (voor uitvinders uitdaging om dat te veranderen) Ook waren er gunstige omstandigheden voor de katoenmarkt: - aanbod van ruwe katoen groeide, dus daling van de prijs - veel vraag naar katoen en bombazijn door: groei bevolking, populariteit - katoen was goedkoop en een goede vervanger voor wol en linnen, op veel manieren te gebruiken - ook buitenlandse markt voor katoen, Engeland had veel kolonies. Hoofdstuk 2 Het platteland van Lancashire verandert Vernieuwingen in de katoenindustrie - ±1730 tot 1770productieverhoging door verbeterde met handkracht aangedreven machines, bijv. verbeterd weefgetouw door Kay en de spinning jenny door Hargreaves. - Na 1770 grotere machines die niet meer met handkracht konden worden aangedreven. - Na 1800 spinmachines gecombineerd met stoommachines - Na 1820 ook weefmachines met stoommachines aangedreven. Overgang naar machinaal weven ging langzaam omdat: - sommige octrooihouders stonden alleen gebruik van machines in eigen fabriek toe - constructieproblemen in de praktijk - tekort aan investeringsgeld - handwevers konden machines de baas blijven, pas rond 1830 kregen machines de overhand Na 1770 steeds meer fabrieken in plaats van boerderijen en huizen. - grote spinmachines werden geplaatst in watermolens, er werden ook nieuwe watermolens gebouwd tot ±1840. - Na 1820 steeds meer kleine spinnerijen die op stoomkracht werkten - Tussen 1820 en 1850 grote stoomweverijen, hallen. - Tot 1840 ook nog werken in werkplaatsen en niet alleen in fabrieken, na 1800 weven wel als volledig beroep Platteland onderging een gedaanteverandering tussen 1770 en 1850 https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 3 van 10

- stadjes groeiden, er kwamen fabrieken en dus ook huizen bij - in Lancashire verdriedubbelde de bevolking, tegenover een verdubbeling in de rest van Engeland. - Na 1820 eerste economische activiteiten, urbanisatie versnelde, ook gestimuleerd door de versnelde mechanisatie. - Bolton geldt als goed voorbeeld, er was een snelle bevolkingsgroei, snelle mechanisatie en de vervoersmogelijkheden werden sterk uitgebreid (kanalen en in 1828 eerste spoorlijn) Veranderingen in de woonomstandigheden - woonhuizen kwamen midden tussen boerderijen, mills, pakhuizen en akkers te liggen - er werden weverskolonies opgericht; rijtjeshuizen met weinig grond gefinancierd door welgestelde ondernemers of kooplieden - er ontstonden sloppenwijken, eerst in manchester later ook op andere plaatsen, werd bevorderd door de mechanisatie - klein aantal ondernemers stichtte fabrieksdorpen, relatief beter huizen, in de hoop dat arbeiders meer gemotiveerd zouden raken om te werken Publieke voorzieningen werden vooral door particulieren verzorgd - omdat de overheid dit niet tot haar taak rekende namen particulieren de taak over - er werd gezorgd voor o.a. straatverlichting, waterleidingen en scholing door de kerk Hoofdstuk 3 De leefomgeving in Manchester verandert Verschillen huisnijverheid Manchester en de rest van Lancashire - na 1770 lag in Manchester de nadruk op handmatig weven van katoenen producten - in Manchester werd huisnijverheid slecht betaald - in Manchester kwamen nauwelijks weverswoningen voor - er werd nauwelijks gebruik gemaakt van met waterkracht aangedreven mills omdat er na 1780 steeds meer problemen waren met de watertoevoer. In Manchester is een snelle opkomst van stoomspinnerijen, eerste in 1790, spinnerijen lagen bij voorkeur aan kanalen. In eerste instantie waren fabrieken langwerpig, met kleine ramen en 3 of 4 verdiepingen, door de komst van gietijzeren zuilen worden de hallen breder en kregen de fabrieken meer verdiepingen. In Manchester ontstonden ook veel veredelingsbedrijven voor bleken, verven, bedrukken en vollen (= wolweefsels sterker maken door toevoeging van zeep of andere bijtende stoffen, langdurig vollen leidt tot vilt) Veredelingsbedrijven zorgden voor nog meer grip op de textielhandel. Stoomspinnerijen werden groot in Manchester, maar de stoomweverijen bleven achter. Manchester groeide na 1770 snel en onregelmatig - er ontstond veel woningnood en verpaupering https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 4 van 10

