Samenvatting door een scholier 1342 woorden 12 augustus 2006 6,9 52 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 4 De collectieve sector = overheid - mogen geweld uitoefenen - mogen regels maken -> publiek rechtelijke bevoegdheid = publiekrechtelijke lichamen of publiekrechtelijke organen Vereniging kan ook geld vragen -> privaat rechtelijke bevoegdheid = je bent niet verplicht om te betalen en als niet betaald krijg je ook geen boete Overheden - overheid = nationale overheid - provincies en gemeente (waterschappen) = publiekrechtelijke bevoegdheden -> lagere overheden - de sociale zekerheidswetten = niet helemaal publieksrechtelijk -> uitgevoerd door Centra voor Werk en Inkomen (CWI)= opgericht werkgevers en werknemers -> Collectieve sector bestaat uit overheidsorganen en instellingen voor de sociale zekerheid Uitgave overheid = collectieve uitgaven Inkomsten overheid = collectieve inkomsten Collectieve goederen = kan geen prijs voor gevraagd worden (bijvoorbeeld veiligheid) Free rider of lifter = mee profiteren van een dienst zonder er voor te betalen(dijk) Individueel goederen = kan een prijs voor gevraagd worden (T-shirt) -> particuliere bedrijven Geen free riders = je moet er voor betalen wil je er gebruik van maken Quasi-collectief = als de overheid individueel leverbare goederen gaat leveren.(onderwijs) Collectieve goederen en diensten -> geen marktprijs = wel belasting Na WOII nam overheid dingen over die ze normaal niet deden = natuur beheer Nationalisering = overheid neemt particulier bedrijven over -> openbaar vervoer Privatisering = overheidsbedrijven worden overgenomen door particuliere Collectieve uitgave: - overheidsconsumptie = salaris ambtenaren, kosten die de spullen gebruiken(pen en papier) - overheidsinvesteringen = infrastructuur - inkomensoverdrachten = overheid verwacht geen tegenprestatie(belastingen en premiegeld aan uitkeringsmensen) - vermogensoverdrachten = schenkingen en aflossingen van schuld https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 1 van 6
- Sociale zekerheid = als mensen om verschillende redenen(ww,awbz) in financiële nood komen kunnen zij een uitkering aanvragen Aantal sociale uitkeringen = inkomens verlies op te vangen -> inkomensvervangende uitkering/ inkomen voor inkomensverderving Hoogte van de uitkering = sociaal minimum -> bedrag dat iemand nodig heeft om rond te komen - uitkering waardevast = koopkracht van de uitkering gelijk blijft -> uitkering even hard laten stijgen als de prijzen - uitkering welvaartvast = gemiddelde stijging van de lonen NL sociaal minimum = 70% van het minimum loon - Sociale voorzieningen = voor mensen die niet op een andere manier kunnen worden voorzien in hun levensonderhoud - voorzieningen -> belasting: ABW(algemene bijstandswet) -> 3 groepen: Echtparen of ongehuwd samenwonend = 100% minimumloon Alleenstaande ouders = 70% Alleenstaande = 50% -> Toets -> misschien nog genoeg eigenvermogen! Soms verkoop huis - verzekeringen -> premies Collectieve inkomsten 1. Belastingen: afdrachten aan overheid zonder directe prestatie -> algemene middelen - directe belasting = opgelegd aan personen, die opgelegd krijgt draagt de lasten - indirecte belasting = belasting op bijvoorbeeld koop en verkooptransacties -> BTW De persoon die belasting moet betalen geeft de lasten aan een ander -> prijzen van producten worden hoger 2. Premies: hebben een duidelijke bestemming -> verstrekken van een uitkering Samen -> collectieve lasten Collectieve lasten / binnenlandsproduct x 100 = collectieve lastendruk of lastenquote NL = 40% 3. Niet belastingontvangsten = wil je ze niet hoef je er ook niet voor te betalen -> paspoorten, vergunningen Belastingsheffing op inkomen /arbeid = box 1 Als gaat werken wordt er een brutoloon afgesproken gaan kosten vanaf - loonheffing = premies + volksverzekering - loonbelasting en andere premies Deel van de premies moet de werkgever betalen: Omdat de totale kosten voor de werkgever hoger is dan het brutoloon gaapt er een gat = wig Loonheffing voorschot op inkomensheffing: belasting wilt niet wachten. https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 2 van 6
1. Elke maand ingehouden -> verwachting hele jaar werken NIET dan: teruggave Schijvensysteem: 2. Totaal inkomen arbeid - aftrekposten (bijv.hypotheek) ------------------------------------ = belastbaar inkomen Belastingsheffing op inkomen/vermogen = Box 3 Opbrengsten uit vermogen -> spaarrekening, huur en pacht: 1. Opgegeven inkomen begin en einde van het jaar -> gemiddelde = vermogen - waarde bezittingen (NIET waarde huis!) 2. Daar gaat een deel van af = heffing vrijvermogen - alleenstaande = 19522 - samenwonend dubbele = 39044 3. rest vermogen -> wordt belast met 1,2% = vermogensrendementheffing 4. Daar gaat nog heffingskorting van af = 1894 -> kan nog meer heffingskorting van af tot 2019 Belastingen: Directe - successierechten Deel van erfenis is belasting vrij, rest moet belasting over betaald worden. Naaste verwante = lager - kansspelbelasting Prijzen tot 454 vrijgesteld -> 25% - vennootschapbelasting Moet belasting betalen over de winst = 22689 -> 27% daar boven 31,5% Indirecte - BTW = als je iets koopt 1. 19% meeste goederen en diensten -> niet alledaagse 2. 6% noodzakelijke levensbehoefte 3. 0% medische diensten, onderwijs en huur - Accijnzen: middel om het gebruik van bepaalde goederen te ontmoedigen = alcohol, benzine, tabak - milieuheffing Heffing op aardgas en elektriciteit, energieheffing = ecotaks -> Om het belastingstelsel te vergroenen en de duurzaamheid van producten te vergrote. - invoerrechten Producten uit het buitenland worden aan de grens duurder gemaakt - motorrijtuigbelasting Gebruik van overheidsvoorzieningen -> hoogte hangt af van hoe zwaar je auto is Niet belasting ontvangsten - retributies Als de overheid een individuele prijs vraagt voor een producten = marktgeld, havengeld, parkeergeld https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 3 van 6