- er kwamen veel grote pakhuizen voor katoen, in 1815 werd er zelfs meer geld in pakhuizen dan in fabrieken geïnvesteerd, de pakhuizen dienden ook als showrooms - tussen fabrieken en pakhuizen ontstonden sloppenwijken Manchester groeide niet door natuurlijke aanwas, er was een hoog sterftecijfer, maar door migratie naar de stad. Onder die migranten bevonden zich veel Ieren, zij waren uit Ierland vertrokken vanwege werkloosheid of hongersnood (in 1845-1846 was er een aardappelziekte). Ook was er een klein aantal buitenlandse handelaren. Manchester kreeg in 1830 de eerste spoorlijn met Liverpool, de invloed van de spoorwegen was klein vanwege de lage vrachttarieven op de kanalen en de goede verbinding. Er werd weinig geïnvesteerd in goede woonomstandigheden voor arbeiders in Manchester, de woonomstandigheden waren dan ook slecht - Huizen werden opgedeeld tot aan de kelders toe, oude woonwijken werden echte sloppenwijken - Open ruimtes tussen fabrieken werden opgevuld met goedkope arbeiderswoningen (woningen lagen rug tegen rug) - Overal hing een roetsluier vanwege het gebruik van steenkool - Nauwelijks winkels bij de huizen (sommige arbeiders moesten verplicht een deel van hun loon in de fabriekswinkel besteden Manchester had al langer dan andere, kleinere, plattelandssteden een sociale scheiding. - arbeiders woonden in oude wijken en nieuwe wijken bij de fabrieken - middenklasse in nieuwe woningen in de betere wijken in het centrum van de stad - de rijken, handelaren en fabrikanten, woonden in luxe buitenhuizen net buiten de stad De middenklasse streefden matigheid en zelfbeheersing na, ze wilden zich onderscheiden van de lagere klasse en zoveel mogelijk de hogere klasse nabootsen. Door de komst van verschillende wijken verdween het denken in standen (je wordt geboren in een stand en daar blijf je in) en maakte plaats voor het denken in sociale klassen (waarbij de sociaal-economische positie van belang is, men kon stijgen en dalen). In de tijd van de standen was er contact tussen de standen, tussen de sociale klassen was veel minder contact. Buiten Manchester bleven standsbewustzijn en paternalisme (vaderlijk optreden) langer in stand. Hoofdstuk 4 Katoensector verbindt Lancashire met de rest van de wereld Lancashire had een verbondenheid met de rest van Engeland omdat - Engeland in de periode 1750-1850 steeds meer afhankelijk werd van Lancashire; er werd steeds meer katoen gedragen (rond 1790 was katoen de belangrijkste stof voor kleding) en Lancashire kon voor een groot deel in de katoenvraag voorzien. Kooplieden stuurden vertegenwoordigers naar textielwinkels om orders te laten boeken en op het platteland zorgden marskramers voor verspreiding van katoen, er was een netwerk dat Engeland voorzag van katoen. https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 5 van 10

- Lancashire ook afhankelijk was van de rest van Engeland als het ging om landbouwproducten, Lancashire zelf werd namelijk gedomineerd door industrie. De Engelse katoenmarkt groeide vooral vanwege - de bevolkingstoename - de lagere prijzen van katoen tegenover wol of linnen - de gunstige prijs-kwaliteitverhouding van katoen Katoen werd vooral gekocht door de lagere en middenklassen. De prijs van katoen daalde; - omdat de cotton gin in 1793 uitgevonden werd, een apparaat waarmee katoen sneller kon worden ontpit, hierdoor kwamen er ook meer plantages in de VS (de grootste katoenleverancier van Engeland) - het stoomweefgetouw was rond 1830 de kinderziektes kwijt en sommige patenten verliepen, hierdoor steeg de productie van volledig machinaal geweven stoffen - rond 1840 werd de naaimachine uitgevonden waardoor grootschalige confectienijverheid mogelijk werd, daling prijs eindproducten Lancashire had ook een verbondenheid met overzeese gebieden omdat: - Lancashire was afhankelijk van overzeese gebieden voor de import van katoen (tot 1800 west-indië, daarna de VS) - Export was onmisbaar voor de groei van de katoennijverheid (rond 1850 werd de helft van de industrie geëxporteerd) De export van Lancashire ondervond ook problemen: - de export werd beïnvloed door politieke omstandigheden (bijv: rond 1780 ging ruim 60% naar Europa, maar tijdens de Franse revolutie en de oorlogen tegen Frankrijk nam het percentage af, export naar VS nam wel toe) - Er ontstond buitenlandse concurrentie, Europa en de VS ontwikkelden een eigen markt - Export naar India, China en Zuid-Amerika was onregelmatig (oa door misoogsten die de vraag lieten dalen) en riskant. Tussen 1800 en 1850 verloor Lancashire steeds meer terrein aan de buitenlandse nijverheid: - Andere landen raakten op de hoogte van de Engelse technologie, ondanks wetten van de overheid die oa export van machines verboden. Er werden bouwtekeningen meegesmokkeld en de technieken verbreidden zich in het buitenland, pas na enkele tientallen jaren kon het buitenland zich overigens meten met Lancashire. Na 1843, het jaar waarin het machine-export verbod werd opgeheven, begon een grote vooruitgang en ging Engeland op grote schaal machines exporteren. - Engelse katoenfabrikanten waren zo met zichzelf en Engeland ingenomen dat ze buitenlandse (goede) uitvindingen niet gebruikten, zoals bijvoorbeeld een spinmachine die veel sneller was dan de mule. Vanaf 1790 willen fabrikanten hun afhankelijkheid van tussenhandelaren verkleinen en zetten ze bedrijven op die alle fasen van het proces moesten beheersen. Voor import en export werd ook vaker de haven van https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 6 van 10

Liverpool gebruikt ipv die van Londen. Koopman-fabrikanten probeerden dmv voorraadvorming de prijs te beïnvloeden, hiervoor hadden ze pakhuizen nodig. Om die te kunnen bouwen moesten ze geld lenen bij banken, maar ze hadden te weinig geld en kapitaal om risico s van investeringen op te vangen. Bij de stagnerende export naar Europa vanwege de oorlogen met Napoleon(1806-1814) gingen dan ook een aantal fabrikanten en bankiers failliet. In Manchester vestigden zich ook steeds meet buitenlandse ondernemers die veel kennis hadden van zaken en van de wereldmarkt, bijv de Rothschilds. Grote financieringen werden steeds vaker door buitenlandse zakenlieden en door banken in Londen gedaan waardoor er minder faillissementen waren. Hoofdstuk 5 Katoenindustrie, arbeid en bestaanszekerheid Tussen 1750 en 1850 verandert de arbeidsmarkt in Lancashire: - katoensector werd dominant ipv de landbouw, agrarische zelfstandigheid werd opgegeven in de hoop op betere inkomsten. - Veel mensen kunnen aan het werk in textielpakhuizen, katoenfabrieken en handel in katoenproducten Er ontstaan ook veranderingen in werk en arbeidsomstandigheden: - voorheen lange (zomer en lente) en korte (winter een herfst) werkdagen, nu bepaalde de katoensector het tempo en ritme: lange werkdagen, zes dagen per week. - Omdat het putting-out-system niet meer aan de vraag kon voldoen werd het spinnen gemechaniseerd en gingen vrouwen kaarden en mannen spinnen. - Huizen waarin men met de hand weefde werden stoffig doordat spinfabrieken enorme hoeveelheden garen afleverden - Tussen 1820 en 1840 werd het weven gemechaniseerd, vrouwen en kinderen gingen weven, mannen gingen werken in mijnbouw of machinebouw - Er kwamen vaste werktijden met grote controle en boetes - En de arbeid werd verdeeld, iedere arbeider werkte aan een deel van het proces - Er was een verbad tussen taak en loon waarbij ook het geslacht van belang was, spinnen was vrouwenwerk dus slecht betaald, toen er tussen 1820 en 1830 stoomweverijen kwamen en vrouwen dit werk gingen doen daalde de betaling van het weven. - Werk werd gevaarlijker en minder zwaar door machines De afstand tussen werkgever en werknemer werd groter doordat er steeds meer mensen in fabrieken gingen werken. De macht van werkgevers was groot, zij bepaalden dat stukloon de beste manier was om te belonen, ze bezaten veel kapitaal en productiemiddelen maar hadden ook een sterke politieke lobby. In de jaren 1799-1800 werden de Combination Acts ingevoerd, deze wetten hielden in dat arbeiders zich https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 7 van 10