- overheidsbezit Winst uit bedrijven van overheid Premies De premie bestaat uit twee delen 1. Basispremie = geld voor alle bedrijven -> bestaande WAO gevallen 2. Rekenpremie = voor nieuwe gevallen -> verschilt per bedrijf Hangt af van aantal werknemers dat in de WAO kwam Basering belasting: 1. Draagkrachtbeginsel =dat mensen met een hoger inkomen meer moeten afstaan dan de lagere inkomens -> Progressief belastingstelsel = gemiddelde belastingdruk stijgt naarmate het inkomen toeneemt, heffingsbedrag als percentage van het inkomen toeneemt. = nivellerend -> als de verhouding tussen de hoge en de lage inkomens verandert in het voordeel van de alge inkomens Kan ook: - proportioneel belastingsstelsel = iedereen betaald even veel - degressief belastingstelsel = die het meeste heeft betaald het minst -> Denivellerend Marginale belastingdruk = percentage van de hoogste schijf waar iemand met zijn inkomen komt -> Verandering heffing / verandering belastbaar inkomen = marginale druk Sommige hebben aftrek posten -> denivellerend 2. Doelmatigheidsbeginsel -> de inningkosten moeten opwegen tegen de ontvangsten Overheid houdt rekening met het belastingmoraal = de bereidheid om te betalen Drie problemen niet betalen belasting: - belastingafdrachten verkleinen -> belastingadviseur - ontduiken belasting -> fraude = verzwijgen van inkomen, opvoeren van aftrekposten of deel van omzet bedrijf niet registeren - afwenteling -> degene voor wie belasting is bedoeld afwentelen naar iemand anders = BTW Werknemers kunnen om hun nettoloon instant te houden een hoger brutoloon eisen 3. Profijtbeginsel Die het meeste gebruik maakt van een voorziening moet ook meer betalen -> motorrijtuigenbelasting Hoofdstuk 5 Twee soorten verschillen in salarissen: - Verschil tussen soort beroep (waarom een chirurg meer verdient dan een Bouwvakker) - Verschil binnen een beroep (waarom de ene bouwvakker meer verdient dan de ander) De regering, kerk, en gewone burgers vinden dat een deel van de rijkdom van rijke overgedragen moet worden aan de armen = nivellering https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 4 van 6
Econome vinden dat de inkomensverschillen moeten prikkelen = als je met een hogere opleiding meer zou verdienen, dan zou meer mensen een opleiding gaan volgen en dat is goed voor de economie. De sociale zekerheid = demotiverend, omdat als mensen denken dat ze toch wel een inkomen krijgen zullen ze er niks aan doen om bijvoorbeeld weer aan een baan te komen. Arbeid, huur/pacht, rente en winst leveren een bijdrage aan productie proces = primaire inkomens Er wordt een kolom door het CBS gemaakt waar aan je de inkomens verschillen kunt zien (zie blz. 43) Het cumulatieve percentage bereken je door: 1 1+2 1+2+3 enz. Dit kan je vervolgens tekenen, dan kan je zien hoeveel procent van de mensen, bijvoorbeeld het laagste inkomen verdient Lorenzcurve houdt geen rekening met: 1. persoenen zonder inkomen 2. met hoeveel dat inkomen verdeeld moet worden Betalingen aan de collectieve sector: Persoonsgebonden = opgelegd aan personen, premies en inkomensheffingen Consumptiegebonden = opgelegd op producten, goederen en diensten, indirecte belastingen (BTW, accijns) -> Herverdeling van inkomen Zuivere collectieve goederen = profiteert iedereen evenveel van Quasi-collectieve goederen = 1. persoonsgebonden = sociale uitkeringen, gaat naar een bepaald persoon 2. consumptiegebonden = subsidies is voordelig voor mensen die dat gebruiken, want subsidie is prijsverlaging, voor bijv. theater of musea Secundair inkomen = vrij besteedbaar inkomen Tertiair inkomen: Deze verdeling is moeilijker, omdat je niet weet wie wat waar aan uitgeeft. Inkomensbeleid: Wat doet de overheid aan om de inkomens te nivelleren? - Wet op Minimum Loon = Afgeleid van het loon voor volwassenen. - Progressie in de inkomstenbelasting = secundaire inkomen minder scheef. - Uitkeringen, zorgt ervoor dat mensen met een laag inkomen wat meer geld hebben en is hun secundaire inkomen weer wat hoger https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 5 van 6
= gekoppeld aan het minimumloon. Wordt gelet op het i/a ratio = aantal inactieve per 100 actieve. Kabinet stelt maximum, stijgt het loon daarboven, wordt het loon bevroren en de koppeling verbroken. - Huursubsidie = als de politici de laagste inkomens wat extra s willen geven, subsidie is hoger als het inkomen lager wordt Armoede: Als iemand duurzaam arm is = langer dan 4 jaar rondkomen van de laagste inkomens grens https://www.scholieren.com/verslag/25001 Pagina 6 van 6