niet mochten verenigen in bijv. een vakbond. Werkgevers wilden hiermee een einde maken aan de machtspositie die geschoolde arbeiders en vakbonden hadden opgebouwd. Geschoolde arbeiders werden steeds minder nodig door de komst van machines. Vakbonden bleven toch voortbestaan door zich als clubs of iets dergelijks voor te doen. Af en toe protesteerden arbeiders toch tegen de slechte werkomstandigheden. Stakingen mislukten door arrestaties (Combination Acts) maar ook doordat de stakingskassen sneller leeg waren dan die van de werkgevers. Stakers liepen het risico op de zwarte lijst geplaatst te worden waardoor ze nergens meer aan het werk konden komen. De Combination Acts werden in 1825 opgeheven, maar omdat dit een golf van stakingen veroorzaakte werden er binnen twee jaar nieuwe wetten ingevoerd die de macht van vakbonden beperkten. Op het platteland waren werkgevers meer bereid om tegemoet te komen in de wensen van de arbeiders omdat er geen overvloed aan arbeiders was zoals in de steden. De overheid gaat een rol spelen dmv de Factory Acts: de wetten beschermden vrouwen en kinderen en werden ingevoerd in de jaren 1819, 1933, 1944, 1847 en 1850. Redenen groei bevolking Engeland: - in de 18e eeuw daalde de huwelijksleeftijd waardoor echtparen meer kinderen kregen. - Arbeiderskinderen leefden in slechte omstandigheden, maar voor veel anderen werden leefomstandigheden beter, net als de medische zorg. (cholera-epidemieën veroorzaakten echter wel sterfte vanaf 1830) - Tussen 1815 en 1851 vestigden veel Ieren zich in Lancashire (ook in de VS) In de beginfase van de industrialisatie ontstond er een constante vraag naar werknemers waardoor de lonen op peil bleven of zelfs werden verhoogd. Arbeiders in steden hadden het in verhouding slechter, de lonen waren lager en het levensonderhoud duurder. Ook hadden arbeiders op het platteland nog wel eens een akker om zelf wat groente op te verbouwen. De katoen was ook erg gevoelig voor crises, dus de arbeidersinkomens ook. Handwevers kregen het steeds moeilijker, tot 1820 voorspoed maar door de invoer van het weefgetouw konden werkgevers lonen verlagen. Werkgevers namen bij voorkeur vrouwen en kinderen aan vanwege de lage loonkosten, hierdoor werden gezinnen van hen afhankelijk. Pas eind 19e eeuw gingen sommige mannen voldoende verdienen om hun gezin te onderhouden. Textielarbeiders verenigden zich in Friendly Societies, dit waren in de eerste plaats gezelligheidsverenigingen, maar daarnaast verleenden de leden elkaar in geval van nood financiële hulp en andere steun. Overheid en ondernemers droegen op bescheiden schaal bij aan de zekerheid van arbeiders. Overheid: - armenwetten boden soms bijstand. - Wet 1723 zorgt ervoor dat een aantal parishes (parochiën) samen een werkhuis voor de armen op https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 8 van 10

konden richten. - Vanaf 1795 werd het ook gebruikelijk dat de parishes het loon van de laagstbetaalde arbeiders aanvulden tot een minimum bestaansloon (ondernemers profiteerden en gingen nog lager uitbetalen) - In 1834 kwam er een nieuwe Armenwet die de armenzorg wijzigde; arbeidsgeschikte armen kregen geen plaats meer in werkhuizen en lonen werden niet meer aangevuld. Ondernemers hielpen arbeiders vooral uit economische motieven. Hoofdstuk 6 Reacties op de industrialisatie Positieve visies op de nieuwe samenleving; Wetenschappers wezen met name op de lage productiekosten, enorme productiestijging en groeiende winst. Bekende wetenschappers: - David Ricardo (1772-1823). Zoon van een Nederlander, was zelf beurshandelaar en voorstander van de vrije handel. Was van mening dat landen zich moesten specialiseren. Vertegenwoordiger van de klassieke school (klassieke school legden de grondslagen voor de economie als wetensachap) - Andrew Ure (1778-1857). Voorstander van vrijhandel en mechanisatie omdat dat voor prijsdaling zorgt, waarvan ook arbeiders zouden profiteren. - Charles Babbage (1791-1871), wiskundige en uitvinder van rekenmachines. Schreef in 1832 een boek over de voordelen van mechanisatie. Volgens economen zou de katoennijverheid, gestimuleerd door internationale vrijhandel, uiteindelijk welvaart voor iedereen bereikbaar maken. Dit ontkracht de theorie van Malthus: de bevolking groeit altijd sneller dan de voedselproductie dus is er verarming. Kritiek op de nieuwe samenleving: - veel armoede en sloppenwijken - misdaad en vervuiling - grote kindersterfte - men vreesde dat de traditionele gezinsverbanden uit elkaar werden gerukt Benjamin Disraeli, politicus en romanschrijver stelde de grote verschillen tussen de verschillende standen aan de kaak. Ondernemers dwingen bij het parlement hervormingen af: In 1832 werd door middel van de Reform Bill het kiesdistrictenstelsel gewijzigd, waardoor de grote steden meer macht krijgen, het mannenkiesrecht werd hiermee ook enigszins uitgebreid. In 1815 werd een wet ingevoerd die de import van graan in Engeland verbood zolang de graanprijs onder een vastgesteld niveau bleef, in 1828 was import niet meer verboden maar werden de invoerrechten afhankelijk van de Engelse prijs. Deze wetten heten de Corn Laws. Ondernemers en arbeiders waren tegen deze wetten omdat ze er beiden nadelen van ondervonden. Bij lagere graanprijzen was het brood goedkoper voor arbeiders en konden ondernemers de loonkosten laag houden. https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 9 van 10

Als protest vormden ondernemers in 1838 de Anti-Corn-Law League, met als leider Richard Cobden, de League voerde een grote propagandacampagne. Onder de conservatie regering (Thory s) van Robert Peel werden de graanwetten in 1846 ingetrokken, mede dankzij de hongersnood in Ierland door een mislukte aardappeloogst (1845) Ondernemers krijgen dus meer macht dan grootgrondbezitters. Arbeiders protesteren tegen verlaging van lonen en stijging van voedselprijzen. Luddieten, geschoolde handwerkers, protesteerden van 1811-1816. Uit angst voor werkloosheid protesteerden ze tegen mechanisatie en vernielden ze machines. Arbeiders, jenny-spinners, mule-spinners, handwevers en fabriekswevers, organiseerden in 1818 vier stakingen in Lancashire die mislukten. In 1825, na opheffing van de Combination Acts volgden weer veel stakingen. In 1819 zijn grote stakingen van arbeiders, die door de overheid worden gestopt. Geschoolde arbeiders gingen rond 1820 politieke eisen stellen omdat de sociaal-economische situatie niet verbeterde. Petities aan het parlement bleven zonder resultaat en daarom ontwikkelde zich na 1830 de Chartistenbeweging: vooral textielwerkers en leden lagere middenklasse, met als belangrijkste eis mannenkiesrecht. Aanhang nam vooral toe na invoering van de Reform Bill. Steun voor de Chartisten was het grootst in Lacashire, toppunt in 1840. In 1839 werd ruim een miljoen handtekeningen verzameld voor een petitie die door het Lagerhuis werd verworpen net als een petitie in 1842. In 1842 vond de eerste landelijke staking plaats. Dat was een staking van mijnwerkers en textielarbeiders om looneisen en een tien-uren-werkdag, toen de Chartisten zich bij de staking aansloten ging het ook om algemeen kiesrecht. De staking strekte zich over drie maanden uit. De staking was niet letterlijk landelijk, maar strekte zich uit over de industriegebieden van Schotland, Noord- en Midden-Engeland, daar waar gestaakt werd was het wel algemeen en werd al het werk stilgelegd. Met behulp van het leger werd de staking gestopt. De Chartistenbeweging viel langzaam uiteen, in 1848 werd nog eenmaal een petitie georganiseerd, maar daarna was het over en sloot men zich aan bij vakbonden. https://www.scholieren.com/verslag/16822 Pagina 10 van 10